33 086 Wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige

Nr. 46 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2012

Tijdens de algemene beraadslaging op 11 april jongstleden (Handelingen II 2011/12, nr. 75) over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (33 086) heb ik de Kamer toegezegd voorafgaande aan de stemming over het wetsvoorstel een brief te sturen over twee onderwerpen, namelijk over het openstellen van de sociale leenfaciliteit voor anderen dan diegenen die verplicht zijn in te burgeren en over de maatschappelijke begeleiding van asielgerechtigden. Met deze brief kom ik deze toezegging na. Voor wat betreft de sociale leenfaciliteit geef ik met deze brief tevens invulling aan de motie Sterk en Van Nieuwenhuizen-Wijbenga waarin de regering wordt verzocht de mogelijkheden te onderzoeken of en hoe een sociaal leenstelsel voor migranten uit MOE-landen en mogelijk anderen toegankelijk kan worden gemaakt (33 000 VII, nr. 89).

Sociale leenfaciliteit voor anderen dan inburgeringsplichtigen

Doelgroep

Het gaat hier om een kleine gemotiveerde doelgroep die serieus werk wil maken van de inburgering, primair om vreemdelingen die een nationaliteit hebben van een lidstaat van de Europese Unie of Turkije die zich in Nederland vestigen vanaf de datum van inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Naar verwachting zullen circa 1000 personen per jaar een beroep doen op de sociale leenfaciliteit. Dit aantal komt bovenop de groep van 6000 inburgeringsplichtigen (van de totaal geschatte instroom van 16 000 inburgeringsplichtigen) die naar verwachting een beroep zullen doen op een lening.

De omvang van de doelgroep die gebruik zal maken van de sociale leenfaciliteit is niet exact aan te geven. De ontwikkeling van de migratiestromen in de komende jaren is ongewis en relevante ervaringsgegevens ontbreken, aangezien vrijwillige inburgeraars nu in aanmerking komen voor een aanbod van de gemeente en geen gebruik kunnen maken van de huidige leenfaciliteit. Daarnaast zijn er voor deze doelgroep andere opties beschikbaar, zoals het gebruik van de middelen die gemeenten op grond van de Wet educatie en beroepsonderwijs ontvangen.

De potentiële doelgroep wordt wel ingeperkt door de voorwaarden die aan de sociale leenfaciliteit worden gesteld: het beschikken over onvoldoende inkomen en inschrijving in de GBA. Ook moet worden bedacht dat de deelname aan een inburgeringscursus door deze groep op vrijwillige basis gebeurt.

Juridische grondslag en uitvoering

De afgevaardigden Dibi, Schouw en Sterk hebben een amendement ingediend (33 086, nr. 41) dat het mogelijk maakt een lening te verstrekken aan anderen dan inburgeringsplichtigen. Ik heb aangegeven dat dit amendement mijn steun krijgt. In het Besluit en in de Regeling inburgering worden de groepen nader aangeduid.

De voorwaarden waaronder de lening wordt verstrekt zijn gelijk aan de voorwaarden voor inburgeringsplichtigen. Bij de terugbetaling wordt uitgegaan van een vergelijkbare termijn en van gelijke terugbetalingsvoorwaarden.

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zal namens mij verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van de leningen, net zoals dat gebeurt voor de inburgeringsplichtigen. DUO heeft aangegeven dat een uitbreiding van de doelgroep voor de sociale leenfaciliteit van 6000 naar 7000 probleemloos in de uitvoering kan worden meegenomen.

Budgettaire consequenties

De financiering van de leningen leggen geen extra beslag op de rijksbegroting. Wel relevant zijn de oninbare leningen, hiervoor is dekking geregeld bij het Regeerakkoord (10 miljoen euro per jaar). De budgettaire consequenties verbonden aan de voorgestelde uitbreiding van de sociale leenfaciliteit betreffen dus alleen de oninbare leningen. Deze blijven binnen de huidige budgettaire kaders.

Maatschappelijke begeleiding asielgerechtigden

Doelgroep

Doelgroep van deze maatregel zijn de 5500 inburgeringsplichtige asielgerechtigden per jaar, zoals genoemd in het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inburgering. De eigen verantwoordelijkheid van de asielgerechtigde staat voorop. De asielgerechtigde kent echter een andere uitgangspositie dan de overige inburgeringsplichtigen. Immers hij heeft geen referent en heeft zich niet of nauwelijks kunnen voorbereiden op zijn komst naar Nederland. Het doel van maatschappelijke begeleiding is dan ook om in de eerste tijd dat de asielgerechtigde zich in een gemeente vestigt, hem ondersteuning te bieden bij tal van zaken die hij op dat moment nog niet zelfstandig kan regelen. Taalles maakt geen deel uit van de maatschappelijke begeleiding.

Juridische grondslag en uitvoering

Mijn voornemen is dat gemeenten per asielgerechtigde inburgeringsplichtige bij het COA een bijdrage kunnen vragen van 1000 euro per persoon ten behoeve van de maatschappelijke begeleiding. Het Rijk zal het COA hiertoe jaarlijks een subsidie verstrekken waarover jaarlijks verantwoording wordt afgelegd.

De beoogde juridische grondslag is de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers en het Subsidiebesluit Centraal Orgaan opvang asielzoekers 2005. Hiermee wordt aangesloten bij de manier waarop de begeleiding van uitgenodigde vluchtelingen is geregeld. Nederland hanteert hiervoor een quotum van 500 personen. Deze 500 zijn onderdeel van de hierboven genoemde 5500.

Budgettaire consequenties

Uitgaande van 1000 euro per asielgerechtigde inburgeringsplichtige en 5000 personen per jaar is een bedrag nodig van 5 miljoen euro per jaar vanaf het moment van inwerkingtreding van het wetsvoorstel.

Het effect van beide maatregelen, uitbreiding van het sociaal leenstelsel en de maatschappelijke begeleiding, zal worden meegenomen bij de evaluatie van de Wet inburgering.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

Naar boven