Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32550 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 32550 nr. 5 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de rechtspositie van ambtenaren zo veel mogelijk in overeenstemming te brengen met die van werknemers met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Ambtenarenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
De artikelen 1 en 2 worden vervangen door:
1. Ambtenaar in de zin van deze wet is degene die krachtens een arbeidsovereenkomst met een overheidswerkgever werkzaam is.
2. Ambtenaar is tevens degene die met een overheidswerkgever is overeengekomen onbezoldigd een functie te vervullen die is aangewezen bij algemene maatregel van bestuur, waarvan de voordracht geschiedt door Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Overheidswerkgever in de zin van deze wet, zijn:
a. de staat;
b. de provincies;
c. de gemeenten;
d. de waterschappen;
e. de openbare lichamen voor beroep en bedrijf;
f. de andere openbare lichamen waaraan krachtens de Grondwet verordenende bevoegdheid is toegekend;
g. de Europese groeperingen voor territoriale samenwerking met een statutaire zetel in Nederland;
h. de overige krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen; en
i. andere dan krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersonen, waarvan een orgaan is bekleed met openbaar gezag, waarbij de uitoefening van dat gezag de kernactiviteit van de rechtspersoon vormt.
Een overheidswerkgever sluit geen arbeidsovereenkomst met:
a. degenen die zijn benoemd in het ambt van een eenhoofdig bestuursorgaan of als lid van een orgaan of college dat onderdeel uitmaakt van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon en niet werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van een ander bestuursorgaan;
b. de rechterlijke ambtenaren, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, sub 1° tot en met 4°, van de Wet op de rechterlijke organisatie, de deskundige leden, bedoeld in de artikelen 48, derde lid, 55a, tweede lid, 66, tweede en derde lid, 67, derde lid, 69, tweede lid, en 70, tweede lid, van diezelfde wet, de militaire leden, bedoeld in de artikelen 54, derde lid, 55, tweede lid, en 68, tweede lid, van diezelfde wet en hun plaatsvervangers;
c. de militaire ambtenaren, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Militaire Ambtenarenwet 1931;
d. de dienstplichtigen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Kaderwet dienstplicht; en
e. notarissen als bedoeld in artikel 2 van de Wet op het notarisambt en gerechtsdeurwaarders als bedoeld in artikel 2 van de Gerechtsdeurwaarderswet.
1. De ambtenaar is gehouden de bij en krachtens de wet op hem rustende en uit zijn functie voortvloeiende verplichtingen te vervullen en zich ook overigens te gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt.
2. Het niet naleven van het eerste lid geldt voor de toepassing van het Burgerlijk Wetboek als een tekortkoming in het nakomen van de plichten welke de arbeidsovereenkomst aan de ambtenaar oplegt.
B
Titel II vervalt.
C
De artikelen 125, 125bis en 125ter vervallen.
D
Artikel 125quater komt te luiden:
1. Een overheidswerkgever voert een integriteitsbeleid dat is gericht op het bevorderen van goed ambtelijk handelen en dat in ieder geval aandacht besteedt aan het bevorderen van integriteitsbewustzijn en aan het voorkomen van misbruik van bevoegdheden, belangenverstrengeling en discriminatie.
2. Een overheidswerkgever zorgt ervoor dat het integriteitsbeleid een vast onderdeel uitmaakt van het personeelsbeleid, in ieder geval door integriteit in functioneringsgesprekken en werkoverleg aan de orde te stellen en door het aanbieden van scholing en vorming op het gebied van integriteit.
3. Een overheidswerkgever draagt zorg voor de totstandkoming van een gedragscode voor goed ambtelijk handelen.
4. Een overheidswerkgever maakt jaarlijks een verantwoording met betrekking tot de uitvoering van dit artikel openbaar.
5. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot het bepaalde in het derde lid.
E
Artikel 125quinquies komt te luiden:
1. Een overheidswerkgever draagt zorg voor:
a. de verplichte aflegging van de eed of belofte door de ambtenaar bij zijn indiensttreding;
b. de registratie van nevenwerkzaamheden van ambtenaren die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met hun functievervulling, kunnen raken;
c. de openbaarmaking van de krachtens onderdeel b geregistreerde nevenwerkzaamheden van ambtenaren aangesteld in een functie waarvoor ter bescherming van de integriteit van de openbare dienst openbaarmaking van nevenwerkzaamheden noodzakelijk is;
d. de aanwijzing van ambtenaren die werkzaamheden verrichten waaraan in het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie verbonden is, het aanwijzen van de financiële belangen die zij niet mogen bezitten of verwerven en de registratie van de door hen gedane meldingen als bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder b, en
e. een procedure voor het omgaan met bij een ambtenaar levende vermoedens van misstanden binnen de organisatie waar hij werkzaam is.
2. De ambtenaar die te goeder trouw de bij hem levende vermoedens van misstanden meldt volgens de procedure, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, zal als gevolg van het melden van die vermoedens geen nadelige gevolgen voor zijn rechtspositie ondervinden tijdens en na het volgen van die procedure.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot het bepaalde in het eerste lid.
F
Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het is de ambtenaar verboden:
a. nevenwerkzaamheden te verrichten waardoor de goede vervulling van de functie of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd;
b. middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan aannemingen en leveringen ten behoeve van openbare diensten, tenzij de overheidswerkgever waarmee hij een arbeidsovereenkomst heeft daarvoor toestemming heeft verleend;
c. financiële belangen te hebben, effecten te bezitten of effectentransacties te verrichten waardoor de goede vervulling van zijn functie of het goed functioneren van de openbare dienst, voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd;
d. financiële belangen te bezitten of te verwerven, welke door de overheidswerkgever waarmee hij een arbeidsovereenkomst heeft zijn aangewezen op de voet van artikel 6, eerste lid, onder d;
e. zonder toestemming van de overheidswerkgever giften, vergoedingen, beloningen en beloften van een derde aan te nemen of hierom te vragen, indien de ambtenaar als ambtenaar met deze derde betrekkingen onderhoudt.
2. De ambtenaar is verplicht aan de overheidswerkgever waarmee hij een arbeidsovereenkomst heeft:
a. opgave te doen van de nevenwerkzaamheden die hij verricht of voornemens is te gaan verrichten, die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken;
b. indien hij is aangewezen in de zin van artikel 6, eerste lid, onder d, melding te doen van zijn financiële belangen alsmede van het bezit van en transacties met effecten die de belangen van de openbare dienst voor zover deze in verband staat met zijn functievervulling, kunnen raken en daaromtrent desgevraagd nadere informatie te verschaffen.
3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de toepassing van het eerste en tweede lid.
G
Artikel 125a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het artikel wordt vernummerd tot artikel 8.
2. In het derde lid wordt «De ambtenaar» vervangen door: De ambtenaar en de gewezen ambtenaar.
H
De artikelen 125b en 125c vervallen.
I
Artikel 125d wordt als volgt gewijzigd:
1. Het artikel wordt vernummerd tot artikel 9.
2. In de tekst wordt «het bevoegd gezag» vervangen door «de overheidswerkgever» en wordt «Het bevoegd gezag,» vervangen door: De overheidswerkgever.
J
Artikel 125e wordt als volgt gewijzigd:
1. Het artikel wordt vernummerd tot artikel 10.
2. In het tweede lid wordt «Aan een ambtenaar kan eervol ontslag worden verleend» vervangen door: De arbeidsovereenkomst met een ambtenaar kan worden opgezegd.
K
Artikel 125f wordt als volgt gewijzigd:
1. Het artikel wordt vernummerd tot artikel 11.
2. In het eerste lid, wordt «ambtenaren die door of vanwege het Rijk zijn aangesteld» vervangen door: ambtenaren met wie de staat een arbeidsovereenkomst is aangegaan.
3. Onder vernummering van het tweede tot derde lid, wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Bij de in het eerste lid bedoelde algemeen maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de in die maatregel opgenomen voorschriften tevens betrekking hebben op gewezen ambtenaren.
L
De artikelen 125g, 125h, en 126 vervallen.
M
Artikel 133 wordt vervangen door:
1. Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wordt de aanstelling die voor het tijdstip van inwerkingtreding van die wet is verleend aan een ambtenaar als bedoeld in artikel 1, van rechtswege omgezet in een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Van de arbeidsovereenkomst maken deel uit de op dat tijdstip ten aanzien van de ambtenaar bestaande beslissingen, afspraken en toezeggingen inzake de bezoldiging, de werktijden, het rooster, verlof, faciliteiten voor de uitoefening van de functie en studiefaciliteiten.
2. Artikel 5:6, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet is van toepassing in geval de ambtenaar voorafgaande aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren wegens de aard van de arbeid op regelmatige basis op zondag werkzaam was, ongeacht de aanwezigheid van een beding over die arbeid op zondag.
3. De ambtenaar die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren is benoemd of gekozen in een functie als bedoeld in artikel 125c, eerste of tweede lid, zoals dat luidde voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, behoudt de verleende ontheffing van de waarneming van zijn ambt onderscheidenlijk het verleende buitengewoon verlof. Ingeval op de bezoldiging een inhouding wordt toegepast over de tijd dat hij verlof geniet, blijft deze inhouding en de daarop van toepassing zijnde regels van kracht.
1. Krachtens deze wet of artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993 genomen besluiten die zijn genomen voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, behouden hun geldigheid.
2. Ten aanzien van de mogelijkheid om bezwaar te maken of beroep in te stellen alsmede de behandeling van zodanig bezwaar of beroep tegen een op grond van deze wet of artikel 50, eerste lid, van de Politiewet 1993 genomen besluit of handeling dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren is bekendgemaakt, blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor de inwerkingtreding van die wet.
1. De krachtens deze wet, zoals deze luidde voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren, vastgestelde algemeen verbindende voorschriften vervallen.
2. De in het eerste lid bedoelde algemeen verbindende voorschriften blijven van kracht ten aanzien van te verstrekken uitkeringen aan ambtenaren wier dienstverband op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren reeds is beëindigd. De in deze voorschriften opgenomen bedragen kunnen worden geïndexeerd op de in deze voorschriften bepaalde wijze.
N
Artikel 134 vervalt.
P
De opschriften van titel I, titel III, titel IV, en van titel IV, § 1 en § 2, vervallen.
In artikel 50 van de Politiewet 1993 vervallen het eerste, derde en vierde lid, alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 615 vervalt.
B
In artikel 662 vervalt het eerste lid, onder vernummering van het tweede en derde lid tot eerste en tweede lid.
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 76, onderdeel a, wordt «in dienst zijn» vervangen door: anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst zijn.
B
In artikel 76a, eerste lid, wordt »bedoeld in het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984,» vervangen door: bedoeld in de toepasselijke rechtspositieregeling,.
Artikel 2 van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt onderdeel a en worden de onderdelen b tot en met d geletterd a tot en met c.
2. In het tweede lid wordt «eerste lid, onderdeel d» vervangen door: eerste lid, onderdeel c.
In artikel 2, eerste lid, van de Wet op de loonvorming vervalt onderdeel a en worden de onderdelen b en c geletterd a en b.
In artikel 2 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag vervalt het derde lid.
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1:1, derde lid, wordt «een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig» vervangen door: een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet bedoelde hoedanigheid.
B
In artikel 8:1, tweede lid, wordt «een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn» vervangen door: een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
C
In artikel 8:4, onderdeel d, wordt «een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn» vervangen door: een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
D
In artikel 8:41, derde lid, onderdeel a, sub 2°, wordt «een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet» vervangen door: een militair ambtenaar of gewezen militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Militaire Ambtenarenwet 1931.
De Beroepswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 18, eerste lid, onderdeel a, wordt «een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet als zodanig of een dienstplichtige als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Kaderwet dienstplicht als zodanig, hun nagelaten betrekkingen of hun rechtverkrijgenden belanghebbende zijn» vervangen door: een persoon met betrekking tot diens in artikel 3 van de Ambtenarenwet bedoelde hoedanigheid, zijn nagelaten betrekkingen of zijn rechtverkrijgenden belanghebbende zijn.
B
In artikel 22, tweede lid, onderdeel a, sub 2°, wordt «een ambtenaar als bedoeld in artikel 1 van de Ambtenarenwet» vervangen door: een militair ambtenaar of gewezen militair ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Militaire Ambtenarenwet 1931.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32550-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.