Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 juni 2018
In het op 6 juni jl. met Minister Dekker voor Rechtsbescherming gehouden VAO Big Data
(Handelingen II 2017/18, nr. 90, VAO Big Data en de bescherming van persoonsgegevens)
hebben de leden Verhoeven (D66) en Buitenweg (GL) een motie ingediend waarin zij de
regering verzoeken informatie over de gebruikte databestanden, algoritmes en analysemethoden
van het Systeem Risico Indicatie (SyRI) openbaar te maken en een technische audit
uit te voeren op het SyRI-systeem om te controleren op onbedoelde negatieven effecten,
zoals discriminatie of strijdigheid met wet- en regelgeving en het resultaat van die
audit openbaar te maken (Kamerstuk 32 761, nr. 118).
Aangezien het beheer en de toepassing van SyRI onder de verantwoordelijkheid van het
Ministerie van SZW valt, heeft Minister Dekker in het VAO meegedeeld dat hij de Staatssecretaris
van SZW zal vragen om inhoudelijk op de motie te reageren. In deze brief treft u mijn
reactie op de motie aan en vat ik samen op welke momenten Uw Kamer sinds de inwerkingtreding
van de AMvB SyRI over de werking van dit instrument is geïnformeerd.
Reactie op de motie
In antwoord op de motie deel ik uw Kamer mee dat in maart 2018 een rechtszaak tegen
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) is aangespannen.
Eisers beogen met deze rechtszaak «een halt toe te roepen aan de inzet van het Systeem
Risico Indicatie door de Nederlandse overheid».
Zolang de toepassing van SyRI onderwerp is van een lopende, gerechtelijke procedure
is het, uit het oogpunt van het procesbelang van de Staat, ongewenst dat de in hun
motie door de leden Verhoeven en Buitenweg gevraagde informatie over het Systeem Risico
Informatie buiten deze gerechtelijke procedure om openbaar wordt gemaakt. Zolang de
rechtszaak loopt, acht ik om dezelfde reden ook het uitvoeren van een technische audit
niet gewenst.
In antwoord op een door eiseres van bovengenoemde rechtszaak ingediend WOB-verzoek
over SyRI is besloten om het risicomodel dat in SyRI wordt toegepast, niet openbaar
te maken. Met openbaarmaking zou de «modus operandi» worden vrijgegeven. (Potentiële)
overtreders kunnen hun gedrag hierop dan afstemmen. Het belang van het ongehinderd
kunnen opsporen en vervolgen van strafbare feiten en het belang van inspectie, controle
en toezicht is hierbij in het geding. Het Ministerie van SZW heeft geoordeeld dat
dit belang zwaarder weegt dan het (algemene) belang van openbaarheid.
SyRI is nadrukkelijk géén hulpmiddel bij het voorspellen of een individu een overtreding
zou kunnen begaan. Met SyRI worden bestanden met bestaande, feitelijke gegevens van
de in artikel 64 van de wet SUWI genoemde partijen (UWV, SVB, gemeenten/colleges van
B&W, Belastingdienst, Inspectie SZW) met elkaar vergeleken en wordt beoordeeld of
er discrepanties tussen de verschillende gegevens zijn. Indien uit de onderlinge vergelijking
van deze gegevens na toetsing aan het risicomodel een discrepantie is gebleken, moet
deze discrepantie eerst door een of meer van de genoemde partijen worden onderzocht,
voordat er een beslissing mag worden genomen die voor de betrokkene rechtsgevolgen
kan hebben. Dit onderzoek is met waarborgen (zoals hoor- en wederhoor) omkleed. Op
basis van de toepassing van SyRI vindt dus geen automatische besluitvorming plaats.
Gelet op het voorgaande ontraad ik de motie die door de leden Verhoeven en Buitenweg
is ingediend.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark