31 753 Rechtsbijstand

Nr. 111 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 januari 2016

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft mij verzocht een reactie te geven op de uitspraak van de Hoge Raad van 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3608. Graag voldoe ik aan dit verzoek.

De Hoge Raad heeft in deze uitspraak geoordeeld dat een aangehouden verdachte niet alleen, zoals de Hoge Raad eerder op grond van zijn uitleg van het zogenoemde Salduz-arrest van het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM) al in 2009 had beslist, het recht heeft om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een raadsman te raadplegen (consultatiebijstand), maar nu ook, gelet op de daarna door het EHRM ontwikkelde jurisprudentie, het recht heeft op bijstand van een raadsman tijdens het politieverhoor (verhoorbijstand). De Hoge Raad gaat ervan uit dat met ingang van 1 maart 2016 toepassing zal worden gegeven aan de regel dat de verdachte ook recht op verhoorbijstand heeft.

Momenteel worden de gevolgen van de uitspraak van de Hoge Raad in kaart gebracht. Dat gebeurt in samenspraak met de ketenpartners die zijn vertegenwoordigd in een werkgroep en een stuurgroep die sinds medio 2015 de implementatie voorbereiden van een tweetal bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstellen: het wetsvoorstel tot implementatie van Richtlijn 2013/48/EU over het recht op toegang tot een raadsman in strafprocedures (Kamerstuk 34 157) en het daarbij behorende aanvullende wetsvoorstel (Kamerstuk 34 159). Het eerstgenoemde wetsvoorstel omvat onder meer een wettelijke regeling van het recht van verdachten op verhoorbijstand. Het is onontkoombaar dat deze voorbereidingen nu met inachtneming van de door de Hoge Raad genoemde datum zullen moeten worden versneld.

Mijn streven is om uw Kamer begin februari 2016 over de gevolgen van de uitspraak van de Hoge Raad in te lichten en over de werkwijze die zal worden gehanteerd tot aan het moment waarop de genoemde wetsvoorstellen tot wet zijn verheven en in werking treden. Deze inlichtingen bereiken uw Kamer daarmee tijdig vóór de plenaire behandeling van de genoemde wetsvoorstellen, die door uw Kamer thans in de week van 15 februari 2016 is gepland.

Mijn streven is onverminderd gericht op totstandkoming van de wettelijke regelingen die de genoemde wetsvoorstellen zijn opgenomen, uiterlijk vóór het verstrijken van de datum waarop de bedoelde richtlijn moet zijn geïmplementeerd: 27 november 2016. Wellicht ten overvloede merk ik op dat tijdige parlementaire behandeling in beide Kamers daarvoor een noodzakelijke voorwaarde is. Graag verzoek ik u tegen deze bijzondere achtergrond daaraan uw medewerking te verlenen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

Naar boven