Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juli 2011
Hierbij bied ik u het rapport aan over de evaluatie van de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen1, zoals is toegezegd aan uw Kamer door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in een brief van 16 juli 2007 (kamerstuk
27 470, nr. 13) en recent door mij bekrachtigd in mijn brief van 22 april 2011 (kamerstuk 32 500 VIII, nr. 170).
De belangrijkste conclusie is dat de Regeling heeft geleid tot een aantoonbare verbetering van het beheer van de Rijkscollectie
door ministeries en colleges.
De belangrijkste winst is een systematische registratie bij deze niet-museale beheerders. Positief is ook dat er een inhaalslag
wordt gemaakt met het selecteren en registreren van door aankoop of schenking verworven culturele voorwerpen. Objecten die
thuis horen in de Rijkscollectie, worden daar nu in opgenomen. Dit laat onverlet dat ook de afgelopen jaren nog museale voorwerpen
die beheerd werden door ministeries en colleges, vermist bleken te zijn. Uit registraties blijkt dat in de jaren 2009 en 2010
117 objecten als vermist zijn opgegeven en 31 voorwerpen zijn teruggevonden.
Inspectie door de Erfgoedinspectie naar het beheer en behoud van museale voorwerpen bij de niet-museale beheerders van het
Rijk moet later dit jaar meer gedetailleerde informatie opleveren over eventuele discrepanties tussen registraties en feitelijke
situaties. Wanneer de Erfgoedinspectie concludeert dat er feitelijk sprake is van nieuwe vermissingen, zal ik maatregelen
treffen op het gebied van toezicht en handhaving.
De onderzoekers doen enkele aanbevelingen om de registraties, administratieve processen en controle verder te verbeteren.
Een aantal daarvan valt binnen mijn bevoegdheid; een aantal andere aanbevelingen zal ik onder de aandacht brengen van de colleges
en ministeries die ook verantwoordelijk zijn voor het beheer van museale voorwerpen.
Zo zal ik de mogelijkheid laten verkennen om een webbased registratiesysteem voor de Rijkscollectie in te voeren, dat toegankelijk
is voor alle beheerders en betrokkenen. Ook zal ik andere ministeries en de colleges actief informeren over de uitkomsten
van het onderzoek en over taken, rollen en verantwoordelijkheden van betrokken organisaties bij de uitvoering van de Regeling.
Zo wil ik bewerkstelligen dat in de huidige situatie én bij organisatieveranderingen dit onderwerp goed belegd is, zowel qua
personeel als qua middelen. Verder zal ik de aanbeveling opvolgen om de tekst van de Regeling en de toelichting te verduidelijken
en te actualiseren. De Comptabiliteitswet is leidend bij de toedeling van verantwoordelijkheden.
De onderzoekers schetsen dat de uitvoering van de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen de komende jaren zal veranderen
onder invloed van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst. De mogelijkheid om het beheer van museale voorwerpen op te
nemen in het dienstenpakket van de (toekomstige) Shared Service (SSO’s), zal worden verkend. Een dergelijke centralisering
van de uitvoering kan alleen vruchtbaar zijn als dit ook leidt tot een verdere professionalisering van het beheer en behoud
van museale voorwerpen bij niet-museale organisaties, en leidt tot blijvende aandacht voor het stimuleren van de zichtbaarheid
van en de aandacht voor de Rijkscollectie.
Zoals ik uw Kamer in april heb toegezegd, publiceert de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een geactualiseerde lijst van
vermiste objecten. Het betreft voor het overgrote deel vermissingen uit de periode voor invoering van de Regeling, waarover
uw Kamer eerder is geïnformeerd. Hoewel de kans klein is dat na jaren veel van deze oude vermissingen worden teruggevonden,
blijft de claim van de Rijksoverheid op deze voorwerpen van kracht.
Ten slotte merk ik op dat hoewel de Regeling in de eerste plaats gericht is op beheer door niet-museale beheerders, zij ook
een kader biedt voor het beleggen van het beheer van museale voorwerpen bij derden, waaronder museale instellingen. Daarom
zal de Regeling ook worden betrokken in de gedachtevorming over het museumbestel na 2016, waarover ik berichtte in de brief
«Meer dan kwaliteit: een nieuwe visie op cultuurbeleid» van 10 juni 2011 aan uw Kamer.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra