Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2020
Hierbij stuur ik u mijn reactie op het verzoek van de commissie naar aanleiding van
een brief van het Kenniscentrum voor Makkelijk Lerenden (KML) inzake het VSO Ondersteuning
van zeer makkelijk lerende of (hoog)begaafde kinderen in het onderwijs van 28 januari
jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 46, nr. 31).
De bestuurder van het kenniscentrum vraagt om een gesprek met mij. In mijn reactie
geef ik antwoord op de vragen die bij de bestuurder leven. Een gesprek is in mijn
ogen daarom niet nodig.
Ik herken mij niet in de opmerking van de bestuurder dat ik niet ben ingegaan op de
brieven van mei en oktober 2019. In een brief2 aan en in een schriftelijk overleg met Uw Kamer3 heb ik alle door het kenniscentrum gestelde vragen beantwoord. De door het kenniscentrum
gestuurde notitie van september 2019 en het boek van maart 2019 heb ik in goede orde
ontvangen, waarvoor dank.
Ook herken ik de bewering niet dat het contact tussen het kenniscentrum en ambtenaren
van het Ministerie van OCW zonder resultaat zou zijn geweest. In 2018 is er veelvuldig
contact geweest tussen het kenniscentrum en de beleidsmedewerkers die betrokken zijn
bij het beleid rondom (hoog)begaafdheid. In het laatste anderhalve jaar is door het
kenniscentrum geen contact gezocht en zijn er geen vragen neergelegd bij mijn beleidsmedewerkers.
De bestuurder van het kenniscentrum geeft aan dat zij niet geïnformeerd is over het
feit dat ik voornemens ben een kenniscentrum in te richten. Mijn voornemens hieromtrent
heb ik uiteengezet in mijn hierboven genoemde brief aan uw Kamer. Deze brief heb ik
destijds ook per e-mail doen toekomen aan de bestuurder van het kenniscentrum.
U verwacht u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob