Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 33037 nr. 275 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 33037 nr. 275 |
Vastgesteld 9 maart 2018
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over o.a. de brief van 23 januari 2018 inzake de fraude bij registratie van rundvee (Kamerstuk 33 037, nr. 252). De volledige agenda is opgenomen aan het einde van de lijst.
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 maart 2018. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Kuiken
De adjunct-griffier van de commissie, Konings
Vraag 1
In De Boerderij van 22 februari 2018 stelt u dat juristen zijn gevraagd of een blokkade anders kon; kunt u de analyse geven van deze juristen waarom geen andere stap mogelijk was dan het blokkeren van al deze melkbedrijven, waarvan er bij een deel duidelijk geen sprake is geweest van fraude?
Vraag 2
Had in het geval dat het betreffende bedrijf wel getracht heeft de informatie over geboorte of sterfte mede te delen (als genoemd in artikel 4, tweede lid, van Verordening 494/98) maar dit niet goed verwerkt is, niet additionele informatie gevraagd kunnen worden aan het betreffende bedrijf in plaats van deze bedrijven te blokkeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Een koe die melk produceert heeft gekalfd. Van de geboorte van kalveren moet, met vermelding van de identificatiecode van het moederdier, kennisgeving worden gedaan in het I&R-systeem rund (artikel 20, derde lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren, de artikelen 5, eerste alinea, en 7, eerste lid, van verordening nr. 1760/2000 en artikel 14, derde lid, onderdeel C, onder 1, vijfde gedachtestreep, van richtlijn nr. 64/432).
Wanneer er ten aanzien van het bedrijf onregelmatigheden zijn geconstateerd – in deze kwestie factoren als het voorkomen van vaarzen die ouder zijn dan 27 maanden, het feit dat dieren die in het ene systeem te boek staan als vaarzen en in een ander systeem als melkproducerend dier, en het feit dat in het I&R-systeem rund ten aanzien van een melkproducerende koe geen geboorten zijn gekoppeld – kan de eerste conclusie niet anders zijn dan dat er op het bedrijf kalveren zijn geboren die niet overeenkomstig de Europese regelgeving over identificatie en registratie van dieren zijn gemeld.
Omdat in deze situatie een geboorte niet is medegedeeld overeenkomstig de Europese regelgeving, beperkt de bevoegde autoriteit op grond van artikel 4, tweede lid, van verordening nr. 494/1998 de verplaatsing van dieren van en naar een bedrijf. Deze bepaling is dwingend geformuleerd en laat dus geen ruimte voor een afweging door de bevoegde autoriteit over het al dan niet toepassen van deze maatregel. De reden of oorzaak van het gebrek, of het aantal onregelmatigheden, doet hierbij niet ter zake.
Een blokkade geeft de gelegenheid aan de betrokken veehouder om in het I&R-systeem orde op zaken te stellen, waarbij in de tussentijd de keten wordt beschermd. Zodra is gebleken dat de I&R-registratie op orde is, op basis van additionele informatie van de veehouder, wordt de blokkade weer opgeheven.
Vraag 3
Is het blokkeren van een bedrijf wel proportioneel indien het om een bedrijf gaat waar één dier niet goed geregistreerd stond?
Antwoord
Bedacht moet worden dat op het moment dat een bedrijfsblokkade moet worden opgelegd, nog niet duidelijk is welke op het bedrijf aanwezige kalveren onjuist zijn gekoppeld aan de moederkoe. Het is dus zaak dat zolang de registratie op het bedrijf nog niet op orde is gebracht, de keten wordt beschermd tegen onjuist geregistreerde kalveren. Niet alleen vanwege de bescherming van de diergezondheid en volksgezondheid, maar ook in het belang van de sector zelf, die voor het internationale handelsverkeer een onomstreden en onberispelijk registratiesysteem nodig heeft.
Van belang is verder dat de bedrijfsblokkade alleen is gericht op de aan- en afvoer van de dieren, en bijvoorbeeld niet op de afvoer van door de aanwezige koeien geproduceerde melk.
De door de Europese regelgeving voorgeschreven bedrijfsblokkade is dus noodzakelijk en proportioneel in het licht van de te beschermen belangen, mede gelet op het feit dat de veehouder enkel de juiste registratie moet doorgeven en onderbouwen om zijn bedrijf weer vrij te krijgen.
Vraag 4
Welke stappen zijn genomen tussen 23 januari 2018 toen de Kamer is geïnformeerd over signalen, en 8 februari 2018 toen ruim 2100 bedrijven zijn geblokkeerd, om de goede Identificatie- en registratie (I&R)-gegevens te verkrijgen?
Antwoord
Op basis van de bevestiging van signalen van onregelmatigheden in de steekproef van 22 januari jl., zijn in overleg met het OM ex art 19 Wet op de Economische Delicten (WED) met oog op handhaving van de Regeling Fosfaatreductieplan 2017 administratieve gegevens van CRV gevorderd.
Deze gegevens zijn vergeleken met I&R gegevens bij RVO.nl, via een zogenaamde cross check. Daarbij is gekeken naar eventuele geboortemeldingen en melkcontrolegegevens. Hieruit kwam naar voren dat van vaarzen die in I&R nog geen kalfdatum kennen wel een kalfdatum en melkcontrolegegevens zijn aangetroffen in de CRV gegevens. Op grond daarvan zijn de bedrijven met geconstateerde onregelmatigheden geblokkeerd. Deze bedrijven hebben daarover per UBN (dierlocatie, Uniek bedrijfsnummer) een blokkadebesluit ontvangen waarin is aangegeven hoe ze de geconstateerde onregelmatigheden met betrekking tot I&R kunnen herstellen.
Vraag 5
Hoeveel bedrijven zijn op 23 februari 2018 nog geblokkeerd?
Antwoord
Op 23 februari 2018 waren er nog 1.234 bedrijven geblokkeerd in het kader van art. 4 Vo. 494/98.
Vraag 6
Wat is het controlepercentage ten aanzien van geboorte- en doodmeldingen (in het kader van het I&R-systeem) in het huidige toezichtsarrangement?
Antwoord
Op grond van artikel 22, eerste lid, van verordening nr. 1760/2000 is een controlepercentage van 3% van de bedrijven in Nederland verplicht. Deze inspecties op de bedrijven zien niet uitsluitend toe op geboorte- en doodmeldingen maar op het geheel aan I&R verplichtingen.
Vraag 7
Bent u correct geciteerd door De Boerderij bij de volgende quote: «[Het] ligt niet aan de juristen, maar aan de politici die besloten hebben dat er een bedrijfsblokkade moet volgen bij een onjuiste registratie in het I&R-systeem»?
Zo ja, kunt u duidelijk maken op welke politici u doelt? (bron: http://www.boerderij.nl/Home/Achtergrond/2018/2/Schouten-Ik-heb-impact-onderschat-251566E/, 22 februari 2018).
Antwoord
Ik doelde, in overdrachtelijke zin, op het gegeven dat het hier gaat om regelgeving die dwingend voorschrijft dat in gevallen als de onderhavige een bedrijfsblokkade wordt opgelegd (zie mijn antwoord op de vragen 1 en 2).
Vraag 8
Kunt u uiteenzetten hoe en waarom de huidige I&R-regels tot stand zijn gekomen en kunt u daarbij ingaan op de eisen die importerende landen in dit verband stellen aan producten uit de Nederlandse veehouderij?
Antwoord
De huidige nationale regelgeving voor identificatie en registratie (I&R) van runderen is gebaseerd op Europese regelgeving: Verordening (EG) nr. 1760/2000 tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en richtlijn 64/432/EEG inzake veterinairrechtelijke vraagstukken op het gebied van het intracommunautair handelsverkeer in runderen en varkens. De aanleiding voor de regelgeving is diergezondheid (onder ander preventie Mond en Klauwzeer) en voedselveiligheid (vleesetikettering en BSE).
Importerende niet EU-landen beoordelen de uitvoering van en handhaving op het Nederlandse I&R-systeem als een factor die bijdraagt aan de garanties voor de diergezondheid en de voedselveiligheid en het vertrouwen dat het importerende land heeft in producten uit Nederland.
Vraag 9
Kunt u bevestigen dat de sector nauw betrokken is geweest bij de totstandkoming en vormgeving van de huidige I&R-regels?
Antwoord
De basis voor de huidige regelgeving en uitvoering van het I&R-systeem is in nauw overleg met de rundveesector tot stand gekomen. De oorsprong van de nationale I&R-regelgeving voor de identificatie en registratie ligt in de tijd van de Productschappen, waarbij het bedrijfsleven een belangrijke rol had in de uitvoering.
Vraag 10
Deelt u de analyse van voormalig Staatssecretaris Bleker in De Boerderij dat het huidige I&R-systeem te gebruiksvriendelijk is waardoor fouten in de hand worden gewerkt en kunt u inzichtelijk maken of er onder de verantwoordelijkheid van deze bewindspersoon (interne) pogingen zijn gedaan om het I&R-systeem rigoureus te moderniseren, waar de voormalig Staatssecretaris nu voor pleit? (bron: http://www.boerderij.nl/Rundveehouderij/Blogs/2018/2/De-ergste-crisis-is-de-crisis-waar-we-niets-van-leren-250775E/, 20 februari 2018).
Antwoord
Het I&R-systeem voor runderen is robuust maar zoals ook aangegeven in mijn brief van 8 februari jl. zal ik bekijken of verbeteringen mogelijk zijn. Gebruikersvriendelijkheid door interactieve aansluiting van de door de sector gebruikte meldsystemen – inclusief de mogelijkheden tot herstel en de interne controles («checks and balances») met terugkoppeling naar de houders – draagt juist bij aan de correctheid van de gegevens in het systeem. Tijdens het staatssecretariaat van de heer Bleker – 14 oktober 2010 tot 5 november 2012 – zijn geen inhoudelijke wijzigingen in het I&R-systeem rund doorgevoerd. Er lagen in die periode ook geen plannen op tafel om het systeem rigoureus aan te passen.
Vraag 11
Kunt u een overzicht geven van de landen waarnaar Nederland (welke) dierlijke producten exporteert?
Antwoord
Nederland exporteert jaarlijks dierlijke producten naar ongeveer 140 landen in de wereld, buiten de EU-lidstaten. De export omvat een zeer brede verscheidenheid aan producten en levende dieren: zuivelproducten in allerlei soorten waaronder babymelkpoeder, vlees en vleesproducten van diverse diersoorten, levende fokdieren, genetisch uitgangsmateriaal, eendagskuikens en broedeieren, diervoeders, petfood, verwerkte dierlijke producten, verwerkte mestkorrels, insecten voor bestuiving en bestrijding en eiproducten en levensmiddelen waarin dierlijke producten zijn verwerkt. Zie verder mijn brief van 19 januari 2018 over het rapport de Nederlandse landbouwexport 2017 van Wageningen Economic Research en het Centraal Bureau voor de Statistiek (Kamerstuk 30 252, nr. 21).
Vraag 12
Kunt u bevestigen dat het wereldwijd vergroten van het afzetgebied voor producten uit de Nederlandse veehouderij hand in hand is gegaan met een vergroting van zowel de administratieve lastendruk als de controledruk en hoe reflecteert u daarop?
Antwoord
Ja. Vrijwel alle niet-EU-landen vragen garanties over de diergezondheid en de voedselveiligheid van de producten uit Nederland. Landen willen alleen gegarandeerd veilige producten importeren. Daarnaast zijn er soms lange trajecten nodig om markttoegang tot een land te verkrijgen voor een bepaald product. Naarmate het bedrijfsleven naar meer landen wil exporteren, nemen de administratieve lasten daarvoor toe. Omdat de bedrijven willen exporteren, accepteren zij veelal dat dit gepaard gaat met administratieve lasten en controles. De Nederlandse overheid probeert deze lasten, indien er afspraken worden gemaakt met derde landen, beperkt te houden. Het is uiteindelijk aan de bedrijven of een bepaalde exportmogelijkheid loont.
Vraag 13
Hoeveel capaciteit van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) werd de afgelopen periode ingezet voor het fraudeonderzoek en hoe verhoudt zich dit tot de reguliere taaklast voor dit dossier?
Antwoord
In de periode van 1 januari tot 26 februari van dit jaar is binnen de NVWA ca 12.000 uur aan onderzoek en de afhandeling daarvan besteed. Voor I&R-rund zijn voor 2018 6.500 uur beschikbaar. Met de huidige inzet is dus reeds het dubbele van deze uren ingezet.
Vraag 14
Kunt u een toelichting geven waarom u in de brief van 8 februari 2018 nog spreekt over de «omvang van de fraude» en in de brief van 20 februari 2018 spreekt over «geconstateerde onregelmatigheden»?
Vraag 15
Welke inzichten hebben ertoe geleid dat de omschrijving is aangepast van «omvang van de fraude» naar «geconstateerde onregelmatigheden»?
Vraag 16
Kunt u aangeven of u achteraf gezien ook in de eerdere communicatie beter van «geconstateerde onregelmatigheden» had moeten spreken? Zo nee, waarom niet?
Vraag 17
Is deze wijziging van communicatie («omvang van de fraude» naar «geconstateerde onregelmatigheden») ook doorgevoerd in de brieven naar de betrokkenen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De Kamerbrief van 8 februari jl. is het vervolg op de brieven van 23 en 31 januari jl. waarin aan de Tweede Kamer is gemeld dat er sprake was van vermoedens van fraude. In de brief van 8 februari wordt gerefereerd aan «de omvang van de fraude» in relatie tot het gaan uitvoeren van de cross checks om hiermee en scherper beeld te krijgen van de situatie. Omdat de cross checks geen bewijs geven van fraude maar wel van onregelmatigheden in I&R is daaropvolgend gesproken over geconstateerde onregelmatigheden. Zoals aangegeven in mijn brief van 20 februari jl. is het niet mogelijk een onderscheid te maken tussen fraude en onbewuste onregelmatigheden. In de communicatie is getracht de term fraude te gebruiken voor de vermoedens die er zijn en die ook door inspecties en cross checks bevestigd worden dat er zich situaties voordoen waarbij naar verwachting doelbewust (meerdere) vaarzen verkeerd staan geregistreerd of waarbij door een onjuiste registratie groot financieel gewin wordt bereikt.
In brief betreffende de blokkade aan veehouders is gesproken van overtredingen.
Vraag 18
Kunt u een overzicht geven van tekortkomingen in het I&R-systeem veroorzaakt door andere oorzaken dan foutieve invoer?
Vraag 19
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die nodig zijn om het I&R-systeem beter te laten functioneren?
Antwoord
Zoals gemeld in mijn brief van 8 februari jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 269) ben ik in gesprek met de sector over mogelijke verbeteringen in het I&R-systeem voor runderen. De gesprekken zijn nog niet afgerond. Over mijn voornemens over mogelijke verbeteringen zal ik u inlichten zodra hierover meer helderheid is.
Vraag 20
In hoeveel gevallen is er een ontheffing verleend op het verbod op het afvoeren van dieren en hoeveel verzoeken zijn hiertoe ingediend?
Antwoord
Er zijn 93 verzoeken om ontheffing op het verbod op het afvoeren van dieren ontvangen en inmiddels zijn 33 verzoeken gehonoreerd en 36 verzoeken afgewezen. Daarnaast bleek bij een aantal verzoeken dat tijdens behandeling van het verzoek de blokkade is opgeheven. Dit waren er 26. Momenteel zijn er nog 5 verzoeken in behandeling.
Vraag 21
Kunt u aangeven hoeveel dieren die ten onrechte geregistreerd stonden als vaars in plaats van als melkgevende koe uit het buitenland afkomstig zijn?
Antwoord
Zoals aangegeven in mijn brief van 12 februari jl. is het niet verplicht een afkalfdatum uit het buitenland te registreren in I&R. Van ruim 100 bedrijven is de blokkade ingetrokken toen uit aanvullende gegevens bleek dat de koeien van deze bedrijven in het buitenland hadden gekalfd. Op deze bedrijven betrof het in totaal 376 dieren.
Vraag 22
Waarom is er gekozen voor de selectiecriteria zoals aangegeven en waarom is de categorie meerlingen 0 tot 5% in de eerste selectie meegenomen?
Antwoord
Er is gekozen voor de selectiecriteria kalfdatum en melkcontrolegegevens omdat die zekerheid geven dat de I&R registratie niet correct is als het dier in I&R nog als vaars staat geregistreerd.
Bij het uitvoeren van de cross checks is gekeken naar hits van vaarzen, ouder dan 27 maanden, op melkdatum en/of kalfdatum.
Indien er sprake is van 1 of meer hits, dan is er daarmee sprake van onregelmatigheden in I&R die moeten worden hersteld door de veehouder. Dit staat los van het percentage meerlingen op het betreffende bedrijf.
Vraag 23
Hoe is de verdere procedure voor bedrijven die verdacht worden van fraude en hoe lang gaat deze procedure lopen?
Antwoord
Bedrijven die zijn geblokkeerd worden in de gelegenheid gesteld om hun I&R registratie op orde te brengen. De houder heeft 8 weken de tijd om bewijsmateriaal in te sturen. Beoordeling volgt zo snel mogelijk op het aanleveren van het bewijsmateriaal.
Hiervoor moet voldoende/correct bewijsmateriaal worden ingestuurd en beoordeeld. Er volgt een herberekening in kader van de Regeling Fosfaatreductieplan 2017 op basis van de herstelde I&R gegevens. Daarnaast wordt bepaald of er gevolgen zijn voor overige subsidies.
Zoals aangegeven in mijn Kamerbrieven is het onderzoek nog niet afgerond. Naast de bedrijven die nu uit de cross checks naar voren zijn gekomen als bedrijven waar onregelmatigheden zijn aangetroffen zijn nog meer bedrijven onderdeel van onderzoek. Dit betreffen bijvoorbeeld bedrijven waar het percentage meerlingen hoog is en vaarzen ouder dan 27 maanden aanwezig zijn maar waarvoor via de cross checks geen bewijsvoering verkregen kan worden. Hoe lang het onderzoek nog zal duren kan ik op dit moment niet aangeven.
Vraag 24
Klopt het dat een aantal bedrijven op slot zijn gezet door een verkeerde interpretatie van de informatie? Zo ja, hoeveel bedrijven betreft het en waar kwam deze verkeerde interpretatie vandaan?
Antwoord
In mijn brief van 12 februari jl. heb ik aangegeven dat ruim 100 bedrijven waren geblokkeerd op basis van gegevens over geïmporteerde melkkoeien. Van de geïmporteerde melkkoeien was, omdat zij in het buitenland hebben gekalfd, geen kalfdatum bekend maar waren wel melkproductiegegevens aanwezig. Uit aanvullend onderzoek is gebleken dat deze dieren in het buitenland hebben gekalfd waardoor ze niet in het onderzoek meegenomen hadden moeten worden. Dit heeft ertoe geleid dat bij ruim 100 bedrijven de blokkade is ingetrokken.
Vraag 25
Hebben geblokkeerde bedrijven hinder ondervonden of ondervinden zij nog steeds hinder van derden, zoals banken, zuivel, voerleveranciers en dergelijke? Zo ja, wat zijn de maatregelen die vanuit derden zijn afgekondigd en zijn deze proportioneel?
Antwoord
Als gevolg van een blokkade is enkel de aan- en afvoer van dieren niet meer mogelijk. Het is aan derden om te besluiten hoe zij handelen naar aanleiding van de geconstateerde onregelmatigheden. Het is mij niet bekend dat hierbij disproportionele maatregelen zijn genomen.
Vraag 26
Kan op basis van het actuele beeld een inschatting worden gemaakt van de verhouding tussen administratieve omissies en doelbewuste fraude?
Antwoord
Hiervoor verwijs ik u naar mijn brief van 20 februari jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 273).
Vraag 27
Was u, voor het onderzoek naar het functioneren van het I&R-systeem in het kader van het fosfaatreductieplan, ervan op de hoogte dat er door betrokkenen al jaren gesproken wordt over problemen bij het registreren van doodmeldingen bij het destructiebedrijf Rendac? Zo ja, waarom heeft u hier bij de koppeling van het fosfaatreductieplan aan het I&R-systeem geen rekening mee gehouden?
Antwoord
De houder van de dieren is verplicht om zorg te dragen voor juiste registraties in I&R. Ook wanneer Rendac als service deze meldingen doorvoert blijft de houder eindverantwoordelijk. Zie ook het antwoord op vraag 29.
Vraag 28
In hoeverre is er in de periode tussen het opstarten van het I&R-onderzoek en het opleggen van de bedrijfsblokkades overleg geweest met Rendac, Coöperatie Rundveeverbetering (CRV) en andere betrokken sectororganisaties over de wijze waarop in de praktijk omgegaan wordt met meldingen van verwerpingen en doodgeboortes en met melkcontrolelijsten?
Antwoord
Er heeft een overleg plaatsgehad met CRV op 13 februari jl. CRV herkende de onregelmatigheden cq afwijkingen in de registraties in algemene zin. Er is niet specifiek ingegaan op verwerpingen en doodgeboortes en afgesproken is het onderwerp op te pakken in de werkgroep I&R.
Vraag 29
Is het waar dat het bij de problemen met betrekking tot meldingen van doodgeboren kalveren vaak gaat om meldingen die wel gedaan zijn, maar onvolledig waren?
Antwoord
Als verklaring voor het ontbreken van doodgeboren kalveren in het I&R-systeem wordt door houders aangegeven dat zij het kadaver wel bij Rendac hebben gemeld en dat de afkalving wel in het bedrijfsmanagementsysteem zit. Het is echter de verantwoordelijkheid van de houder om de doodgeboorte te melden in het I&R-systeem. Als een moederdier verwerpt bij een dracht van meer dan 7 maanden moet het moederdier bij de melding van de doodgeboorte worden gemeld. Daarnaast moeten veehouders de kadavers van de doodgeboorte melden bij Rendac, zodat deze worden opgehaald.
Bij het melden van doodgeboren kalveren worden houders bij Rendac in de gelegenheid gesteld om de ID-code (nummer oormerk) van het moederdier op te geven. Als de houder dit doet, dan geeft Rendac de melding van het doodgeboren kalf als service door aan I&R.
Indien de houder de ID-code van het moederdier niet doorgeeft bij Rendac, dan is de houder er zelf verantwoordelijk voor dat deze melding alsnog in I&R wordt geregistreerd. Het «bandje»(voice respons systeem) van Rendac wijst houders die een melding doen bij Rendac ook op deze verantwoordelijkheid. Het niet doorgeven van de moedercode leidt tot een onregelmatigheid in I&R.
Vraag 30
Hoe is het feit dat pas vanaf 2006 de verplichting om doodgeboortes te melden in de Regeling identificatie en registratie van dieren is opgenomen, onder vermelding van het feit dat deze verplichting nieuw is en ingegeven is door de wens om de kwaliteit van het I&R-systeem te verhogen, en dat deze verplichting dus kennelijk niet voortvloeit uit de EU-verordeningen met betrekking tot I&R, te rijmen met uw stellingname dat u op basis van de EU-verordening verplicht bent om ook bedrijfsblokkades op te leggen indien sprake is van niet gemelde doodgeboortes?
Antwoord
Artikel 7, eerste lid, tweede gedachtestreep, van verordening nr. 1760/2000 voorziet in een verplichting van de veehouder om elke geboorte of sterfte van dieren op zijn bedrijf te melden. Strikt genomen vallen doodgeboorten daar ook onder. Tegelijkertijd is het een gegeven dat deze kadavers niet hoeven te worden geïdentificeerd en gemerkt en dat ze buiten de voedselketen worden gehouden. Registratie heeft dan alleen zin als er een toegevoegde waarde is. Voor de registratie van doodgeboorten na een draagtijd van zeven maanden is dat het geval, omdat koeien na een draagtijd van zeven maanden melk kunnen gaan geven. Het zou vreemd zijn als blijkt dat een in Nederland geboren koe melkgevend is, terwijl er in het I&R-systeem rund geen kalveren aan die koe zijn gekoppeld. Met het oog op de verhoging van de kwaliteit van het I&R-systeem rund, de verbetering van de traceringsmogelijkheden, de vergroting van de transparantie en de bemoeilijking van eventuele fraude door plaatsing van illegaal verkregen kalveren bij moederdieren heeft de toenmalige Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij regeling van 27 november 2006, nr. TRCJZ/2006/3606, houdende wijziging van de Regeling identificatie en registratie van dieren in verband met modernisering van voorschriften I&R runderen (Stcrt. 2006, nr. 233) in de regeling verduidelijkt dat ook deze doodgeboorten door de houder moeten worden gemeld (artikel 20, achtste lid, van de Regeling identificatie en registratie van dieren). Tegen deze achtergrond is dit voorschrift een verduidelijking van de verplichting die voortvloeit uit de Europese regelgeving.
Wanneer bij een controle wordt geconstateerd dat ten aanzien van een koe die melk geeft geen geboorten of doodgeboorten zijn gemeld, kan de eerste conclusie niet anders zijn dat dat een geboorte van een levend kalf ten onrechte niet is gemeld en dat een blokkade moet worden opgelegd (zie antwoord op vragen 1 en 2). Wanneer sprake is van een niet-gemelde doodgeboorte in de zin van de Regeling identificatie en registratie van dieren, heeft de veehouder dan de gelegenheid om de doodgeboorte alsnog te melden, waarna de blokkade weer kan worden opgeheven.
Vraag 31
Hoe waardeert u de verschillende oproepen om het I&R-systeem rund te verbeteren, zodat koppelingen verbeterd worden en onjuiste en onvolledige doodmeldingen zoveel mogelijk voorkomen worden en bent u voornemens verbeteringen door te voeren?
Antwoord
Zie mijn antwoorden op vragen 10, 18 en 19.
Vraag 32
Bij hoeveel bedrijven van de in beginsel 2100 geblokkeerde bedrijven was sprake van een percentage meerlingkalveren hoger dan 5 respectievelijk 10%?
Antwoord
Van de ruim 2100 geblokkeerde bedrijven waren 562 bedrijven met meer dan 5% meerlingen. Daarvan is niet in beeld gebracht hoeveel bedrijven meer dan 10% meerlingen geregistreerd hebben.
Vraag 33
Waarom is er niet voor gekozen die meerlingkalveren die gelet op de vaarsleeftijd, melk- en/of kalfdata niet afkomstig konden zijn van de melkleverende «vaarzen» die de aanleiding vormden om een bedrijf te blokkeren, te vrijwaren van een individuele dierblokkade en is het de bedoeling om dit alsnog te doen?
Antwoord
Uit het onderzoek is gebleken dat het moederdier niet eenduidig is vast te stellen op basis van een geboortedatum (zonder DNA). Individuele meerlingkalveren geboren op bedrijven met geconstateerde onregelmatigheden zijn daarom dan ook geblokkeerd. Van deze dieren is het juiste moederdier niet vast te stellen. Dit is voldoende basis om alle meerlingen in het onderzoek mee te nemen.
Vraag 34
Is de veronderstelling juist dat de Regeling identificatie en registratie van dieren niet verplicht om verwerping van een vrucht door drachtige runderen te melden indien sprake is van een draagtijd van minder dan zeven maanden en wat is in deze gevallen de juridische titel voor een bedrijfsblokkade?
Antwoord
Deze veronderstelling is correct. Uit de definitie van «doodgeboorte» (artikel 14, onderdeel f, van de Regeling identificatie en registratie van dieren) volgt dat de draagtijd minstens zeven maanden bedraagt. Zoals ik in mijn antwoord op vraag nr. 30 heb gemeld, is de termijn van zeven maanden gebaseerd op het gegeven dat de melkproductie van een koe eerst na die tijd op gang kan komen, ook bij een doodgeboorte. In de regel komt de melkproductie bij een doodgeboorte na een draagtijd van minder dan zeven maanden niet op gang, zodat er ook geen reden is om aan te nemen dat er kalveren niet correct in het I&R-systeem rund zijn geregistreerd.
Mocht zich een uitzonderingssituatie voordoen en een koe na een doodgeboorte met een draagtijd van minder dan zeven maanden melk geven, dan zal niettemin bij een controle de eerste conclusie niet anders kunnen zijn dan dat een geboorte van een levend kalf ten onrechte niet is gemeld en dat een blokkade moet worden opgelegd. Op basis van additionele informatie van de veehouder kan de blokkade weer worden opgeheven.
Vraag 35
Is de veronderstelling juist dat EU-verordening 494/98 bepaalt dat bij het niet melden van een geboorte of sterfte van een dier de bevoegde autoriteit de verplaatsing van dieren van en naar het betreffende bedrijf moet beperken, en niet dat verplaatsing van alle dieren van en naar dat bedrijf direct verboden moet worden, en dat de Verordening derhalve ruimte biedt voor meer gerichte beperkingen dan een bedrijfsblokkade?
Antwoord
Uit artikel 4, tweede lid, van verordening nr. 494/1998 volgt dat de bevoegde autoriteit in dat geval de verplaatsing van dieren van en naar het bedrijf moet beperken. De term «de verplaatsing» betekent letterlijk elke verplaatsing. Het gaat dan dus om elke verplaatsing van op het bedrijf aanwezige dieren. De tekst biedt daarom geen ruimte voor een gerichte beperking, zoals dat bijvoorbeeld wel het geval is in artikel 2, eerste lid, van deze verordening. Die bepaling heeft betrekking op de beperking van de verplaatsing van de «betrokken» dieren, wat wil zeggen een blokkade van individuele dieren.
Vraag 36
Is de veronderstelling juist dat, gelet op de formulering van artikel 4, tweede lid, van Verordening 494/98 waarbij verwezen wordt naar het feit dat een melding gedaan moet worden, geen bedrijfsblokkade opgelegd hoeft te worden als sprake is van een melding die onvolledig is?
Antwoord
Wanneer een melding onvolledig is, voldoet zij niet aan de vereisten van de Europese regelgeving over identificatie en registratie, en dient op grond van artikel 4, tweede lid, van verordening nr. 494/1998 een bedrijfsblokkade te worden opgelegd.
Vraag 37
Is het waar dat bij alle bedrijven waar sprake was van een of meerdere oude vaarzen met een niet gemelde (dood)geboorte een individuele dierblokkade is opgelegd bij alle op het bedrijf aanwezige meerlingen en dat in het verlengde hiervan bij alle op het bedrijf aanwezige meerlingen de moeder uit de geboortemelding is verwijderd, en dat dit laatste niet pas is gedaan nadat op basis van administratief onderzoek van de NVWA is onderbouwd dat de registratie van het dier in I&R niet klopt (Kamerstuk 33 037, nr. 273) en/of nadat zeer aannemelijk was dat er een onjuist moederdier geregistreerd zou zijn (Kamerstuk 33 037, nr. 169)?
Antwoord
De veronderstelling is onjuist. De ID-codes van de moederdieren van de meerlingen zijn pas verwijderd nadat uit analyse is gebleken dat er op het bedrijf vaarzen aan de melk waren waarbij in I&R geen nakomeling geregistreerd was. Hierdoor is gerede twijfel ontstaan of de meerling wel onder de juiste moeder geregistreerd stond.
Vraag 38
Gaat het bij de kalfdata die gebruikt zijn in het kader van de «cross check» om data waarop vaarzen daadwerkelijk afgekalfd zijn of om verwachte kalfdata op basis van inseminatiegegevens?
Antwoord
Het gaat hierbij om de geregistreerde kalfdata uit de gevorderde administratie.
Vraag 39
Wordt bij beperkte onregelmatigheden in de I&R-registratie geen korting op de GLB-inkomenssteun toegepast?
Antwoord
Verordening 1306/2013 schrijft voor dat bij een overtreding van de randvoorwaarden in beginsel een randvoorwaardenkorting volgt op de GLB-inkomenssteun, ook bij «beperkte onregelmatigheden» waarbij opzet geen rol speelt zoals nalatigheden (artikel 91 e.v. van Verordening 1306/2013). Wanneer een niet-naleving het gevolg is van nalatigheid van de begunstigde volgt in de regel een korting van 3 procent op de GLB-inkomenssteun (artikel 39 van Verordening 639/2014).
Het vroegtijdig waarschuwingssysteem (artikel 99, tweede lid, van Verordening 1306/2013) vormt een uitzondering op dit uitgangspunt. Het vroegtijdig waarschuwingssysteem, in Nederland uitgewerkt in artikel 2 van de Beleidsregel Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB, kan worden toegepast indien sprake is van een niet-naleving van de randvoorwaarde die, gelet op haar geringe ernst, omvang en duur, in naar behoren gemotiveerde gevallen geen aanleiding geeft tot een verlaging of uitsluiting. In dergelijke gevallen wordt volstaan met een waarschuwing, op voorwaarde dat corrigerende actie wordt ondernomen en dat slechts één keer per drie jaar een waarschuwing afgegeven kan worden voor één en dezelfde niet-naleving. Wordt niet aan deze voorwaarden voldaan, dan volgt (alsnog) een randvoorwaardenkorting.
In de eerdergenoemde beleidsregel is in het kader van de identificatie en registratie van runderen slechts «het onvolledig bijhouden van het bedrijfsregister ten aanzien van maximaal 10 procent van de runderen tot het absolute getal van 20 runderen, voor zover het gaat om maximaal 3 mutaties die niet zijn gemeld en waarbij de identiteit van de runderen kan worden aangetoond» aangemerkt als een niet-naleving die binnen het vroegtijdig waarschuwingssysteem valt (artikel 2, tweede lid, onderdeel h).
Een niet-naleving die met opzet of herhaaldelijk is begaan valt buiten het systeem van het vroegtijdig waarschuwingssysteem.
Vraag 40
Hoe worden doodgeboren dieren geregistreerd in het systeem?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 29.
Vraag 41
Welke aanvullende technische maatregelen zijn er mogelijk om de fosfaatproductie van de pluimveesector onder de 27,4 miljoen kilogram te doen
uitkomen?
Antwoord
Zoals aangegeven in mijn brief van 23 januari jl. ga ik, in afwachting van de definitieve cijfers, met de pluimveesector in overleg over wat de verwachting voor de komende tijd is en of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Daarbij zal, wanneer dit noodzakelijk wordt geacht, ook bekeken worden welke maatregelen mogelijk zijn.
Vraag 42
Wat was volgens de I&R-registraties in 2017 het gemiddelde percentage meerlingen op melkveebedrijven respectievelijk jongveeopfokbedrijven, wat waren deze percentages in de vijf jaren ervoor en komt dit overeen met de percentages op basis van de CRV-data?
Antwoord
De percentages meerlingen volgens I&R zijn resp.
2014: 4,4%
2015: 4,5%
2016: 4,5%
2017: 5,0%
Zie ook bijgevoegde grafiek1 voor de percentages per maand voor de jaren 2015–2017. In deze percentages zijn alle rundveebedrijven meegenomen. Deze stijging was aanleiding voor het vervolgonderzoek.
Door aanpassingen in het systeem zijn de jaren voor 2014 niet vergelijkbaar.
Het percentage meerlingen in I&R en CRV data komt niet overeen. Op dit moment lopen er initiatieven om deze data beter op elkaar te laten aansluiten. De CRV heeft in het gesprek van 23 februari jl. aangegeven ook significante afwijkingen rond de meerlingen te hebben gezien.
Vraag 43
Wat was in 2015 en 2016 het percentage melkveebedrijven dat op het totaal aantal drachten meer dan 10% meerlingen had?
Antwoord
Het is niet mogelijk melkveebedrijven uit te splitsen in de data. In deze percentages zijn namelijk alle rundveebedrijven meegenomen. Het percentage bedrijven met meer dan 10% meerlingen ten opzichte van alle bedrijven met runderen waar in dat betreffende jaar kalveren zijn geboren betreft voor 2015 7,2% en voor 2016 7,0%. Voor 2017 betrof dit 7,9%.
Vraag 44
Van hoeveel bedrijven van de ruim 7000 bedrijven met in 2017 meer dan 5% meerlingkalveren zijn geen melk- of kalfdata beschikbaar?
Antwoord
Van 1.691 bedrijven zijn geen melk- of kalfgegevens in de gevorderde bestanden beschikbaar. (Dit staat overigens los van het in de vraag genoemde aantal van 7000 bedrijven, zie de inleidende tekst van deze brief.)
Volledige agenda
Brief regering d.d. 31-01-2018, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten- Reactie op het verzoek van het lid Lodders, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 23 januari 2018, over signalen rondom fraude met het Identificatie en Registratiesysteem (I&R) bij rundvee in het kader van het fosfaatreductieplan 2017 (Kamerstuk 33 037, nr. 268)
Brief regering d.d. 08-02-2018, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten – Stand van zaken rondom de fraude met het Identificatie & Registratiesysteem (I&R) voor runderen in het kader van het fosfaatreductieplan 2017 (Kamerstuk 33 037, nr. 269)
Brief regering d.d. 12-02-2018, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten – Stand van zaken onregelmatigheden I&R fosfaatreductieplan 2017 (Kamerstuk 33 037, nr. 271)
Brief regering d.d. 20-02-2018, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten – Stand van zaken onregelmatigheden bij de identificatie en registratie van runderen in het licht van het fosfaatreductieplan 2017 (Kamerstuk 33 037, nr. 273)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33037-275.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.