33 400 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2013

Nr. 117 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 juli 2013

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 5 juni 2013 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 14 januari 2013, over het Landelijk beeld jaarwisseling 2012–2013 (Kamerstuk 33 400 VI, nr. 86);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 8 maart 2013, over het Algeheel Beeld Jaarwisseling 2012–2013 (Kamerstuk 33 400 VI, nr. 91);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 17 mei 2013, met een Reactie op eindrapport «Te veel, te vroeg, te hard» van het meldpunt vuurwerkoverlast (Kamerstuk 33 400 VI, nr. 107).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Nava

Voorzitter: Berndsen-Jansen

Griffier: Tielens-Tripels

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Ouwehand, Bontes, Dijkhoff, Kooiman, Marcouch, Oskam en Van Tongeren,

en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en Staatssecretaris Mansveld van Infrastructuur en Milieu, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun Ministeries.

Aanvang 17.30 uur

De voorzitter: Ik heet de leden van de commissie, de Minister, de Staatssecretaris en hun staf, en natuurlijk de mensen op de publieke tribune van harte welkom. Aan de orde is een algemeen overleg van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie over het totaalbeeld jaarwisseling 2012–2013. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat wij nu echt op tijd zijn met deze behandeling, want meestal doen wij dit pas in december.

Er is vijf minuten spreektijd per fractie en ik geef de mogelijkheid voor twee interrupties.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Voorzitter. Ik houd mijn inbreng kort, want ik moet zo nog naar een ander algemeen overleg. Een medewerker zal luisteren naar het antwoord van het kabinet.

Het punt dat ik naar voren breng, zal geen verrassing zijn. De Partij voor de Dieren maakt zich grote zorgen over het door consumenten laten afsteken van vuurwerk dat door defensiespecialisten terecht munitie wordt genoemd. Ik lees voor uit een persbericht van het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap. «Nijmegen, 14 januari 2013. Tijdens de afgelopen jaarwisseling zijn er naast 21 volwassen- ook 2 kinderogen blind geworden. Inmiddels zijn 8 ogen compleet verwijderd.» Deze jaarwisseling is voor de vijfde keer het totale door vuurwerk veroorzaakte oogletsel geregistreerd door het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap, de beroepsvereniging van de Nederlandse oogartsen. Ik citeer Tjeerd de Faber, oogarts en vuurwerkwoordvoerder van die vereniging: «Tijdens 5 jaarwisselingen zijn 111 ogen door vuurwerk blind geworden. Voor al deze mensen geldt dat zij hun werk niet meer kunnen doen of ander werk moeten zoeken, of, in het geval van kinderen, hun droombaan niet meer kunnen verwezenlijken. Kan dit de uitkomst zijn van het vieren van een gezellig feest?»

Mijn fractie en de fractie van GroenLinks hebben geregeld gevraagd hoe verantwoord dit nog is en of wij die vuurwerktraditie niet op een andere manier zouden moeten invullen. In het land zijn ook verschillende initiatieven ontplooid. Raadsleden van GroenLinks hebben al eerder een burgerinitiatief opgezet. Er is een rapport verschenen van het meldpunt vuurwerkoverlast.nl onder de titel Te veel, te vroeg, te hard. De reactie van het kabinet daarop is teleurstellend. Het wil op geen enkele manier gehoor geven aan de grote bezwaren tegen het afsteken van consumentenvuurwerk. Tenzij het kabinet in zijn beantwoording zegt dat het alsnog luistert, denk ik dat ik het aan de Kamer moet laten. Dat wil zeggen dat ik een motie zal indienen; die kondig ik nu alvast aan. Laten wij inzetten op een veilige en gezellige jaarwisseling. Ik hoop dat de steun daarvoor groeit.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. De jaarwisseling van 2012–2013 is weer niet goed verlopen. De onveiligheid is zo'n beetje hetzelfde gebleven. Er is wel een daling te zien van openlijk geweld, zware mishandeling en dood door schuld, maar het aantal gevallen van vernieling, mishandeling en brandstichting is weer toegenomen. De zware mishandeling is dus afgenomen, maar de gewone, eenvoudige mishandeling is sterk toegenomen. Het aantal aangiften is gestegen met 32%, terwijl het aantal aanhoudingen 23% lager ligt. Ik hoor graag van de Minister hoe dit kan worden verklaard.

Het totaal aantal incidenten gericht tegen werknemers met een publieke taak, politie, brandweer en ambulancepersoneel, is afgenomen. Dat is positief, maar het aantal zware mishandelingen van hulpverleners is sterk toegenomen met 75%.

Als ik dit zo samenvat, vind ik het lastig te begrijpen dat de politie-inzet van 25% is teruggebracht naar 22%. Waarom is dit gebeurd? Dan kan als reden worden aangevoerd dat de operationele sterkte wat is toegenomen, maar dat kan dit verschil niet verklaren. Ik had verwacht dat de inzet juist met de jaarwisseling sterker zou zijn, gelet op de uitspraken van de Minister. Hij heeft vorig jaar gezegd dat de bestaande aanpak zou worden voortgezet met een krachtige, eenduidige en integrale aanpak. Wat houdt dit in als je minder politie inzet? Je wilt toch zo veel mogelijk mensen op heterdaad kunnen aanhouden? Ik krijg graag een toelichting op de beslissing om minder politie in te zetten.

Tijdens een vorig overleg heb ik aandacht gevraagd voor de As-Soennah moskee in de Schilderswijk. Mensen van de moskee namen deel aan surveillances en hielden toezicht. Dat is dit jaar ook weer gebeurd. Op de website van de moskee staat: «Laat deze actie in de naam van Allah, de Verhevene, een groot succes zijn, en laat onze gemeenschap en onze positie hierdoor sterker worden. Wij volgen daarmee de opdracht van Allah zoals deze is te vinden in de Koran en de soennah.» Over deze moskee schrijft de AIVD in zijn jaarverslag: «De beruchte Haagse As-Soennah moskee krijgt meer en meer invloed op andere moskeeën in de omgeving. Een belangrijke groep salafisten rond de As-Soennah-moskee oefent op succesvolle wijze invloed uit op enkele moskeeën in de regio.» Wij geven dat soort lieden legitimiteit om te gaan surveilleren, terwijl zij opschrijven dat zij hierdoor in naam van Allah meer invloed krijgen. Mijn fractie vindt dit een ongewenste ontwikkeling. De mensen van de moskee werken samen met de Nationale Politie, maar zij schrijven wel dit soort teksten op. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister, want hij gaat over de Nationale Politie.

Mijn fractie is geen voorstander van een algeheel verbod op het afsteken van consumentenvuurwerk. Dat is een traditie waar veel mensen plezier aan beleven. Helaas leidt die ook tot schade en letsel en wij moeten proberen die tot het minimum te beperken. Daarom moet de verkoop van illegaal vuurwerk hard worden aangepakt. Er is ruim een ton vuurwerk in beslag genomen, maar de vraag is of er nog meer vuurwerk kan worden onderschept. Ik lees in de brief dat er veel illegaal vuurwerk uit Tsjechië en Polen in Nederland wordt ingevoerd, maar het wordt niet duidelijk hoe dit in zijn werk gaat. Kunnen de bewindslieden dit toelichten? Welke mogelijkheden zijn er voor een hardere aanpak en interventie? Ik heb op de website van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) gelezen dat zij inspecties uitvoert in allerlei schakels van het proces. Die leiden tot interventies en acties. De inspectie controleert postpakketten, illegaal en nepillegaal vuurwerk, en houdt grens- en wegcontroles en extra toezicht, maar kennelijk slipt er toch nog heel veel vuurwerk door. Op welke punten kan het proces zodanig worden verbeterd dat het toezicht scherper wordt en het aandeel inbeslaggenomen vuurwerk kan worden vergroot?

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Het vorige algemeen overleg over de gebeurtenissen tijdens de jaarwisseling is nog niet zo lang geleden gevoerd. Een aantal zaken kan daardoor goed worden vergeleken. Ik begin met het geweld tegen hulpverleners. Ieder incident is er natuurlijk een te veel, maar er is wel een lichtpuntje doordat het aantal incidenten drastisch is afgenomen. Het aantal gevallen van geweld tegen en onheuse bejegening van hulpverleners is met een derde afgenomen. Is de Minister van mening dat dit het gevolg is van beleid? Kan hij dit aantonen? Is er aanleiding om aan te nemen dat deze ontwikkeling zich doorzet en dat wij niet gewoon mazzel hadden doordat het flink regende? Dat kan natuurlijk ook een rol spelen.

Ik vind het wel zorgwekkend dat wij in de zwaarste categorie weer terug bij af lijken te zijn. Natuurlijk is dit statistisch moeilijk vergelijkbaar, want er is sprake van een stijging van 12 naar 21 incidenten. Dit neemt niet weg dat de vraag kan worden gesteld of dit, bot gezegd, een geval van pech is: negen mensen die iets harder slaan waardoor de afloop ernstiger is. Of is er in bepaalde wijken of situaties een trend zichtbaar van mensen die zich nog verder laten gaan dan andere jaren?

De verhoogde strafmaat is al enige tijd een punt van discussie in de Kamer. De Minister zal een periodieke rapportage uitbrengen. De Kamer kan de wetgeving aanpassen, maar het OM moet de eis stellen en de rechter de straf opleggen. Hoe vaak heeft het Openbaar Ministerie de verhoogde strafmaat geëist? Hoe vaak heeft de rechter die eis gevolgd?

De VVD-fractie is niet voor een verbod op vuurwerk of voor andere maatregelen. Wij hebben vorig jaar wel aan de bewindslieden gevraagd of de gemeenten te weinig instrumenten hebben. Wij hebben daarna de indruk gekregen dat wij hier in Den Haag proberen mee te denken, maar dat de gemeenten daar niet op zitten te wachten. Kunnen de bewindslieden het beeld bevestigen dat de gemeenten ons bedanken voor onze bezorgdheid, maar dat zij geen behoefte hebben aan nieuwe instrumenten, laat staan vanuit Den Haag over het hele land uitgerolde nieuwe restricties?

Ik lees in de rapportages over schade van burgers, maar hoe verlopen de pogingen om schade te verhalen van bijvoorbeeld vernielingen als gevolg van gedonder met vuurwerk? Kan dit voortaan ook in de rapportages worden meegenomen, zodat wij kunnen zien of gemeenten er überhaupt aan beginnen en in welke gevallen zij resultaat boeken?

Ik neem aan dat de stroom illegaal vuurwerk die per postorder in Nederland wordt geleverd, weer is toegenomen en dat die een steeds significanter deel uitmaakt van de hoeveelheid vuurwerk in ons land. Klopt dit? Het is goed dat die stromen pakketten en de websites nu in beeld worden gebracht. Het is ook heel goed dat officials en agenten uit Polen worden uitgenodigd om hier mee te kijken, nu blijkt dat veel vuurwerk uit dat land afkomstig is. Hebben de bewindslieden de indruk dat die mensen daar bij terugkeer in eigen land iets mee doen? Ook in Polen moeten natuurlijk prioriteiten worden gesteld en zij hebben er minder belang bij om hier achteraan te gaan, want het spul wordt hier afgestoken en wij hebben er hier last van. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe die contacten verlopen en hoe wij zeker kunnen weten dat zij er ook werk van maken?

Worden in dit kader ook de prioriteiten van de ILT in ogenschouw genomen? De afgelopen tien jaar is veel werk gemaakt van de controle van Nederlandse ondernemers die vuurwerk verkopen. Op papier zit het nu wel goed, het gaat vooral om de naleving en de controle. Als vervolgens om de hoek van die vuurwerkondernemer op een verzamelplaats allerlei postpakketten staan met zwaar vuurwerk waarvan niemand het bestaan weet, loop je andere risico's. Is het nodig om de prioriteiten te verschuiven? Hoe succesvol verloopt het werken met speurhonden om pakketten te onderscheppen bij distributiecentra of in de keten van het vervoer van illegaal vuurwerk uit vaak Oost-Europese landen naar Nederland? Dat vuurwerk levert uiteindelijk de meeste ellende en schade op.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ik wil vandaag beginnen met hulde voor al die hulpverleners die zich tijdens de afgelopen jaarwisseling hebben ingezet om die goed te laten verlopen. Hulpverleners krijgen heel wat op zich af; dat blijkt ook wel weer uit de voorliggende stukken. De jaarwisseling is voor velen een geweldig feest, maar het is bij een klein deel van de bevolking nog steeds niet doorgedrongen dat feestvieren iets anders is dan ruzie zoeken en vernielingen aanbrengen. De Minister is nog niet tevreden over het verloop van de afgelopen jaarwisseling. Dat is terecht. Hij is ervan overtuigd dat de huidige aanpak uiteindelijk zijn vruchten zal afwerpen en dat die moet worden voortgezet. De fractie van de SP deelt die hoop, maar waarop baseert de Minister zijn overtuiging? De cijfers tonen niet echt een optimistisch beeld. Ik neem als voorbeeld de aanpak van het supersnelrecht. Slechts zestien zaken kwamen daarvoor in aanmerking en daarvan is ongeveer een kwart niet succesvol afgehandeld omdat alsnog getuigen moesten worden verhoord. In slechts de helft van de zaken werd de eis van het Openbaar Ministerie gevolgd. Heeft dit iets te maken met de snelheid van de terechtstelling? Dan zou het wel super snel zijn, maar niet super rechtvaardig. De SP ziet dan liever een zorgvuldiger rechtspraak die misschien wat langer duurt dan snelle rechtspraak met gebreken. Toch concludeert de Minister dat er geen signalen zijn dat supersnelrecht ten koste gaat van de zorgvuldigheid. Waarop baseert hij die conclusie?

Op verzoek van de Kamer heeft de Minister deze versnelde afhandeling van strafzaken geëvalueerd. Er zou bijvoorbeeld worden gekeken naar de aandacht voor het proces-verbaal, voldoende tijd voor de advocaat en de positie van het slachtoffer. Maar wat schetst mijn verbazing? De Minister schrijft in zijn brief dat daarnaar is gekeken en dat er is geïnformeerd bij de parketten, maar die geven niet aan dat er problemen zijn. Sorry hoor, maar dat is toch geen fatsoenlijke evaluatie? De Minister stelt dat het gaat om juridisch gezien eenvoudige zaken, maar dat is niet altijd het geval, althans niet in alle regio's. Volgens mij zijn er wel degelijk risico's voor de zorgvuldigheid en juist die zorgvuldigheid moet naar de mening van mijn fractie voorop staan. Ik vraag de Minister serieus een grondige evaluatie uit te voeren waarin in ieder geval wordt gekeken naar alle betrokken belangen en waarbij gesproken wordt met betrokkenen, dus ook met de advocatuur. Ik krijg graag een toezegging op dit punt.

Ik vraag nog aandacht voor het onderzoek van GroenLinks Te veel, te vroeg, te hard. Zoals bekend is de SP dol op meldpunten en onderzoeken. Daarom verdient dit ook aandacht in mijn spreektekst. Hoewel ik enorm veel sympathie heb voor het onderzoek van GroenLinks moest ik, met enige verbazing, constateren dat ik het vooral eens ben met de Minister. Dat komt niet zo vaak voor. Ik zal zijn argumenten niet herhalen. De strekking van het onderzoek dat het afsteken van vuurwerk leuk en veilig moet zijn, onderschrijf ik. Daarom twee vragen aan de Minister. Wat heeft de Minister gedaan met de oproep van de Kamer tijdens het vorige algemeen overleg om bij de gemeenten aan te dringen op meer alternatieven zoals het afsteken van vuurwerk in vuurwerkshows? Ik las dat ruim een kwart van de vuurwerkslachtoffers oogletsel heeft opgelopen. Mevrouw Ouwehand heeft hieraan terecht aandacht besteed in haar betoog. Dergelijk letsel kan worden voorkomen door een vuurwerkbril. De Minister schrijft dat wordt onderzocht of bij de verkoop van vuurwerk de levering van beschermbrillen verplicht kan worden gesteld. Dat lijkt mij een goed idee, maar hoe staat het daar nu mee?

Mevrouw Ouwehand (PvdD): Ik ben benieuwd hoe de SP aankijkt tegen de cijfers waaruit blijkt dat ongeveer de helft van de slachtoffers omstander is. Dat lijkt moeilijk te rijmen met het uitdelen van een bril aan mensen die vuurwerk kopen, want wat gebeurt en dan met mensen die op straat lopen of boodschappen doen? Moeten wij dan iedereen verplichten om een vuurwerkbril te dragen?

Mevrouw Kooiman (SP): Nee, dat wil ik niet verplichten. De heer Marcouch heeft vorig jaar al terecht een punt gemaakt van de levering van die vuurwerkbrillen. Dat is een goede poging tot... Ik ben het echter met mevrouw Ouwehand eens dat er ook aandacht moet zijn voor de omstanders. Vuurwerk wordt soms als projectiel gebruikt en dat soort gedrag moet worden aangepakt. Er moet goede voorlichting worden gegeven over het afsteken van vuurwerk. Ik ben niet voor een verbod op het afsteken van vuurwerk. Helemaal zonder risico's is dat echter niet en dan is dit een eerste stap in de goede richting.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De SP heeft dus geen aandacht voor een goede bescherming van omstanders of mensen die gewoon op de fiets naar hun werk moeten op 31 december. Mevrouw Kooiman zegt eigenlijk: dat is jammer, maar dat nemen wij op de koop toe.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik denk dat mevrouw Ouwehand mij verkeerd heeft begrepen. Ik deel haar zorgen wel. Zeker als mensen vuurwerk afsteken en dat gericht naar mensen gooien, moet dat hard worden aangepakt. Dat kunnen wij niet tolereren in Nederland. Daarmee ben ik het zeker eens.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn brieven. Hij is enigszins tevreden over het verloop van de viering van oud en nieuw, maar tegelijkertijd trekt hij de conclusie dat het relatief misschien ietsje beter ging dan het jaar daarvoor. Het woord «relatief» is in dit verband misschien relatief omdat een vergelijking wordt gemaakt met slechtere jaren. Dan kan het eigenlijk alleen maar beter gaan. Ik ben het dan ook eens met de conclusie van de Minister dat dit nog niet goed genoeg is. Het moet anders, want het is nog steeds geen feestje. Er wordt ontzettend veel politie ingezet. Overigens zijn er grote verschillen tussen de regio's. Kan in alle redelijkheid worden uitgezocht hoe die verschillen kunnen worden verklaard?

De Minister constateert in zijn brief dat de gemeenten geen behoefte hebben aan nieuw instrumentarium, omdat er genoeg is. De vraag is natuurlijk of het bestaande instrumentarium overal even goed wordt ingezet. Uiteindelijk moet de ambitie van het kabinet en de Minister zijn dat de viering van oud en nieuw vooral een feestje is waarbij niet zo veel politie, hulpverleners en vrijwilligers, soms uit de moskee, moeten worden ingezet. Als het een feestje is, zou er toch niet zo veel politie nodig moeten zijn? Ik hoor graag de ambitie van de Minister op dit terrein, want die lees ik niet in zijn brieven. Wat zal hij doen om dit de komende jaren beter te laten verlopen? Wat zal hij doen om te bereiken dat de gemeenten het bestaande instrumentarium beter inzetten?

Ik vraag nog aandacht voor een ander belangrijk punt: het professionele vuurwerk. Dit klinkt heel aantrekkelijk, maar professioneel vuurwerk hoort bij speciale gelegenheden door professionals te worden afgestoken. Op het moment dat het in handen komt van mensen die niet professioneel zijn en daarvoor geen vergunning hebben, is het illegaal vuurwerk. Ik heb tijdens het vorige algemeen overleg ook al gezegd dat professionals en ambtenaren erop wijzen dat het in Nederland zo ingewikkeld is georganiseerd. Het professionele vuurwerk wordt niet in Nederland opgeslagen. Dat is zo onaantrekkelijk gemaakt dat het ergens in België of Duitsland wordt opgeslagen. Er is helemaal geen zicht op wat daar wordt opgeslagen. Vervolgens wordt het geïmporteerd en voor veel geld verkocht, want het is immers aantrekkelijk.

Onze handhaving is dus heel ingewikkeld georganiseerd. Ik geef een opsomming om het beeld te verduidelijken. De vergunning voor de opslag van minder dan 10.000 kg vuurwerk wordt door de gemeenten verstrekt. De vergunning voor de opslag van meer dan 10.000 kg is in handen van de provincies. Voor minder dan 1.000 kg vuurwerk is geen vergunning vereist. In het kader van de handhaving doet het Ministerie iets, de KLPD en de FIOD doen ook iets en dan is er nog het LMIP. Op die manier lijkt het goed geregeld omdat er zo veel handhavers zijn, maar het tegendeel is waar. Doordat wij het zo hebben georganiseerd en geregeld, is het bijna niet te handhaven.

Het is belangrijk dat wij dit goed regelen, want uiteindelijk gebeuren de grootste ongelukken met dit soort vuurwerk. Dit is zeker het geval als het wordt voorzien van een vals etiket waarop niet staat te lezen dat het professioneel vuurwerk is. Hoe denkt de Minister hierover? Ik ben van mening dat de overheid dit moet organiseren en regelen. Ik weet ook wel dat dit niet van de ene op de andere dag kan, maar dit is van belang, zeker ook omdat de handhavers daarom vragen.

Welke inzet kiest het kabinet in Europees verband? Vuurwerk dat wordt geïmporteerd uit China, wordt opgeslagen in Duitsland of België en geïmporteerd in Nederland. Nederland heeft regels gesteld aan vuurwerk, in Duitsland en België zijn die weer wat flexibeler en dat schiet niet op.

Tot slot onderschrijf ik de opmerkingen van mevrouw Kooiman over de vuurwerkbril.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Ik ben het zeer eens met uw conclusie dat het goed is dat wij deze evaluatie veel eerder bespreken dan vorig jaar. Ik deel ook de mening van de Minister dat de jaarwisseling nog steeds niet helemaal goed is verlopen. Het aantal incidenten is weliswaar afgenomen, maar nog steeds zijn er veel gevallen van agressie en bedreiging van geweld tegen werknemers met een publieke taak, brandweer, politie en ambulancepersoneel. Dat is volstrekt onacceptabel. Dit geldt zeker voor het aantal ernstige mishandelingen waarbij mensen ernstig letsel wordt toegebracht, dat is gestegen met 75%. Dat is heel erg veel en dit moet hard worden aangepakt. Het is dan ook goed dat er stevige straffen worden geëist en wij hopen dat die ook worden opgelegd.

Daarnaast moet er schadevergoeding worden betaald. De heer Dijkhoff heeft hierover een vraag gesteld. Zal de Minister de gemeenten stimuleren om schade aan straatmeubilair te verhalen op de daders? De vernieler moet betalen.

Wij hebben recentelijk kennis kunnen nemen van de schokkende cijfers van de site geweldtegenpolitie.nl. Dit is nog maar het topje van de ijsberg, want de politie brengt niet alles naar buiten. Agenten raken gewond en komen in het ziekenhuis door mishandeling van hoofdzakelijk raddraaiers die onder invloed zijn van alcohol of drugs. De politie wordt beledigd, bespuwd, aangevallen, tegen het hoofd geslagen of getrapt en er wordt op hen ingereden. Als de politie dan stevig optreedt, krijgt zij een rapport van de Nationale ombudsman aan de broek. Ik weet dat dit twee gescheiden circuits zijn, maar dit komt bij de politie natuurlijk wel heel zuur over. Wij pleiten voor een harde aanpak van die relschoppers.

De politie voelt zich ook weinig gesteund door de uitspraken van de rechter. Ik was een van de weinige Kamerleden die hier kort na oud en nieuw waren na de eerste zitting van het supersnelrecht. Toen bleek dat de burgers en de media erg boos waren over het feit dat mensen worden vrijgesproken, dat zaken worden aangehouden en dat mensen wegkomen met een heel lage straf. Ik heb tijdens het algemeen overleg in december vorig jaar al gezegd dat het supersnelrecht geen goed middel is. Ik weet dat ook uit eigen ervaring als officier van justitie en rechter. Er is vaak sprake van openlijke geweldpleging. Dat zijn lastige zaken. De politie heeft onvoldoende tijd om die zaken voor te bereiden. Collega Kooiman heeft hierover ook al vragen gesteld. Ik geef de Minister in overweging om hier snelrecht van te maken. Ik begrijp dat hij snel wil optreden, dat is ook heel goed, maar ik vraag hem de politie voldoende tijd te geven, anders schiet hij zijn doel voorbij.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): De heer Oskam schetst terecht een aantal zware problemen en hij geeft daarvoor oplossingen aan. Is dit nu specifiek voor de jaarwisseling of doen deze problemen zich gedurende het hele jaar voor bij grotere evenementen, muziekfestivals of voetbalinhuldigingen? Is dit specifiek gerelateerd aan oud en nieuw?

De heer Oskam (CDA): Mevrouw Van Tongeren heeft gelijk, dit komt natuurlijk vaker voor in het jaar. Bij evenementen als Parkpop en voetbalwedstrijden kan het ook mis gaan en dan worden ook supersnelrechtzittingen gehouden. In Amsterdam wordt supersnelrecht toegepast voor buitenlandse winkeldieven. Dat kan allemaal, omdat dit gemakkelijk te bewijzen zaken zijn. In dit geval gaat het om zaken waarop mevrouw Kooiman al duidde. Een groep van twintig man heeft gevochten. Dan kun je zeggen: je stond erbij, je keek ernaar en dus hoor je erbij. Zo werkt het echter niet helemaal. Je loopt dan het risico dat advocaten vragen gaan stellen als: «wie was die man in die groene jas?» en: «waarom is er geen onderzoek gedaan naar die man met die gele jas?» De reactie van de rechter is dan dat het onvoldoende duidelijk is en dat hij een en ander moet laten uitzoeken. Dat is nu net het dilemma van het supersnelrecht. De politie heeft een of twee dagen voor de voorbereiding, zij heeft het al heel druk en werkt al onder hoogspanning. Dan lukt dat gewoon niet. Daar vraag ik aandacht voor.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik ben het met de heer Oskam eens dat dit een algemeen probleem is van supersnelrecht. Er moet goed worden gekeken – misschien beter dan tot nu toe – waar dit wel kan worden toegepast en waar het effect kan hebben, en waar het alleen maar tot vrijspraak kan leiden die door de gewone mensen in de straat niet wordt begrepen. Is de heer Oskam het eens met die samenvatting, namelijk dat je supersnelrecht maar beperkt kan inzetten en dat je heel goed moet nadenken over de vraag wanneer je het inzet? Rond oud en nieuw heeft het wel eens een contraproductief effect, namelijk vrijspraak en onbegrip bij de burger.

De heer Oskam (CDA): Ik wil hier liever iets in algemene zin over zeggen. Supersnelrecht is alleen functioneel als de overtreding gemakkelijk bewijsbaar is. Als de zaak snel rond is, is het geen probleem. Ook met oud en nieuw zijn er dergelijke zaken. Als iemand een fiets steelt, kun je daarvoor een dag later een supersnelrechtzitting hebben. Dat is geen enkel probleem. Juist omdat er vaak sprake is van openlijke geweldspleging tegen gezagsdragers, is het lastig om het snel te doen.

Het is misschien wat gevaarlijk als ik het zeg want ik weet als geen ander hoe de scheiding der machten is geregeld, maar ik vraag toch of de Minister bereid is met de Raad voor de Rechtspraak om de tafel te gaan zitten over het feit dat een aantal rechters heeft gezegd: «het is allemaal leuk en aardig dat gedoe met het Openbaar Ministerie over strafverzwarende omstandigheden, maar dit is gewoon een huis-, tuin- en keukenzaak en of de politie nu klappen heeft gekregen met oud en nieuw onder moeilijke omstandigheden, wij geven de standaardstraf». Dat begrijpen de burgers, de media en de politiek niet meer. Is de Minister bereid om hiervoor aandacht te vragen bij de Raad voor de Rechtspraak?

Sommige gemeenten maken gebruik van burgerparticipatie. Dit komt vaak voor in wijken waar veel wordt ingebroken of anderszins sprake is van overlast. Het afgelopen jaar was er echter ook sprake van burgerparticipatie tijdens de jaarwisseling. Heeft dit voldoende resultaat opgeleverd? Op welke manier heeft dit gestalte gekregen?

Als ik het goed heb begrepen, zijn er nauwelijks gebiedsverboden, samenscholingsverboden en meldplichten opgelegd. Waarom niet? Wordt het geen tijd dat de politie aan het OM rapporteert, want het zijn vaak relschoppers die alleen met oud en nieuw rotzooi trappen en niet in de loop van het jaar? Het OM kan dan met oud en nieuw een adequaat beleid voeren ten opzichte van die relschoppers.

De aanpak van illegaal vuurwerk is al aan de orde geweest. Veel illegaal vuurwerk komt tegenwoordig uit Oost-Europa, met name uit landen als Polen en Tsjechië. Er zijn contacten met deze landen en er worden inspecteurs uitgewisseld. Wat levert dit op? Boekt de Minister hiermee al resultaten?

Is er tegen de tijd dat de jaarwisseling nadert sprake van intensivering van de controles aan de grenzen van Polen en Tsjechië en andere doorvoerlanden? Doet het Nederlands mobiel toezicht iets extra's in die periode? De veiligheid van mensen is vooral in het geding als er vuurwerkbommen worden afgestoken. Is het mogelijk om tijdelijke vuurwerkgrenscontroles in te voeren zoals is gebeurd bij het EK en andere grote evenementen?

Nederland participeert in een Europese overleg over de Pyrorichtlijn. Daar zal aandacht worden gevraagd voor de handhavingsproblemen die Nederland ondervindt bij de toepassing van de richtlijn. Kan de Minister toelichten wat dit nu precies inhoudt?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Voorzitter. Op zo'n stralende dag als vandaag is het even omschakelen naar oud en nieuw, maar ik begrijp dat er nu veel eerder over wordt gesproken dan in andere jaren. Daarvoor mijn complimenten. Ik wil twee onderwerpen separaat behandelen: vuurwerk en overige incidenten. Dat wil echter niet zeggen dat het een belangrijker is dan het ander.

Enkele collega's hebben er al op gewezen dat GroenLinks in een aantal grote steden een meldpunt heeft ingericht. Daar zijn in de kortste keren 80.000 meldingen van vuurwerkoverlast ontvangen. Op de site staat een aantal verhalen van wat mensen is overkomen en hoe zij dat ervaren. Die verhalen zou ik als «vrij heftig» willen omschrijven. Toch zeggen wij allemaal dat oud en nieuw een feestje moet zijn voor iedereen in Nederland. Uit de petitie volgde een set aanbevelingen. De Minister heeft daarop gereageerd. Er is voorgesteld om de tijd dat vuurwerk mag worden afgestoken en verkocht nog verder te beperken, maar vooral ook om gemeenten de mogelijkheid te geven voor maatwerk. Nu wordt gezegd dat dit de handhaving voor de gemeenten lastig zal maken, maar dit lijkt mij geen geldig argument. Er spelen allerlei handhavingsproblemen in gemeenten op andere thema's en daar lijkt de Minister wat minder gevoelig voor te zijn. Ik doel op de handhaving bij drugsoverlast en het coffeeshopbeleid. Als daar het argument dat dit lastig te handhaven is voor de gemeenten niet doorslaggevend is, waarom geldt dit dan wel als gemeenten de keuze maken dat zij een deel van hun gemeente of bijvoorbeeld een gebied rond een ziekenhuis vuurwerkvrij willen houden of voor een experiment met een professioneel siervuurwerk in plaats van al het andere vuurwerk? Ik leg deze optie toch bij de Minister neer. Ik zie een maatschappelijke trend dat de acceptatie van overlast afneemt. Mensen klagen sneller en melden sneller, maar zij ervaren die overlast ook werkelijk. Behalve overlast zijn er natuurlijk schade en letsel en dit alles tezamen is naar de mening van mijn fractie buitenproportioneel voor iets dat toch een feestelijke avond zou moeten zijn.

Dé ultieme oplossing is er niet. Dat hebben wij ook tijdens de hoorzitting gehoord. Er is niets waarmee alle groepen in de maatschappij 100% tevreden kunnen worden gesteld, maar nu er zo veel wordt gedecentraliseerd naar de gemeenten en zij zo veel verantwoordelijkheden krijgen, zouden zij toch ook moeten kunnen besluiten hoe een feestavond in hun gemeente met de minste overlast en de meeste lol kan worden ingericht.

Tijdens de hoorzitting hebben wij veel informatie gekregen, ook van een vuurwerkfabrikant. Hij zei dat er wel degelijk iets is te doen aan de maat van het vuurwerk en de mogelijkheid dat het vuurwerk een oogkas binnendringt. Is hiernaar gekeken? Wordt hierover gesproken? Als leek denk je het te begrijpen: als een vuurpijl groter en dikker is, kan hij een oogkas niet binnendringen. Je hoopt dat dit niet nodig is, maar dit zou een andere mogelijkheid kunnen zijn dan erop te vertrouwen dat heel Nederland op die avond een vuurwerkbril opzet.

Wat zijn de mogelijkheden om de import van illegaal vuurwerk verder te beperken? Als het eigen Nederlandse vuurwerk steeds veiliger en minder gevaarlijk is, maar er wordt heel veel enorm gevaarlijk vuurwerk illegaal geïmporteerd, dan schieten wij nog steeds niets op. Het probleem verplaatst zich dan alleen. Hoe verloopt het tegengaan van de import van illegaal vuurwerk? Hoe verloopt het overleg in Europees verband hierover?

Hoe ziet de Staatssecretaris de milieuproblematiek als gevolg van vuurwerk? Ik weet niet of zij ook iets kan zeggen over de verstoring van vogels en andere dieren door vuurwerk. Ik hoor echter graag iets over de milieuschade in den brede.

Wij lezen wel dat het een relatief beheersbare jaarwisseling was, maar dat is nog echt iets anders dan een gezellig feestje voor iedereen. Er is gelukkige een dalende tendens waarneembaar. Daarvoor alle lof. Mijn fractie is echter van mening dat het veiliger kan en moet en dat zou ook de inzet moeten zijn. Het is ons echt niet duidelijk wat de lol is van het aanrichten van vernielingen, mishandelen van mensen en het leven zuur maken van publieke hulpverleners en andere mensen die die avond werken. Vooral de politie heeft het op zo'n avond zwaar te verduren. Daarom vroeg ik in een interruptie aan de heer Oskam hoe je hierin verandering zou kunnen brengen. Ik ben benieuwd naar de antwoorden van de Minister op zijn vragen.

Ik moet voor het einde van dit overleg misschien weg voor activiteiten elders. Het stukje dat ik dan zal missen, wordt echter meegeluisterd.

Voorzitter: Dijkhoff

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. Dit is altijd een toneelstukje, maar het hoort erbij.

Op 1 januari zei de Minister het al: het aantal incidenten tijdens de jaarwisseling is nog altijd onacceptabel hoog. Vernieling, brandstichting, openlijke geweldpleging en zware mishandeling, ook tegen hulpverleners. Deze woorden horen meer bij een conflict dan bij een feestje. Toch zien wij dit stelselmatig gebeuren. De aantallen fluctueren, maar de problemen blijven. Daar moet dus iets aan worden gedaan. Ik hoor graag van beide bewindspersonen wat de centrale en decentrale overheden vooraf kunnen doen om de problemen tijdens de jaarwisseling in te perken. Het is nu juni en wij zijn nog ruim op tijd voor de komende jaarwisseling.

Ik begin met de bescherming van hulpverleners. Zij hebben tijdens oud en nieuw extra te maken met agressie en geweld. Het aantal zware mishandelingen is vorig jaar behoorlijk gestegen. Het is uiteraard goed dat de daders snel een passende straf krijgen, maar preventie is beter. Een effectieve maatregel is onder andere het versturen van brieven door de burgemeester aan bekende daders. Uit eigen ervaring weet ik dat dit heel succesvol is. Het zou mooi zijn als dit op meerdere plekken zou gebeuren.

Het afgelopen weekend kwam de Ombudsman met een rapport over geweld tegen de politie. Een van zijn aanbevelingen – die overigens is omarmd door de politiebonden – is het beter trainen van politiemensen. Hoe denkt de Minister daarover? Over het rapport als zodanig komen wij op een ander moment te spreken.

Kan de Minister iets meer zeggen over de strafmaat? Dit is ook door andere woordvoerders aan de orde gesteld. Afgesproken is dat bij geweld tegen hulpverleners een hogere strafmaat zou worden geëist, maar volgens de bonden komt hier in de praktijk nog maar weinig van terecht. Zij hebben dit kennelijk geïnventariseerd. Hoe kijkt de Minister hier tegen aan?

Het aantal letselgevallen bij burgers is behoorlijk gestegen. De Stichting Maatschappij, Veiligheid en Politie waarschuwde in december 2012 voor incidenten door zwaar illegaal knalvuurwerk. Het kabinet gaat onderzoeken of het mogelijk is bij de verkoop van vuurwerk de levering van beschermende brillen verplicht te stellen. Los van het resultaat van dit voornemen, moet worden voorkomen dat er illegaal vuurwerk op de markt komt. Het illegale vuurwerk is het grootste probleem en levert de grootste gezondheidsrisico's op. De fractie van D66 juicht de Europese samenwerking tegen illegaal vuurwerk toe. Het is goed dat afspraken zijn gemaakt met Polen en Tsjechië en dat inspecteurs worden uitgewisseld, en dat er mooie resultaten zijn geboekt met het in beslag nemen van illegaal vuurwerk, maar hoe moeten wij dit in een breder perspectief plaatsen? Hoe groot is de illegale markt? Welke andere landen zijn nog relevant in dit illegale circuit? Hoe wordt hiermee samengewerkt? Welke concrete resultaten worden bereikt? Welke doelstellingen worden gesteld voor komend jaar, vraag ik aan de Staatssecretaris.

De heer Oskam en mevrouw Kooiman hebben al gesproken over het snelrecht. Ik heb dit onderwerp al eerder aan de orde gesteld, ook omdat advocaten hierover klachten hebben geuit. Hoe staat het daar nu mee?

Sommigen geloven in een vuurwerkverbod of een beperking van de verkoop of afsteektijden. Naar de mening van mijn fractie biedt dit geen oplossing voor dit probleem. Wij kunnen van alles bedenken en wij kunnen wetten aanpassen, maar de praktijk is vaak weerbarstiger. Belangrijker is dat er voldoende capaciteit is voor handhaving. Gemeenten moeten de mogelijkheid hebben om binnen hun APV eigen maatregelen te treffen. Ik zeg hier echter wel bij dat dit geen consequenties mag hebben voor het handelen van de politie, want voorkomen moet worden dat in de ene gemeente de politie zus moet optreden en in de andere gemeente zo. Daar worden zij helemaal gek van.

Wet- en regelgeving in Europa moeten ertoe leiden dat illegaal vuurwerk adequaat kan worden uitgebannen.

Voorzitter: Berndsen-Jansen

De vergadering wordt van 18.15 uur tot 18.20 uur geschorst.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun bijdrage aan dit overleg. Wij voeren dit inderdaad op tijd. Wij hebben de gebeurtenissen al geëvalueerd met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de politie en het Openbaar Ministerie in het zogenoemde artikel 19-overleg. Sinds 1 januari hebben wij de Nationale Politie. Daardoor is nu meer sturing mogelijk.

Ik zal niet herhalen wat in de brief staat. Wij waren niet tevreden. Er is altijd een neiging om te zeggen dat het redelijk is verlopen als het eenmaal voorbij is. Die neiging deel ik niet. Als je naar de cijfers en de feiten kijkt, zie je een boel ellende. Dit verdient beter. Algemeen wordt echter de opinie gedeeld dat wij nu niet weer iets nieuws moeten gaan verzinnen. Degenen die verantwoordelijk zijn voor de handhaving en de openbare orde, de driehoeken, hebben daar ook geen behoefte aan. Niemand heeft behoefte aan nieuw instrumentarium. Zij dringen erop aan dat wij doorgaan, hier en daar misschien iets aanscherpen en leren van de situaties die zich hebben voorgedaan. Dan moet het iedere keer beter gaan. Het is echt een kwestie van lange adem, van preventief beleid en een duidelijke aanpak. Illegaal vuurwerk speelt natuurlijk ook een rol. De Staatssecretaris zal daar op ingaan. Wij zijn nu al weer bezig met de voorbereiding van de aanstaande jaarwisseling.

Ik kom terug op een aantal punten dat is genoemd. Het geweld tegen hulpverleners en dan met name tegen politie, brandweer en ambulancepersoneel wil ik centraal stellen. Het aantal incidenten is afgenomen. Ik ondersteun de blijk van hulde van mevrouw Kooiman voor die mensen. De heer Dijkhoff heeft naar een aantal cijfers gevraagd. In het kader van het programma Veilige Publieke Taak is vorig jaar een nieuwe meting uitgevoerd van het aantal werknemers met een publieke taak dat slachtoffer is geweest van agressie en geweld. De cijfers zijn sinds 2007 significant gedaald: van 66% in 2007 naar 59% in 2011. Hiermee is de oorspronkelijke doelstelling van 51% echter nog niet behaald, al is er sprake van positieve ontwikkelingen. Die maatregelen in het programma zijn gericht op een verdere reductie van deze cijfers.

Voor zover mij bekend is er geen sprake van een trend bij zware mishandeling. Ik heb ook geen duidelijke verklaring voor het feit dat die incidenten tijdens de laatste jaarwisseling zijn toegenomen. In 2013 waren er 21 gevallen, ten opzichte van 12 in 2012. Ik vind dat onacceptabel. Dat geldt overigens voor iedere vorm van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. Het uitgangspunt is «zero tolerance» met harde steun van het gezag, en ook politie en OM staan daarvoor. Er moet dus nog hard worden gewerkt om de jaarwisseling overal en voor iedereen tot een feest te maken.

De heer Dijkhoff heeft gevraagd naar de zwaardere straffen voor agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. De afgelopen jaren zijn de strafeisen voor agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak steeds verder verhoogd. Uit onderzoek dat ik op 20 november 2012 heb aangeboden, blijkt dat het OM zwaardere straffen eist en dat de zittende magistratuur zwaardere straffen oplegt. Zo'n 93% van de eisen wordt door de rechterlijke macht gevolgd. Bovendien worden er zwaardere strafmodaliteiten opgelegd, dus beduidend vaker vrijheidsstraffen en relatief minder geldboetes. De drie keer zo zware strafeisen zijn echter nog niet voldoende zichtbaar. Ik heb dit ook met het College van procureurs-generaal besproken. Dit laat momenteel nader onderzoek doen naar de vraag waarom wordt afgeweken van de richtlijn en of het beeld ook voor het OM breed geldig is. Ik wil dit precies weten. Dit is natuurlijk ook belangrijk voor de top van het OM want die wil ook dat de richtlijn wordt uitgevoerd. Punt! Zij zijn het hiermee eens, maar ook als zij het er niet mee eens zouden zijn, moeten zij de richtlijn uitvoeren. Zodra dit onderzoek is afgerond, zal ik de Kamer uiteraard over de uitkomst informeren. Ik heb nu echter nog geen concrete cijfers beschikbaar.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben blij dat de Minister dit laat onderzoeken, want het is belangrijk dat daders hard worden gestraft. Wij hebben dit hier afgesproken. Wanneer kunnen de conclusies van dat onderzoek aan de Kamer worden gestuurd?

Minister Opstelten: Ik kan nu geen datum noemen. Dat dit onderzoek zou worden uitgevoerd, is overigens al aan de Kamer gemeld, want het wordt niet alleen gedaan naar aanleiding van de gebeurtenissen tijdens de jaarwisseling. Eerder bleek dat niet altijd overtuigend vaststaat dat het OM de richtlijn uitvoert. De kritiek die wel eens publiek werd geuit, ging meer uit naar de zittende magistratuur dan naar het OM terwijl daarvoor minder aanleiding was, zo bleek uit het onderzoek. Ik begrijp dat dit onderzoek voor het einde van dit jaar, dus voor oud en nieuw, zal worden gepresenteerd.

Mevrouw Kooiman (SP): Dan is het onderzoek klaar voor het einde van het jaar. Ik neem aan dat de Kamer het dan ontvangt, vergezeld van een reactie van de Minister.

Minister Opstelten: De Kamer heeft het voor het einde van het jaar.

De heer Oskam (CDA): Mijn vraag was meer gericht op de rechtspraak. Ik heb berichten ontvangen dat ook officieren van justitie actief aan de gang gaan met de strafeis en hogere eisen stellen. Toch heeft de politierechter tijdens de eerste supersnelrechtzitting gezegd: «Wat mij betreft is oud en nieuw geen bijzondere omstandigheid en is het feit dat de politie is geraakt, ook geen bijzondere omstandigheid, ik doe dit gewoon als een huis-, tuin- en keukenzaak af.» Ik erken de scheiding der machten, maar ik vraag toch aan de Minister om dit met de Raad voor de Rechtspraak te bespreken.

Minister Opstelten: Op die vraag zou ik op een later moment zijn teruggekomen, maar nu de heer Oskam interrumpeert, beantwoord ik die meteen. Ik ken die zaak bijna van binnen en van buiten en ik herinner mij alle grote artikelen in de eerste week na oud en nieuw. De rechter heeft die afweging gemaakt. Gelet op mijn relatie met de Raad voor de Rechtspraak kan ik dit zeker nog eens een keer bespreken zonder de trias politica geweld aan te doen.

Mag ik hierbij meteen de vragen betrekken die zijn gesteld over het snelrecht en het supersnelrecht? Hierover kan geen enkel misverstand bestaan: dit selecteert zichzelf. Ik heb die vraag vaak aan het College van pg's gesteld en ook aan de Raad voor de Rechtspraak. Men gaat niet voor een zaak als die er niet geschikt voor is. De punten die hier aan de orde zijn gesteld, zal ik aan de orde blijven stellen.

Overigens nog een opmerking naar aanleiding van die zaak van de Haagse rechter. Ik zie zijn foto in de krant nog voor mij. Het OM is in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag. In dit beroep is nog geen uitspraak gedaan.

Wij gaan niets afschaffen, want supersnelrecht is heel zinvol. Voor bepaalde zaken kan het niet worden toegepast, omdat er meer tijd nodig is doordat de bewijsvoering te ingewikkeld is. Het College van pg's is er in ieder geval van overtuigd dat het supersnelrecht een belangrijk instrument is. Wij moeten er natuurlijk mee leren werken en wij moeten het telkens tegen het licht houden.

Ik kom dan bij de opmerking van de heer Bontes over de inzet van de politie. Ik heb het al een beetje gezegd. Het verschil tussen 25% en 22% was ook voor mij opvallend. Ik ging uit van een gelijkblijvende inzet. Hij weet natuurlijk als geen ander dat ieder regiokorps zelfstandig zijn inzet overweegt. Die is bij het ene korps hoger dan bij het andere. Met de nieuwe structuren waarmee wij nu werken, zal dit goed in het artikel 19-overleg met de regioburgemeesters en het OM worden besproken. Wij kunnen dan een goed overzicht krijgen om tot een gelijke inzet te komen. Als er ergens minder inzet is, dan is dat natuurlijk de verantwoordelijkheid van het gezag. Maar dan moet er wel daadwerkelijk een aanleiding zijn.

De heer Bontes besteedde aandacht aan de cijfers over de aangiftes en de aanhoudingen. Dit betekent dat een incident gemeld en vastgelegd is. Die melding kan vervolgens aanleiding zijn om een politieauto te plaatsen, een nader onderzoek in te stellen en een aangifte op te nemen. Bij het aanhouden van een verdachte is meestal een aangifte nodig. De melding kan ook voor kennisgeving worden aangenomen, waarna er verder niets gebeurt. Maar niet alle meldingen leiden tot aanhoudingen. Dat is dit keer weer gebeurd. Hoe de zaken gaan verlopen, is natuurlijk niet helemaal voorspelbaar. Over de afgelopen jaarwisseling ben ik niet tevreden. Ik denk dat dat de juiste instelling is. Je moet niet alleen naar de meldingen en de cijfers kijken, maar ook naar wat zich heeft voorgedaan. Ik ben geschrokken van het gestegen aantal zware geweldsgevallen richting de hulpverleners, terwijl de lichte feiten omlaag gingen.

De heer Bontes (PVV): Het aantal aanhoudingen is inderdaad 25% lager dan het jaar daarvoor. Heeft dat dan niet te maken met die lagere politie-inzet? Het aantal aangiftes is sterk toegenomen met 32%. Als het aantal aanhoudingen dan met een kwart afneemt, dan is dat wel een heel groot gat. Ik begrijp dat niet ieder incident leidt tot een aangifte, maar dat heel grote gat moet toch op de een of andere manier te verklaren zijn.

Minister Opstelten: Dat is inderdaad opvallend. Wij gaan niet op de stoel van de lokale en regionale bestuurders zitten. Ik geef aan wat er aan de hand kan zijn, en dat men kan besluiten om niets te doen met meldingen en aangiftes, omdat daartoe geen aanleiding bestaat. Dat is de verklaring. We hebben daar geen diepgaander onderzoek naar gedaan. Deze cijfers worden meegenomen in de voorbereiding van de volgende oud- en nieuwviering. Dan worden de targets geformuleerd. Ik denk en hoop dat de Nationale Politie sturing voor het hele land kan geven.

De heer Bontes sprak over een moskee in Den Haag. Hij vroeg of er voorwaarden zijn gesteld waaronder de burgerwachten aldaar moet opereren. Er was toen, zeg ik even nadrukkelijk, nog geen Nationale Politie. Die burgerwachten maken, voor zover mij bekend, altijd afspraken met de politie over de manier waarop zij zullen optreden, binnen welke grenzen zij moeten blijven en het moment waarop de politie hen gaat ondersteunen. Dat moet, en dat is ook juist. Ik meen dat de heer Bontes dezelfde vraag vorig jaar ook stelde. Ik heb geen signalen dat het deze keer anders is gegaan. Ik heb ook geen klachten gekregen over dubieuze teksten. Ik ken het AIVD-jaarverslag op dit punt. Alleen al omdat de heer Bontes het zegt, is er aanleiding om dat goed door te nemen, omdat er over de feiten geen misverstanden mogen bestaan.

De heer Bontes (PVV): Het probleem dat ik heb, is dat de Al-Soennah Moskee volgens de AIVD probeert zijn invloed te vergroten. Er zit een salafistisch netwerk omheen, welk netwerk de vrijwilligers aanstuurt. Ze moeten zich ook melden bij die moskee. Die vrijwilligers gaan onder toezicht van de politie de wijk in. Ik vind dat absoluut onwenselijk; dat kan niet. Maar wat vindt de Minister ervan? Is het een gezonde zaak dat dit plaatsvindt in Nederlandse wijken? Dit is geen Mekka of Tunis, maar Den Haag. In Istanbul gaan ze, om dit tegen te gaan, de straat op.

Minister Opstelten: We hebben het over oudejaarsavond. Ik heb geen enkel feit te horen gekregen dat de burgerwachten verkeerde afspraken hebben gemaakt met de politie, of dat vanuit de moskee verkeerde signalen zijn gegeven waarop de politie op een verkeerde manier is ingegaan. Integendeel, de politie daar kennende heeft ze stevig en buitengewoon onafhankelijk de grenzen getrokken die nodig zijn. Maar omdat de heer Bontes deze vraag weer stelde, stel ik het altijd even aan de orde om zeker te weten dat het klopt wat ik zeg. Er is geen enkele indicatie dat het fout is gelopen. Ik heb die signalen niet. Dat zijn de feiten, die even los staan van de AIVD-rapporten.

De heer Bontes (PVV): Wat vindt de Minister ervan dat de politie samenwerkt met een salafistische beweging, en dat daarmee legitimiteit wordt gegeven aan zo'n beweging? Incidenten krijg je niet te horen, tenzij je daar heel onopvallend rond gaat lopen. Meer rechtstatelijk gaat het erom dat een politieorganisatie samenwerkt met een salafistische moskee waarvan de AIVD zegt dat die gevaarlijk is.

Minister Opstelten: Uiteraard moet de politie altijd kijken of degenen met wie wordt samengewerkt de toets der kritiek kunnen doorstaan. Dat is hier gebeurd. Wij zullen dit nog een keer aan de orde stellen. Ik ga daarover nu geen algemene discussies voeren naar aanleiding van een AIVD-rapport. Hier gaat het om de oudejaarsviering.

De heer Oskam vroeg hoeveel gemeenten de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast hebben toegepast. Waarom worden er zo weinig gebiedsverboden toegepast, vroeg hij ook nog. De exacte aantallen weet ik niet; dat hebben we ook niet nagegaan. Gemeenten geven aan dat zij totaal geen behoefte hebben aan nieuwe instrumenten. Ik weet zeker dat gemeenten het door de heer Oskam genoemde instrument wel gebruiken. We hebben brieven gestuurd aan de burgemeesters waarin we hen daarop opmerkzaam hebben gemaakt. Dat doen we ieder jaar. Er zijn burgemeesters die brieven hebben gestuurd naar degenen die dat aanging. Exacte aantallen heb ik niet, maar ik kan wel aangeven dat gemeenten uit de voeten kunnen met het bestaande instrumentarium. Zoals bekend zijn er verbeteringen mogelijk in de wet die in consultatie is. Wat dat betreft wordt het scherper, maar dat is meer gericht op de voetbalstadions en de onmiddellijke omgeving daarvan.

De heer Marcouch (PvdA): Die vraag had ik gesteld, en niet collega Oskam. Maar daar gaat het helemaal niet om. Als we nu alles al gedaan hebben wat we kunnen, wat rest er dan nog om dat feestje een feestje te laten zijn? Mijn zorg zit hem erin dat u in de brief aangeeft dat gemeenten alles hebben gedaan wat gedaan kan worden, evenals de politie en de burgerwachten. Maar nog is de Oudejaarsviering niet verlopen zoals wij het graag zouden zien. Hoe gaan we het beter maken?

Minister Opstelten: Dat is een andere vraag. Ik heb antwoord gegeven op de vraag die de heer Oskam naar mijn overtuiging heeft gesteld.

Welke maatregelen passen we nu toe, en hoe gaan we die nog verbeteren? We versturen waarschuwingsbrieven aan potentiële overlastgevers. Naar mijn mening is dat heel erg effectief. Brieven aan ouders van kinderen tussen 12 en 18 jaar. Op basis van de APV hebben gemeenten vuurwerkvrije zones aangewezen. Alcoholverboden op grond van de APV. Er zijn gemeenten die een vuurwerkfeest hebben georganiseerd. Een aantal gemeenten heeft de Overlastwet toegepast. Preventieve last onder dwangsom. Cameratoezicht. Burgerparticipatie. Dat is een korte selectie van de vele instrumenten en maatregelen die de gemeenten hebben toegepast, en die ze verder zullen intensiveren.

Mevrouw Berndsen vroeg wat ik doe om het geweld tegen politieagenten terug te dringen, dit naar aanleiding van het rapport van de Nationale Ombudsman. Sinds een aantal jaren zijn we samen met de Kamer bezig om het Programma versterking professionele weerbaarheid verder vorm te geven, waarmee agenten mentaal en fysiek nog beter voor hun taak worden toegerust. Onderdeel van dat programma is mentale krachttraining, die moet leiden tot agenten met nog meer ervaring op dit terrein, die zich nog beter in staat voelen om situaties waarin gedeëscaleerd moet worden, het hoofd te bieden. Momenteel loopt er een onafhankelijk longitudinaal onderzoek naar de training van de mentale kracht. Die training lijkt succesvol te zijn. De uitkomst van het onderzoek moet antwoord geven op de centrale vraag, welke bijdrage de mentale krachttraining die nu loopt, levert aan de versterking van de mentale weerbaarheid van de politiemensen. De uitkomst van dat onderzoek wordt verwacht in het voorjaar van 2014. We hebben dus ontzettend veel geïnvesteerd, waarmee we natuurlijk nog niet klaar zijn. Ik vind het prima dat de Nationale ombudsman met dat onderzoek kwam. De politie heeft haar eigen antwoord daarop gegeven. Ik denk dat dat als zodanig ook mijn antwoord zou zijn. We komen hier ongetwijfeld nog op terug.

Mevrouw Kooiman stelde een vraag over ZSM. In de brief ging ik in op ZSM tijdens Oudejaarsavond, en het gaat nu om een structurele evaluatie van de ZSM-methodiek. Die komt er natuurlijk, ook omdat ik dit een buitengewoon belangrijk en succesvol instrument vind. Het is goed dat die methodiek in het hele land wordt uitgerold. Zoals ik heb laten weten in mijn brief van 8 maart heeft navraag bij de parketten mij geleerd dat er geen signalen zijn dat het niet zorgvuldig en goed is gebeurd. Maar daarbij gaat het, nogmaals, om Oudejaarsavond. Voorop staat dat het om juridisch gezien eenvoudige zaken moet gaan. De politie is in die gevallen in staat om tijdig en goed proces-verbaal op te maken. Dat gebeurt in een multidisciplinair team waarbij politie, OM, piketadvocaten, reclassering en kinderbescherming aan tafel zitten. De verdachte kan «nee» zeggen, en dan komt er gewoon een zitting. Ik denk dat het een goed verhaal is.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik ben blij dat er nog een grondige evaluatie komt. De advocatuur heeft soms kritiek op de versnelde aanpak. Wordt de advocatuur betrokken bij die grondige evaluatie van de ZSM-aanpak?

Minister Opstelten: Zeker. Ik heb al gezegd dat de piketadvocaten aan tafel zitten. Ik zeg wel nadrukkelijk dat het niet overal zo loopt. Laten we niet al gaan evalueren op het moment dat de nieuwe aanpak nog niet is ingevoerd, een foutje dat we hier wel eens maken. We zijn bezig met de ZSM-aanpak, die continu wordt gemonitord. Als de aanpak over het hele land is uitgerold, zal er een zware evaluatie komen.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik krijg geen antwoord op mijn vraag. Wanneer komt de evaluatie naar de Kamer? Wordt de kritiek van de advocatuur daarin meegenomen?

Minister Opstelten: We hebben het vanavond niet over ZSM, maar over oudejaarsavond. Daar is het naar de mening van velen goed verlopen. Ik kom op een ander moment terug op ZSM. Ik onderstreep dat de advocatuur onderdeel uitmaakt van ZSM. Maar er zijn meer onderdelen. De advocatuur komt in beeld.

De voorzitter: Wanneer komt die evaluatie?

Minister Opstelten: We gaan niet evalueren voordat iets van start is gegaan. De vraag hier is meestal niet wanneer we iets gaan invoeren, maar wanneer we iets gaan evalueren. We zijn continu aan het reflecteren en monitoren. Daar zijn we niet ontevreden over. Maar gun het nou even de tijd om uitgevoerd te worden. Dat gaat in de loop van dit jaar gebeuren. Daarna gaan we evalueren.

De voorzitter: Kunnen we dan met de Minister afspreken dat er in ieder geval volgend jaar een evaluatie plaatsvindt?

Minister Opstelten: Zeker, want met de Kamer ben ik daar ook ongeduldig naar. De advocatuur zal nauw betrokken worden bij de evaluatie.

De voorzitter: De commissie wil niet dat het wegloopt. Vandaar dat wij die afspraak willen maken.

Minister Opstelten: U kennende, lukt u dat altijd.

De voorzitter: Ik doe mijn best, maar het kost vaak wel wat moeite.

Minister Opstelten: Volgend jaar.

De voorzitter: Voor de zomer van 2014?

Minister Opstelten: Ja. Mevrouw Kooiman heeft de ZSM-evaluatie binnen. Een stevige toezegging, dus geluk gewenst.

Ik herinner mij het wat late AO van 19 december, gevolgd door een VAO, waar ik niet verscheen. Op mijn verzoek is een inventarisatie onder de verschillende gemeenten gehouden van hun ervaringen met de jaarwisseling. Het betrof 50 gemeenten, van klein tot groot en verspreid over het land. Ze hebben alle in ruime mate meegewerkt aan de inventarisatie. Zelf heb ik daarover met gemeenten en VNG gesproken. Bij brief van 8 maart heb ik de Kamer laten weten dat gemeenten over voldoende bestuurlijke instrumenten beschikken. Er is geen behoefte aan extra instrumenten. Tevens hebben gemeenten aangegeven, geen voorstander te zijn van een vuurwerkverbod, het beperken van de afsteektijden en instrumenten als het aanwijzen van vuurwerkvrije plaatsen.

Mevrouw Kooiman vindt dat het organiseren van evenementen behulpzaam kan zijn, maar niet meer dan dat, bij het beperken van de overlast gedurende de jaarwisseling. In de stad waar ik oud en nieuw heb gevierd, heeft men zo'n evenement. Sommige gemeenten zijn voorstander van het organiseren van een vuurwerkshow en ze doen dat ook, maar andere gemeenten vinden de kosten daarvan te hoog.

De heer Marcouch vindt dat gemeenten hun bevoegdheden moeten gebruiken. Laat ze daarvoor staan, en dan met name de burgemeesters. Voor de komende jaarwisseling wordt gedacht aan zwaardere straffen, eenduidige landelijke afspraken bij politie en OM over opsporing en vervolging, anonimiteit in het strafproces, waarbij ik denk aan de domiciliekeuze, snelrecht en ZSM-aanpak, uitbreiding voorlopige hechtenis, themazittingen en toepassing van bestuurlijke instrumenten. Verder heb ik gemeenten gevraagd, schade als gevolg van vandalisme in de publieke ruimte, ook al is die gering, te verhalen. Maar daar moet je wel daders voor hebben. De gemeenten zeggen dat ze dat, als ze de kans krijgen, allemaal doen. Ook lokaal is dat gelukkig langzamerhand een politiek item geworden. Verder heb ik gevraagd rekening te houden met de social media. Naar aanleiding van «Haren» is dat laatste punt natuurlijk actueel geworden.

De brieven van burgemeesters hebben absoluut hun effect. Het is mijn taak om gemeenten en burgemeesters daarbij te stimuleren. Ik zal niet nalaten dat te doen.

Waarom honoreer ik de argumenten van gemeenten inzake het handhavingsprobleem niet, vroeg mevrouw Van Tongeren. Dat doe ik wel. De lijstjes die ik net heb genoemd, geven aan dat dat gebeurt. Er is natuurlijk een nationale landelijke inzet van de politie, die met elkaar wordt besproken. Dat gebeurt massaal. Daarna wordt er scherp geëvalueerd. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid inventariseert de ervaringen van de gemeenten. De gemeenten werken daar ruimschoots aan mee. Uit de inventarisatie blijkt dat bijna alle gemeenten de schade indien mogelijk zullen verhalen op de daders.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Ik kom terug op het maatwerk: ik probeer te zeggen dat de Minister het idee van maatwerk per gemeente heeft afgewezen, onder andere op het argument van handhavingsproblemen. De Minister was gevoelig voor dat argument van de gemeenten. Mijn tegenargument was: als het over de wietpas gaat, is deze Minister niet gevoelig voor hetzelfde handhavingsargument van gemeenten. Of de Minister moet op alle momenten gevoelig zijn voor dat argument, of niet.

Minister Opstelten: Voor de goede orde: de wietpas bestaat niet meer. Er is nu sprake van het ingezetenencriterium, dat vandaag nog eens door de rechter is bevestigd. Wij hebben de wensen van gemeenten ten aanzien van vuurwerk geïnventariseerd. Zij willen dat om allerlei redenen niet afschaffen, met alle consequenties die dat met zich brengt. Een van die redenen is dat ze dat niet te handhaven vinden. Ik ken de verhalen van de oogartsen, wat niet wegneemt dat dat gebeurt. Afschaffing van vuurwerk zou alleen ten gevolge hebben dat deze traditie wel in stand blijft, ondanks een verbod. Het handhavingsprobleem is daarbij een heel realistisch punt, maar het is niet het enige punt.

We handhaven die avond massaal. We zetten alle beschikbare mensen in, zij het natuurlijk wel in redelijkheid. Daarbij beschikken we over een waar instrumentenscala. Natuurlijk is dat maatwerk, want elke gemeente doet dat op zijn eigen manier, met zijn eigen cultuur en met zijn eigen invulling, dus met of zonder feestje.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks): Het is mij nog niet duidelijk of de Minister heel behendig mijn vraag ontwijkt, of haar niet begrijpt. Ik probeer het nog een keer. Steunt deze Minister het al eerder gedane voorstel dat gemeenten zelf mogen bepalen wat hun beleid rond vuurwerk is? Ik begrijp dat het daarbij gaat om de handhaving, maar waarom speelt datzelfde argument niet rond het coffeeshopbeleid?

Minister Opstelten: Het gaat niet allen om handhaving. In mijn brief heb ik duidelijk aangegeven wat gemeenten vinden. Wij hebben duidelijk aangegeven wat we zelf vinden. De Staatssecretaris gaat daar straks nog op in. Dat is het verhaal. Ik ben er totaal niet van overtuigd dat dat anders moet. Nogmaals: het kabinet vindt het van belang vast te houden aan het principe van een landelijke uniforme regeling. Dát willen de diensten die ervoor zorgen dat Oud en Nieuw nog enigszins redelijk verloopt. Gemeenten kunnen in hun APV gelet op specifieke lokale omstandigheden uitzonderingen op speciale plaatsen maken, waarbij ik denk aan bejaardenhuizen. Die uitzonderingen kunnen worden gemaakt in het belang van voorkoming van gevaar, schade of overlast. Dat belang moet aantoonbaar zijn. De uitzonderingen zullen daarom niet het gehele grondgebied kunnen betreffen, waardoor de facto een totaalverbod zal gelden. Ik kan mevrouw Van Tongeren niet overtuigen. Zij vergelijkt dat met het coffeeshopbeleid. Maar ook dat beleid geldt voor het hele land. Daar hebben we gezegd: het kan alleen gefaseerd worden uitgevoerd. Uiteindelijk is de beoordeling aan mij, en aan niemand anders.

Staatssecretaris Mansveld: Voorzitter. De rode draad in de vragen bestaat uit Polen en Tsjechië, het terugbrengen van het gebruik van illegaal vuurwerk en de taken en bevoegdheden van de ILT. De ILT voert wettelijk toezicht uit op de veiligheid van het consumentenvuurwerk en de transportveiligheid. Daarbij richt ze zich ook op het illegale vuurwerk. De ILT zet hierbij vooral bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving in, daarbij nauw samenwerkend met de politie.

De heer Bontes vroeg welke acties de ILT onderneemt om illegaal vuurwerk aan te pakken. Belangrijk element is controle in de haven van Rotterdam om te beoordelen of er, naast het consumentenvuurwerk, ook illegaal vuurwerk wordt geïmporteerd. De samenwerking met andere EU-landen is daarbij belangrijk. Bij opslag kun je aan Duitsland, België en Denemarken denken. De samenwerking met de EU-landen is in opbouw. Zoals bekend is Nederland het Europese land met het strengste beleid waar het gaat om vuurwerk. Het is zaak de rest van Europa daarin mee te krijgen. Andere landen moeten zien wat de effecten bij ons zijn en hoe we dat doen.

Zoals gezegd wordt nauw samengewerkt met douane en politie. De nauwe samenwerking met de politie is nog steeds verder in opbouw. In dit kader zijn er afgelopen seizoen controles uitgevoerd bij de pakketdiensten. Daar moet scholing plaatsvinden om pakketten te herkennen en te signaleren. We proberen zaken aan de bron te herkennen en te signaleren, waarna aan de ILT wordt gerapporteerd. De ILT kan immers het hele jaar door niet overal zijn. Het zwaartepunt van de handhaving ligt op de productveiligheid en op een juiste classificatie van het vuurwerk. Verwacht wordt dat dit een substantiële bijdrage zal leveren aan het verminderen van de stroom illegaal vuurwerk.

Poolse inspecteurs komen hier kijken hoe dingen moeten, of hoe wij dingen doen en wat wij van ze vragen. Wat je ziet, is dat die Poolse inspecteurs in de haven van Gdansk bekijken wat er naar ons toekomt. We proberen bij de bron al de eerste signalering te maken van wat wel en niet goed is. Dit programma met Polen is in opbouw, en is niet eenmalig. Het betreft bijvoorbeeld ook de verkoop van illegaal vuurwerk via Poolse webshops. Het is bekend dat ook Tsjechië daarin een populair land is.

Met de Chinese export- en importinspectie is een samenwerkingsverband getekend, zodat we ook daar proberen ervoor te zorgen dat gecheckt, gecontroleerd en waar mogelijk tegengehouden wordt. Nederland is daarin redelijk uniek. We zullen dit consequent uitbouwen.

De heer Bontes (PVV): Van inspecteurs heb ik begrepen dat een groot deel van de handel, bestemd voor Polen, via de Rotterdams haven gaat, en niet rechtstreeks naar Gdansk. Klopt dat? Zo ja, is het dan niet veel makkelijker om in de Rotterdamse haven te interveniëren?

Staatssecretaris Mansveld: De heer Bontes heeft daar gelijk in. Daarom begon ik mijn beantwoording ook met te zeggen dat de controles in de haven van Rotterdam nauwgezet plaatsvinden, om te beoordelen of we daar al dat vuurwerk aantreffen. Daarna ben ik doorgegaan naar het opleiden van de Polen om te laten zien wat er in Rotterdam gebeurt, zodat ze dat ook in Gdansk kunnen doen.

De heer Bontes (PVV): Hoe ligt de verhouding? Is dat allemaal bedoeld voor Gdansk, of voor Rotterdam? 80:20?

Staatssecretaris Mansveld: Ik wil met mijn beantwoording laten zien wat er in Rotterdam gebeurt, en dat de Poolse inspecteurs in Gdansk ook hun werk doen. Maar u hebt gelijk: de grootste stroom loopt via Rotterdam.

Welke rol speelt de verkoop via internet? Dat is een probleem in de andere EU-landen. Zoals gezegd: in landen als Polen en Tsjechië is de aanpak van de illegale handel een belangrijke activiteit van de politie. Op verzoek van de politie is verdere samenwerking tussen politie en de ILT in voorbereiding. De ILT kan haar bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten, zoals dwangsommen, inzetten. Daarnaast wordt het internationale netwerk van de inspectie gebruikt om via de buitenlandse autoriteiten de illegale handel aan te pakken. Zoals ik al zei, is dat best wel een aanpak met een lange adem. Vanuit Nederland ben je outreachend bezig om te zorgen dat mensen zich bewust zijn van wat er in Nederland terechtkomt, en wat we niet willen. Een goed voorbeeld is dat de webshop Bombershop in Polen, die veel zwaar illegaal vuurwerk levert, door interventies via onze bestuurlijke en strafrechtelijke contacten uit de lucht is genomen. Dan komt er onder een ander logo weer een andere webshop in de lucht. Dat geeft aan hoe lastig het is om dit aan te pakken. Maar dat is een kwestie van volhouden en niet verslappen.

De heer Dijkhoff vroeg of de gemeenten voldoende bevoegdheden hebben. De Minister heeft al aangegeven dat niemand behoefte heeft aan nieuw instrumentarium en dat signaal hebben wij ook gekregen. De gemeenten hebben zelf aangegeven dat ze tevreden zijn over het instrumentarium en de maatregelen. Met de verordening kunnen ze in bepaalde gebieden verbieden dat vuurwerk wordt afgestoken.

De heer Dijkhoff vroeg of speurhonden succesvol zijn gebleken. Ik heb me afgevraagd of de ILT speurhonden heeft. Ik ben ervan uitgegaan dat hij de speurhonden van de douane bedoelde. Dat is een van de instrumenten om in te grijpen. Ik ben altijd verbaasd om te zien wat honden kunnen. Als hij echt wil weten wat de effecten zijn, zal ik dat bij een andere instantie moeten navragen. Met instrumenten die bewezen succesvol zijn, wordt doorgegaan.

De heer Dijkhoff (VVD): Ik kwam op die vraag na het lezen van het verslag van het vorige AO, waarin de Staatssecretaris zelf sprak over de inzet van speurhonden. Van wie ze precies zijn, weet ik ook niet, maar ik begrijp dat ze in ieder geval niet bij de ILT zelf vandaan komen. Of de inzet echt essentieel is, weten we niet.

Staatssecretaris Mansveld: Nee. Het is een van de instrumenten die wordt ingezet.

De heer Dijkhoff heeft ook gevraagd naar de prioriteiten in het toezicht. Beïnvloeding bij de bron is heel belangrijk. We zien dat er een verschuiving van de aandacht van politie en OM plaatsvindt naar illegaal vuurwerk en naar de verspreiding via internet. Ik gaf al aan dat medewerkers van postorderbedrijven worden geschoold in het spotten van verdachte pakketten, gevolgd door signalering bij de ILT.

De branche heeft aangegeven dat zijzelf gaat onderzoeken of het mogelijk is om komende jaarwisseling bij de aankoop van vuurwerk een vuurwerkbril te verstrekken. Ik ben heel blij dat de branche zelf dat initiatief neemt. Het gaat om een miljoen brillen. Het zou heel mooi zijn als het lukt; ik houd de Kamer daarvan op de hoogte. Als dit lukt, zal het Ministerie bijdragen aan de voorlichtingscampagne.

De heer Marcouch wees al op de opslag in het buitenland en vroeg, hoe er dan toch goed kan worden gehandhaafd. Als het gaat om opslag in Duitsland wordt bij het vertrek van het transport bij de handhaver gemeld dat het transport er komt. Alles wat de grens overgaat, moet gemeld en gecontroleerd worden. Dit gaat om professioneel vuurwerk. Eind december is er intensief toezicht op consumentenvuurwerk.

Hoe wordt omgegaan met een vals etiket? Er worden steekproeven genomen om te zien of erin zit wat erop staat. Dat geldt niet alleen voor vuurwerk, maar bij havens en vliegvelden kan dat voor hele containers gelden. Dan checken wij of erop staat wat erin zit.

Het is belangrijk om te weten dat we vooroplopen als het gaat om vuurwerkbeleid. Voor ons is dat een belangrijk onderwerp, gelet op de geschiedenis. Er is wel EU-regelgeving, zoals CE-markering en de etikettering, maar wij zijn strenger. Steeds opnieuw proberen wij andere landen ervan bewust te maken wat de effecten zijn van illegaal vuurwerk. De ILT heeft daarvoor binnen Europa een fijnmazig netwerk opgebouwd. Inspecties kunnen steeds meer samenwerken, doordat wet- en regelgeving steeds meer geharmoniseerd worden. Wij blijven ons actief inzetten op dat traject.

De heer Oskam heeft gevraagd om intensivering van toezicht bij de jaarwisseling. Rond de jaarwisseling wordt er heel veel capaciteit vrijgemaakt voor toezicht en opsporing. Vanaf begin december, maar zeker vanaf de kerst stelt de ILT iedereen beschikbaar voor dit traject, want dat zijn de hoogtijdagen.

De heer Oskam stelde een vraag over de Pyrorichtlijn. Nederland neemt deel aan de werkgroep Pyrorichtlijn. Degenen die professioneel met vuurwerk mogen werken, krijgen een soort paspoort, om hiermee de illegaliteit beter te kunnen opsporen.

Mevrouw Van Tongeren stelde de terechte vraag naar de consequenties voor het milieu. Het RIVM meet jaarlijks de concentraties fijnstof, en rapporteert daarover op zijn website. De concentraties verschillen van jaar tot jaar. Ik zeg altijd: het is een goed jaar als het veel waait en regent. Eigenlijk is dat niet de bedoeling, maar ik vind vuurwerk, zeker als het hard knalt, niet plezierig. De weersomstandigheden zijn van grote invloed op de concentraties. De afgelopen drie jaar was de hoogste concentratie in stedelijk gebied circa 850 microgram per kubieke meter en de laagste 310. Maar er is nog een milieugevolg van het vuurwerk: afval. Dat wordt binnenkort een grondstof. Een voorzichtige schatting is dat vuurwerk zo'n 6 miljoen kilo afval oplevert, ofte wel 0,1% van de jaarlijkse hoeveelheid afval. Dat wordt over het algemeen door de buurt zelf opgeveegd. Wat blijft liggen, wordt meegenomen door de gemeentereiniging.

Mevrouw Berndsen stelde een vraag over de omvang van de illegale markt. We hebben geen zicht op de omvang van de markt. Wel hebben we de indruk dat het zich verplaatst naar steeds heftiger knallend vuurwerk. Daarom leggen we komend jaar de focus daarop. Hoe harder de knal, hoe groter de kans dat het illegaal is. In de afgelopen jaren is tussen de 100.000 en 120.000 kilo vuurwerk in beslag genomen.

In reactie op de heer Marcouch: toezicht en handhaving vinden plaats door de ILT. Volgens mij wordt optimaal samengewerkt met gemeenten, provincies, OM en politie. De veelheid van rollen leidt volgens mij niet tot chaos. Toezicht en handhaving zijn goed georganiseerd.

De heer Marcouch (PvdA): Het gaat mij er niet om wat we doen tijdens oud en nieuw, het gaat mij om het toezicht op de handelaren en het voorkomen van recidive. Vaak weten de bestuurslagen van elkaar niet wat ze doen. Dat komt de handhaving niet ten goede.

Staatssecretaris Mansveld: De legale vuurwerkmarkt is vrij overzichtelijk ingedeeld, met een aantal partijen. Er is sprake van een goed georganiseerde branche, waarmee veel contact is. Er bereiken ons geen signalen over onduidelijkheden.

De heer Bontes (PVV): Voorzitter. Zoals elke oud en nieuw is ook deze oud en nieuw niet erg prettig verlopen. Dit jaar hebben we voor het eerst de Nationale Politie, dus ik hoop dat het beter gaat. Mijn ongerustheid over de Al-Soennah Moskee is niet weggenomen. Ik ben blij dat de Minister ernaar gaat kijken. We zullen hier vaker over komen te spreken.

De voorzitter: Tijdens dit algemeen overleg zijn de volgende toezeggingen gedaan:

  • De Minister zal voor het eind van het jaar de conclusies van het College van pg's over vorm en hoogte van de straffen naar de Kamer sturen.

  • De Minister zal met de Raad voor de Rechtspraak in gesprek gaan over de gevolgen van supersnelrecht\.

  • Voor de zomer van 2014 zal de evaluatie-ZSM naar de Kamer worden gestuurd.

De heer Oskam (CDA): Het gaat om de vraag of geweld tijdens de jaarwisseling een strafverzwarende omstandigheid is, of niet.

De voorzitter: Nee, nu gaan we niet de discussie hierover heropenen. Op verzoek van mevrouw Kooiman wordt ook de rol van de advocatuur daarin meegenomen.

De heer Oskam (CDA): Dan wil ik dat in de toezegging wordt opgenomen dat in de evaluatie wordt meegenomen dat de Minister met de Raad voor de Rechtspraak zal bespreken dat de strafverzwarende omstandigheid door iedereen wordt gewenst, behalve door sommige rechters.

De voorzitter: Er stond achter «naar aanleiding van politierechter in Den Haag.» Dan is het helemaal duidelijk.

  • De Staatssecretaris zal de Kamer op de hoogte houden van de vorderingen op het gebied van verstrekking van vuurwerkbrillen door de branche.

Er zal een VAO worden aangevraagd, met als eerste spreker mevrouw Ouwehand.

Sluiting 19.30 uur.

Naar boven