Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 maart 2018
Met deze brief kom ik tegemoet aan het verzoek van het lid Van der Lee (GroenLinks)
van 8 februari jl. om een reactie op de klimaatambities in het federale Duitse ontwerp-coalitieakkoord
(Handelingen II 2017/18, nr. 50, Regeling van werkzaamheden). Het ontwerp-coalitieakkoord
is op 7 februari jl. door het CDU/CSU en de SPD gesloten. Op 4 maart jl. is dit coalitieakkoord
definitief geworden, nadat de leden van de SPD hiermee hebben ingestemd.
Het ontwerp-coalitieakkoord van de «Grosse Koalition» (CDU/CSU-SPD) onderschrijft
de reeds bestaande nationale, Europese en internationale klimaatdoelstellingen voor
2020, 2030 en 2050. In dit akkoord wordt daarmee de ambitie uit het Duitse Klimaschutzplan
van 2016 herbevestigd om te streven naar een nationale broeikasgasreductie van ten
minste 55% in 2030 en 80–95% in 2050 (t.o.v. 1990). Bovendien wordt in het Duitse
regeerakkoord voorgesteld om per sector maatregelen vast te leggen voor broeikasgasreductie,
zodat iedere sector (ook juridisch) verantwoordelijk kan worden gesteld voor het realiseren
van de doelstellingen. Het nationale doel en de sectordoelen voor 2030 wil men in
een klimaatwet vastleggen. Daarnaast staat in het coalitieakkoord dat Europa een koploperspositie
dient te nemen bij het realiseren van de doelen van het Akkoord van Parijs. Daarbij
wordt in het bijzonder de samenwerking met Frankrijk benadrukt.
Het Duitse coalitieakkoord bouwt voort op de duurzame energietransitie waarbij de
verdere uitbouw van hernieuwbare energieopwekking (65% van de energiemix in 2030)
en halvering van de primaire energieconsumptie in 2050 (t.o.v. 2008) centraal staan.
Het Duitse coalitieakkoord erkent echter dat men niet op koers ligt om de nationale
broeikasgasreductiedoelstelling van 40% voor 2020 te halen. Daarom geeft men aan extra
maatregelen te zullen nemen om het gat naar 2020 zoveel mogelijk te dichten. Voor
de concrete vormgeving van die maatregelen zal een commissie worden ingericht waarin
diverse belanghebbenden en de Duitse deelstaten zitting nemen. Uiterlijk eind 2018
dient een pakket met concrete maatregelen gereed te zijn. Deze commissie zal ook een
voorstel doen voor een (stapsgewijze) uitfasering van kolencentrales. Die is voor
Duitsland noodzakelijk voor het bereiken van haar klimaatdoelen. Ook zal worden gekeken
naar de sociaal-economische maatregelen die nodig zijn voor die regio’s waar de uitfasering
plaatsvindt. Tenslotte geeft het akkoord aan dat Duitsland zich wil inzetten voor
versterking van het EU ETS-systeem en aanvullend voor een mondiale CO2-beprijzing. Dit laatste zou in ieder geval de G20-landen moeten omvatten.
De nationale, Europese en internationale klimaatambities in het Duitse coalitieakkoord
vertonen overeenkomsten met die in het Nederlandse regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk
34 700, nr. 34) en bieden dan ook een goede basis om onze klimaatambities zo veel als mogelijk gezamenlijk
te realiseren.
Zodra mijn nieuwe ambtsgenoot is gestart, zal ik dan ook met hem of haar in gesprek
treden over mogelijke versterking van samenwerking op passende beleidsinstrumenten
en het aanscherpen van het Europese klimaatdoel voor 2030. Daarbij gaat het onder
meer om maatregelen waarvan de effectiviteit in termen van CO2-reductie het grootst is als zij in interregionaal verband worden gerealiseerd, zoals
CO2-beprijzing en de uitfasering van kolen uit de energiemix. Nederland zal onder meer
de Integrale Nationale Energie en Klimaatplannen (INEK) die de EU-lidstaten moeten
opstellen benutten om de samenwerking met Duitsland te verdiepen. Met name om concrete
maatregelen af te stemmen om de klimaatdoelen zo efficiënt mogelijk te realiseren.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes