Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juli 2012
Bij brief van 19 april jl. (Kamerstuk 32 706, nr. 28) informeerde ik uw Kamer over de verlaging van de financiële bijdrage van de reders
voor de inzet van een Vessel Protection Detachment (VPD). Deze kostenverlaging was mogelijk omdat de kosten van een VPD-inzet daalden.
In mijn brief van 24 mei jl. (Kamerstuk 32 706, nr. 30) gaf ik een nadere toelichting op de kostenverlaging. In deze brief meldde ik tevens
de inzet van VPD’s en de daaraan verbonden kosten nauwgezet te volgen en zo nodig
de bijdrage van de reders opnieuw aan te passen.
Vanuit de werkgroep die Defensie heeft, samen met vertegenwoordigers van de reders,
bereikte mij het signaal dat de bijdrage van de reders nog steeds te hoog is en reders
daarom hun VPD-aanvragen zouden kunnen intrekken. Volgens de reders verliest de Nederlandse
koopvaardij daardoor haar concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland.
Het kabinet hanteert, zoals aangegeven in de kabinetsreactie op het rapport van de
commissie-De Wijkerslooth (Kamerstuk 32 706, nr. 19) en de daarop volgende debatten, een aantal uitgangspunten bij de inzet van VPD’s.
Het kabinet streeft naar voldoende capaciteit en een gelijke verdeling van de kosten
tussen reders en overheid. Daarnaast wil het kabinet een level playing field behouden voor de onder Koninkrijksvlag varende koopvaardij. Hieruit vloeit onder
andere mijn toezegging voort voor de inzet van 175 VPD’s in 2013.
In het licht van bovengenoemde uitgangspunten heb ik besloten de bijdrage van de reders
voor een VPD te verlagen van € 8300 naar € 5000 per dag. De bijdrage van de reders
voor een VPD-inzet van veertien vaardagen daalt daardoor van € 116 000 naar € 70 000.
Als gevolg van mijn besluit stijgen voor Defensie de kosten met maximaal € 8,1 miljoen
per jaar bij de inzet van 175 VPD’s in 2013. Met de inzet van minder VPD’s en het
nog doelmatiger inzetten van VPD’s, zullen deze extra kosten navenant afnemen. De
kostenstijging wordt verwerkt in de defensiebegroting van 2013 en – afhankelijk van
de realisatie – in de tweede suppletoire begroting 2012.
De minister van Defensie,
J. S. J. Hillen