32 852 Grondstoffenvoorzieningszekerheid

Nr. 119 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 september 2020

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 4 november 2019 over de CO2-berekening van het betrekken van buitenlands afval in de afvalstoffenbelasting (Kamerstuk 32 813, nr. 401), over de brief van 14 oktober 2019 over de voortgang duurzame transities en launching customerschap (Kamerstuk 30 196, nr. 678), over de brief van 12 november 2019 over het betrekken verbranding buitenlands afval in afvalstoffenbelasting (Kamerstuk 35 302, nr. 65), over de brief van 4 december 2019 over de reactie op het verzoek commissie inzake informatie over het overleg met de branche over de afvalstoffenbelasting (Kamerstuk 35 302, nr. 70), over de brief van 14 februari 2020 over de nulmeting en monitoring Plastic Pact NL (Kamerstuk 32 852, nr. 112), over de brief van 6 maart 2020 over het Europees Plastic Pact (Kamerstuk 32 852, nr. 114), over de brief van 2 maart 2020 over de evaluatie verbod gratis plastic draagtassen en implementatie van de SUP Richtlijn (Kamerstuk 32 852, nr. 113), over de brief van 27 maart 2020 over de PBL policy brief en monitoringsrapportage Circulaire Economie (Kamerstuk 32 852, nr. 115), en over de brief van 10 april 2020 over informatie over diverse onderwerpen en moties (Kamerstuk 30 872, nr. 242) en enkele toezeggingen gedaan in het AO Circulaire Economie van 15 oktober 2019 (Kamerstuk 32 852, nr. 98)en in het plenaire debat over de wetswijziging in verband met de implementatie van de Kaderrichtlijn afvalstoffen (Kamerstuk 35 267) (Handelingen II 2019/20, nr. 61, item 32).

De vragen en opmerkingen zijn op 17 april 2020 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 29 mei 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

Adjunct-griffier van de commissie, Schuurkamp

Inleiding

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de inbreng van het Schriftelijk Overleg over onderwerpen aangaande de Circulaire Economie van 17 april 2020.

De ambitie om te komen tot een volledig circulaire economie in 2050 vraagt om inspanning, creativiteit en daadkracht. Het vraagt een omslag in het denken en een transitie van een lineaire naar een circulaire economie. Ik ben ervan overtuigd dat we een goede start hebben gemaakt met de transitie. Samen met de ondertekenaars van het Grondstoffenakkoord, de transitieagenda’s en regionale agenda’s is er de afgelopen tijd meer structuur aangebracht en zijn er veel nieuwe activiteiten in gang gezet. Daarnaast is er met PBL en andere kennisinstellingen hard gewerkt aan een aanpak wat betreft de monitoring van de circulaire economie. Ook is circulaire economie internationaal nog steviger op de kaart gezet door het nieuwe actieplan circulaire economie van de Europese Commissie. Er blijft uiteraard nog veel werk aan de winkel de komende jaren, ook op internationaal vlak. Een 100% circulaire economie kunnen we alleen samen met anderen bereiken. In dit kader is het heel goed om te zien hoe het onderwerp aan momentum wint, bijv. op het World Economic Forum (WEF) en in de context van het klimaatbeleid.

De ontwikkelingen rond COVID-19 hebben een grote impact op de maatschappij. Veel sectoren betrokken bij de transitie naar een circulaire economie worden geraakt en dit heeft veelal grote impact op hun bedrijfsvoering. De komende tijd zal veel vragen van de creativiteit en veerkracht van alle betrokkenen. De afgelopen periode heeft de afvalsector er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat de afvalinzameling en verwerking doorgang heeft kunnen blijven vinden. Voor de maatschappij is dit van groot belang en ik heb er veel waardering voor hoe deze sector dat doet. De coronacrisis heeft ook effect op de recyclaatmarkt, met een dalende vraag en afzet van recyclaat tot gevolg. Ik volg deze effecten nauwgezet en sta in contact met de betrokken partijen hierover. Ik zal u hier binnenkort verder over informeren per brief.

Bij de herstart van onze economie na deze crisis is het van belang om dit op een robuuste en duurzame wijze te doen. Circulaire maatregelen richten zich bij uitstek op groen herstel. Dergelijke maatregelen zorgen voor een verlaging van de milieudruk door reductie van de uitstoot van CO2 en broeikasgassen.

Een circulaire economie brengt op de langere termijn ook economische kansen met zich mee. Bijvoorbeeld doordat er zuiniger en daardoor (op termijn) ook kostenefficiënter met grondstoffen en materialen om wordt gegaan. Daarnaast zal in een circulaire economie minder afhankelijkheid zijn van marktgrillen, zoals een fluctuerende olieprijs. Tot slot zorgt een circulaire economie ervoor dat er minder afhankelijkheid is van andere landen als het aankomt op de leveringszekerheid van primaire materialen of grondstoffen.

Ik ben ervan overtuigd dat we samen met het bedrijfsleven, (regionale) overheden, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen een win-win situatie kunnen creëren en we een volgende stap kunnen zetten op weg naar een circulair Nederland in 2050.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

C02-berekening van het betrekken van buitenlands afval in de afvalstoffenbelasting

De leden van de VVD-fractie vragen naar de bekendheid met een aantal recente rapporten over de importheffing op buitenlands afval van partijen als TNO, CE Delft en Eunomia.

Antwoord

Ja, ik heb kennisgenomen van deze rapporten.

De leden van de VVD-fractie vragen of er een verschuiving van het probleem naar andere landen optreedt als gevolg van een importheffing op buitenlands afval.

Antwoord

Deze maatregel is voor het behalen van de Nederlandse klimaatdoelen in het licht van het Urgendavonnis van belang. De afvalstoffenbelasting ontmoedigt het verbranden en storten van afval in Nederland en maakt daarmee recycling aantrekkelijker. Het overgrote deel van het geïmporteerde afval dat bij Nederlandse AVI’s wordt aangeboden komt uit het VK.

De berekeningen van TNO en CE-Delft bevestigen CO2-winst in Nederland en gaan voor de uitstoot in het buitenland uit van ongewijzigd beleid. Ook het beleid in het VK is er echter op gericht om storten zoveel mogelijk te voorkomen. Ik ga er dan ook vanuit dat het VK een toename van storten zal voorkomen. Het PBL zal in haar Klimaat en Energieverkenning 2020 inzicht geven in de verwachte effecten van de Urgenda-maatregelen, waaronder ook de effecten van deze Urgenda-maatregel.

De leden vragen naar de bijkomende effecten van de importheffing op bijvoorbeeld werkgelegenheid en naar de bereidheid om met de branche alternatieven voor die heffing te bezien.

Antwoord

Er is geen specifiek onderzoek gedaan naar de werkgelegenheidseffecten van het heffen van afvalstoffenbelasting op geïmporteerd afval dat in Nederland wordt verbrand. Wel is het goed te benadrukken dat het pakket aan Urgenda-maatregelen dat reductie van CO-2 uitstoot beoogt, en waar deze maatregel m.b.t. het heffen van afvalstoffenbelasting op geïmporteerd afval deel van uitmaakt, ook andere maatregelen bevat om het hergebruik van grondstoffen te bevorderen. Veel studies geven aan dat er op de korte termijn een positief werkgelegenheidseffect te verwachten is van een transitie naar een meer circulaire economie, vooral doordat in een circulaire economie arbeidsintensieve activiteiten zoals reparatie en hergebruik van goederen toenemen, maar dat er tegelijkertijd ook banen zullen verdwijnen1.

Eerder is aan uw kamer gemeld, dat mijn collega van Financiën en ik bereid waren om in gesprek te blijven met de sector over een eventueel alternatief. Ik zal u samen met de Staatssecretaris van Financiën op korte termijn nader informeren over het resultaat van het overleg met de sector.

Voortgang duurzame transities en launching customerschap

De leden van de VVD-fractie vragen wat er is gedaan en bereikt op het gebied van circulair wegmeubilair en in hoeverre dat een CO2-besparing oplevert. Voorts vragen zij hoe gebruikmaking door RWS van innovaties zich verhoudt tot de Aanbestedingswet en in hoeverre daardoor voorkeursposities voor bepaalde bedrijven ontstaan.

Antwoord

De geleiderails die momenteel langs de Nederlandse snelwegen zijn geplaatst, zijn bij uitstek geschikt om hergebruikt te worden (gestandaardiseerd, modulair, robuuste stalen constructie). In het verleden (tot 2011) was hergebruik de praktijk. Echter met de introductie van de aanvullende verplichting om CE-markering te voeren op geleiderails, is dit niet langer het geval. De markt kiest voor zekerheid en verkiest nieuwe, CE-gecertificeerde producten boven hergebruik. Een gebruikte geleiderail wordt in de meeste gevallen afgevoerd naar de staalindustrie als schroot.

Op dit moment onderzoekt Rijkswaterstaat, samen met de partijen in de keten, of renovatie en hergebruik van geleiderails een duurzame optie is. De insteek is om het staal met zo min mogelijk bewerkingen te kunnen hergebruiken en het zink zoveel mogelijk terug te winnen. Een levenscyclusanalyse moet de winst in CO2-besparing en grondstoffen aantonen. Op grond van de ervaringen uit het verleden wordt verwacht dat renovatie en hergebruik kostenneutraal zal uitpakken. Eerste schattingen van de CO2-reductie bedragen 50% voor de gerenoveerde stalen geleiderail. Naast het hergebruik van de stalen geleiderails wordt er ook onderzoek gedaan naar alternatieven voor dit product. Daarbij valt te denken aan hout of biocomposiet. Deze producten hebben een lagere CO2-footprint dan de stalen geleiderails maar zijn nu nog duurder dan de stalen producten.

Rijkswaterstaat biedt gelijke kansen voor alle marktpartijen, zowel bij de ontwikkeling van innovaties, bij het testen en valideren en bij de reguliere productie. Rijkswaterstaat gebruikt aanbestedingsinstrumenten zoals innovatie partnerschappen en het SBIR-instrument om gericht innovaties uit te vragen. Deze instrumenten staan open voor alle bedrijven. In het uitbesteden van werkzaamheden gebruikt Rijkswaterstaat de Beste Prijs Kwaliteit Verhouding (BKPV) in lijn met de aanbestedingswetgeving.

Nulmeting en monitoring Plastic Pact NL

De leden van de VVD-fractie vragen of er, wat betreft administratieve lasten, niet te veel gevraagd wordt van de ondertekenaars van het Plastic Pact. Ook vragen zij naar de betrouwbaarheid van een nulmeting voor de berekening van de behaalde reductie in het licht van de percentages bedrijven die data aanleveren en naar mogelijkheden tot vergroting van de bereidheid van bedrijven om data aan te leveren.

Antwoord

Deelname aan het Plastic Pact NL vindt plaats vanuit een vrijwillige basis. De bedrijven hebben zich met het ondertekenen van het Plastic Pact NL gecommitteerd aan monitoring.

De stuurgroep van het Plastic Pact NL heeft aangegeven nadrukkelijk oog te hebben voor de administratieve lasten die met de monitoring van het Plastic Pact NL gemoeid zijn. In de nieuwe uitvraag wordt hiermee nog meer rekening gehouden. De monitoring van het Plastic Pact NL is een iteratief proces, zoals het RIVM en de Voortgangscommissie in hun conclusies en aanbevelingen hebben aangegeven. Partijen hebben in veel gevallen niet eerder dit soort data verzameld en investeren er nu in om die data wel te kunnen gaan leveren. Daarom is de verwachting dat partijen elk jaar een scherper beeld krijgen over de voortgang van hun doelbereik.

De Stuurgroep van het Plastic Pact NL ziet de lage respons op de nulmeting vooral als een opstartprobleem. Tegelijkertijd heeft de Stuurgroep zich, op basis van signalen van partijen, nadrukkelijk gebogen over de complexiteit van de gevraagde monitoringdata. Sommige data zijn moeilijk te achterhalen. De Stuurgroep werkt daarom aan een vereenvoudigde en eenduidiger uitvraag, waarbij soms meer op hoofdlijnen kan worden gerapporteerd zonder dat dit ten koste gaat van het inzicht in de voortgang van de uitvoering van gemaakte afspraken in het Plastic Pact NL. Daarnaast is de inzet dat partijen langer de tijd krijgen om hun data te verzamelen en zal de Stuurgroep intensiever het proces begeleiden. Ik houd de voortgang op dit punt in de gaten.

Plastic draagtassen, implementatie van de SUP-Richtlijn en het betrekken van de textielbranche op weg naar een circulaire economie

Ten aanzien van een verbod op single-use materiaal vragen de leden van de VVD-fractie naar de winst van een dergelijk verbod en hoe te voorkomen dat daardoor andere, schadelijker materialen worden gebruikt. Ten aanzien van het verbod op gratis plastic draagtassen vragen zij of er op gelet wordt dat er geen milieuonvriendelijke alternatieven worden gebruikt. Zij moedigen aan de textielbranche te betrekken bij stappen om tot een circulaire economie te komen en bij expertgroepen over onder andere vernietiging van onverkochte voorraad.

Antwoord

De uitfasering van eenmalige plastic producten is bedoeld om het probleem van de plastic soep te verminderen. De alternatieven die door de markt aangedragen worden, mogen geen verslechtering voor het milieu veroorzaken. De implementatie van de SUP-richtlijn zal dan ook met name een verschuiving naar herbruikbaar materiaal moeten bevorderen; meer circulair en dus materialen die goed passen bij een circulaire economie.

Het beste alternatief is om een eigen tas mee te nemen bij de boodschappen. Bij de inwerkingtreding van het verbod is dit actief uitgedragen. Meer dan 90% van de consumenten neemt een eigen tas mee naar de supermarkt, de bakker en de slager.

Ik ben in het kader van het beleidsprogramma textiel al in nauw contact met de textielbranche en betrek de branche bij de onderzoeken. Zowel bij het onderzoek van Rebel naar de textielketen, waarbij in beeld wordt gebracht welke interventie nodig is om vernietiging van goederen tegen te gaan, als bij het werk van de expertgroep «Return on Returns» van thuiswinkel.org, die dit najaar met voorstellen komt om retouren te verminderen.

Monitoring

De leden van de VVD-fractie vragen waarom nog maar een klein deel van het overheidsbudget voor stimulering van innovatie en marktintroductie naar circulaire economieprojecten gaat en hoe dat aandeel kan worden vergroot. Zij vragen voorts of gekeken wordt naar de maakindustrie de energietransitie en producten bestaand uit van elders afkomstige materialen waarbij leveringszekerheid van grondstoffen in het geding kan komen. Ook vragen zij in hoeverre een afweging gemaakt wordt tussen circulariteit en leveringszekerheid en of producten vervaardigd kunnen worden van makkelijker te verkrijgen materiaal.

Zij vragen voorts of serieus als transitiemodel overwogen moet worden om uit niet-herbruikbare plastics brandstof te maken die aan diesel toegevoegd kan worden, om van diesel een schonere brandstof te maken in een transitie richting een uiteindelijke fossielvrije brandstofvoorziening.

Antwoord

Met financiële middelen, zoals subsidies en fiscale vrijstellingen, en een breed scala aan ondersteunende programma’s, stimuleert de rijksoverheid bedrijven meer circulair te werk te gaan. Uit de PBL monitoringsrapportage van 20202 blijkt voor de jaren 2016–2018 dat een relatief beperkt deel van het totale stimuleringsbudget voor innovatie en marktintroductie is benut voor circulaire-economieprojecten. Van de regelingen milieu-investeringsaftrek (MIA) en de regeling Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) gaat 16% naar CE-gerelateerde projecten of bedrijfsmiddelen. Bij de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) is dit percentage 3,2%; de WBSO is overigens niet gericht op een thema maar een generiek instrument ter bevordering van R&D bij bedrijven. Ter vergelijking: in het geval van de WBSO is de private investering vier tot vijf keer zo hoog als de overheidsbijdrage3. Vanwege de sterk toegenomen aandacht voor het onderwerp in 2019 en 2020 is een stijging van het aandeel CE-projecten in de onderzochte regelingen te zien in 2019 die zich naar verwachting zal voortzetten in 2020. In deze jaren heeft het kabinet daarvoor immers extra middelen vrijgemaakt. Een voorbeeld daarvan is o.a. de subsidieregeling circulaire ketenprojecten4 die dit jaar is gestart samen met het Versnellingshuis Nederland Circulair! Het kabinet heeft voorts in 2019 uit de klimaatenveloppe en uit het Urgendapakket middelen vrijgemaakt voor de komende jaren voor circulaire maatregelen die tot CO2-reductie leiden5. Verder wordt in het missiegedreven innovatiebeleid circulaire economie expliciet geagendeerd en geprogrammeerd. Maar ook de rijksinkoopstrategie en het programma Maatschappelijk Verantwoord Inkopen voorzien in een extra marktvraag naar circulaire diensten en producten. De effecten van deze maatregelen zullen worden meegenomen door het PBL in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) van het PBL, die naar verwachting in oktober van 2020 beschikbaar komt.

Leveringszekerheid is een belangrijk effectdoel waaraan circulaire activiteiten moeten bijdragen. Naast de aandacht voor leveringszekerheid in de monitoringsrapportage, is leveringszekerheid ook een thema in de verschillende transitieagenda’s. Zo is het bijvoorbeeld een effectdoel in het uitvoeringsprogramma circulaire maakindustrie en moeten de circulaire activiteiten in de maakindustrie daaraan bijdragen. Verder zijn er vijf projecten (windparken, batterijen, zonnecellen, elektromotoren, warmte als een service) binnen de maakindustrie gestart die zich richten op het benutten van circulaire kansen en het vergroten van de leveringszekerheid van grondstoffen in de klimaat- en energietransitie.

In de transitieagenda kunststoffen wordt op dit moment geen transitiemodel overwogen waarbij niet-herbruikbare plastics als brandstof kunnen worden ingezet. Zowel vanuit het oogpunt van de circulaire economie als vanuit de noodzaak tot CO2-emissiereductie heeft hoogwaardigheid in de plastic keten de voorkeur boven de productie van brandstoffen uit niet-herbruikbare plastics. Ook zie ik daarvoor geen aanknopingspunten in de mededeling van de Europese Commissie van 11 maart jl. over een nieuw actieplan voor een circulaire economie; Voor een schoner en concurrerender Europa 6. Voor kunststoffen die nu nog niet gerecycled kunnen worden zie ik met name potentie in herontwerp, vervanging en technieken om recycling ervan wel mogelijk te maken. In Nederland worden hier diverse initiatieven toe genomen die ik van harte ondersteun, onder meer met de Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie- subsidieregeling (DEI). Initiatieven met als doelstelling de productie van brandstoffen uit afvalstoffen komen hiervoor niet in aanmerking.

Zeer zorgwekkende stoffen (ZZS)

De leden van de VVD-fractie vragen hoe bij de productie van materialen rekening wordt gehouden met problemen die de toevoeging van zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) kan opleveren voor recycling.

Antwoord

Op dit moment kennen we problemen van materialen die niet makkelijk herbruikbaar zijn of bij hergebruik een risico vormen omdat ze ZZS bevatten. Deze problemen hangen samen met het lineair-economische model, waarin producten op de markt komen zonder dat is stilgestaan bij de afval- en recyclingfase. In een circulaire economie moet in de ontwerpfase al worden bepaald hoe materialen die in het product zitten, na afloop van de gebruiksfase weer teruggeleid worden naar het productieproces, met toereikende risicobeheersing. Dit «circular-by-design» principe betrek ik in mijn inzet op de thema’s circulair ontwerpen en producentenverantwoordelijkheid van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie.

Waar mogelijk worden gevaarlijke stoffen, en zeker de zeer zorgwekkende stoffen (ZZS), in het productontwerp vermeden. Ik zet hiertoe op de eerste plaats in op Europese regulering van ZZS via de REACH-verordening. Omdat het verbod van een ZZS vaak leidt tot vervanging door een ander risicostof, agendeer ik in Europa ook de «safe-by-design» benadering, bijvoorbeeld in het onderzoeksprogramma Horizon Europe. Hierbij gaat men op zoek naar een fundamenteel ander ontwerp van een product, waarmee de nu nog benodigde gevaarlijke stof niet meer nodig is. Op nationaal niveau lopen er diverse acties binnen de transitieagenda’s voor circulaire economie, waaronder informatie voor bedrijven in de zgn. CIRCO-tracks. Vooralsnog echter zijn bepaalde ZZS in materialen onmisbaar, onder meer in apparatuur die nodig is voor de energietransitie. Dit hoeft geen problemen voor recycling op te leveren, maar kan om extra risicobeheersing vragen.

Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV) matrassen

De leden van de VVD-fractie vragen over de Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid (UPV) ten aanzien van matrassen of rekening wordt gehouden met de huidige coronacrisis en naar de bereidheid tot overleg met de branche over een redelijk tijdspad daarvoor.

Antwoord

De belangrijkste producenten van matrassen in Nederland hebben het initiatief genomen voor een producentenverantwoordelijkheid. Deze producenten nemen dus ook de uitvoering ter hand. Naast de producenten zijn relevante brancheverenigingen namens het MKB bij de gesprekken betrokken. Het nu voorliggende voorstel werkt toe naar 75% recycling van matrassen in 2027 en kent daarmee een reëel tijdspad dat ook tijd geeft om deze omschakeling te realiseren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

C02-berekening van het betrekken van buitenlands afval in de afvalstoffenbelasting

De leden van de PVV-fractie vragen of bekend is dat het invoeren van een importheffing op buitenlands afval niet alleen leidt tot problemen voor de Nederlandse afvalverwerkingsbedrijven, maar ook tekortschiet voor wat betreft CO2-besparing door dumping in het buitenland.

Antwoord

Nederland is verantwoordelijk voor de eigen CO2-uitstoot, voor Nederlands afval en de verwerking van afval op Nederlands grondgebied. Deze maatregel past binnen deze verantwoordelijkheid en is, gegeven het beoogde doel ervan, effectief. Ik ben en blijf in gesprek met de afvalsector om samen met de sector te bezien welke problemen zich voordoen en welke oplossingen daarvoor gepast zijn in het licht van de transitie naar een circulaire economie. Ik heb geen signalen dat afval dat voorheen in Nederland werd verbrand, inmiddels in het buitenland in het milieu wordt gedumpt.

De leden van de PVV-fractie vragen of bekend is dat afvalverwerkingsbedrijven een grote bijdrage leveren aan de Nederlandse economie en energievoorziening en dat het invoeren van extra belastingen deze sector zodanig hard raken dat deze niet acceptabel zijn.

Antwoord

Afvalverbranding is voorlopig nog nodig. Zolang er nog afvalverbranding plaatsvindt en er geen volwaardig alternatief beschikbaar is, is het goed om zoveel mogelijk gebruik te maken van de warmte en energie die vrijkomt bij die afvalverbranding. Bedrijven die afvalverbrandingsinstallaties exploiteren, vervullen daarmee op dit moment een waardevolle bijdrage. Een belangrijk onderdeel binnen het Rijksbrede Programma Circulaire Economie is vermindering van de hoeveelheid afvalstoffen die wordt gestort of verbrand. Er mag daarom geen afhankelijkheid ontstaan van afvalverbranding voor de levering van warmte, energie of CO2. Daarom is het goed dat er op termijn steeds meer duurzamere alternatieve bronnen beschikbaar komen. De stoffen die momenteel worden verbrand zijn in beginsel namelijk recyclebaar. Het kabinet stimuleert onder andere via de DEI+ en de MIA\Vamil bedrijven die stappen willen zetten in de richting van hoogwaardige vormen van recycling en een circulair bedrijfsmodel; afvalverbranders kunnen daar ook gebruik van maken.

De leden van de PVV-fractie vragen voorts in hoeverre het beleid leidt tot een ondercapaciteit bij de Nederlandse afvalverwerkingsbedrijven waardoor de energievoorziening en Nederlandse banen in gevaar kunnen komen.

Antwoord

Het Nederlandse circulaire economiebeleid is gericht op meer reparatie, hergebruik en het zo hoogwaardig mogelijk recyclen van grondstoffen. Het repareren, hergebruiken en recyclen past bij een circulaire economie en is doorgaans arbeidsintensiever dan het verwerken van afval in een afvalverbrandingsinstallatie. Er zijn op dit moment geen aanwijzingen dat daardoor in Nederland de energievoorziening en de werkgelegenheid in het geding komen.

Coronacrisis

De leden van de PVV-fracties vragen naar de bereidheid tot overleg met afvalverwerkingsbedrijven over de gevolgen van de coronacrisis, waaronder de financiële schade.

Antwoord

In de verzamelbrief van 10 april jongstleden7 heb ik aangegeven goed contact met de afvalsector te onderhouden over de gevolgen van de coronacrisis. Een belangrijke uitdaging is om de inzameling en recycling van plastic en textiel goed doorgang te laten vinden. Door de stagnerende economie is de afzet van herwonnen grondstoffen voor recyclingbedrijven een uitdaging. Ik sta in nauw contact met de textiel- en plasticketen in Nederland en volg de effecten van de Coronacrisis nauwgezet.

Bekers rijksoverheid

De leden van de PVV-fractie vragen naar de circulariteit van de papieren bekers van de rijksoverheid en hoe het kan dat deze bekers niet gerecycled zijn, maar verbrand.

Antwoord

De koffiebekers van de rijksoverheid dienen volgens contract omgezet te worden naar grondstof. In 2019 hebben de afvalleveranciers de bekers verbrand zonder de rijksoverheid daarover te informeren. Mijn collega van EZK heeft uw Kamer daar onlangs over geïnformeerd. Er is contact met de contractpartners over de ontstane situatie en er wordt gewerkt aan verbetering in de interne voorlichting aan medewerkers over afvalscheiding. Vanaf 1 januari 2021 gaat de rijksoverheid na een aanbesteding rechtstreeks zaken doen met recyclers om maximaal invloed uit te oefenen op de aangeboden afvalstromen.

De bekers van de rijksoverheid zijn gemaakt van karton of rietsuikerafval met een dun beschermlaagje van plastic, gemaakt uit rietsuiker. Het papier voor de bekers komt uit duurzaam beheerde bossen. Door gebruik te maken van herbruikbare grondstoffen en deze te recyclen dragen we bij aan een circulaire economie.

Zonnepanelen en elektrische accu’s

De leden van de PVV-fractie vragen hoe circulair zonnepanelen en elektrische accu’s zijn.

Antwoord

Zonnepanelen hebben een relatief lange levensduur, veelal ruim boven 25 jaar voordat deze in een afdankfase terecht komen. Afgedankte zonnepanelen worden voor 77% hergebruikt en voor 88% nuttig toegepast volgens het Nationaal (W)EEE register8. De zonnesector verwacht een verdere verhoging van de recyclingprestatie te kunnen bereiken in de komende jaren, naar een niveau van circa 95%. Afgedankte zonnepanelen worden ingezameld voor hergebruik en nuttige toepassing binnen het bestaande systeem van producentenverantwoordelijkheid volgens de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparaten. Organisatie en financiering van het afvalbeheer van zonnepanelen zijn in deze regeling ingekaderd.

Voor de accu’s uit (elektrische) auto’s geldt een producentenverantwoordelijkheid. Producenten en importeurs zijn verantwoordelijk voor de inname en verwerking van accu’s wanneer deze worden afgedankt, en de financiering hiervan. De eisen aan de verwerking van afgedankte accu’s zijn vastgelegd in het Landelijk Afvalbeheersplan: recycling van ten minste 50% van het gemiddelde gewicht, en recycling van de aanwezige metalen met uitzondering van kwik. In Europees verband wordt de Batterijenrichtlijn herzien. In dat kader vraag ik expliciet aandacht voor de recycling van lithium-ion batterijen, die onder meer in elektrische auto’s worden toegepast.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

C02-berekening van het betrekken van buitenlands afval in de afvalstoffenbelasting

De leden van de CDA-fractie vragen of de importheffing op afval ook vervangen kan worden door een CO2-heffing en vragen naar voor- en nadelen daarvan.

Antwoord

Deze maatregel is genomen als onderdeel van een pakket van maatregelen van het kabinet om te kunnen voldoen aan het Urgendavonnis. Tot voor kort gold de afvalstoffenbelasting alleen voor het storten en verbranden van Nederlands afval, het verbranden van buitenlands afval in Nederland viel buiten de afvalstoffenbelasting. Deze maatregel zorgt voor een gelijk speelveld voor alle afval dat in Nederland verbrand en gestort wordt. Dat is ook logisch, want bij het verbranden van afval in Nederland ontstaan CO2-uitstoot en ook andere verontreinigingen, zoals bodemassen. Daarnaast bereid het kabinet een CO2-heffing voor de industrie voor die ook gaat gelden voor afvalverbrandingsinstallaties. Mijn collega’s van Financiën en EZK zijn met de sector in gesprek over de wijze waarop een CO2-heffing voor AVI’s, in aanvulling op de huidige afvalstoffenbelasting, het beste kan worden ingeregeld.

Aanpak flessen en blik in zwerfafval (statiegeld)

De leden van de CDA-fractie vragen of uit de monitoring de conclusie wordt getrokken dat er statiegeld gaat komen.

Antwoord

Over de aanpak van de kleine plastic flessen en blikjes in het zwerfafval heb ik uw Kamer reeds een antwoord gestuurd in mijn brief van 24 april jl. 9 Kortheidshalve verwijs ik naar deze brief voor wat betreft het besluit om statiegeld in te voeren voor de kleine plastic flessen en de voorgenomen uitvoering van de moties over blikjes.

Publiekscampagne Zwerfafval

De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor het voorkomen van zwerfafval, wanneer de aangekondigde publiekscampagne daarover van start gaat en in hoeverre de suggesties van AUB (Afval Uit de Berm) of ASO (Afval Stoort Ons) daarbij worden betrokken. Ook vragen zij in hoeverre een stringentere aanpak met mogelijkheden voor meer handhaving en hogere straffen wordt bezien.

Antwoord

Zwerfafval kent verschillende oorzaken en bestaat uit veel uiteenlopende stromen. Om zwerfafval te bestrijden worden daarom ook verschillende maatregelen ingezet. Vanuit het Rijk zet ik in op preventie van zwerfafval, bijvoorbeeld door de introductie van statiegeld op kleine flesjes. In mijn brief hierover aan uw Kamer10 ga ik nader in op de publiekscampagne tegen zwerfafval, die ik gezamenlijk met de betrokken partijen in het zwerfafvalveld dit jaar wil ontwikkelen.

Naast communicatie kan ook handhaving een instrument zijn om zwerfafval te voorkomen. Ook hier ga ik in bovengenoemde brief op in. Het is aan gemeenten om te bepalen hoeveel capaciteit zij inzetten op handhaving van het verbod op het veroorzaken van zwerfafval en of zij hogere boetes willen opleggen.

Recyclaat

De leden van de CDA-fractie vragen een oordeel over het invoeren van een minimumpercentage aan secundaire grondstoffen in producten die worden verkocht op de Europese markt.

Antwoord

In de mededeling van de Europese Commissie van 11 maart jl. over een nieuw actieplan voor een circulaire economie, «Voor een schoner en concurrerender Europa», vermeldt de Europese Commissie meerdere intenties om het gebruik van secundaire grondstoffen te bevorderen, waaronder ook minimumpercentages voor secundaire grondstoffen bij de vervaardiging van bepaalde materialen, componenten of producten. Nederland is hier voorstander van en dringt hier ook op EU-niveau op aan. Voor de langere termijn kunnen maatregelen zoals de invoering van een verplicht percentage plastic recyclaat resulteren in een stabielere afzetmarkt voor plastic recyclaat. Deze maatregel is één van de Urgenda-maatregelen.

Scheiden afval en vervuilde stromen

De leden van de CDA-fractie vragen wat kan worden gedaan aan de toenemende vervuiling van gescheiden afvalstromen.

Ik verwijs hiervoor kortheidshalve naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de SGP-fractie.

Uitfaseren plastic-toepassingen

Ten aanzien van het uitfaseren van bepaalde plastic-toepassingen vragen zij hoe voorkomen kan worden dat gekozen wordt voor vervangende materialen met een grotere milieudruk.

Antwoord

Het risico op verschuivingseffecten, als gevolg van de uitfasering van bepaalde plastic-toepassingen, is bekend. Om negatieve effecten op het milieu zoveel mogelijk te mitigeren, wordt onderzoek gedaan naar het effect van nieuwe maatregelen. Zo heeft TNO eerder onderzoek gedaan naar de milieu en verschuivingseffecten van het niet meer gratis aanbieden van plastic tasjes.

CE-Delft voert op dit moment onderzoek uit naar producten die op basis van artikel 4 van de SUP-richtlijn niet meer gratis verstrekt mogen worden (voedselverpakkingen en bekers voor on-the-go). Daarbij wordt onderzocht welke mogelijke verschuivings- en andere effecten een negatieve impact op het milieu kunnen hebben. Dit gebeurt op basis van de LCA-methodiek voor milieukundige doorrekening, waarmee via een levenscyclusanalyse de milieu-impact wordt bepaald. De resultaten van het onderzoek worden in september 2020 verwacht.

Aan de hand van het onderzoek van CE-Delft wordt bezien of aanvullend onderzoek en/of maatregelen nodig zijn om mogelijke ongewenste effecten te mitigeren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Voortgang duurzame transities en launching customerschap

De leden van de D66-fractie vragen wat nodig is om circulaire initiatieven op te schalen. Ook vragen zij hoe de resultaten van deze initiatieven meegenomen kunnen worden in het aanbestedingstraject van RWS en in hoeverre (aanbestedings)regels dit in de weg zitten. Zij vragen verder in hoeverre de geleerde lessen uit RWS projecten van toepassing kunnen zijn op andere sectoren.

Antwoord

Wanneer innovaties getest en gevalideerd zijn, is vastgesteld dat ze aan de eisen voldoen en veilig kunnen worden toegepast in de reguliere productie. Rijkswaterstaat gaat dan over tot aanpassing van de contracteisen, zodat bedrijven deze geteste en gevalideerde innovaties kunnen toepassen. Het hanteren van een uitdagende MKI-waarde (de milieukosten-indicator) bij de beoordeling van de beste prijs kwaliteit verhouding, is een extra prikkel die opschaling bevordert.

Rijkswaterstaat blijft kritisch kijken naar betaalbaarheid en het vermogen van de markt deze innovaties ook succesvol op bredere schaal toe te passen.

Het begeleiden van het testen, valideren en opschalen van innovaties is intensief en vergt capaciteit van RWS die ook nodig is om reguliere kerntaken uit te oefenen. Om die reden wordt er gefaseerd opgeschaald.

Bij aanbestedingen scherpt Rijkswaterstaat de eisen op het terrein van duurzaamheid en circulariteit aan, zodat innovaties die een bijdrage leveren aan het realiseren van deze aangescherpte eisen ook daadwerkelijk aangeboden worden.

Wanneer slechts een zeer beperkt aantal marktpartijen in staat is deze innovaties aan te bieden, dan kiest Rijkswaterstaat ervoor om voor een beperkt deel van werkzaamheden de eisen aan te scherpen. Zo ontstaat er een markt voor «koplopers» en ontstaat er een prikkel voor alle marktpartijen om te innoveren.

Vroegtijdige contacten met marktpartijen hoeven niet op gespannen voet te staan met de aanbestedingsregels. Wel geldt dat die contacten in alle openheid plaats moeten vinden, alle partijen in beginsel gelijke kansen moeten hebben op samenwerking met de opdrachtgever en dat bij aanbestedingen getoetst wordt of er sprake is van een gelijk speelveld. Marktpartijen bewaken zelf ook hun gelijke positie. Er zijn daarvoor bewezen samenwerkingsvormen, zoals het Innovation Partnership en SBIR. Een maatwerkoplossing is ook mogelijk onder de hiervoor genoemde voorwaarden van gelijke kansen voor alle partijen.

Het delen van ervaringen is een goede manier om innovaties op te schalen.

Rijkswaterstaat deelt de geleerde lessen binnen de Grond-, Weg-, en Waterbouw met andere opdrachtgevers voor bredere toepassing in Bouwsector. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het Opdrachtgeversforum voor de bouw en de Bouwagenda.

De ervaring met het launching customer project Circulaire Catering is een goed voorbeeld van niet aan de bouw gerelateerde inkoop. Het Launching Customer project Circulaire Catering is inmiddels rijksbreed opgeschaald.

Nulmeting en monitoring Plastic Pact NL

De leden van de D66-fractie vragen of voor de Nederlandse situatie lessen te trekken zijn uit de ervaring van het VK met hun Plastic Pact en hoe het verder uitgerold kan worden naar andere plastic producten. Zij vragen voorts wat er nodig is om de partijen te houden aan de afspraak om data aan te leveren en of er een stok achter de deur is als bedrijven de afspraken niet nakomen of een beloning voor bedrijven die dit wel doen. Zij vragen daarnaast hoe kwalitatieve aspecten van recycling en hergebruik worden meegenomen in het Plastic Pact en de monitoring daarvan.

Antwoord

De Stuurgroep trekt al lessen uit de ervaringen die het Verenigd Koninkrijk heeft met zijn Plastic Pact. Daarbij is gekeken naar de aanpak met werkgroepen, de opzet van de monitoring, en worden de resultaten van het VK – bijvoorbeeld rond het formuleren van handreikingen («guidelines») voor de recycleerbaarheid van plastic verpakkingen – meegenomen in de inhoudelijke discussies en resultaten van de werkgroepen van het Nederlandse Plastic Pact.

Het Plastic Pact NL is gericht op het slimmer en zuiniger omgaan met plastic producten en verpakkingen voor eenmalig gebruik. Deze hebben een korte omloopcyclus. Het is belangrijk dat dit Pact eerst goed wordt uitgevoerd, voordat ik ga verkennen of het ook voor andere producten een goede route is.

De partijen realiseren zich dat het Plastic Pact NL vrijwillig is, maar niet vrijblijvend. Daar ziet de Stuurgroep op toe. Als uiterste consequentie kunnen de partijen gezamenlijk, op initiatief van de Stuurgroep, het Pact opzeggen ten aanzien van een tekortschietend lid (zie art. 18, vierde en vijfde lid van het Pact). De partijen zijn zich er ook van bewust dat ze door consumenten en media nauwlettend worden gevolgd. Zoals ik in mijn brief van 14 februari jl.11 heb aangegeven, heeft de Stuurgroep maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat de partijen de data aan gaan leveren die noodzakelijk zijn om de voortgang van het Plastic Pact te meten.

Ten aanzien van recycling en hergebruik wordt partijen gevraagd welke activiteiten ondernomen zijn om bijvoorbeeld de recycleerbaarheid van verpakkingen te verbeteren, het hergebruik te stimuleren en meer recyclaat toe te passen. Ook wordt hen gevraagd de geboekte resultaten te delen en aan te geven wat geplande activiteiten zijn waarmee zij – samen met andere deelnemers aan het Plastic Pact NL – het komende jaar aan de slag gaan. Daarmee ontstaat per jaar een goed beeld van de dynamiek die het Plastic Pact op gang brengt. Dit beeld zal in de begin 2021 te publiceren jaarrapportage naar voren komen.

Plastic draagtassen en implementatie van de SUP-Richtlijn

De leden van de D66-fractie vragen wat de verschuiving van gratis plastic tassen naar gratis kartonnen of stoffen tassen betekent in termen van milieu en klimaatimpact. Zij vragen naar acties waaruit blijvend toezicht en handhaving blijkt. Voorts vragen zij of het mogelijk is de huidige uitzondering voor dunne plastic tasjes alleen te laten gelden voor bioafbreekbare plastic tasjes.

Antwoord

Het verbod op plastic tassen leidt met name tot een verschuiving van gratis plastic tassen naar papieren tassen. Over de klimaatimpact als gevolg van het verbod op gratis plastic draagtassen, met inbegrip van de verschuiving naar papieren tassen, heb ik u in 2017 geïnformeerd12. Geconcludeerd werd dat met het verbod een netto CO2-emissiereductie van 26 kiloton is gerealiseerd. Een integrale weging van alle milieueffecten is technisch niet goed mogelijk, omdat zwerfafval als factor niet in de berekeningsmethodieken past. De beste manier om tot een zo laag mogelijke milieu en klimaatimpact te komen is het meenemen van een eigen tas.

Uit de resultaten van de evaluatie van het verbod op gratis plastic draagtassen wordt geconcludeerd dat de naleving grotendeels op orde is. Door de ILT wordt dit beeld bevestigd. De ILT blijft op de naleving toezien door middel van het reageren op meldingen. Ik zal dit jaar met de ILT bezien op welke wijze bij de markt, afhaalhoreca en maaltijdbezorging tot een betere naleving kan worden gekomen. Ook het signaal met betrekking tot de gelamineerde tassen zal ik daarin meenemen.

Ook bioafbreekbare tasjes leiden tot problemen in het zwerfafval. Ik ben er daarom geen voorstander van om de uitzondering alleen op deze plastics toe te passen.

Monitoring

De leden van de D66-fractie vragen ten aanzien van monitoring naar de te nemen stappen en de tijdlijn van de uitwerking van een meetsysteem door het PBL en naar goede voorbeelden zijn van monitoringssystemen uit het buitenland waaruit lessen getrokken kunnen worden. Zij stellen voor om te beginnen met makkelijk meetbare indicatoren waarna een verdere uitbreiding en verfijning met andere indicatoren kan worden ontwikkeld. Zij vragen om eerst een lichte variant van een meetsysteem op te zetten en de Kamer hierover te informeren.

Antwoord

In mijn brief van 27 maart 2020 gaf ik aan dat het PBL monitoringsprogramma kennis bij elkaar brengt en de basis levert voor methodieken die vanaf 2020 verder ontwikkeld worden13.

In het kader van dit werkprogramma wordt ook kennis over monitoringssystemen uit het buitenland gebruikt, waaruit lessen getrokken kunnen worden. In de genoemde brief van 27 maart jl. gaf ik aan de PBL aanbeveling over te nemen om met betrokken partijen een verdere uitwerking en concretisering van de doelstellingen voor een circulaire economie tot stand te brengen en daar het komende jaar mee aan de slag te zullen gaan. Dat is van belang om richting te geven aan inspanningen van overheid, bedrijfsleven en burgers. De policy brief van het PBL over de kabinetsdoelstelling voor 2030 (50 procent minder gebruik van abiotische primaire grondstoffen) heeft daarvoor nuttige inzichten opgeleverd.

Volgens het PBL zal dat tussendoel als enig, overkoepelend doel namelijk niet met zekerheid sturing geven aan een reductie van de grondstofstromen die samenhangen met de grootste milieudruk en leveringszekerheidsrisico’s. In de policybrief constateert het PBL dat het niet goed mogelijk is om te komen tot één kwantitatief en afrekenbaar doel voor circulaire-economiebeleid dat goed stuurt en geen perverse prikkels genereert. Naast de vermindering van het primaire abiotische grondstoffengebruik adviseert het PBL daarom een eenvoudig communiceerbare set van indicatoren te ontwikkelen voor milieu en sociaaleconomische effecten in het transitieproces. Aangrijpingspunten zijn de milieueffecten van grondstofgebruik, leveringszekerheid, het efficiënt gebruik van grondstoffen en grondstoffen die de keten verlaten in de vorm van afval. In de tussentijd worden reeds beschikbare indicatoren gemonitord.

Aanpak flessen en blik in zwerfafval (statiegeld)

De leden van de D66-fractie vragen naar de voortgang in realisatie van een reductiedoelstelling voor blik in zwerfafval en vragen ook de motie van het lid Paternotte c.s. over vergelijkbare doelen voor blik als voor kleine plastic flesjes te bespreken (Kamerstuk 35 300 XII, nr. 33).

Antwoord

Voor het antwoord op de gestelde vragen over vergelijkbare doelen voor blik als voor kleine plastic flesjes verwijs ik kortheidshalve naar mijn brief van 24 april jl.14 over de aanpak van de kleine plastic flessen en de uitvoering van de moties over blik in het zwerfafval. Voor de ontwikkeling van de reductie van kleine plastic flessen en blikjes in het zwerfafval verwijs ik u naar de u toegezonden rapportage15 van RWS over de monitoring van het zwerfafval.

Europees Plastic Pact

Met oog op het EU Plastic Pact vragen de leden van de D66-fractie of monitoring van pacten in verschillende EU-landen op elkaar afgestemd worden zodat de resultaten en de voortgang tussen landen te vergelijken is.

Antwoord

De harmonisatie van (nationale) monitoringsystemen is één van de achterliggende doelen van het Europees Plastic Pact. Daartoe is een Werkgroep Monitoring in het leven geroepen. Overigens heeft Nederland zich ook aangesloten bij het Plastic Pact Network, een initiatief van de Ellen MacArthur Foundation. Dit netwerk is gelanceerd om kennis en ervaringen tussen de pacten wereldwijd te delen, maar ook om afstemming te zoeken rond de monitoring.

Afval – geen afval en de rechtsoordelen

De leden van de D66-fractie vragen of er regels zijn die hoogwaardig gebruik van secundaire materialen tegengaan.

Antwoord

Ten aanzien van de vraag naar regels die hoogwaardig gebruik van secundaire materialen tegengaan, geldt in beginsel dat het hoogwaardiger verwerken dan de minimumstandaarden – zoals beschreven in het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) – is toegestaan. Er zijn enkele uitzonderingen op deze regel. Zo is het onwenselijk, vanwege risico’s voor mens en milieu, om bijvoorbeeld ziekenhuisafval, hout met toxische verduurzamingsmiddelen of een materiaal dat bepaalde zeer zorgwekkende stoffen bevat, terug te brengen in de keten. In dergelijke gevallen is in het LAP expliciet geregeld dat een materiaal niet hoogwaardiger verwerkt mag worden.

De leden van de D66-fractie vragen hoe wordt aangekeken tegen een transitiewet circulaire economie waarin voor specifieke projecten belemmerende regelgeving niet van toepassing kan worden verklaard.

Antwoord

De crisis- en herstelwet biedt, voor zover de Europese regelgeving dat toelaat, reeds ruimte voor experimenten, ook voor experimenten die gaan over afvalstoffen. Ik ga in de context van de Taskforce Herijking Afvalstoffen een verkenning uitvoeren naar hoe experimenteerruimte, nu en in de toekomst met de Omgevingswet, is geregeld en of dit voldoende ruimte biedt. Daarnaast wordt er op dit moment bezien of de Wet milieubeheer meer kan aansluiten bij de transitie naar een circulaire economie. Eerste resultaten van deze verkenning worden eind dit jaar verwacht.

Recyclaat

De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre wordt ingezet op de reductie van de vraag naar grondstoffen, bijvoorbeeld door materiaal efficiëntie en het vervangen door ander materiaal.

Antwoord

Voor het antwoord op de vragen over reductie van de vraag naar grondstoffen verwijs ik kortheidshalve naar mijn antwoord op de vragen van de leden van de CDA-fractie.

Overheidsbestedingen circulair (buiten RWS)

De leden van de D66-fractie vragen hoe het percentage van overheidsbestedingen waarbij circulair een rol speelt verhoogd gaat worden, ook buiten de projecten van RWS.

Antwoord

Met het Manifest MVI maak ik met inmiddels 175 overheidspartijen werk van maatschappelijk verantwoord inkopen, waaronder circulair inkopen. Bovendien heb ik in 2018 en 2019 met middelen uit de Klimaatenveloppe een extra impuls gegeven aan klimaatneutraal en circulair inkopen, door meer dan 200 inkoopprojecten te ondersteunen, leernetwerken op te zetten en de geboekte grondstoffen- en CO2- besparing te meten. Ik bouw hierop voort via buyer groups, gefocust op het maken van impact in kansrijke domeinen.

Voor het circulair en klimaatneutraal maken van de GWW heeft het kabinet uit de Urgendamiddelen € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor 2019 en 2020 om andere overheden te stimuleren om stappen te zetten.

Voor wat betreft de Rijksinkoop ontving u eind oktober van de Minister van BZK en mij de Rijksinkoopstrategie «Inkopen met impact»16. Circulair is daarin een belangrijk thema. De resultaten en effecten zullen door BZK worden gemonitord en aan uw Kamer worden gerapporteerd.

Amsterdam Circulair

De leden van de D66 fractie vragen of de suggesties van de gemeente Amsterdam bekend zijn om haar circulaire ambities te verwezenlijken, en hoe Amsterdam wordt ondersteund om volledig circulair te zijn in 2050.

Antwoord:

Ik heb met genoegen kennisgenomen van de strategie van Amsterdam om in 2050 100% circulair te worden. Amsterdam sluit zich daarmee aan bij de doelstelling die het Kabinet en de partners in het Grondstoffenakkoord met elkaar hebben afgesproken. Ik zie bij veel steden en regio’s mooie ambities over de circulaire transities. Vaak in een samenwerking tussen publieke en private partijen. In het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie is aangegeven dat samenwerking tussen rijksoverheid en de decentrale publieke en private partners van belang is om de versnelling van de circulaire transitie te realiseren. Uitgangspunt van de samenwerking is dat decentrale partijen hun eigen ambities formuleren en dat het Rijk een faciliterende en ondersteunde rol heeft bij het realiseren daarvan. Waar mogelijk wordt daarbij aansluiting bij nationale acties van het kabinet gezocht.

Amsterdam onderstreept die samenwerkingsrelatie in de eigen strategie door zoveel mogelijk aan te willen sluiten bij programma’s van onder meer het Rijk. Dat geldt bijvoorbeeld voor de publiekrechtelijke bevoegdheid tot de mogelijkheid om een scherpere drempelwaarde aan te houden in de milieuprestatie voor gebouwen en werken (MPG), waarvoor de Minister van BZK op basis van de Crisis- en Herstelwet de mogelijkheid heeft geboden.

Ook zie ik in Amsterdam veel mooie initiatieven op het gebied van circulair textiel. Zo werkt het Amsterdamse House of Denim aan een Denim Deal waarin grote merken afspraken willen maken over duurzamere productie van spijkerbroeken. En ook in de regio gebeurt er veel. De Metropoolregio Amsterdam is een van de voorlopers als het gaat om het sluiten van de textielketen en speelt daar een belangrijke rol in. Maar ook andere steden en regio’s nemen hierin initiatief, zoals Enschede, Arnhem en Tilburg. Verder ondersteunt mijn departement een voorstel door Amsterdam aan de Nationale Wetenschapsagenda voor een onderzoeksprogramma over onder meer het circulair aanpakken van de renovatie van bruggen en kademuren.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

Plastic draagtassen

De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom het aandeel plastic tasjes in zwerfafval minder hard is gedaald, dan het aandeel dat wordt verkocht/uitgedeeld. Ook vragen zij zich af of bij de aangetroffen tasjes veel van de dunne tasjes zitten die nog wel mogen worden weggegeven en of dat reden is om het verbod ook naar deze tasjes uit te breiden. In dat licht vragen zij wat praktische alternatieven zijn voor de afhaalsector of de markt.

Antwoord

Een deel van het verschil tussen het aandeel plastic tasjes in zwerfafval en dat in de verkoop of verstrekking, zou verklaard kunnen worden door onzekerheden in de cijfers. Bovendien komen de cijfers voort uit verschillende onderzoeksmethodieken. Daarnaast is het mogelijk dat de zwerfafvalcijfers achterlopen, bijvoorbeeld omdat het om oude draagtassen kan gaan die al langer in het milieu rondzwerven, of omdat veel tassen die de afgelopen jaren zijn verstrekt misschien pas later na gebruik in het zwerfafval terecht komen.

Ik laat door Rijkswaterstaat monitoren in welke mate specifiek de lichte plastic draagtassen in het zwerfafval terecht komen. De resultaten hiervan zijn in januari 2021 beschikbaar. Mede op basis van deze resultaten zal ik bezien of aanvullende maatregelen mogelijk en nodig zijn om het aantal plastic draagtassen in het zwerfafval verder terug te dringen.

Het beste alternatief is het meenemen van een eigen tas. Bij de verkoop van sommige producten, zoals onverpakt vers vlees of vis, ligt dit minder voor de hand. Daarom geldt een uitzondering bij het verstrekken van deze versproducten. In geen geval is er een verplichting om over te stappen op alternatieven. Ook plastic tassen mogen tegen betaling nog verstrekt worden.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar labeling van producten, gemaakt van bioplastics, gericht op handelingsperspectieven voor consumenten.

Antwoord

Meer toepassing van bioplastics in de circulaire economie ter vervanging van virgin fossiele plastics vraagt om een helder afwegingskader in de toepassing ervan. Gelet op de interne markt is het belangrijk dat dit zo mogelijk op Europees niveau geregeld wordt. Ik zal de Nederlandse ervaringen en inzichten hieromtrent actief bij de Europese Commissie onder de aandacht brengen. Immers, de Europese Commissie heeft in het kader van het nieuwe actieplan voor de circulaire economie aangekondigd om met een dergelijk afwegingskader te komen. Mogelijk dat ook een vorm van labeling daarbij aan de orde zal komen.

Textiel

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar het percentage recycling en recyclaat van textiel, de verschillen tussen soorten vezels of producten waaraan textiel in 2050, in een volledig circulaire economie moet voldoen. Ook vragen zij hoe zonder een wettelijke UPV een gelijk speelveld is te creëren voor textiel. De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts of webshops, als onderdeel van de UPV, ook een rol kunnen krijgen bij de inzameling van oude kleding.

Antwoord

Het onderzoek Massabalans 2018, dat bijgevoegd is bij het beleidsprogramma circulair textiel17 dat ik onlangs naar uw Kamer stuurde, laat de meest recente cijfers zien met betrekking tot recycling van textiel in Nederland. Van het totaal aan ingezamelde en geïmporteerde textiel werd in 2018 53% direct hergebruikt, 33% gerecycled en 14% verbrand met energieterugwinning. Het onderzoek maakt geen onderscheid tussen verschillende soorten vezels of producten.

In een volledige circulaire economie wordt al het textiel en worden alle vezels zo hoogwaardig mogelijk gebruikt en hergebruikt en worden afgedankte materialen gebruikt in nieuwe producten. Exacte doelstellingen voor bijvoorbeeld percentage recyclaat in nieuw textiel zullen worden vastgesteld op basis van voortschrijdende inzichten, zoals de ontwikkeling van nieuwe technieken.

Een gelijk speelveld is belangrijk. Een UPV moet dan ook voor alle partijen gaan gelden. De brancheorganisaties in de textielbranche hebben aangegeven graag een voorstel te willen doen voor een vrijwillige uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) voor textiel die voor alle partijen gaat gelden. Die mogelijkheid wil ik hen bieden.

Om het tijdpad dat nodig is voor het tot stand komen van een goed werkend UPV-systeem te verkorten, laat ik parallel aan het traject van de brancheorganisaties onderzoek doen naar haalbare doelstellingen op het gebied van in ieder geval preventie, hergebruik en recycling van textiel, de kosten en (gedifferentieerde) tarieven, de verantwoordelijkheden in het speelveld en een mogelijke fasering zoals een voortschrijdende normstelling. Dit helpt bij de nadere invulling van een UPV en het biedt tevens basis om – als een vrijwillige UPV onvoldoende of onvoldoende snel tot stand komt – alsnog tot een volledige wettelijke regeling (via een AMvB) te komen. Welke optie ook wordt gekozen, de UPV gaat gelden voor alle partijen die textielproducten op de Nederlandse markt brengen.

De suggestie voor het betrekken van webshops in het kader van een UPV bij het inzamelen van oude kleding, bespreek ik graag met de brancheorganisaties.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe Rijksinkoopbeleid de textielsector kan stimuleren en hoe door recycling hoogwaardig textiel kan worden verkregen dat als secundaire grondstof kan dienen.

Antwoord

De ambitie voor 2025 voor de textielsector is dat alle textielproducten voor ten minste 25% bestaan uit gerecycled (post-consumer) of duurzaam materiaal. De verhouding tussen gerecycled en duurzaam materiaal wordt vrijgelaten. Het Rijk heeft zichzelf tot doel gesteld om vanaf 2022 bedrijfskleding in te kopen met minimaal 10% post-consumer recycled content. Vanaf 2025 wordt deze ambitie verhoogd naar 25%. Dat betekent dat alle bedrijfskleding dan uit minimaal 25% gerecycled (post-consumer) materiaal moet bestaan.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het aandeel van Nederland wordt in het Europese traject om een verbod in te voeren op vernietiging van onverkochte goederen (waaronder textiel). Ook vragen zij hoe het invoeren van een dergelijk verbod versneld kan komen en hoe er uitvoering aan een dergelijk verbod gegeven kan worden.

Antwoord

Zoals vermeld in het BNC-fiche over het nieuwe actieplan circulaire economie18 verkent het kabinet nationaal een verbod op de vernietiging van onverkochte retourgoederen naar aanleiding van de motie van het lid Kröger. Het kabinet acht een goed onderbouwd Europees verbod wenselijk met het oog op een gelijk speelveld. Het kabinet spreekt richting de Commissie dan ook haar steun uit voor een Europees initiatief en zal als aandeel in het traject de uitkomst van de nationale verkenning met de Europese Commissie delen. De uitvoering van het verbod hangt af van het definitieve voorstel dat door de Commissie wordt gepresenteerd. Hierover wordt uw Kamer op een later moment geïnformeerd.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar concrete stappen om micro-plastics door kleding te voorkomen, het voorkomen van het gebruik van bepaalde vezels en verwerkingstechnieken die voorkomen dat micro-plastics vrijkomen. Ook vragen zij of wasmachinefilters eerder dan 2025 verplicht kunnen worden.

Antwoord

Synthetische kleding kan worden gemaakt uit een groot aantal verschillende soorten vezels. De wijze waarop vezels worden verwerkt tot garen en textiel heeft effect op de mate van microvezelverlies gedurende de levenscyclus van een product. Er is nog weinig (praktijk)onderzoek gedaan naar effectieve maatregelen in het productieproces. Daarom is mijn inzet erop gericht om samen met de sector een gezamenlijke aanpak te ontwikkelen voor micro-plastics uit textiel, zodat hiermee kan worden geëxperimenteerd. Het streven is om deze aanpak eind dit jaar te presenteren.

Naast de ontwerp- en productiefase is het ook van belang te kijken naar de gebruiksfase, bijvoorbeeld bij het wassen van kleding door consumenten. Het is niet mogelijk om als nationale maatregel filters in wasmachines verplicht te stellen, omdat er al EU-regelgeving is over wasmachines die niet toestaat dat lidstaten nationale maatregelen nemen met betrekking tot dezelfde aspecten die door de EU-regelgeving worden bestreken (in dit geval emissies in water in de gebruiksfase). Vanwege het gelijke speelveld voor wasmachinefabrikanten is dit ook niet wenselijk. Ik hou daarom vast aan het voornemen van de Europese Commissie om de regelgeving voor wasmachines en drogers onder de Ecodesign-richtlijn in 2025 te herzien, waarbij zij voorafgaand aan de herziening onderzoekt of het stellen van nieuwe eisen om de hoeveelheid micro-plastics in de waterafvoer te verminderen (bijvoorbeeld door middel van filters), mogelijk en effectief is.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de aanpak om PFAS in (werk)kleding terug te dringen.

Antwoord

PFAS is een vuil-, vet- en vochtwerend middel, waarvan de functionaliteit zodanig is dat er soms nog geen alternatieven voor zijn. Waar mogelijk en verantwoord worden bij aanbestedingen van het Rijk andere eisen gesteld op het gebied van kledingeigenschappen waar enkel PFAS in voorziet, waardoor PFAS kan worden vermeden.

Monitoring

De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke extra stappen worden gezet om de doelen van 2030 te halen. Zij vragen naar inzicht in bestedingen, onderverdeeld naar bestedingen die goed scoren op duurzaamheid en circulariteit, neutraal zijn en de verduurzaming van onze economie (mogelijk) belemmeren.

Zij vragen of, als blijkt dat een deel van innovatiesubsidies sectoren, gedragingen of producten stimuleren die niet bijdragen aan een duurzame en circulaire economie, deze subsidies afgebouwd of gestopt kunnen worden. Ook vragen zij of subsidies, kortingen of andere stimulansen beschikbaar worden gesteld voor de fossiele sector, de extractie industrie, of voor producten of productieprocessen die schadelijke stoffen bevatten, respectievelijk waarbij schadelijke stoffen worden geproduceerd. Zij vragen elke aanvraag of toegekende stimuleringsmaatregel met bijvoorbeeld een duurzaamheidsindicator te scoren en een minimumscore als randvoorwaarde te stellen om voor stimulering in aanmerking te komen.

Antwoord

Voor wat betreft inzicht in de overheidsbestedingen in relatie tot duurzaamheid en circulariteit wordt kortheidshalve verwezen naar de antwoorden op de vragen daarover van de leden van de VVD-fractie.

Ik streef voorts continu naar een inzet op een zo hoog mogelijke trede van de R-ladder in het licht van de doelen voor 2050. Om goed te weten waar we nu staan, zal de Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) met monitoringsgegevens een eerste beeld opleveren van de voortgang in het Rijksbrede Programma Circulaire Economie. De ICER-rapportage is primair de basis voor besluitvorming over eventuele bijsturing van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie, waarop ik nu niet vooruit kan lopen. De eerste ICER-rapportage zal begin volgend jaar verschijnen.

Onderzoek Afvalprikkels

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de afvalstoffenheffing verhoogd wordt door gedifferentieerde tarieven in te voeren voor verpakkingen van primair of secundair materiaal.

Antwoord

Het kabinet heeft de afvalstoffenbelasting per 1 januari 2019 verhoogd, daarbij geldt een gelijk tarief voor storten en verbranden. Het differentiëren in storten en verbranden, verhoogt de complexiteit in de uitvoering voor de Belastingdienst en is om die reden op dit moment niet wenselijk. Naast de afvalstoffenbelasting van het Rijk, rekenen gemeenten de kosten voor het afvalbeheer ook door aan hun burgers via de gemeentelijke afvalstoffenheffing. Daarnaast kent Nederland een privaat stelsel waarin de kosten van het afvalbeheer van verpakkingen worden betaald door producenten van verpakte producenten en waarmee de inzameling door gemeenten van deze verpakkingen wordt gefinancierd. Tarieven die hiervoor gelden worden gedifferentieerd per materiaalsoort en op basis van de recyclebaarheid van verpakkingen. Tariefdifferentiatie op basis van het gebruik van secundair materiaal, wordt op EU-niveau onderzocht. Nederland wacht de conclusies hiervan af. Nederland dringt er verder op EU-niveau op aan om maatregelen te nemen die het toepassen van recyclaat verder bevorderen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de kwaliteit van recycling en recyclaat gemonitord gaat worden.

Antwoord

De huidige doelstellingen sturen vooral op kwantiteit. De aanpassing van de Europese weegmethode zorgt ervoor dat alleen het gewicht na voorsortering meetelt voor deze doelstellingen. Deze registratie en monitoring gebeurt in het kader van de producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen. Daarmee ontstaat er voor producenten en afvalinzamelaars een belang om zo goed mogelijk gescheiden fracties aan recyclingbedrijven aan te leveren. Dit levert belangrijke sturingsinformatie op. Ook ondersteun ik gemeenten, inzamelaars en verwerkers bij het verbeteren van de kwaliteit van deelstromen middels het programma VANG-Huishoudelijk afval, uitgevoerd en gemonitord door RWS. Ik heb hiermee belangrijke informatie om te bezien of de beleidsinzet voor het verbeteren van de kwaliteit van deelstromen voor recycling verbetert.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Staatssecretaris of er sneller dan in 2030 toegewerkt kan worden naar een verbrandingsverbod van recyclebaar afval.

Antwoord

Ik voer een verkenning uit naar het verbod op verbranden van recyclebaar afval. De verkenning zal moeten uitwijzen op welke manier een dergelijk verbod al dan niet tot stand zou kunnen komen. Ik zal uw Kamer te zijner tijd informeren over de resultaten van deze verkenning. Zoals aangekondigd in de verzamelbrief CE19 zal ik de komende tijd met bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuurlijke partners de stappen richting 2050 in beeld brengen om te komen tot een toekomstbestendig afvalbeheersysteem richting een circulaire economie.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe wordt bepaald of een (afval)stof recyclebaar is en wat dit betekent voor stoffen die worden gerecycled (zoals metalen) en voor organisch afval.

Antwoord

Als onderdeel van de verkenning naar een verbrandingsverbod op recyclebaar afval wordt bekeken aan de hand van welke criteria kan worden bepaald of afvalstromen recyclebaar zijn of niet. Gestreefd wordt naar afronding van deze verkenning dit jaar.

Metalen verbranden niet en moeten zoveel mogelijk vóór verbranding uit het afval worden gehaald. Bronscheiding is daarvoor effectiever dan herwinning na verbranding. Vaak zitten metalen verwerkt in bijvoorbeeld elektrische apparaten; deze moeten niet worden verbrand, maar separaat worden ingezameld en verwerkt.

Organisch afval moet in beginsel, daar waar het kan, goed bij de bron gescheiden worden. Organisch afval is composteerbaar en zuivere compost kan als nutriënt terug de bodem in zodat de biocyclus gesloten blijft. Zodra organisch afval vermengd raakt met in beginsel recyclebaar afval dan is op dit moment verbranden de meest praktische weg. In het vormgeven van het toekomstig afvalbeleid met de betrokken partijen zal ik daarom bijzondere aandacht houden voor deze stroom

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de kritiek in het DRIFT-rapport op uitzonderingen en ontheffingen aanleiding is tot beperking daarvan.

Antwoord

Ik zal de komende tijd in gesprek gaan met relevante partijen om te verkennen welke maatregelen nodig zijn om het afvalbeheersysteem toekomstbestendig te maken richting een circulaire economie. Daarbij zal ik gebruik maken van de constateringen in het rapport van DRIFT. Daarbij zal ik niet alleen bezien in hoeverre geldende uitzonderingen en ontheffingen nog wenselijk zijn en deze herzien waar nodig en mogelijk, maar zal ik ook kijken waar verdere stimulering nodig en wenselijk is om verdere stappen richting de circulaire economie te kunnen zetten.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe meer focus op de voorhoede en het peloton (en pas daarna met regels en handhaving van de achterhoede) leidt tot een gelijk speelveld en hoe valse concurrentie en voordeel voor achterblijvers en free-riders wordt voorkomen.

Antwoord

Om de transitie naar een circulaire en klimaatneutrale samenleving te kunnen maken is het in deze fase van de transitie noodzakelijk om vooral aandacht te geven aan het ondersteunen en stimuleren van de «voorhoede» en «het peleton». De achterblijvers (of achterhoede) in het nu nog lineaire systeem gaan veelal pas in de laatste fase van de transitie over, als technologieën al een tijd bewezen effectief en efficiënt zijn ingezet en het veel onvoordeliger is om in het oude systeem te blijven hangen. Voor het voorkomen van valse concurrentie door freeriders blijven toezicht, handhaving en signalen vanuit de samenleving van belang.

De leden van de GroenLinks fractie vragen of marktwerking in de afvalsector een obstakel is en past binnen de inrichting van een circulaire economie, gelet op het grote maatschappelijk belang van deze dienst.

Antwoord

Het huidige Nederlandse en Europese afvalbeleid waarborgt ook nu al de maatschappelijke belangen en reguleert daarom ook nu al de afvalmarkt. Er is dus geen sprake van een alleen op concurrentie gebaseerde vrije markt. Om de kwaliteit van onze leefomgeving te behouden is het van belang te komen tot een circulaire en klimaatneutrale economie. Het kabinet wil het daarvoor noodzakelijke beleid zoveel mogelijk samen met bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuurlijke partners vormgeven. Breed draagvlak, duidelijke fasering en samenwerking zijn noodzakelijk om significante stappen te zetten richting 2030 en een circulaire economie in 2050.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het niet voor de hand ligt om al het afval van kantoren, winkels, scholen en ander stedelijk afval van huishoudelijke aard via één gemeentelijke aanbesteding te laten ophalen.

Antwoord

Ik deel het belang van mogelijkheden tot laagdrempelig scheiden van soortgelijk afval als huishoudelijk afval door maatschappelijke organisaties, zoals scholen en kerken. Op grond van de Wet milieubeheer zijn bedrijven op dit moment zelf verantwoordelijk voor hun afval en het scheiden daarvan. Voor de inzameling en verwerking van die afvalstoffen is er sprake van marktwerking. Waar echter de markt haar rol niet voldoende kan vervullen, is met het aannemen van het amendement van de heer Schonis1 (Kamerstuk 35 267, nr. 13), in de wet een grondslag gecreëerd waarmee overheidsoptreden mogelijk kan worden gemaakt. Zoals aangegeven in mijn appreciatie op het amendement, vergt het daadwerkelijk interveniëren door de overheid een stevige onderbouwing. De gevolgen voor alle betrokkenen zullen zorgvuldig moeten worden afgewogen. Ik zal dit nader onderzoeken en uw Kamer over de wenselijkheid en de uitkomsten informeren.

Aanpak flessen en blik in zwerfafval (statiegeld)

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of uit de monitoring de conclusie wordt getrokken dat er statiegeld gaat komen. Verder vragen zij of alles nog op koers is voor de afgesproken invoeringsdatum en vragen zij naar de representativiteit van 2020 voor het zwerfaval (door de effecten COVID-19). Voorts vragen zij of op basis van de trends uit 2019 geconstateerd kan worden dat statiegeld ook voor blikjes onafwendbaar is.

Antwoord

Ik verwijs kortheidshalve naar mijn brief van 24 april20 over de aanpak van de kleine plastic flessen en blikjes in het zwerfafval. In hoeverre de huidige omstandigheden in verband met COVID-19 situatie een effect hebben op het zwerfafval zal blijken uit de resultaten van de monitoring door RWS. De eerstvolgende rapportage over de monitoring zal de eerste helft van 2020 betreffen en zal omstreeks september as. aan uw Kamer worden gestuurd.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de systemen voor statiegeld en inzameling voor zowel plastic flesjes als voor blik in te zetten zijn en of er behoefte is vanuit het bedrijfsleven om daarover snel duidelijkheid te verstrekken.

Antwoord

Mijn Kamerbrief van 24 april jl. over de invoering van statiegeld voor de kleine plastic flessen en de uitvoering van de moties over blik, biedt het bedrijfsleven een duidelijk kader met een handelingsperspectief21. Het verpakkende bedrijfsleven is primair verantwoordelijk en nu ook aan zet voor de inrichting van het statiegeldsysteem voor plastic flesjes en de investering in de infrastructuur die daarvoor nodig is. In de Kamerbrief wordt gemeld dat het verpakkende bedrijfsleven heeft aangegeven te zullen onderzoeken hoe de blikjes het beste ingezameld kunnen worden en wat daarvoor nodig is.

Voortgang Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI)

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de milieukostenindicator bij aanbestedingen, die nu een CO2-prestatieladder bevat, ook een indicatie kan krijgen voor het gebruik van recyclaat en circulair inkopen.

Antwoord

De milieukostenindicator (mki) is een rekenmethode om elf verschillende milieueffecten bij de realisatie van een gebouw, een weg of een ander bouwwerk te kunnen optellen tot één getal. Dit maakt het mogelijk om verschillende ontwerpen of het gebruik van verschillende bouwproducten met elkaar te kunnen vergelijken op hun milieuprestaties. Hierbij wordt een lijst van milieueffecten gebruikt die Europees is afgesproken in de EN 15804 norm. Het is belangrijk om uit te gaan van een Europees pakket, omdat de markt voor bouwproducten een sterk Europese markt is, waarbij gebruik van dezelfde levenscyclusanalyses en productcertificaten gewenst is.

In de lijst zijn de twee belangrijkste milieueffecten van circulair bouwen nu al opgenomen, namelijk het effect op grondstoffen (uitputting abiotische grondstoffen) en het effect op de CO2-uitstoot. Op grond van een recente wijziging in de EN 15804 norm komen daar binnenkort o.a. watergebruik en landgebruik bij.

Wat betreft «het gebruik van recyclaat», dat is geen milieueffect, maar kan wel leiden tot een betere mki-score, omdat het helpt om grondstofgebruik en CO2-uitstoot te verminderen. Dit effect is bijvoorbeeld goed te zien bij asfalt.

Zeer zorgwekkende stoffen (ZZS)

De leden van de GroenLinks-fractie vragen onderzoek naar een track en trace-systeem voor gevaarlijke, niet geïsoleerde stoffen in het recyclingproces en ondersteuning door overheid van een «positief-lijst» met informatie over alternatieven voor ZZS.

Antwoord

Een nationaal ingesteld «track & trace systeem» om stoffen in de gehele keten te kunnen volgen, zoals de Rli adviseert in het rapport «Greep op gevaarlijke stoffen», staat al snel op gespannen voet met het systeem van vrij verkeer van goederen binnen de EU. Veel stoffen en materialen worden bovendien wereldwijd verhandeld, wat een complex systeem van intergouvermentele afspraken zou vergen, dat niet gemakkelijk tot stand te brengen zal zijn. Ik vind het wel een goede zaak als de industrie zelf track & trace systemen opzet. Onlangs is zo’n initiatief voor gewasbeschermingsmiddelen gestart.

Wat betreft «positieve» lijsten van relatief veilige stoffen zal ik initiatieven van het bedrijfsleven verwelkomen. Goede informatievoorziening in de keten, dus ook aan burgers, is van belang voor het verstandig en gebalanceerd omgaan met (risico’s van) stoffen. Daarbij dienen veiligere alternatieven gestimuleerd worden, en dient tegelijk ook duidelijk zijn dat lang niet elke «chemische» stof en ook niet alle afval gevaarlijk is. Het is goed dat sectoren gestimuleerd worden om te komen tot positieve lijsten van relatief veilige stoffen. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij het bedrijfsleven. ECHA stelt nu lijsten van stoffen op die vooralsnog geen wettelijke regulering behoeven. Dit gebeurt op basis van een grondige beoordeling van de informatie die onder REACH is ingedeeld. Deze stoffen zijn in beginsel dus veilig maar zelfs hier geldt het voorbehoud dat op grond van nieuw inzicht een stof zo weer van de lijst kan worden geschrapt. Van vrijwel geen enkele stof kan gegarandeerd worden dat deze nooit enig risico voor gezondheid of milieu op kan leveren.

In mijn brief van 15 april jl. betreffende «Chemische stoffen»22 ga ik nader in op het RLI-advies en de hierboven gegeven antwoorden.

Export Plastics (Verzamelbrief)

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de export van (schoon) plastic nog wenselijk is en of het tijdpad voor het Europese verbod op export van plastic versneld kan worden.

Antwoord

Het uitgangspunt van het kabinet is dat zo efficiënt mogelijk moet worden omgegaan met grondstoffen en hulpbronnen. Export naar een fabriek waar het plastic hoogwaardiger kan worden verwerkt, kan uiteindelijk resulteren in minder belasting voor het (mondiale) milieu. Tijdens de 14e COP van het Verdrag van Bazel, in mei 2019, hebben alle EU-lidstaten ingestemd met het aanscherpen van de regels voor internationale transporten van plastic afval. Er wordt door de Europese Commissie hard gewerkt aan een spoedige aanpassing van de betreffende EU-regelgeving. Naar verwachting is dit begin 2021 gereed. Dit is een ambitieus tijdpad en ik zie – gelet op de geldende procedures rond Europese regelgeving – geen mogelijkheden voor versnelling.

Productenverantwoordelijkheid

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de ervaringen met textiel en matrassen te gebruiken om voor andere branches of productgroepen naar een UPV toe te werken en vragen om een plan daarvoor. Ook vragen zij naar UPV-voorbeelden uit Frankrijk.

Antwoord

Naast de voor alle EU lidstaten verplicht gestelde UPV-systemen23 hebben zowel Nederland als Frankrijk eigen UPV systemen voor autobanden en oud papier. Ook voor textiel zal een vergelijkbare situatie ontstaan nu in Nederland wordt aangevangen met een eigen UPV systeem voor textiel. Voorts heeft Frankrijk een UPV-systeem voor meubilair dat in Nederland in delen wordt ingevuld via een UPV-systeem voor matrassen en een verkenning naar een UPV-systeem voor vloerbedekking. Ten slotte bestaan in Frankrijk UPV-systemen voor caravans, plezierboten, chemicaliën, medische hulpmiddelen, inkt cartridges, agrarische producten en gasflessen. Met een UPV-systeem voor vlakglas heeft Nederland een systeem dat niet in Frankrijk bestaat.

In het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie heb ik mijn inzet op UPV in Nederland vastgelegd. Mijn inzet betreft 1) de implementatie van UPV-systemen die volgen uit de SUP-richtlijn24 en de implementatie van de minimale vereisten volgens de EU Kaderrichtlijn afvalstoffen, 2) de realisering van UPV-systemen voor textiel en matrassen en 3) diverse verkenningen naar UPV voor duurzame energie-installaties, de gevelbouw, dakbitumen, hout en gips en vloerbedekking n.a.v. motie van uw Kamer25. Voor de onder punt 3) genoemde productgroepen heeft ook Frankrijk nog geen UPV-systeem gevestigd.

Scheiden afval en vervuilde stromen

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het zinvoller is om stromen na te scheiden en niet meer stromen gescheiden op te halen. Ook vragen zij of dit alleen een probleem is voor grote steden en stations en of met voorlichting of handhaving scheiding kan worden verbeterd. Voorts vragen zij of nieuwere technieken nascheiding praktischer kunnen maken.

Antwoord

Een goede kwaliteit van deelstromen is een belangrijke voorwaarde voor hoogwaardige recycling. Volledig inzetten op nascheiding is voor veel stromen niet mogelijk omdat daarmee niet wordt gekomen tot een goede kwaliteit van de ingezamelde stroom. Zo moet de natte gft-fractie gescheiden worden gehouden van het overige afval. Dat moet bij de bron gebeuren. Als gft vermengd raakt met plastic en andere stromen, wordt zowel de kwaliteit van het gft als de kwaliteit van het plastic en van andere stromen veel lager. Ook voor de stromen papier en karton, glas, piepschuim en textiel is scheiden aan de bron de enige mogelijke route.

De discussie over bron- en nascheiding beperkt zich tot de pmd-fractie (plastic, metaal en drankenkartons). Alleen wanneer het gft en andere stromen goed gescheiden zijn, blijft er een droge en schone stroom restafval over, waaruit pmd na gescheiden kan worden. De technieken voor nascheiding van PMD uit het restafval verschillen in de praktijk niet wezenlijk van de technieken die worden gebruikt voor de sortering van brongescheiden pmd. Wet- en regelingeving maakt geen onderscheid tussen beiden. Bij nascheiding geldt – gelijk aan bronscheiding – dat de verpakkingen schoon moeten worden weggegooid en de afzonderlijke onderdelen verpakkingsonderdelen zo veel mogelijk handmatig moeten worden gescheiden.

Het is aan gemeenten en bedrijven om op basis van het ervaren gedrag, de specifieke inzamelomstandigheden en beschikbare technieken een keuze te maken voor een inzamelmethode. Iedere vorm van inzameling vraagt om voorlichting, handhaving en om tijd en inzet om gedragspatronen te laten inslijten. Indien gemeenten en bedrijven er niet in slagen om te komen tot goede kwaliteit brongescheiden stromen, dan wordt dit probleem niet opgelost door een keuze voor nascheiding. Gezien de beperkte capaciteit voor nascheiding, is nascheiding op dit moment hooguit een aanvulling op bronscheiding. Om onze doelstellingen te halen, zijn bron- en nascheiding beide nodig.

Recyclaat

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat een oplopend percentage bijmengverplichting van hergebruikte materialen en grondstoffen een oplossing kan bieden. Zij vragen dit te verkennen en of er andere manieren denkbaar zijn die leiden tot een hoger aandeel recyclaat bij de productie van nieuwe goederen.

Antwoord

Voor het antwoord op de vragen over een hoger aandeel recyclaat bij de productie van nieuwe goederen verwijs ik kortheidshalve naar mijn antwoord op de vragen van de leden van de CDA-fractie.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er bedrijven in de recyclingsector zijn die tijdelijk steun nodig hebben vanwege hun rol om de doelen voor de (midden)lange termijn te behalen.

Antwoord

De afzet en de vraag naar plastic recyclaat is deels afhankelijk van de prijs voor nieuw plastic en daarmee van de olieprijs en mondiale plasticvraag. De uitdagingen waar de kunststofketen in de transitie naar een circulaire economie voor staat, worden extra manifest door de Coronacrisis. Naast de afname van de vraag naar plastic, ondervindt recyclaat concurrentie van fossiele plastics door de dalende olieprijs. Afzet is met name een probleem voor recyclaat waar geen UPV voor geldt. Ik sta in nauw contact hierover met de plasticrecyclingketen in Nederland en volg de effecten van de Coronacrisis nauwgezet.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) handhaaft op het verbod op export van niet recyclebaar, vervuild plastic.

Antwoord

De ILT controleert samen met de handhavingspartners zoals douane en politie het grensoverschrijdend transport van afvalstoffen. Hierbij wordt prioriteit gegeven aan de export naar niet-OESO landen.

Deze inspecties vinden plaats door een deels risico gestuurde en deels steekproefsgewijze aanpak. Hiervoor worden diverse informatiebronnen gebruikt die een indicatie kunnen geven welke transporten, bedrijven of type stromen van belang zijn om de naleving te beoordelen. De controles worden gedaan op diverse locaties en indien nodig/mogelijk wordt de fysieke lading bekeken om te beoordelen of de kwaliteit van de (afval)stoffen aan de regels voldoet. Als er sprake is van niet recyclebaar, vervuild materiaal dan wordt het transport tegengehouden en de verantwoordelijke partij aangesproken. Het land van verzending dient in dat geval de afvalstoffen terug te nemen. De ILT treedt hierbij handhavend op volgens haar interventiestrategie.

Circulair en transport (lokaal)

De leden van de GroenLinks-fractie willen afval zoveel mogelijk zelf, in Europa, verwerken en vragen hoe te voorkomen dat circulair tot meer transport leidt en hoe ervoor te zorgen dat demontage en recycling zoveel mogelijk in Nederland blijven zodat Nederland of Europa weer een maakindustrie krijgen, mede in het licht van ervaringen uit de coronacrisis.

Antwoord

Ik ben van mening dat afval zo veel mogelijk in Europa moet worden verwerkt. In het nieuwe actieplan circulaire economie kondigt de Commissie maatregelen aan om de EU-export van afval te minimaliseren en illegale uitvoer aan te pakken. Bovendien kondigt de Commissie voorstellen aan om afval om te zetten in hoogwaardige secundaire grondstoffen. Een goed functionerende Europese markt voor secundaire grondstoffen is daarbij noodzakelijk om de waarde uit afval te vergroten en export van afval te voorkomen. Het actieplan circulaire economie sluit ook aan bij de wens van het kabinet om de circulaire principes beter te integreren in het economische systeem. Het actieplan omvat een integrale benadering van de gehele productketen van grondstoffen, ontwerp, productie, consumptie, recycling en de afvalfase. Het kabinet steunt deze integrale benadering en zet zich ervoor in dat deze benadering ook in de realisatie van het actieplan geborgd blijft

BTW-tarief

De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar mogelijkheden om BTW-vrijstelling of een laag BTW-tarief voor de verkoop van tweedehandskleding en de reparatie van goederen en kleding.

Antwoord

Voor tweedehands producten is er in de btw-wetgeving de margeregeling. Alleen over het verschil tussen inkoopprijs en verkoopprijs wordt daarbij btw afgedragen. De btw is een EU-gereguleerde belasting. De Europese btw-richtlijn staat geen btw differentiatie toe voor opgeknapte of tweedehands producten. Het is ondernemers evenmin toegestaan tweedehandskleding zonder btw te verkopen. De Europese btw-richtlijn staat het de lidstaten wel toe een verlaagd btw-tarief te heffen op de reparatie van fietsen, schoeisel en lederwaren, kleding en huishoudlinnen waaronder het herstellen en vermaken. Nederland maakt van die mogelijkheid ook gebruik. Op reparatie of herstel van andere goederen, zoals elektronica en witgoed, staat de richtlijn momenteel geen verlaagd btw-tarief toe. Echter, het EU-actieplan voor de circulaire economie kondigt onder meer aan dat de Europese Commissie via een wijziging van de btw-richtlijn de lidstaten in staat wil stellen gebruik te maken van de btw-tarieven om activiteiten op het gebied van de circulaire economie te bevorderen die op eindgebruikers zijn gericht, met name reparatiediensten. Ik zal de ontwikkeling van die lopende wetgevingsprocedure nauw volgen in afstemming met het Ministerie van Financiën.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

C02-berekening van het betrekken van buitenlands afval in de afvalstoffenbelasting

De leden van de SP-fractie vragen of een daling is waar te nemen in de import van buitenlands afval en welk percentage van het verbrande buitenlandse afval werd ingezet voor verwarming, in relatie tot de verbranding van Nederlands afval. Ook vragen zij wanneer het voor verwarming ingezette deel wordt vervangen voor zonne-energie, windenergie of geothermie en naar welke duurzame alternatieven wordt gezocht om het te verwachten verlies aan warmte op te vangen.

Antwoord

Op basis van recente cijfers over januari en februari van de export van Brits afval naar Nederland en andere landen is een significante daling waarneembaar. Ook laten deze cijfers zien dat er vanuit het VK ook minder afval naar andere landen is geëxporteerd. Op basis van de cijfers is het nog te vroeg om duiding te kunnen geven aan het daadwerkelijke effect in het buitenland van de in Nederland geldende afvalstoffenbelasting. Ook andere ontwikkelingen zijn van invloed zoals de effecten van de Covid-19, onzekerheid door Brexit en de beleidsinspanningen op afvalgebied vanuit het VK zelf. Rijkswaterstaat zal de import van afval in Nederland ook de komende maanden blijven monitoren om zo zicht te houden op de effecten in Nederland. Verder zullen de effecten van deze maatregel worden meegenomen door het PBL in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) van dit najaar.

Over het algemeen wordt Nederlands afval en geïmporteerd afval door elkaar verwerkt. Daarom is niet te zeggen hoeveel buitenlands afval werd ingezet voor verwarming, ook ten opzichte van Nederlands afval. Er wordt op dit moment voor een nieuwe Warmtewet gewerkt aan duurzaamheidsverplichtingen voor warmtebedrijven. Zowel nieuwe als bestaande warmtenetten zullen richting 2050 het bronnenportfolio moeten verduurzamen. Daarbij wordt onder andere gekeken naar bronnen als aquathermie, geothermie en restwarmte van bijvoorbeeld datacenters. Ik verwijs daarbij ook naar de voortgangsbrief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het wetstraject Warmtewet 226.

De leden van de SP-fractie vragen naar het kort geding dat de afvalbedrijven hebben aangespannen tegen de staat en de huidige stand van zaken hiervan.

Antwoord

De voorzieningenrechter heeft alle vorderingen van de twee afvalbedrijven tegen de staat der Nederland afgewezen. Het vonnis is openbaar en beschikbaar op de website www.rechtspraak.nl 27.

De leden van de SP-fractie vragen hoeveel CO2 via afvalverwerkingsinstallaties wordt uitgestoten en ook vragen zij de CO2-uitstoot te registreren.

Antwoord

Over 2018 werd iets minder dan 8 Mton aan CO2 uitgestoten door het Nederlandse AVI-park. Rijkswaterstaat registreert de uitstoot van alle afvalverbrandingsinstallaties. Dit geeft een adequaat beeld voor het voeren van effectief klimaatbeleid. De emissiegegevens worden ook gepubliceerd op de website: www.emissieregistratie.nl.

Voortgang duurzame transities en launching customerschap

De leden van de SP-fractie vragen hoe binnen het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) de inkoopkracht verder ingezet wordt en kan worden om duurzamer te produceren. Tevens vragen zij of schaalvergroting van soortgelijke projecten en of duurzame inkoop en productie standaard kunnen zijn of worden in opdrachtgeving en aanbesteding.

Antwoord

Ik verwijs hiervoor kortheidshalve naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de D66-fractie.

Nulmeting en monitoring Plastic Pact NL

De leden van de SP-fractie vragen waarom alleen op hergebruik wordt gericht in plaats van een alternatief voor plastic. Ook vragen zij een reactie op hun oordeel dat veel convenanten en pacten weinig tot geen resultaat laten zien, zoals de afspraken gemaakt met het bedrijfsleven om het aantal kleine plastic flessen terug te dringen in aanloop naar de invoering van het statiegeld.

Antwoord

Het Plastic Pact NL en het Europees Plastic Pact zijn niet alleen gericht op hergebruik en recycling, maar ook op het terugdringen van onnodig gebruik van plastic. Eén van de vier doelstellingen in beide pacten is hier immers op gericht met een kwantitatief doel van een reductie van 20%.

Voor effectief beleid is een combinatie van instrumenten nodig om tot gewenste resultaten te komen. Soms werkt wet- en regelgeving goed, bijvoorbeeld om een gelijk speelveld te creëren of als bedrijven niet bereid of individueel in staat zijn de benodigde actie te ondernemen. In andere gevallen werken convenanten beter, bijvoorbeeld als nog geen marktrijpe innovaties voorhanden zijn.

Plastic draagtassen en implementatie van de SUP Richtlijn

De leden van de SP-fractie vragen naar initiatieven om ook het resterende deel plastic tasjes te verbieden, inclusief tasjes die thans nog tegen betaling worden verstrekt.

Antwoord

Het positieve resultaat van de evaluatie van het verbod op gratis plastic draagtassen geeft geen aanleiding om over te gaan tot een totaalverbod op plastic draagtassen. Wel zal ik zoals ik in mijn brief28 heb aangegeven met de sector in overleg treden om te bezien hoe het gebruik van lichte plastic draagtassen die nog gratis verstrekt mogen worden voor verswaren, verminderd kan worden. Ook laat ik door Rijkswaterstaat monitoren in welke mate specifiek de lichte plastic draagtassen in het zwerfafval terechtkomen. De resultaten hiervan zijn in januari 2021 beschikbaar. Op basis van deze resultaten zal ik bezien of aanvullende maatregelen mogelijk en nodig zijn om het aantal plastic draagtassen in het zwerfafval nog verder terug te dringen. Tevens zal ik in 2020 vast met de ILT bezien op welke wijze op de markt, afhaalhoreca en bij maaltijdbezorging tot een betere naleving van het verbod op gratis plastic draagtassen kan worden gekomen.

Textiel

De leden van de SP-fractie vragen in Europees verband te pleiten voor meer inzet op wet- en regelgeving in plaats van ineffectieve prikkels en convenanten.

Antwoord

Voor effectief beleid is een combinatie van instrumenten nodig om tot gewenste resultaten te komen. Soms werkt wet- en regelgeving goed, in andere gevallen werken convenanten beter. Denk bijvoorbeeld aan het bevorderen van innovaties middels een convenant, waar generieke wet- en regelgeving niet specifiek in zou kunnen voorzien. Op Europees niveau zet ik mij met betrekking tot textiel in voor een Europese verplichting voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid met oog voor arbeidsomstandigheden, een verplichte toepassing van een percentage recyclaat, een beperking van het gebruik van gevaarlijke stoffen en een Europees keurmerk. Daarnaast verken ik mogelijkheden om op zowel nationaal als Europees niveau te komen tot innovaties en partnerschappen.

Monitoring

De leden van de SP-fractie vragen ten aanzien van sturing op doelen en voortgangsmonitoring naar een reactie op de relatie tussen vermindering van kritische grondstoffen enerzijds en de grootschalige behoefte eraan om de energietransitie te realiseren anderzijds. Zij vragen waarom er niet meer ingezet wordt op alternatieven voor bepaalde vervuilende grondstoffen. Ook vragen zij of het hoofddoel voor 2030 centraal blijft staan, dan wel meerdere (sub)doelen worden bepaald, zoals het PBL aanbeveelt. Zij vragen verder of en zo ja, hoe verbetering kan worden aangebracht in de huidige situatie waarin afrekenbare concrete doelen nog te vaak ontbreken. Ook vragen zij of er op het gebied van investeringen in een circulaire economie een duidelijk beeld bestaat waar de markt faalt en de overheid zou kunnen en moeten inspringen en hoe dat beeld verkregen kan worden. Zij roepen op om investeringen gepaard te laten gaan met een duidelijke sturing op en stimulering van een kringloopeconomie en vragen hoe dit kan worden vormgegeven. Tevens vragen zij om een reflectie over de vraag aan welke bedrijvigheid en producten behoefte bestaat en welke in het licht van de doelen voor 2030 en 2050 wellicht minder noodzakelijk zijn.

Antwoord

Het streven naar enerzijds een vermindering van het gebruik van kritische grondstoffen en anderzijds een grootschalige behoefte daaraan om de energietransitie te realiseren, beschouw ik niet als tegenstrijdige ambities en evenmin zou voor die ambities een rangorde moeten worden bepaald. Het verwezenlijken van de energietransitie maar ook de transitie naar een circulaire economie moeten worden gerealiseerd zonder dat dit leidt tot ongewenste milieueffecten. Samen met maatschappelijke en bestuurlijke partners ben ik voornemens de (tussen)doelen voor een circulaire economie nader uit te werken en te concretiseren, overeenkomstig de aanbevelingen daarover uit de PBL policy brief29. Onderdeel daarvan is tevens de inspanning voor substitutie naar minder vervuilende grondstoffen. Ook zal specifieker worden bepaald in welke mate meetbare doelen kunnen worden geformuleerd en of sectoren kunnen worden geïdentificeerd die op de realisatie ervan aanspreekbaar willen en kunnen zijn. Onverkort uitgangspunt daarbij blijft dat de energietransitie en de circulariteitstransitie uiteindelijk gelijkwaardig zijn en beiden moeten worden verwezenlijkt zonder ongewenste milieueffecten.

Het CPB heeft in haar policybrief van 20 juni 2018 aan gegeven dat het beprijzen van milieuschade belangrijk is om tot een meer circulaire economie te komen. Circulaire businesscases kunnen vaak niet sluitend gemaakt worden door de onbeprijsde milieuschade in lineaire businessmodellen. De ICER-rapportage die begin 2021 verschijnt, zal meer inzicht bieden in financieringsknelpunten op basis waarvan zo nodig nader onderzoek kan worden uitgevoerd. De oproep om investeringen gepaard te laten gaan met een duidelijke sturing op en stimulering van een circulaire economie, is zinvol en past geheel in de transitie-agenda’s die reeds worden uitgevoerd. Zowel het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie als de tweejaarlijkse ICER-rapportages zullen voortschrijdende inzichten bieden in de aard van bedrijvigheid en producten waar behoefte aan bestaat en welke in het licht van de doelen voor 2030 en 2050 wellicht minder noodzakelijk zijn.

Onderzoek afvalprikkels

De leden van de SP-fractie vragen om strengere normering en verboden om minder storten en verbranden te realiseren en meer in te zetten op een circulaire economie.

Antwoord

Ik voer een verkenning uit naar het verbod op verbranden van recyclebaar afval. Daarnaast wordt in de context van het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3) gekeken naar het verhogen van minimumstandaarden. Voorwaarde voor de invoering van een stortverbod is dat er een hoogwaardige verwerkingsmethode beschikbaar is. Op dit moment wordt er bijvoorbeeld gewerkt aan de implementatie van een stortverbod voor asbesthoudend staalschroot. Het verbod zal te zijner tijd aan de Kamer worden voorgelegd en uw Kamer is hier in het algemeen overleg van 20 februari jl. al over geïnformeerd. Zoals aangekondigd in de verzamelbrief CE zal ik de komende tijd verder in overleg met betrokken partijen aan de slag gaan met het vormgeven van een toekomstbestendig afvalbeheersysteem in de richting van een circulaire economie.

Aanpak flessen en blik in zwerfafval (statiegeld)

De leden van de SP-fractie vragen waarom het zo lang heeft geduurd voordat de monitoringsrapportage van RWS over plastic flessen en blik in zwerfafval naar de Kamer is gestuurd. Tevens vragen zij waarom het ontbreekt aan een duiding van deze monitoring en of het oordeel wordt gedeeld dat de huidige inzet op convenanten niet werkt en in de toekomst veel eerder besloten moet worden tot wet- en regelgeving. Ook vragen zij wanneer de invoering van statiegeld op zowel plastic flessen als blik bij wet verplicht wordt.

Antwoord

Het was mijn voornemen deze rapportage eerst te bespreken in het bestuurlijke overleg op 22 april jl. Toen echter het nadrukkelijke verzoek van uw kamer kwam deze al voor het SO toe te sturen, heb ik besloten aan dit verzoek te voldoen. Het monitoringsrapport van RWS zou anders met de Kamerbrief van 24 april jl. over de invoering van statiegeld voor de kleine plastic flessen zijn meegestuurd.

Voor de overige vragen verwijs ik kortheidshalve naar genoemde brief van 24 april jl.30

Europees Plastic Pact

De leden van de SP-fractie vragen hoe binnen de EU werk wordt gemaakt van het verminderen van plastic en de inzet op alternatieven.

Antwoord

Net zoals bij het Plastic Pact NL staat de vermindering van plastic op de agenda van het Europees Plastic Pact. Alle ondertekenaars hebben de vier doelstellingen onderschreven, waaronder het doel om in 2025 20% minder nieuwe (virgin) plastics te gebruiken, waarvan de helft als absolute vermindering van plastics wordt gerealiseerd. Partijen zijn overeengekomen om een werkgroep «Reduce & Reuse» te lanceren, die opgedane kennis en ervaring deelt en voorstellen ontwikkelt voor experimenten en maatregelen die leiden tot minder onnodig gebruik en meer hergebruik van plastic.

De leden van de SP-fractie om een reactie op het bericht dat slechts vier grote producenten verantwoordelijk zijn voor een half miljoen ton plastic afval per jaar. Ook vragen zij welke rol de EU kan spelen om hieraan een einde te maken, mede in relatie tot het gedrag van deze bedrijven in ontwikkelingslanden.

Antwoord

Ik kan het genoemde bericht niet bevestigen. Plastic toepassende producenten hebben in het kader van de Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen een producentenverantwoordelijkheid voor onder meer verpakkingen. Dat houdt in dat zij verantwoordelijk zijn voor de kosten van inzameling en verwerking van het afval dat ontstaat na afdanking van de verpakkingen die zij op de markt gebracht hebben. Als gevolg hiervan worden producenten geprikkeld om slimmer en zuiniger om te gaan met (plastic) verpakkingen om onnodig gebruik tegen te gaan en hergebruik en recycling te bevorderen. De Europese Commissie heeft hiertoe de kaders gecreëerd en aangescherpt, zoals met de introductie van een tariefdifferentiatie voor duurzame innovaties. Tevens heeft de Commissie kaders vastgesteld voor een producentenverantwoordelijkheid voor plastic wegwerpproducten in het kader van de SUP-richtlijn. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, heeft vervolgens bedrijven uitgedaagd in gezamenlijkheid sneller en met meer ambitie in 2025 te komen tot minder gebruik en meer hergebruik waardoor het plastic afval sterk kan worden teruggedrongen. Dit heeft geleid tot het op 6 maart jongstleden ondertekende Europees Plastic Pact, waarbij de Europese Commissie waarnemer is.

De leden van de SP-fractie vragen waarom niet wordt overgaan tot wetgeving die wegwerpplastics verbiedt.

Antwoord

De Europese Commissie heeft in de Single-Use Plastics (SUP) richtlijn een verbod op bepaalde wegwerpplastics aangekondigd waarvoor een goed, duurzaam alternatief bestaat. Voor andere wegwerpplastics waarvoor nog geen goed alternatief bestaat, is een verbod minder geëigend. Daarom wordt in de richtlijn ook de mogelijkheid geboden om via andere wegen – zoals via vrijwillige afspraken – te komen tot een reductie van eenmalig gebruikte plastic producten en verpakkingen.

EU-actieplan

De leden van de SP-fractie vragen naar de verdere procedure wat betreft het EU-actieplan uit de Green Deal.

Antwoord

Uw Kamer is d.d. 17 april jl. middels het BNC-Fiche geïnformeerd over het kabinetsstandpunt t.a.v. de mededeling van de Commissie aangaande het nieuwe actieplan circulaire economie31. Naar verwachting zal het nieuwe actieplan circulaire economie tijdens de Milieuraad van 22 juni a.s. besproken worden. Uw Kamer zal hierover middels de geannoteerde agenda van de Milieuraad geïnformeerd worden. De mededeling van de Commissie bevat aankondigingen van wetgevingsvoorstellen. Het kabinet zal de in het actieplan aangekondigde wetgeving te zijner tijd op haar merites beoordelen en uw Kamer middels gebruikelijke procedure van het BNC-Fiche informeren.

De leden van de SP-fractie vragen een toelichting op de definitie van «onverkochte duurzame retourgoederen» en wat er wel en niet valt onder het voorgestelde verbod.

Antwoord

In het EU-actieplan wordt dit nog niet nader gedefinieerd. Dat zal in een later stadium gebeuren. Ik interpreteer het als retourgoederen die nog bruikbaar zijn door middel van hergebruik, reparatie of recycling en producten zonder houdbaarheidsdatum.

Gescheiden inzameling op scholen en in de kantoor, – winkel –, en dienstensector (KWD) (Verzamelbrief)

De leden van de SP-fractie vragen wat onder «acceptabele kosten» wordt verstaan, voor het gescheiden inzamelen van afval van scholen, hoe vertegenwoordigers van scholen bij de overleggen zijn betrokken en of deze vertegenwoordigers van mening zijn dat dit een afdoende verbetering is of dat zij te veel kosten en/of andere belemmeringen ervaren.

Antwoord

Ik vind het belangrijk dat gescheiden afvalinzameling voor alle scholen haalbaar is. De Vereniging van Afvalbedrijven heeft toegezegd een landelijk netwerk van gescheiden afvalinzameling aan te bieden. De NVRD biedt elke school en andere maatschappelijke organisaties gescheiden afvalinzameling aan en ondersteunt scholen met kennis en expertise hoe zij dit binnen wettelijke kaders kunnen realiseren tegen acceptabele kosten. Dit wordt op individuele basis in onderling overleg uitgewerkt. Binnen het programma «Afval op school» is de afgelopen jaren door Rijkswaterstaat en de NVRD met 140 scholen samengewerkt op het gebied van preventie en scheiding van afval, gedragsverandering en educatie. De hierbij verworven kennis en ervaring vormt ook input bij de bovengenoemde ondersteuning van scholen. Ik heb er vertrouwen in dat alle betrokkenen hun uiterste best zullen doen om afvalinzameling op scholen mogelijk te maken en blijf volgen of de ingezette activiteiten voldoende resultaat hebben.

Met het amendement Schonis (Kamerstuk 35 267, nr. 13), ingediend bij de behandeling van de Implementatiewet wijziging EU-kaderrichtlijn afvalstoffen, is een grondslag gecreëerd voor overheidsoptreden als de markt hier haar rol niet voldoende kan vervullen. In mijn appreciatie (Kamerstuk 35 267, nr. 16) heb ik aangegeven dat het daadwerkelijk interveniëren door de overheid wel een stevige onderbouwing vraagt en dat de gevolgen voor alle betrokkenen zorgvuldig zullen moeten worden afgewogen. Ik heb toegezegd dit nader te onderzoeken en uw Kamer over de uitkomsten hiervan te informeren.

Export Plastics (Verzamelbrief)

De leden van de SP-fractie vragen of de ILT voldoende capaciteit heeft om controlerend op te treden en te handhaven en of er gemonitord wordt of er een verbetering optreedt.

Antwoord

De ILT maakt gebruik van een risico gestuurde aanpak en zal samen met haar partners handhavend optreden in geval dat een transport in strijd is met de EVOA. Door het enorme volume en het internationale karakter van het grensoverschrijdend transport van afvalstoffen is het niet mogelijk om elk transport te controleren. Daarom richt de ILT zich zoveel mogelijk op de grootste maatschappelijke risico’s en werkt zij nauw samen met de autoriteiten in het buitenland en andere relevante organisaties voor een effectievere aanpak. Door het dynamische en mondiale karakter is het lastig om te bepalen of er een algemene verbetering optreedt in de naleving van de EVOA. De ILT analyseert de bevindingen van inspecties en ook welke ontwikkelingen er zijn in de recyclingindustrie en gebruikt deze informatie voor het plannen van de werkzaamheden. Zo is er een project ingericht naar aanleiding van de problematiek rondom de import restricties in Azië van kunststof afval.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Aanpak flessen en blik in zwerfafval (statiegeld)

De leden van de PvdA-fractie vragen om ook statiegeld op blikjes te heffen en wanneer of een wetsvoorstel tot invoering van statiegeld nog voor het zomerreces tegemoet gezien kan worden. Ook vragen zij naar welke mogelijkheden om de invoering van statiegeld op flesjes en blikjes te versnellen.

Antwoord

Ik verwijs hiervoor kortheidshalve naar mijn brief van 24 april jl.32 over de aanpak van de kleine plastic flessen en blik in het zwerfafval.

De leden van de PvdA-fractie vragen een reactie op de toename van flesjes en blik in zwerfafval en vragen om overheidsingrijpen. Ook vragen zij of hun oordeel wordt gedeeld dat het bedrijfsleven verantwoordelijk is voor het zwerfafval dat het produceert.

Antwoord

Er is niet één verantwoordelijke partij aan te wijzen voor zwerfafval. Er zijn veel factoren die de hoeveelheid zwerfafval bepalen. Het gedrag van consumenten is daarbij van groot belang, maar ook de inrichting en mate van verzorgdheid van de openbare ruimte dragen daaraan bij. Het bedrijfsleven kan de hoeveelheid zwerfafval beïnvloeden door de ontwerpkeuzes die zij maken voor hun (verpakkingen van) producten. Het reduceren van zwerfafval vraagt inzet van iedereen: overheden, bedrijfsleven, burgers en maatschappelijke organisaties.

Scheiden afval en vervuilde stromen

De leden van de PvdA-fractie vragen naar een oordeel over de hoge opruimkosten voor gemeenten van zwerfafval en of een hogere bijdrage van het bedrijfsleven voor het afvalfonds logisch is.

Antwoord

In Nederland gaan we uit van een brede aanpak, waarbij veel organisaties bijdragen aan het voorkomen en opruimen van zwerfafval. Gemeenten en andere gebiedsbeheerders zijn verantwoordelijk voor het schoonhouden van hun gebieden. Zo is het Rijk verantwoordelijk voor de Rijkswegen en vaarwegen. Ook het bedrijfsleven heeft een rol in de brede aanpak van zwerfafval. Het verpakkende bedrijfsleven stelt middels de Raamovereenkomst verpakkingen geld beschikbaar aan gemeenten om zwerfafval aan te pakken. Daarmee is het verpakkende bedrijfsleven de enige sector die meebetaalt in de kosten. Voor een aantal andere producten die veel in het zwerfafval gevonden worden, wordt onder de SUP richtlijn ook productenverantwoordelijkheid ingesteld.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie

C02-berekening in relatie tot buitenlands afval en de afvalstoffenbelasting

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe tot andere stookwaarden wordt gekomen dan de Vereniging van Afvalbedrijven en hoe ervoor kan worden gezorgd dat een minder efficiënte verbrandingsmethode/installatie of andere brandstof geen drukmiddel vanuit de sector wordt om de nieuwe heffing uit of af te stellen.

Antwoord

Op 4 november 2019 heb ik per brief geïnformeerd over de CO2-berekeningen van Rijkswaterstaat en heb ik ook de appreciatie van CE-Delft aan u ter beschikking gesteld (Kamerstuk 32 813, nr. 401). RWS heeft voor haar berekeningen gebruik gemaakt van de best beschikbare stookwaardes voor buitenlands afval en de vermeden emissies. De Vereniging Afvalbedrijven heeft een eigen hogere inschatting gemaakt van stookwaardes op basis van aannames voor de vermeden emissies. Afvalverbranding in Nederland zorgt voor CO2-uitstoot, maar levert aan de andere kant ook elektriciteit en warmte op. Zolang er nog afvalverbranding in Nederland nodig is, is het goed om de daarbij vrijkomende elektriciteit en warmte zoveel mogelijk te benutten. In de richting naar een circulaire economie zal verbranding van gemengd huishoudelijk en gemengd bedrijfsafval de komende jaren sterk afnemen. Het is daarom van belang dat er op de lange termijn geen «lock in» ontstaat met betrekking tot afhankelijkheid van afvalverbranding voor de levering van warmte, CO2 en elektriciteit in de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie. Het in de heffing betrekken van het verbranden van buitenlands afval zal naar verwachting in 2020 al effect hebben op de hoeveelheid buitenlands afval die in Nederland wordt verbrand. In de berekeningen is dan ook rekening gehouden met de daarmee samenhangende CO2-uitstoot en is voor de met dit afval opgewekte elektriciteit en warmte gecompenseerd. De vervangende energie moet in de berekening met de geldende energiemix (2018) worden gecompenseerd. Hoe de energiemix er daadwerkelijk uit ziet in 2020 wordt duidelijk in de KEV van het PBL die dit najaar wordt gepubliceerd. Voor de lange termijn waarbij de energie en warmteproductie verder verduurzaamt, speelt dit niet meer en bereikt deze maatregel zijn volle besparingspotentieel.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen op welke termijn de energieopwekking uit afvalverbranding kan worden vervangen door duurzame bronnen en welke alternatieve brandstoffen worden verwacht voor de verbranding van afval.

Antwoord

De vervanging van de energieopwekking met afvalverbranding door meer duurzame energiebronnen zal in algemene zin toenemen in de periode tot 2050. Meer duurzame bronnen zijn onder meer geothermie, groen gas, waterstof enz. De netto CO2-besparing door de geïntroduceerde heffing zal daarom steeds dichter bij de bruto CO2-besparing komen. Met welk tempo de toename van energie uit duurzame bronnen zal groeien hangt mede af van de uitvoering van de afspraken in het klimaatakkoord. De Minister van EZK informeert de Kamer hierover regelmatig.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen op welke manier de Staatssecretaris een vlotte omslag naar duurzame energiebronnen stimuleert. Ook vragen zij inzichtelijk te maken wat de effecten van de extra vrijgemaakte middelen zullen zijn en welke CO2-besparing deze zal opleveren.

Antwoord

De Minister van EZK is verantwoordelijk voor het stimuleren van de versnelling van de transitie naar duurzame energiebronnen. Voorbeelden van de instrumenten die het kabinet inzet voor de stimulering van duurzame energiebronnen zijn de subsidieregeling Duurzame Energie (SDE), de subsidieregeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+), de regeling Energie Transitie Faciliteit (ETF), de subsidieregeling Topsector Energiestudies (TSE) en de Regeling Groenprojecten.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft in antwoord op vragen aangegeven wat de verwachte effecten van de verschillende maatregelen in het Urgendapakket zijn33 34. Voor de maatregelen waarvoor ik verantwoordelijk ben, komt dit in totaal op 1,15 Mton CO2in 2025 tot 1,5 Mton CO2 in 2030. Voor de uitvoering van deze maatregelen heeft het kabinet reeds in juni 2019 in totaal vooralsnog € 80 mln. beschikbaar gesteld en zal voor de aanvullende maatregelen die in april 2020 bekend zijn gemaakt ook budget beschikbaar komen.

Voortgang duurzame transities en launching customerschap

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de voortgang van de duurzame transities en launching customerschap door Rijkswaterstaat naast milieu ook ziet op de impact op natuur en ecologie en vragen bereidheid om te bezien of op dit gebied stappen kunnen worden gezet op het gebied van innovaties in de wegenbouw. Daarbij vragen zij in hoeverre deze aanpak verder gaat dan het bestaande programma Duurzame Leefomgeving.

Antwoord

Vanzelfsprekend voldoet IenW aan de wettelijk vastgestelde eisen ten aanzien van natuur en milieu bij aanleg en onderhoud van infrastructuur. Hiervoor worden tal van mitigerende maatregelen genomen. Met de strategie «Naar klimaatneutrale en circulaire Rijksinfrastructuurprojecten» gaan IenW en Rijkswaterstaat een stap verder en wordt de markt uitgedaagd om met klimaatneutrale en circulaire innovaties te komen. Launching customerschap wordt mede ingezet om deze transitiedoelen te realiseren. Bij het inzetten op emissieloos bouwen, bouwtransport en verduurzamen van kustlijnzorg is er overigens een breder effect op natuur, ecologie en biodiversiteit.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wanneer verwacht kan worden dat de werkwijze van de duurzame transities en het launching customerschap niet slechts onderdeel uitmaakt van aparte pilots of programma’s maar onderdeel gaat uitmaken van het standaard opdrachtgeverschap van Rijkswaterstaat.

Antwoord

Gedurende het komende jaar wordt door RWS gewerkt aan het overdragen van de lessen aan de reguliere RWS-organisatie. Daarmee wordt een stap gezet om launching customerschap onderdeel van het standaard opdrachtgeverschap van RWS te laten zijn. Het optreden als launching customer is arbeidsintensief, relatief kostbaar en vraagt niet alleen van «inkoop» een forse inspanning. Juist vanuit productie en techniek zal geïnvesteerd moeten worden in het ontwikkelen en opschalen van een nieuwe generatie circulaire en duurzame materialen, technieken en aanpakken. Dat vergt keuzes en gezien de druk op de reguliere productie leidt dit tot een gefaseerde aanpak, waarbij zoveel als mogelijk werk-met-werk wordt gemaakt, door aan te sluiten bij grote opgaven in de productie, zoals vervanging en renovatie.

Plastic draagtassen

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar een vergelijking in effectiviteit van de verschillende Europese aanpakken ten aanzien van de Europese doelstelling van het maximum aantal plastic tassen per persoon en het verminderen van plastic in zwerfafval. Zij vragen ook welke alternatieven worden gebruikt en hoe duurzaam deze zijn.

Antwoord

Er zijn op EU-niveau geen cijfers over het aantal plastic draagtassen in het zwerfafval beschikbaar. De rapportage door EU lidstaten ten aanzien van het gebruik van plastic draagtassen vindt plaats op basis van de Europese SUP-richtlijn die geen rapportage vereist over het aantal plastic draagtassen dat in het zwerfafval wordt gevonden.

Er vindt met name een verschuiving plaats naar papieren tassen. Over de klimaatimpact als gevolg van het verbod op gratis plastic draagtassen, met inbegrip van de verschuiving naar papieren tassen, heb ik u in 2017 geïnformeerd35. Geconcludeerd is dat met het verbod een netto CO2-emissiereductie van 26 kiloton is gerealiseerd. Een integrale weging van alle milieueffecten is technisch niet goed mogelijk, omdat zwerfafval als factor niet in de berekeningsmethodieken past. De beste manier om tot een zo laag mogelijke milieu en klimaatimpact te komen is het meenemen van een eigen tas.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe het uiteindelijke hergebruiken van duurzamere, stevigere kwaliteit tassen door consumenten wordt gestimuleerd.

Antwoord

Uit de evaluatie blijkt dat het nu de norm is om een eigen tas mee te nemen bij de dagelijkse boodschappen. Meer dan 90% van de consumenten neemt een eigen tas mee naar de supermarkt, de bakker en de slager. Het beprijzen van gratis plastic tassen is hier een belangrijke stimulans voor.

Textiel

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de bekendheid met de sluiting van textielsorteerbedrijven in binnen- en buitenland als gevolg van de coronacrisis. Zij vragen ook hoe de keten van textielinzameling en -recycling wordt geholpen met de gevolgen van de coronacrisis.

Antwoord

De Vereniging Herwinning Textiel (VHT) heeft laten weten dat er in deze tijd veel textiel wordt ingezameld. De beperkte opslagmogelijkheden van het ingezamelde textiel en sluitende sorteercentra in binnen- en buitenland zorgen inderdaad voor risico’s op stilstand van de inzameling van textiel. Naar aanleiding van het signaal van de VHT heeft IenW het gesprek gefaciliteerd tussen de VHT, de NVRD en gemeenten en bezien welke maatregelen nodig zijn. Omdat de situatie regionaal en lokaal kan verschillen is het een kwestie van maatwerk. In het kader van het VANG-huishoudelijk afval programma is er een nieuwsbericht rondgestuurd waarin gemeenten worden opgeroepen bij problemen samen met de inzamelaars naar een passende oplossing te zoeken. Ik zie dat dit ook gebeurt: sommige gemeenten schorten bijvoorbeeld de kosten van de inzamelvergoeding op. Ik blijf in gesprek met de partijen en zal vanuit mijn rol en verantwoordelijkheid, waar nodig, helpen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om inspanningen om de gemeenten te stoppen met het vragen van een inzamelvergoeding en het volgen van aanbestedingsprocedures voor de textielafvalstroom.

Antwoord

De inzameling van textiel in de toekomst hangt samen met de ontwikkeling van een systeem voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV), omdat de inzamelverplichting dan op producenten komt te rusten. Er zijn meerdere modaliteiten denkbaar. Textiel kan ook bij invoering van een UPV centraal worden ingezameld. In samenwerking met alle partners in de textielketen ga ik de verschillende mogelijkheden dit jaar onderzoeken.

Aanpak flessen en blik in zwerfafval (statiegeld)

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke stappen de sector heeft gezet om blik in zwerfafval te reduceren en blik gescheiden in te zamelen. Ook vragen zij naar de stappen voor het treffen van wettelijke maatregelen voor introductie van statiegeld per 2022 en om niet langer te wachten met statiegeld op blik.

Antwoord

Ik verwijs hiervoor kortheidshalve naar mijn brief van 24 april jl.36 over de aanpak van de kleine plastic flessen en blik in het zwerfafval.

Europees Plastic Pact

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of het Plastic Pact de ruimte biedt om ambities op te schalen zodra technologische innovaties op het gebied van recycling van plastic of het gebruik van alternatieve, duurzamere verpakkingsmaterialen beschikbaar komen. Ook vragen zij welke Europese richtlijnen of verordeningen in de nabije toekomst in het verschiet liggen om de doelstellingen van het Plastic Pact op Europees niveau verder te ondersteunen.

Antwoord

Het Plastic Pact biedt ruimte in artikel 11, zesde lid van het Plastic Pact NL, waarin gewijzigde omstandigheden en ontwikkelingen aanleiding kunnen zijn om het Plastic Pact aan te passen. Ook het Europees Plastic Pact biedt een dergelijke mogelijkheid in paragraaf 14 van dat Pact.

De komende jaren worden diverse Europese richtlijnen en verordeningen herzien, zoals aangekondigd in het nieuwe EU-actieplan circulaire economie.37 Daarin worden naar verwachting voor het Plastic Pact relevante voorstellen opgenomen met betrekking tot de herziening van essentiële eisen voor verpakkingen en vermindering van (over)verpakkingen en verpakkingsafval (PPPW), verplichte eisen inzake het gehalte aan gerecyclede kunststoffen, maatregelen ter vermindering van kunststofafval voor belangrijke sectoren als verpakkingen, de bouw en de automotive sector (Ecodesign richtlijn) en de herziening van regels inzake de overbrenging van afvalstoffen (EVOA).

Repair: uitvoering amendement Dik-Faber over geld naar de stichting repair

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wanneer uitvoering wordt gegeven aan het amendement Dik-Faber/Van Eijs over een betere infrastructuur voor reparatie als onderdeel van de circulaire economie38.

Antwoord

De subsidiebeschikking kan afgegeven worden na goedkeuring van de eerste suppletoire begrotingswet (dit is voorzien in juli).

Scheiden afval en vervuilde stromen

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een toelichting over de meest effectieve manier van afvalscheiding de verhouding tussen bron- en nascheiding. Ook vragen zij een uitspraak over hun opvatting dat bronscheiding van afval in de publieke ruimte op dit moment nog onvoldoende resultaten oplevert die bijdragen aan een circulaire economie, maar uiteindelijk wel de stip op de horizon is om hoogwaardige recycling mogelijk te maken. Zij vragen hoe verdere stappen gestimuleerd kunnen worden en of het opportuun is in de tussenliggende periode te voorzien in meer en betere capaciteit voor het nascheiden van afval.

Antwoord

Ik verwijs hierover naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie.

Corona

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe initiatieven kunnen worden ondersteund om zo veel mogelijk vernietiging van producten te voorkomen en welke stappen de overheid daartoe zelf heeft genomen.

Antwoord

Het is goed om te zien dat er initiatieven zijn om de vernietiging van niet-houdbare producten zoals voedsel en bloemen zo veel mogelijk te vermijden. Het is echter aan de producenten om op lokaal niveau hier invulling aan te geven.

Op dit moment doet Rebel onderzoek hoe de vernietiging van retourgoederen in de textielketen kan worden tegengegaan. Daarnaast is een expertgroep van thuiswinkel.org bezig met het formuleren van voorstellen om retouren – en daarmee ook het risico op de vernietiging daarvan – te verminderen.

De Europese Commissie heeft aangekondigd te komen met een verbod op de vernietiging van retourgoederen. Voorts verwijs ik naar het antwoord op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie.

Recyclaat

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de bereidheid om een verplicht gedifferentieerd recyclaatpercentage in te voeren en naar mogelijkheden voor tijdelijk invoering van kosteloze financieringsmogelijkheden om de sector te ondersteunen.

Antwoord

Ik verwijs hiervoor kortheidshalve naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de GL-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie

Nulmeting en monitoring Plastic Pact NL

De leden van de 50PLUS-fractie vragen om specificatie van de oorzaken voor de beperkte respons van op de gegevensuitvraag voor de evaluatie van het Plastic Pact. Ook vragen zij wat in aanvulling op de acties van de stuurgroep gedaan wordt om het responspercentage te verbeteren, in het licht van de aanbeveling van het RIVM dat ondertekening van het pact vrijwillig is maar een goede monitoring niet vrijblijvend kan zijn.

Antwoord

De lage respons op de uitvraag voor de nulmeting heeft diverse oorzaken, waaronder de korte periode in de zomer van 2019 tussen uitvraag en deadline, de complexiteit van de uitvraag en het nog niet beschikbaar hebben van data die voor de eerste keer aan partijen werden gevraagd. Eenzelfde ervaring heeft men bij de uitvoering van het Plastic Pact UK. Ik heb geen reden om te veronderstellen dat er sprake is van onwil bij partijen. Dit blijkt ook uit een interviewronde die gedaan is, zo begrijp ik van de Stuurgroep van het Plastic Pact.

De Stuurgroep heeft de aanbevelingen van zowel het RIVM als van de Voortgangscommissie overgenomen en de maatregelen worden nu uitgevoerd. Ik heb er vertrouwen in dat deze maatregelen voldoende zijn om de respons op niveau te krijgen, zodanig dat aan het einde van dit jaar een getrouw beeld ontstaat van de voortgang van de uitvoering van het Plastic Pact NL. Ik hou dit nadrukkelijk in de gaten en zal uw Kamer begin 2021 informeren over de voortgang.

De leden van de 50PLUS-fractie verzoeken de Kamer regelmatig op de hoogte te houden over het Europees Plastic Pact.

Antwoord

Net zoals bij het Plastic Pact NL is ook bij het ondertekenen van het Europees Plastic Pact afgesproken om een jaarlijkse voortgangsrapportage vast te stellen en te publiceren. Telkens als deze wordt vastgesteld, zal ik u die rapportages doen toekomen.

Plastic draagtassen en implementatie van de SUP Richtlijn

De leden van de 50PLUS-fractie vragen om aandacht te besteden aan de milieu-impact en circulariteit van katoenen tasjes en papieren tasjes die minder draagkracht hebben en minder lang meegaan en opperen om een breder onderzoek te doen en een campagne te starten om het publiek hierover te informeren.

Antwoord

Voor uw vraag met betrekking tot alternatieven en de duurzaamheid hiervan verwijs ik naar mij antwoord op vragen van de leden van D66 over dit onderwerp.

Meer dan 90% van de consumenten neemt een eigen tas mee naar de supermarkt, de bakker en de slager. Een nieuwe campagne ligt op dit vlak daarom op dit moment niet voor de hand.

Aanpak flessen en blik in zwerfafval (statiegeld)

De leden van de 50PLUS-fractie vragen een verklaring voor de aantallen flessen en blikjes in het zwerfafval die eerder toenemen dan afnemen. Ook vinden zij de invoering van statiegeld daardoor onvermijdelijk en vragen versnelde invoering om deze resultaten te verbeteren.

Antwoord

Fluctuatie in aantallen kan zich voordoen door verschillende parameters waaronder toename in de consumptie van dranken uit plastic flessen en blikjes, de invloed van zonuren en het verblijf in de buitenlucht, invloed van het toerisme en openlucht festiviteiten, de frequentie van het schoonmaken van specifieke gebieden mede op basis van gemeentelijk beleid op het zogeheten schoonheidsniveau en bovenal het gedrag van consumenten die meer of minder bereid zijn hun afval op een correcte wijze te behandelen en zwerfafval te voorkomen.

Voorts verwijs ik kortheidshalve naar mijn brief van 24 april jl.39 over de aanpak van de kleine plastic flessen en blik in het zwerfafval.

Wegwerpbekers

De leden van de 50PLUS-fractie vragen een oordeel over de maatregel van een koffieketen in Engeland en een uiteindelijk verbod op wegwerpbekers.

Antwoord

In navolging op de resultaten van het niet meer gratis verstrekken van plastic tassen bij een aankoop, onderzoek ik een verbod op het gratis verstrekken van de koffiebekers en take-away voedselverpakkingen als een van de maatregelen ter implementatie van de SUP-richtlijn. Eind juni gaat de concept AMvB voor implementatie van de SUP-richtlijn in consultatie. De Kamer zal hier later in het jaar over worden geïnformeerd. Een verbod op wegwerpbekers neem ik nu niet in overweging, omdat dit niet in lijn is met de maatregelen in de SUP-Richtlijn.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

Reactie op verzoek commissie inzake informatie over het overleg met de branche over de afvalstoffenbelasting

De leden van de SGP-fractie vragen, in het licht van de analyses van TNO, maar ook uit Engeland, over de klimaateffecten van de importheffing voor buitenlands afval of het oordeel wordt gedeeld dat de importheffing uiteindelijk negatief uitpakt voor het klimaat.

Antwoord

Deze maatregel is voor het behalen van de Nederlandse klimaatdoelen in het licht van het Urgendavonnis van belang. De berekeningen van TNO en CE-Delft bevestigen CO2-winst in Nederland en gaan voor de uitstoot in het buitenland uit van ongewijzigd beleid. Ook het beleid in het VK is erop gericht om storten zoveel mogelijk te voorkomen. Ik ga er dan ook van uit dat het VK zich inzet om een toename van storten te voorkomen, bijvoorbeeld door meer in te zetten op recycling. Het verbranden van afval zorgt voor CO2-uitstoot. Naarmate de elektriciteits- en warmteproductie in Nederland verder verduurzaamt naar emissieloze bronnen zullen de CO2-effecten dan ook positiever zijn dan waar het kabinet in het kader van het Urgendavonnis voor de korte termijn van uitgaat. De maatregel bevordert hoogwaardigere recycling in binnen- en buitenland. In de KEV zal het PBL ook ingaan op de CO2-effecten van de Urgenda-maatregelen, waaronder ook de maatregel in de afvalstoffenbelasting.

De leden van de SGP-fractie vragen naar de stand van zaken van gesprekken met de afvalsector over eventuele alternatieve maatregelen voor de afvalstoffenheffing in de toekomst en welke alternatieven in beeld zijn. Zij vragen of de Staatssecretaris bereid is de importheffing per direct in te trekken en werk te maken van een alternatieve maatregel, zoals bijvoorbeeld de CO2-heffing die eerder vanuit de sector is voorgesteld.

Antwoord

Ik verwijs hiervoor kortheidshalve naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Nulmeting en monitoring Plastic Pact NL

Deze leden van de SGP-fractie vragen of biologisch afbreekbare plastics en verpakkingsmaterialen een vervuilende factor zijn in de stroom van composteerbaar materiaal.

Antwoord

GFT-afval is een stroom die gevoelig is voor verontreinigingen, waaronder plastics en biologisch afbreekbare varianten daarvan. Afvalverwerkers willen biologisch afbreekbare plastics liever niet in het GFT. Alleen speciale gft-zakken met het Kiemplantlogo of OK-Compostlogo zijn toegestaan, omdat ze ervoor zorgen dat mensen hun gft-bak gebruiken. Om hierover duidelijkheid te scheppen is als onderdeel van het Landelijk afvalbeheerplan een lijst opgenomen welke items wel of niet in de groenbak mogen. Deze lijst is ontwikkeld in samenwerking met de NVRD, RWS, de Vereniging Afvalbedrijven (VA) en Milieu Centraal en wordt regelmatig geactualiseerd. Biologisch afbreekbare plastics staan daarbij op de «niet»-lijst.

Evaluatie verbod gratis plastic draagtassen en implementatie van de SUP Richtlijn

De leden van de SGP-fractie vragen hoe welke inzet wordt gepleegd om wegwerpproducten niet door andere wegwerpproducten te vervangen maar meervoudig gebruik van producten te bevorderen. Ook vragen zij hoe voorkomen wordt dat het uitfaseren van bepaalde plastic-toepassingen, waaronder in de SUP-richtlijn, leidt tot vervangende materialen met een grotere milieudruk en minder goed recyclebaar zijn.

Antwoord

Meervoudig gebruik is inderdaad de lijn waar ik op inzet vanuit het Rijksbrede Programma Circulaire Economie en het Plastic Pact. Prijsprikkels kunnen hierbij helpen. Zo onderzoek ik in het kader van de SUP-richtlijn een verbod op het gratis verstrekken van on-the-go bekers en voedselverpakkingen. Dit zal het gebruik van wegwerpverpakkingen verminderen en het meervoudig gebruik verder stimuleren.

De SUP-richtlijn richt zich op het verminderen van de impact van plastics op het (mariene) milieu; de plastic soep. Daarom richten de maatregelen zich op het verminderen van plastics in het zwerfafval. Belangrijk is de focus op herbruikbare i.p.v. op wegwerpproducten. De markt kan ook met alternatieve materialen komen. Via producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen zullen, op basis van de tariefdifferentiatie, niet goed recyclebare verpakkingen ontmoedigd worden.

Monitoring

De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor de afnemende vraag naar recyclaat vragen en ook hoe hergebruik van grondstoffen meer gestimuleerd wordt. In dat licht vragen zij een oordeel over een Europees minimumpercentage voor secundaire grondstoffen in producten voor de EU-markt en heffingen op het gebruik van ruwe grondstoffen.

Antwoord

In de mededeling van de Europese Commissie van 11 maart jl. over een nieuw actieplan voor een circulaire economie; Voor een schoner en concurrerender Europa 40 vermeldt de Europese Commissie meerdere intenties om het gebruik van secundaire grondstoffen te bevorderen, waaronder ook minimumpercentages voor secundaire grondstoffen bij de vervaardiging van bepaalde materialen, componenten of producten. Nederland is hier groot voorstander van en dringt hier ook op EU-niveau op aan. Er zijn momenteel geen concrete voornemens tot specifieke grondstoffenheffingen. Wel werkt de Europese Commissie aan een voorstel voor een koolstofheffing aan de buitengrens. Gezien het belang van een mondiaal gelijk speelveld staat het kabinet positief nieuwsgierig tegenover dit aangekondigde voorstel.

Voorts verwijs ik kortheidshalve ook naar mijn antwoorden op de vragen hierover van de leden van de CDA-fractie.

Productenverantwoordelijkheid in omringende landen (Verzamelbrief)

De leden van de SGP-fractie vragen hoe in Frankrijk, naast de gebruikelijke door de EU opgelegde UPV-systemen, eigen initiatieven zijn ontplooid voor UPV en welke mogelijk interessant zijn voor Nederland.

Antwoord

Ik verwijs hiervoor kortheidshalve naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie.

Scheiden afval en vervuilde stromen

De leden van de SGP-fractie vragen of herkend wordt dat steeds meer restafval aangetroffen wordt in recyclingstromen waardoor recycling belemmerd wordt. Zij vragen naar mogelijkheden om deze vervuiling aan te pakken en prikkels om vervuiling te voorkomen.

Antwoord

De leden van de SGP-fractie geven aan vernomen te hebben dat de afvalstromen van gescheiden inzameling vervuild raken en vragen of er voldoende prikkels en instrumenten zijn om dit te voorkomen. Ik herken dat er nog te vaak restafval wordt aangetroffen in de deelstromen van gescheiden afvalinzameling. Een goede kwaliteit van de deelstromen van afvalscheiding is van belang voor hoogwaardige recycling. Daarom ondersteun ik gemeenten, inzamelaars en verwerkers bij verbeteren van de kwaliteit van deelstromen middels het programma VANG-Huishoudelijk afval, uitgevoerd door RWS. In het meerjaren Uitvoeringsprogramma VANG heeft verbetering van de kwaliteit van deelstromen prioriteit. In dat kader heb ik Rijkswaterstaat, de NVRD en de Vereniging Afvalbedrijven gevraagd om uitvoering te geven aan het «Aanvalsplan gft-afval en textiel». Voorts is de handreiking «Kwaliteitsverbetering gft-afval via verwerkingscontracten» ontwikkeld. Hierin staan concrete stappen beschreven die gemeenten en inzamelaars helpen om kwaliteit centraal te stellen in een aanbesteding of contract met een verwerker. Ook wijs ik op het project «Afvalscheiding en inzameling in de hoogbouw», dat samen met gemeenten wordt uitgevoerd. Daarin zijn gedragsinterventies ontwikkeld die door gemeenten kunnen worden toegepast. Tot slot ondersteun ik gemeenten met kennisuitwisseling en met communicatiemiddelen over afvalscheiding en wat wel en niet in de verschillende deelstromen thuishoort, zodat zij eenduidige voorlichting kunnen geven aan hun inwoners. Ik heb het vertrouwen dat wij hiermee voldoende instrumenten aanreiken aan gemeenten om hen in staat te stellen om hun inzamelsysteem en hun dienstverlening aan hun inwoners zo in te richten dat daarmee de prikkels worden beperkt om deelstromen te vervuilen met restafval.

Vragen en opmerkingen van het lid Van Haga

C02-berekening in relatie tot buitenlands afval en de afvalstoffenbelasting

Het lid Van Haga vraagt naar bekendheid met de recente onderzoeksrapporten van TNO, CE Delft en Eunomia over de effecten van de importheffing op CO2-uitstoot, storten, hernieuwbare energie en recycling. Ook vraagt hij een appreciatie op de uitkomst uit het TNO-rapport dat de importheffing op afval leidt tot 1 Mton meer CO2-uitstoot op Europees niveau.

Antwoord

Ik verwijs hiervoor kortheidshalve naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Het lid Van Haga vraagt naar de bekendheid met het Britse artikel «Essex to landfill RDF in wake of Dutch tax» van Lets Recycle, waarin het graafschap Essex aankondigt, vanwege de Nederlandse importheffing, 200.000 ton afval niet meer in Nederland te laten verwerken maar voortaan te storten. Hij vraagt naar het klimaateffect van het storten van het afval en of het milieutechnisch wenselijker is dit afval in Nederland te verwerken in plaats van het in het VK te storten.

Antwoord

Ik ben bekend met het Britse artikel van 2 december 2019. In het betreffende artikel bevestigt de council van Essex dat inderdaad een tender hebben uitgeschreven voor stortcapaciteit, mede in verband met de crisis bij AEB afgelopen zomer en de aangekondigde belasting in Nederland. In hoeverre de council daarvan gebruik zal gaan maken wordt niet duidelijk. In het artikel is wel te lezen dat de council zal blijven zoeken naar meer gepaste alternatieve verwerkingswijzen dan storten. Het afvalbeleid in het VK is er, net zoals in Nederland, op gericht om storten zoveel mogelijk te voorkomen. Ik ga er dan ook van uit dat het VK zich inzet om een toename van storten te voorkomen, bijvoorbeeld door meer in te zetten op recycling. In Nederland zet ik mij in om afval zoveel mogelijk hoogwaardig te recyclen. Het ontmoedigen van het verbranden en storten van alle afval in Nederland en het verbranden (en storten) van Nederlands afval in het buitenland past daarbij.

Het lid Van Haga vraagt een reactie op de constatering van onderzoeksbureau CE Delft dat de importheffing op afval leidt tot minder metaal recycling, minder hernieuwbare energie, minder werkgelegenheid en daarnaast ook lagere dividenden voor gemeenten die afvalbedrijven bezitten. Hij vraagt of bekend is dat de import uit het VK sinds de invoering van de importheffing is gehalveerd en de door de importheffing veroorzaakte crisis in de afvalsector is verergerd is door de gevolgen van de coronacrisis. Ook vraagt hij naar de bereidheid om de sector te helpen.

Antwoord

Het belasten van de verbranding van buitenlands afval in Nederland zorgt ervoor dat er minder afval naar Nederland komt om hier te verbranden, waardoor de CO2-uitstoot en andere milieuvervuiling in Nederland worden verminderd en recycling in Nederland of in het buitenland aantrekkelijker wordt. Rijkswaterstaat ziet inderdaad een afname in de import van afval uit het buitenland. Dit leidt ook tot minder verbrandingsassen in Nederland, en dat is een belangrijk bijkomstig effect van deze maatregel. Hoewel metaalterugwinning uit deze verbrandingsassen wenselijk is, is het beter metaal zoveel mogelijk al bij de bron te scheiden en dit separaat te recyclen. Dit wordt aantrekkelijker als afvalverbranding duurder wordt, dat er daardoor per saldo minder metaalrecycling plaats vindt verwacht ik niet. Verder zijn reparatie- hergebruik- en recyclewerkzaamheden arbeidsintensiever dan afvalverbranding. Dit levert per saldo banen en sociaal- en milieudividend op voor gemeenten.

Ik voer intensieve gesprekken met de sector om gezamenlijk ervoor te zorgen dat de afvalinzameling en verwerking in tijden van Covid-19 zo goed mogelijk verloopt. De afgelopen periode heeft de afvalsector er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat de afvalinzameling en verwerking doorgang heeft kunnen blijven vinden. Voor de maatschappij is dit van groot belang en ik heb er veel waardering voor hoe deze sector dat doet.

Het lid Van Haga vraagt om de toezegging dat de importheffing op afval uiterlijk 1 januari a.s. vervangen wordt door een alternatief plan dat tot de gewenste milieueffecten leidt en de importheffing per direct beëindigen om negatieve effecten op klimaat en economie zo snel mogelijk stoppen.

Antwoord

Ik verwijs hiervoor kortheidshalve naar mijn antwoorden op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Stand van zaken uitvoering klimaatmaatregelen (Verzamelbrief)

Het lid Van Haga vraagt of de importheffing op afval leidt tot 1 Mton meer CO2-uitstoot op Europees niveau, wat in strijd is met de criteria in de Urgendabrief waaruit volgt dat klimaatmaatregelen niet mogen leiden tot significante CO2-weglekeffecten naar het buitenland.

Antwoord

De effecten van de maatregel in het buitenland zijn niet met zekerheid vast te stellen. Zo worden berekeningen bijvoorbeeld veelal gestoeld op ongewijzigd toekomstig afvalbeleid in het buitenland, terwijl ook andere landen stappen moeten zetten om hun klimaatdoelstellingen te halen. In de brief van het kabinet van 28 juni 2019 41 is aangegeven dat kosteneffectiviteit, beperkte weglekeffecten, draagvlak en de samenhang met het Klimaatakkoord van belang zijn voor het kabinet bij de genomen maatregelen om het Urgendavonnis uit te voeren. Ik heb in mijn brief van 10 april 2020 42 aangegeven dat voor de uitvoering van de circulaire maatregelen die uit de klimaatmiddelen (klimaatenveloppe en Urgendapakket) worden gefinancierd zowel een impuls voor de circulaire economie alsook een CO2-besparend effect zijn beoogd. De effecten met betrekking tot CO2 zullen worden meegenomen door het PBL in de KEV, die naar verwachting in oktober 2020 beschikbaar komt.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

CPB, De werkgelegenheidseffecten van fiscale vergroening, 2018

X Noot
2

Op weg naar een robuuste monitoring van de circulaire economie, Resultaten-2019 van het Werkprogramma Monitoring en Sturing Circulaire Economie

X Noot
3

Resultaten afkomstig uit een RVO-rapportage Meer aandacht voor circulaire economie binnen aanbod RVO: https://www.rvo.nl/actueel/nieuws/meer-aandacht-voor-circulaire-economie-binnen-aanbod-rvo

X Noot
6

Kamerstuk 22 112, nr. 2865

X Noot
7

Kamerstuk 30 872, nr. 242

X Noot
9

Kamerstuk 30 872, nr. 245

X Noot
10

Kamerstuk 30 872, nr. 245

X Noot
11

Kamerstuk 32 852, nr. 112, dd. 14 februari 2020

X Noot
12

Kamerstuk 32 852, nr. 52

X Noot
13

Kamerstuk 32 852, nr. 115

X Noot
14

Kamerstuk 30 872, nr. 245

X Noot
15

Kamerstuk 30 872, nr. 243

X Noot
16

Kamerstuk 30 196, nr. 679

X Noot
17

Kamerstuk 32 852, nr. 116

X Noot
18

Kamerstuk 22 112, nr. 2865

X Noot
19

Kamerstuk 30 872, nr. 242

X Noot
20

Kamerstuk 30 872, nr. 245

X Noot
21

Kamerstuk 30 872, nr. 245

X Noot
22

Kamerstuk 33 118, nr. 141

X Noot
23

UPV-systemen voor autowrakken, batterijen, elektronica en verpakkingen

X Noot
24

UPV-systemen voor ballonnen, hygiënedoekjes, sigarettenfilters en visnetten

X Noot
25

Kamerstuk 32 852, nr. 99

X Noot
26

Kamerstuk 30 196, nr. 694

X Noot
27

ECLI:NL:RBDHA:2019:13622

X Noot
28

Kamerstuk 32 852, nr. 113

X Noot
29

Doelstelling Circulaire Economie 2030, Operationalisering, concretisering en reflectie, PBL, 2019

X Noot
30

Kamerstuk 30 872, nr. 245

X Noot
31

Kamerstuk 22 112, nr. 2865

X Noot
32

Kamerstuk 30 872, nr. 245

X Noot
33

Kamerstuk 35 236, nr. 3

X Noot
34

Kamerstuk 32 813, nr. 496

X Noot
35

Kamerstuk 32 852, nr. 52

X Noot
36

Kamerstuk 30 872, nr. 245

X Noot
37

Kamerstuk 22 112, nr. 2865

X Noot
38

Kamerstuk 35 300 XII, nr. 10

X Noot
39

Kamerstuk 30 872, nr. 245

X Noot
40

COM(2020) 98

X Noot
41

Kamerstuk 32 813, nr. 342

X Noot
42

Kamerstuk 30 872, nr. 242

Naar boven