32 500 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2011

Nr. 170 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2011

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Veiligheid en Justitie, het antwoord op de vraag van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over verdwenen kunstwerken uit het Rijksbezit.

De vraag is mij toegezonden met uw brief van 15 maart 2011, kenmerk 2011D13018 en betreft een aanvullende vraag op de schriftelijke vragen van het lid Van der Ham over verdwenen kunstvoorwerpen (ingezonden 8 maart 2011).

Wat doet u om toekomstige verdwijningen te voorkomen?

Naar aanleiding van de resultaten van de afronding van de inventarisatie van de vermissingen in 2007 zijn er verschillende maatregelen genomen. In 2007 is een ministeriële regeling ontwikkeld en geïmplementeerd, de Regeling Materieelbeheer museale voorwerpen, die de verantwoordelijkheden voor het beheer van de kunstwerken bij het Rijk en het toezicht daarop regelt. Deze regeling is in 2009 volledig in werking getreden. In de regeling is onder andere opgenomen dat elk departement verplicht is een functionaris aan te stellen voor departementaal beheer. Het gaat daarbij om zaken als standplaatsregistratie en toezicht op de conditie van de objecten. Bovendien vraagt de RCE jaarlijks rapportages over de aanwezigheid van de in beheer gegeven kunstwerken. Ook zijn de eisen die aan het beheer gesteld worden, met name de registratie, verduidelijkt.

Een andere belangrijke maatregel betrof het aantal bruikleennemers. Dit aantal is sterk gereduceerd en voornamelijk beperkt tot professionele beheerders. Ook wordt een bruikleen niet meer voor onbepaalde tijd, maar steeds voor een bepaalde periode afgesloten.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

H. Zijlstra

Naar boven