33 189 Beleidsdoorlichting Koninkrijksrelaties

Nr. 11 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2018

Op 17 november jl. heb ik u de beleidsdoorlichting van artikel 1 (de waarborgfunctie) van hoofdstuk IV Koninkrijksrelaties1 toegestuurd (Kamerstuk 33 189, nr. 10). Middels deze brief ontvangt u de toegezegde kabinetsreactie.

De beleidsdoorlichting is een terugblik en beslaat de periode die begint met de staatkundige hervormingen van 10 oktober 2010 en eindigt met het jaar 2016. In de beleidsdoorlichting wordt een zestal aanbevelingen voor de toekomst gedaan, die ik graag ter harte neem.

De eerste aanbeveling betreft de herbenoeming van het begrotingsartikel. In de beleidsdoorlichting wordt toegelicht dat de huidige titel van artikel 1 «de waarborgfunctie» te vaak tot verwarring leidt. Ik vind het om die reden verstandig om de aanbeveling op te volgen en de term «waarborgfunctie» hier niet te gebruiken, omdat die de indruk wekt dat hiermee gedoeld wordt op toepassing van de waarborgfunctie van het Koninkrijk zoals geformuleerd in artikel 43, tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk. Ik zal mij beraden over de juiste benaming. Een herbenoeming van artikel 1 zal plaatsvinden per begrotingsjaar 2019.

De overige aanbevelingen zijn als het ware een bril, waardoor gekeken kan worden hoe de invulling van de samenwerking op het gebied van de rechtshandhaving met de Caribische landen verder vorm te geven. Zo komt in de doorlichting naar voren dat, hoewel lastig kwantificeerbaar, de Nederlandse bijdrage aan de rechtshandhaving in de Caribische landen van groot belang is voor de rechtsstaat ter plaatse. In het regeerakkoord «Vertrouwen in de Toekomst» wordt onderstreept dat het zijn van een Koninkrijk ook verantwoordelijkheid met zich meebrengt, in het bijzonder voor het waarborgen van integriteit van bestuur en van effectieve rechtshandhaving en grensbewaking. Dit vraagt in mijn ogen om een constructieve en praktische samenwerking binnen ons Koninkrijk. Hoewel rechtshandhaving een landsaangelegenheid betreft, wil ik mij hier blijvend voor inzetten. Het streven de samenwerking tussen de Nationale Politie en de Caribische korpsen te intensiveren zoals beoogd met de ondertekende intentieverklaring tot samenwerking korpsen in het Koninkrijk in november 2016 is hiervan wat mij betreft een goed voorbeeld.

Er bestaat voor mij geen discussie over de inzet en samenwerking met Aruba, Curaçao en Sint Maarten op het gebied van rechtshandhaving. Deze inzet is en blijft noodzakelijk om de veiligheid in het Caribische deel van het Koninkrijk te waarborgen. Om die reden is in 2017 jl. besloten de extra inzet van het Recherche Samenwerkingsteam, het Openbaar Ministerie en het Gemeenschappelijk Hof van Justitie ten behoeve van de aanpak van bestrijding van ondermijning vanaf 2018 door een extra budgettaire impuls voort te zetten met vier jaar en op te nemen in artikel 1 van Hoofdstuk IV.2 Dit biedt mogelijkheden om door te pakken op de eerste resultaten, die de afgelopen twee jaar zijn geboekt. Dit sluit in mijn ogen goed aan op wat in aanbeveling 3 wordt bedoeld, namelijk dat problematiek die om een lange adem vraagt een aanpak krijgt die daarbij past.

Mijn recente bezoeken aan het gebied hebben mij gesterkt in het beeld dat het aanbrengen van focus (aanbeveling 2) en het leveren van maatwerk per eiland (aanbeveling 4) goede uitgangspunten zijn voor onze inzet, ook op de rechtshandhaving, in de komende periode. Daarbij hanteer ik het adagium «more for more, less for less»; goed bestuur wordt beloond met meer maatwerk en vrijheid, afgestemd op de lokale behoeften. Tegelijkertijd kan het aanbrengen van focus en het leveren van maatwerk niet enkel aanbod gedreven zijn, maar dient ook rekening gehouden te worden met het absorptievermogen van de eilanden. Het creëren van lokaal eigenaarschap (aanbeveling 5) is een ander cruciaal element, waar aandacht voor is gevraagd in de samenwerking met de landen. In de huidige praktijk wordt hieraan al zo veel mogelijk invulling gegeven. Een goed voorbeeld daarvan is de oprichting van het integraal afpakteam in Aruba, waarbij het creëren van lokaal eigenaarschap goed tot zijn recht komt. Het betreft een lokaal initiatief, waarbij in de opstartfase ondersteuning vanuit Nederland is verleend met kennis en een bescheiden financiële bijdrage. Na één jaar functioneert het afpakteam met groot draagvlak bij de betrokken lokale diensten en de Arubaanse samenleving. In de wijken wordt zichtbaar gemaakt dat misdaad niet loont. Het woord «afpakteam» is inmiddels onderdeel geworden van het Papiaments. De aanpak draait volledig op Arubaanse inzet.

De zesde en tevens laatste aanbeveling ziet op het minder leidend maken van de staatkundige verhoudingen in de dagelijkse praktijk. De staatkundige verhoudingen zijn geen keurslijf, wel een gegeven. Daarbinnen zie ik mogelijkheden om meer ruimte te zoeken voor praktische en gedifferentieerde samenwerking. De geografische ligging van de Benedenwinden en de Bovenwinden is namelijk een realiteit naast die van de staatkundige indeling. Zo hebben de desastreuse gevolgen van orkaan Irma nog meer laten zien welke afhankelijkheden er zijn tussen Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius, die niet alleen zien op infrastructuur of zorg, maar ook bijvoorbeeld op het terrein van de rechtshandhaving.

Waar de beleidsdoorlichting een terugblik is, zien de aanbevelingen op de toekomst. Het betrekken van de aanbevelingen bij mijn inzet de komende periode kan ik niet los zien van de ontwikkelingen die spelen of hebben gespeeld in de periode na de beleidsdoorlichting. Zo is recentelijk besloten dat inzake de reikwijdte van het wederopbouwfonds het grenstoezicht in Sint Maarten en (onderdelen van) de rechtshandhaving onderdeel zullen zijn van de wederopbouwinspanningen. Naast de fysieke wederopbouw is immers een veilig eiland voor de bewoners van Sint Maarten, maar ook voor het herstel van de toeristische sector van groot belang. Tegelijkertijd is de aandacht voor de rechtshandhavingsketen in Sint Maarten niet ontstaan op 6 september 2017, toen de orkaan het eiland trof. In 2016 was het noodzakelijk om de Algemene Maatregel van Rijksbestuur, die ziet op het op het afgesproken niveau brengen van het politiekorps en de gevangenis, voor de derde keer te verlengen. In 2018 zal dit opnieuw onderwerp van gesprek zijn, nu ook de laatste rapportages van de Voortgangscommissie wederom laten zien dat ondanks alle inspanningen het afgesproken niveau nog niet is bereikt (zie de voortgangsrapportages die eerder door mijn voorganger aan uw Kamer werden aangeboden (Kamerstuk 34 550 IV, nr. 40).

De komende periode zal mijn inzet daarom vooral gericht zijn om de condities voor de wederopbouw samen met Sint Maarten in te vullen. Behalve eerdergenoemd verscherpt grenstoezicht zal eveneens een Integriteitskamer worden ingesteld. De inzichten die de bovenstaande inspanningen gaan opleveren, zal ik tezamen met de aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting gebruiken als input voor de gesprekken die voortdurend gevoerd worden over de (praktische) samenwerking tussen en de versterking van de rechtshandhaving in de landen van het Koninkrijk.

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Uit bijlage bij de Miljoenennota 2018 (p. 140): De inzet van het Team Bestrijding Ondermijning is vanaf 2018 verlengd met vier jaar met een bedrag van 10 miljoen euro per jaar.

Naar boven