32 338 Zorgleerlingen in het primair en voortgezet onderwijs

Nr. 4 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 17 mei 2010

De commissie voor de Rijksuitgaven1, en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2, hebben over het rapport «Zorgleerlingen in het primair en voortgezet onderwijs; Terugblik 2010» van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 32 338, nrs. 1–2) de navolgende vragen ter beantwoording aan het kabinet voorgelegd. De vragen, alsmede de daarop bij brief van 12 mei 2010 gegeven antwoorden, zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Aptroot

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Bochove

De griffier van de commissie voor de Rijksuitgaven,

Groen

1

Wat is de reden dat de openeinderegelingen in het voortgezet onderwijs blijven bestaan nu is gebleken dat scholen hierdoor zullen kiezen hun gebudgetteerde middelen te ontlasten door zoveel mogelijk leerlingen onder te brengen op een plaats die wordt bekostigd uit een openeinderegeling, en deze vorm van bekostiging dus financiële risico’s met zich mee brengt? Is de regering van mening dat dit de verklaring is voor het feit dat er meer zorgleerlingen zijn in het voortgezet onderwijs dan in het primair onderwijs.

In het leerwegondersteunend- en praktijkonderwijs (lwoo/pro) blijft vooralsnog de openeinde financiering van door regionale verwijzingscommissies geïndiceerde leerlingen bestaan. De reden hiervan is dat de huidige leerlingontwikkeling past binnen het financiële kader. Mocht blijken dat het door de Rekenkamer genoemde risico in de praktijk optreedt, dan zullen ook op dit gebied maatregelen nodig zijn. Er is geen onderzoek dat empirisch onderbouwt dat het verschil in de bekostigingssystematiek leidt tot een verschil in het aandeel zorgleerlingen in het primair en voortgezet onderwijs.

2

Op welke wijze kan de evaluatiefunctie van scholen en samenwerkingsverbanden worden versterkt in het kader van de heroverweging passend onderwijs? Kan het kabinet al meer zeggen over de rol van «benchmarking» en de ontwikkeling van zelf-evaluatie-instrumenten hierbij?

Op dit moment vindt de uitwerking van de hoofdlijnen van passend onderwijs zoals beschreven in de brieven van 2 november 2009 en 26 januari 2010 (Kamerstukken 2009/2010, 31 497, nr. 14 en nr. 17) nog plaats. Onderdeel hiervan vormt de uitwerking van het referentiekader door de sectororganisaties, in samenwerking met de vak- en ouderorganisaties. Zowel de kwaliteitszorg als de toewijzing van middelen en de verantwoording hierover zijn thema’s die in het referentiekader worden uitgewerkt. De resultaten van de uitwerking van het referentiekader worden in juni verwacht. Het is op dit moment dan ook niet mogelijk meer te zeggen over de rol van benchmarking en de zelfevaluatie-instrumenten.

3

Op welke wijze wordt in het nieuwe beleid voor Passend Onderwijs toezicht geregeld voor de samenwerkingsverbanden? Indien geen uitvoering wordt gegeven aan de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer, wat is dan de reden hiervoor?

Door de onderwijsinspectie wordt een voorstel uitgewerkt voor het toezicht in het kader van passend onderwijs. Daarbij wordt rekening gehouden met de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer.

4

In hoeverre wordt geborgd dat in het nieuwe beleid voor Passend Onderwijs scholen wel kunnen aangeven wat de effecten van de geboden zorg zijn?

Het verkrijgen van inzicht in effecten van zorgbeleid is niet eenvoudig.

De vraag op welke manier de effectiviteit van zorgbeleid, de registratie en de verantwoording kunnen worden vormgegeven maken dan ook onderdeel uit van de uitwerking van de hoofdlijnen passend onderwijs. Zowel in het kader van de uitwerking van het toezicht door de onderwijsinspectie als in de gesprekken over transparantie en verantwoording staan de effecten van de geboden zorg en het aantonen daarvan centraal.

5

Wat is de reden dat het zorgplan voor het samenwerkingsverband voortgezet onderwijs geen informatie hoeft te geven over de bereikte resultaten? Blijft dit ook zo na de invoering van het nieuwe beleid? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe wordt hier dan invulling aan gegeven?

De samenwerkingsverbanden moeten bij de opstelling van het zorgplan voldoen aan het gestelde in artikel 10h, 5e lid van de wet op het voortgezet onderwijs. Daarnaast dienen ze jaarlijks een evaluatieve voortgangsrapportage vast te stellen. Deze moet, op basis van artikel 10h, 6e lid van de WVO, jaarlijks voor 15 november aan de onderwijsinspectie en aan de minister gestuurd worden. In de afgelopen jaren heeft het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) jaarlijks een monitor uitgevoerd naar de zorgadvies-teams (ZAT’s) en de Rebound. Gelet hierop hebben de samenwerkingsverbanden de afgelopen jaren een brief ontvangen dat als zij meededen aan de monitor zij geen evaluatieve voortgangsrapportage aan het ministerie hoefden te sturen.

6

Wat is de reden dat het aangekondigde sanctiebeleid voor zwakke samenwerkingsverbanden er niet gekomen is?

Indien de kwaliteit van het onderwijs op één van de scholen binnen het samenwerkingsverband niet op orde is, wordt het bevoegd gezag van die school aangesproken. Het bevoegd gezag is namelijk het aanspreekpunt voor de onderwijsinspectie waar het gaat om de kwaliteit van het onderwijs. Omdat het samenwerkingsverband bestaat uit een aantal bevoegde gezagsorganen die samenwerken ten behoeve van de uitvoering van een aantal wettelijke taken, is geen apart sanctiebeleid uitgewerkt voor samenwerkingsverbanden.

7

Wat is de reden dat er nog geen inhoudelijke analyse door OCW is gemaakt van de zorgplannen?

Door OCW worden de ingestuurde zorgplannen jaarlijks gecontroleerd op de aanwezigheid en volledigheid van de voorschriften als beschreven in artikel 10h, 5e lid, van de WVO. Omdat samenwerkingsverbanden en scholen ruimte hebben voor de invulling van de zorg binnen het samenwerkingsverband wordt door OCW verder geen analyse gemaakt. Tenslotte houdt de onderwijsinspectie toezicht op de kwaliteit van het onderwijs.

8

Kan al meer inzicht worden gegeven in het verantwoordingssysteem dat zal worden ontwikkeld om meetbare resultaten en de inzet van zorgmiddelen achteraf inzichtelijk te maken?

Zoals aangegeven in de antwoorden op de vragen 2 en 4, vormt de verantwoording onderdeel van de uitwerking van de hoofdlijnen passend onderwijs zoals die op dit moment nog plaatsvindt.

9

Uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer is gebleken dat er een grote overlap bestaat tussen zorgleerlingen en onderwijsachterstandleerlingen. Wat is de reden dat ook in het nieuwe beleid voor Passend Onderwijs de middelen voor de onderwijsachterstanden en de gewichtenregeling buiten het te verdelen budget worden gelaten?

Voor een deel van de leerlingen geldt, zeker op jonge leeftijd, dat er overlap bestaat tussen zorgleerlingen en onderwijsachterstandleerlingen. Echter, deze overlap gaat niet op voor alle leerlingen. Met passend onderwijs is gekozen voor een aanpak gericht op het verbeteren van het onderwijs aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben vanwege een beperking. In het kader van het achterstandenbeleid, wordt gericht gewerkt aan het (op jonge leeftijd) wegwerken van onderwijsachterstanden.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Vlies, B.J. van der (SGP), Blok, S.A. (VVD), Hoopen, J. ten (CDA), Weekers, F.H.H. (VVD), Haersma Buma, S. van (CDA), Nerée tot Babberich, F.J.F.M. de (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), voorzitter, Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Omtzigt, P.H. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Luijben, A.P.M. (SP), Veen, E. Van der (PvdA), Kalma, P. (PvdA), Gerven, H.P.J. Van (SP), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Cramer, E.A. (CU), Dijck, A.P.C. van (PVV), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Tang, P.J.G. (PvdA), Vos, M.L. (PvdA), ondervoorzitter, Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL) en Vacature, (CDA).

Plv. leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Burg, B.I. van der (VVD), Jonker, C.W.A. (CDA), Snijder-Hazelhoff, J.F. (VVD), Vries, J.M. de (CDA), Hijum, Y.J. Van (CDA), Beek, W.I.I. van (VVD), Krom, P. de (VVD), Pater-van der Meer, M.L. de (CDA), Ham, B. van der (D66), Gerkens, A.M.V. (SP), Vermeij, R. (PvdA), Vacature, (PvdA), Kant, A.C. (SP), Vacature, (CDA), Anker, E.W. (CU), Roon, R. de (PVV), Irrgang, E. (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Linhard, P. (PvdA), Besselink, M. (PvdA), Albayrak, N. (PvdA), Roemer, E.G.M. (SP), Vendrik, C.C.M. (GL) en Mastwijk, J.J. (CDA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Vlies, B.J. van der (SGP), Albayrak, N. (PvdA), Remkes, J.W. (VVD), Bochove, B.J. Van (CDA), voorzitter, Joldersma, F. (CDA), Vries, J.M. de (CDA), Vroonhoven-Kok, J.N. van (CDA), Dijk, J.J. van (CDA), Leerdam, J.A.W.J. (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Kraneveldt-van der Veen, M. (PvdA), Roefs, C.W.J.M. (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk, M.C.F. (Verdonk), Leeuwen, H. van (SP), Biskop, J.J.G.M. (CDA), Bosma, M. (PVV), Pechtold, A. (D66), Langkamp, M.C. (SP), Dijk, J.J. van (SP), Besselink, M. (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Dibi, T. (GL), Anker, E.W. (CU), Smits, M (SP) en Harbers, M.G.J. (VVD).

Plv. leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Yücel, K (PvdA), Miltenburg, A. van (VVD), Atsma, J.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Uitslag, A.S. (CDA), Vietsch, C.A. (CDA), Schinkelshoek, J. (CDA), Jacobi, L. (PvdA), Elias, T.M.Ch. (VVD), Timmer, A.J. (PvdA), Dam, M.H.P. Van (PvdA), Burg, B.I. van der (VVD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Jonker, C.W.A. (CDA), Fritsma, S.R. (PVV), Ham, B. van der (D66), Bommel, H. van (SP), Leijten, R.M. (SP), Bouchibti, S. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Peters, M. (GL), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Gerkens, A.M.V. (SP) en Broeke, J.H. Ten (VVD).

Naar boven