31 497 Passend onderwijs

Nr. 177 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 september 2015

De wet passend onderwijs is inmiddels ruim een jaar van kracht. Zoals aangegeven in de zevende voortgangsrapportage is dit eerste jaar in het algemeen goed verlopen.1 Scholen en samenwerkingsverbanden zijn hard aan het werk om passend onderwijs vorm te geven. Voorbeelden in het land laten zien dat het mogelijk is om kinderen binnen de kaders van passend onderwijs de goede ondersteuning te bieden en om thuiszittende leerlingen weer een plek op school te geven.

Met passend onderwijs lossen we de problemen van het oude systeem stap voor stap op. In het oude systeem waren er teveel verwijzingen naar speciale voorzieningen, werd teveel uitgegaan van de beperkingen van kinderen in plaats van hun mogelijkheden en waren er teveel thuiszittende leerlingen. Het daadwerkelijk bieden van passend onderwijs voor alle leerlingen vraagt echter een omslag in doen en denken, met name voor de leerlingen met een meer complexe problematiek. Dat vereist continue aandacht en inzet van alle betrokkenen, ieder vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid. Ik volg de ontwikkelingen op de voet en spreek scholen en samenwerkingsverbanden waar nodig aan op hun verantwoordelijkheden.

De afgelopen maanden zijn vier onderzoeken over passend onderwijs uitgebracht.2 Uw Kamer heeft mij om een reactie op deze rapporten gevraagd. In deze brief geef ik eerst kort de hoofdlijnen van bovengenoemde onderzoeken weer. Vervolgens schets ik langs drie lijnen de acties die ik mede op basis van deze rapporten uitvoer.

Onderzoeken passend onderwijs

Rapport «het speciaal onderwijs aan het woord» (SP)

De SP heeft een onderzoek uitgevoerd onder medewerkers in het (voortgezet) speciaal onderwijs ((v)so). Met dit onderzoek wil de SP inzichtelijk maken wat de invoering van het passend onderwijs betekent voor (de toegankelijkheid van) het speciaal onderwijs. Op basis van een vragenlijst doet de SP negen aanbevelingen gericht op een stevige positie van het speciaal onderwijs in brede zin. De aanbevelingen gaan onder meer over het belang van een goede cao, vermindering van de werkdruk en het terugdringen van bureaucratie.

DUO Onderwijsonderzoek

DUO Onderwijsonderzoek heeft in samenwerking met het Algemeen Dagblad een onderzoek onder leraren uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt enerzijds dat veel leraren vinden dat zij onvoldoende toegerust zijn om alle leerlingen de begeleiding te bieden die zij nodig hebben. Anderzijds wordt de vrees geuit dat de aanwezigheid van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte een negatieve invloed heeft op de aandacht voor en prestaties van de andere leerlingen in de klas.

Onderzoek AVS

De Algemene Vereniging voor Schoolleiders (AVS) heeft een peiling gehouden onder schoolleiders, voornamelijk afkomstig uit het primair onderwijs. Zij zijn bevraagd over hun praktijkervaringen met passend onderwijs. Daaruit blijkt dat de ruime meerderheid nog knelpunten ondervindt bij de uitvoering van passend onderwijs. De korte rapportage gaat met name in op knelpunten rond de naleving van de zorgplicht. Ook worden bestuurlijke drukte en de samenwerking met de zorg als aandachtspunten benoemd.

Rapport «Werkt passend onderwijs» (Kinderombudsman)

De Kinderombudsman heeft gekeken naar het eerste jaar passend onderwijs, op basis van een expertmeeting, gesprekken met belangenorganisaties en signalen die hij heeft ontvangen. In het rapport stelt de Kinderombudsman dat hij het uitgangspunt van passend onderwijs deelt, dat de start goed is, maar dat de uitwerking nog aandacht behoeft. Op basis van zijn bevindingen doet de Kinderombudsman drie aanbevelingen. De eerste aanbeveling is om meer maatwerk mogelijk te maken door wettelijke barrières weg te nemen, die maatwerk nu nog in de weg staan. Ook vraagt hij om de inzet van particuliere initiatieven bij de vormgeving van het onderwijs mogelijk te maken. Ten tweede bepleit de Kinderombudsman de wettelijke verankering van een (boven)regionale doorzettingsmacht die de bevoegdheid heeft kinderen op school te plaatsen, toezicht kan houden op de uitvoering van deze beslissingen en beschikt over geld om (tijdelijke) financiële hobbels weg te nemen. De derde aanbeveling betreft de oproep om de informatievoorziening aan ouders over hun (rechts)positie te verbeteren. Tot slot doet de Kinderombudsman aanbevelingen aan alle direct betrokkenen bij de leerlingen, met name de belangrijke oproep om bij het realiseren van een passend aanbod het kind meer centraal te stellen.

De rapporten laten zien dat passend onderwijs werk in uitvoering is. Dit sluit aan bij het beeld uit de zesde en zevende voortgangsrapportages waarin ik heb aangegeven dat passend onderwijs goed van start is gegaan, maar dat er ook nog veel werk te verzetten is. Deze rapporten bevestigen dat een aantal knelpunten hardnekkig is. Het gaat dan allereerst om het niet naleven van de zorgplicht en de onduidelijkheid over passend onderwijs bij ouders. Ten tweede moet passend onderwijs in de klas en op school nog verder vormkrijgen. Leraren hebben daar ondersteuning bij nodig, die ze nog niet op alle momenten even goed kunnen vinden. Ook ontstaat er op sommige plekken onnodige bureaucratie. Ten derde herken ik in de onderzoeken dat passend onderwijs nog niet voor alle thuiszittende leerlingen meteen een oplossing biedt.

Zoals in de inleiding aangegeven, ga ik daarom langs drie lijnen aan de slag met de uitkomsten van deze onderzoeken. De eerste lijn gaat over het aanmelden van leerlingen en het zoeken naar een passende plek. De tweede lijn gaat dan vervolgens over passend onderwijs in de klas als de leerlingen echt op school zitten. De derde lijn gaat in op leerlingen die niet naar school gaan. Door op alle niveaus verbeteringen aan te brengen, kunnen de doelen van passend onderwijs beter gerealiseerd worden.

1. Kinderen naar school: zorgplicht en ouders ondersteunen

Zorgplicht verhelderen en handhaven

Het onderzoek van de AVS laat zien dat nog niet alle scholen goed omgaan met de zorgplicht. De zorgplicht is echter de kern van passend onderwijs. Het principe gaat ervan uit dat ouders niet meer van het spreekwoordelijke kastje naar de muur worden gestuurd. De zorgplicht betekent dat wanneer ouders hun kind met een extra ondersteuningsbehoefte schriftelijk bij een school aanmelden, de school een passend aanbod moet doen. Dat hoeft niet per se op de eigen school te zijn, want niet alle scholen kunnen alle soorten ondersteuning bieden. Maar in de gevallen dat de school de ondersteuning niet zelf kan bieden, moet zij conform de zorgplicht wél een aanbod doen bij een andere school en zorgen dat de leerling daar kan worden ingeschreven. Dat hoeft een school overigens niet alleen te doen. Het samenwerkingsverband speelt daarbij een belangrijke rol, omdat de schoolbesturen binnen het samenwerkingsverband moeten zorgen voor een dekkend aanbod van onderwijsvoorzieningen.

In de praktijk zie ik dat niet alle scholen te rade gaan bij het samenwerkingsverband bij het vinden van een passende plek. Ook krijg ik signalen dat scholen ouders al afwijzen voordat zij zich schriftelijk hebben aangemeld. Dan worden ouders alsnog weggestuurd, en ontwijkt de school de zorgplicht. Daarmee overtreden deze scholen de wet. Daarom heb ik met de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) afgesproken dat zij deze scholen aanpakt. Ouders kunnen zich rechtstreeks bij de inspectie melden als zij de indruk hebben dat de school de zorgplicht ontwijkt. De inspectie heeft deze concrete signalen nodig om te weten welke scholen zij moet aanspreken. Ondertussen is voor scholen ook de «Handreiking voor passend onderwijs» van de Kinderombudsman beschikbaar met een aantal kernachtige punten die behulpzaam kunnen zijn in het contact met ouders voor het vinden van een passende plek voor hun kind.

Ondersteuning voor ouders en leerlingen

Tegelijkertijd ga ik ouders beter informeren over wat hun rechten en plichten zijn. Dat is ook één van de aanbevelingen van de Kinderombudsman die ik ter harte neem. Ik ga daarom samen met Ouders & Onderwijs aan de slag om de informatie over het belang van schriftelijk aanmelden beter bekend te maken voor ouders. Na de schriftelijke aanmelding kan uiteraard een gesprek met de ouders volgen over de precieze ondersteuningsbehoefte van de leerling en over wat de beste plek is. Ouders kunnen ook bij Ouders & Onderwijs terecht voor het stellen van andere vragen over passend onderwijs.

De verantwoordelijkheid voor de informatie aan ouders ligt vooral bij scholen en samenwerkingsverbanden: zij hebben een wettelijke taak om ouders te informeren, bijvoorbeeld in de schoolgids en op hun website. Zij moeten ouders informeren over hun schoolondersteuningsprofiel en over de mogelijkheden voor onafhankelijke ondersteuning voor ouders. Wanneer deze informatievoorziening vanuit scholen en samenwerkingsverbanden gebrekkig is, spreekt de inspectie hen daarop aan. Voor ouders en leerlingen is vooral deze lokale en regionale informatie van belang. OCW biedt verder uitgebreide algemene, landelijke informatie aan via de website passend onderwijs.3

Wanneer het gesprek tussen ouders, scholen en het samenwerkingsverband niet tot een passende plek voor de leerling leidt, dan is er extra hulp voor hen beschikbaar. Zij kunnen allereerst terecht bij de onderwijsconsulenten. Voor leerlingen waar ook zorg in het onderwijs een rol speelt, heb ik samen met de Staatssecretaris van VWS sinds afgelopen 1 augustus ook de onderwijszorgconsulenten in het leven geroepen. Bij meer structurele thuiszittersproblemen in een regio kan Gedragswerk worden ingezet.4 Mocht dit nog niet leiden tot een oplossing, dan kan een beroep gedaan worden op de geschillencommissie passend onderwijs, die een onafhankelijk oordeel velt. Zoals aangekondigd in de zevende voortgangsrapportage passend onderwijs, geef ik momenteel meer bekendheid aan dit ondersteuningsaanbod via onder andere social media, de nieuwsbrief passend onderwijs en in samenwerking met verschillende onderwijsorganisaties.

2. Passend onderwijs in en rond de klas

Leraren

De leraar geeft in de klas inhoud en vorm aan passend onderwijs. Ik onderken dat er meer op leraren afkomt; passend onderwijs is daar onderdeel van. Gelukkig kunnen en doen leraren al veel om leerlingen een passende plek te bieden. Zowel in het rapport van de SP als van DUO Onderwijsonderzoek wordt ingegaan op en aandacht gevraagd voor de positie van de leraar. Ik herken een groot deel van de signalen. Eerder onderzoek van ITS en Kohnstamm laat in vergelijking met het onderzoek van DUO Onderwijsonderzoek en de SP een genuanceerder beeld zien.5 De ondervraagde leerkrachten in het onderzoek van ITS en Kohnstamm geven aan dat zij zich op veel terreinen al competent vinden om te kunnen omgaan met verschillen in de klas, maar dat het soms nog schort aan competenties op het vlak van de vakinhoudelijke differentiatie. Ook de inspectie heeft hier in de Staat van het onderwijs meermaals op gewezen.

Daarom doet dit kabinet met de Lerarenagenda een forse investering in leraren, onder andere gericht op verdergaande professionalisering van leraren op het terrein van kennis en vaardigheden. Er is bijvoorbeeld geïnvesteerd in extra plekken voor masteropleidingen in de Lerarenbeurs. Via de Lerarenbeurs volgen leraren onder andere de master pedagogiek of de master special educational needs (SEN), die inzicht en handvatten bieden voor differentiatie. Zo kunnen zij nog beter omgaan met verschillen tussen leerlingen in de klas en een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van inzichten en invulling van passend onderwijs in hun eigen omgeving. Verder laat ik een toolkit ontwikkelen die docenten kan ondersteunen bij het omgaan met verschillen in de klas. De toolkit is toepasbaar op zowel toptalenten als leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Tot slot ben ik in overleg met onder andere de VO-raad om na te gaan hoe we scholen in brede zin verder kunnen ondersteunen in het omgaan met verschillen. Over de voortgang van deze ontwikkelingen wordt u begin oktober nader geïnformeerd via de voortgangsrapportage van de Lerarenagenda.

Zoals ik hiervoor aangaf, herken ik niet alle signalen uit de onderzoeken. Deelnemers aan het onderzoek van DUO Onderwijsonderzoek spreken bijvoorbeeld ook hun vrees uit over de negatieve invloed van leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben op de prestaties van de andere leerlingen in de klas. Uit onderzoek blijkt dat deze vrees ongegrond is.6 Zo scoren leerlingen die geen extra ondersteuning krijgen in een klas met 25 tot 50 procent leerlingen met een ondersteuningsvraag net zo goed op cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling als de kinderen in een klas waar maar een paar procent van de leerlingen een ondersteuningsvraag heeft. Daar komt bij dat er tot nu toe geen sprake is van een zichtbare verschuiving van leerlingen van het speciaal naar het regulier onderwijs. Dit betekent dat de leraren in het regulier onderwijs (nog) te maken hebben met dezelfde leerlingen en ondersteuningsvragen als voor de invoering van passend onderwijs. Mocht deze verschuiving op termijn wel optreden, dan verschuiven ook de ondersteuningsmiddelen van het speciaal naar het regulier onderwijs.

Al met al geeft de Lerarenagenda een forse impuls aan de professionalisering van leraren. Passend onderwijs vraagt ook om het op tijd organiseren van ondersteuning op school en indien nodig binnen het samenwerkingsverband. Daar moeten scholen en samenwerkingsverbanden zelf mee aan de slag, en het kost tijd om dit goed op orde te krijgen. Op basis van wat ik in de praktijk al zie, heb ik er alle vertrouwen in dat scholen en samenwerkingsverbanden hiertoe in staat zijn en voor alle leerlingen passend onderwijs kunnen bieden.

Aanpak bureaucratie

Voor passend onderwijs in de klas is een slimme organisatie van procedures noodzakelijk. Op sommige plekken wordt dit verhinderd door onnodige bureaucratie, bijvoorbeeld door lange ontwikkelingsperspectieven te eisen of doordat de procedure voor toelaatbaarheid van het speciaal onderwijs ingewikkeld is. Dit is veelal het gevolg van eigen keuzes van samenwerkingsverbanden en scholen, want de wettelijke voorschriften zijn zeer beperkt. Ook de SP en de AVS vragen met hun rapporten aandacht voor de aanpak van bureaucratie.

Omdat de samenwerkingsverbanden en scholen de procedures zelf bepalen, is het ook vooral aan hen om eventuele onnodige bureaucratie te bestrijden. Zoals in het algemeen overleg van 30 juni jongstleden aangegeven, ben ik samen met de sectororganisaties bezig om hen daarbij te ondersteunen. De aanpak bestaat onder meer uit het stimuleren en faciliteren van samenwerkingsverbanden, scholen en docenten om in gesprek te gaan over welke informatie nodig is en waarom, en hoe deze informatie opgevraagd kan worden met zo min mogelijk (administratieve) lasten voor scholen en ouders. Belangrijk is dat scholen en samenwerkingsverbanden steeds samen de afweging maken welke bureaucratie nodig en welke overbodig is. Ook de inspectie besteedt bij haar onderzoeken aandacht aan de bureaucratie in de samenwerkingsverbanden. Verder loopt momenteel een onderzoek naar de ervaringen met bureaucratie in het eerste jaar van passend onderwijs. Dat onderzoek ontvangt de Kamer tegelijk met de achtste voortgangsrapportage passend onderwijs.

Positie (voortgezet) speciaal onderwijs

Uitgangspunt van passend onderwijs is dat kinderen zoveel mogelijk naar het reguliere onderwijs gaan, maar dat het speciaal onderwijs beschikbaar blijft voor kinderen die dat nodig hebben. Met passend onderwijs en de decentralisaties in het sociaal domein verandert de positie van het (v)so en zijn relatie met andere scholen, de gemeente, zorgpartners en de regionale arbeidsmarkt. Zoals ook blijkt uit het onderzoek van de SP, is dit soms nog zoeken voor de scholen en samenwerkingsverbanden. Op verschillende plekken in het land wordt verkend hoe het (v)so in deze nieuwe context het best georganiseerd kan worden. Deze ontwikkelingen worden gevolgd om een kwalitatief goed (v)so te behouden. Waar nodig kan het (v)so daarbij ook ondersteuning inroepen. Daartoe is een projectleider (v)so in transitie aangesteld, onder verantwoordelijkheid van het Landelijk Expertisecentrum Speciaal Onderwijs (Lecso), PO-Raad, VO-raad en het Ministerie van OCW. In de achtste voortgangsrapportage zal verder worden ingegaan op de positie van het (v)so.

3. Aanpak thuiszittende leerlingen

Meer ruimte voor maatwerk

Met de komst van passend onderwijs is de ruimte voor maatwerk in het onderwijs toegenomen. Deze mogelijkheden zijn beschreven in de handreiking Alle leerlingen een plek: mogelijkheden voor maatwerk.7 Mijn inzet is dat scholen deze mogelijkheden de komende tijd beter leren kennen én ook daadwerkelijk inzetten om voor het kind een passende plek te vinden. Ik werk hiervoor samen met de inspectie en Ingrado, de brancheorganisatie voor leerplichtambtenaren.

Signalen uit het land laten zien dat er met name nog onduidelijkheid is over de mogelijkheden voor kinderen die tijdelijk of gedeeltelijk niet naar school kunnen. Ook het rapport van de Kinderombudsman benadrukt dit nogmaals. Daarom zullen scholen, samenwerkingsverbanden en leerplichtambtenaren worden gewezen op de mogelijkheden die de Leerplichtwet nu al biedt voor zieke leerlingen (artikel 11 onder d van de Leerplichtwet). Afgesproken is deze bepaling breed te interpreteren, waardoor het alle kinderen omvat die vanwege lichamelijk of psychische belemmeringen tijdelijk of gedeeltelijk niet naar school kunnen. Zij zijn (gedeeltelijk) vrijgesteld van geregeld schoolbezoek. De school blijft verantwoordelijk voor het onderwijsprogramma. Als gevolg van de bestaande verantwoordelijkheid op basis van de sectorwetten van scholen voor het onderwijs aan deze leerlingen, maken school en ouders onderling afspraken over dit programma. Hiertoe kunnen ook afspraken behoren over de inkoop of inhuur van producten of diensten om dit programma mogelijk te maken. Denk bijvoorbeeld aan de aanschaf van materiaal voor afstandsonderwijs of de inhuur van specifieke expertise.

De bestaande maatwerkmogelijkheden zullen doorgaans voldoende zijn. Evenals de Kinderombudsman zie ik echter dat er kinderen zijn waarvoor de huidige ruimte nog niet genoeg is. Ook de Kamerleden Ypma en Straus hebben gevraagd om meer maatwerkmogelijkheden.8 In de brief over «onderwijs op een andere locatie», die uw Kamer binnenkort ontvangt, werk ik daarom voorstellen uit om naast de huidige mogelijkheden meer ruimte in wet- en regelgeving te creëren.

Aanpak in de regio: thuiszittende leerlingen in beeld en doorzettingsmacht stimuleren

Ik vind het onacceptabel dat er kinderen zijn die langdurig niet naar school gaan. Ik ben trots op de vele mogelijkheden die het onderwijs in Nederland biedt en ik ben er van overtuigd dat daarin voor alle kinderen en jongeren een passende plek moet zijn. Ik ga daarom samenwerkingsverbanden directer en stelselmatiger aanspreken op hun verantwoordelijkheid voor de thuiszittende leerlingen in hun regio. Met de inspectie heb ik afgesproken dat zij de komende periode alle samenwerkingsverbanden elke twee maanden een update vraagt van het aantal en soort thuiszittende leerlingen. Op basis van deze informatie kan de inspectie in haar toezicht de samenwerkingsverbanden veel gerichter op hun inspanningen aanspreken.

Ik deel de mening van de Kinderombudsman dat doorzettingsmacht een effectief instrument kan zijn om impasses bij plaatsing van een leerling op school te doorbreken. In de zevende voortgangsrapportage is aangegeven dat in het eerste jaar van passend onderwijs zo’n 60 procent van de regio’s een vorm van doorzettingsmacht heeft ingericht. Samen met Ingrado, de sectororganisaties en de VNG zal ik deze invulling verder stimuleren. In de gesprekken die Ingrado en het ministerie op dit moment met gemeenten en samenwerkingsverbanden voeren staat dit thema dan ook op de agenda. Ook heb ik de inspectie gevraagd hieraan nadrukkelijk aandacht te besteden bij het toezicht op de samenwerkingsverbanden. Gezien het grote aantal regio’s dat in zeer korte tijd al tot het maken van afspraken is gekomen, verwacht ik dat deze aanpak ervoor gaat zorgen dat alle regio’s de komende tijd tot afspraken komen.

Uit de praktijk blijkt dat er bij thuiszittende leerlingen vaak sprake is van complexe problematiek, waar onderwijs een onderdeel van is. Regelmatig zal ook hulp vanuit de zorg nodig zijn. De gemeente en/of zorgaanbieder, school en ouders maken hierover afspraken. Als zij er samen niet uitkomen, dan kunnen zij gebruik maken van de ondersteuning van de hierboven genoemde onderwijszorgconsulenten.

Aanpak van de thuiszittersproblematiek staat of valt met het in beeld hebben van alle thuiszittende leerlingen in een regio. Met het centrale verzuimloket bij DUO zijn er de afgelopen jaren al belangrijke stappen gezet. De komende periode werk ik door aan verbetering. Door aanscherping van de procesgang bij het melden van verzuim in het verzuimregister wordt toegewerkt naar een situatie waarin het aantal thuiszitters (wel ingeschreven op een school, maar langer dan vier weken ongeoorloofd afwezig) gedurende het schooljaar wordt gevolgd. Vanaf volgend schooljaar kan het actuele aantal absoluut verzuimers (leerplichtige jongeren die niet op een school zijn ingeschreven en ook niet over een vrijstelling beschikken) worden bepaald op basis van een koppeling van gegevensbestanden. Op die manier komen actuelere cijfers beschikbaar die bovendien beter onderling vergelijkbaar zijn. De gegevens over het ongeoorloofd verzuim in het schooljaar 2014–2015 zijn voor het eind van het jaar beschikbaar. De gegevens worden op gemeenteniveau via het VSVKompas, het benchmarkinstrument van Ingrado, openbaar gemaakt en kunnen daar onderling worden vergeleken. Hierdoor wordt zichtbaar welke gemeenten voorop lopen en welke achterblijven en kan deze laatste groep gericht worden aangesproken. Tot slot wordt 1 augustus 2016 ook het primair onderwijs, net als het voortgezet onderwijs en het mbo, aangesloten op het verzuimregister.

Conclusie

Met bovenstaande acties geef ik een impuls aan de implementatie van passend onderwijs in de praktijk. Samen met de inspectie spreek ik samenwerkingsverbanden en scholen waar het nog niet goed loopt, gericht aan.

Speerpunten zijn een goede werking van de zorgplicht, investeringen in leraren en terugdringen van het aantal thuiszittende leerlingen. De knelpunten waar deze acties op gericht zijn, zijn niet van financiële aard. De extra inspanningen zijn juist gericht op betere samenwerking en op een betere uitvoering van passend onderwijs in de praktijk.

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen is gevraagd om een extra financiële impuls te geven aan passend onderwijs, specifiek voor het primair onderwijs. De Kamerleden Pechtold en Samsom hebben daartoe een motie ingediend die is aangehouden.9 Zoals ik hier boven al heb gesteld, lossen we de gesignaleerde knelpunten niet op met extra middelen, maar ligt de oplossing in beter samenwerking en verbetering van de uitvoering. Die uitvoering is nu aan het veranderen, maar het kost tijd voordat passend onderwijs overal volledig vorm heeft gekregen. De voorheen beschikbare middelen voor extra ondersteuning zijn bovendien nog steeds beschikbaar. Daarmee is er voldoende financiële ruimte voor scholen en samenwerkingsverbanden om passend onderwijs te realiseren. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat scholen en samenwerkingsverbanden met ondersteuning die daarbij beschikbaar is, passend onderwijs tot een succes zullen maken.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 31 497, nr. 169.

X Noot
2

Het rapport Het speciaal onderwijs aan het woord van de SP, het onderzoek van DUO Onderwijsonderzoek in opdracht van het Algemeen Dagblad, een peiling onder de leden van de Algemene Vereniging Schoolleiders en het rapport Werkt passend onderwijs? van de Kinderombudsman.

X Noot
4

Gedragswerk ondersteunt ouders, onderwijs- en zorgprofessionals en gemeenten om met elkaar in gesprek te gaan en te blijven totdat een oplossing is gevonden. Dat wordt gedaan wanneer vanwege complexiteit voor meerdere leerlingen in het samenwerkingsverband geen plek gevonden kan worden. Gedragswerk kan samenwerkingsverbanden en gemeenten helpen om met de betrokken partijen te komen tot een plan van aanpak of werkagenda om het thuiszitten op te lossen en te voorkomen.

X Noot
5

Zie de rapporten Passende competenties voor passend onderwijs, ITS (2015) en Passend onderwijs en opvattingen over de toerusting van vo-docenten en -scholen, Oberon (2013).

X Noot
6

Zie Prestaties en loopbanen van zorgleerlingen. Secundaire analyses op COOL-data ten behoeve van evaluatie Passend Onderwijs, Kohnstamm Instituut/ITS (2015).

X Noot
8

De motie van de leden Straus en Ypma over afstandsonderwijs (Kamerstuk 31 135, nr. 45) en de motie van het lid Ypma over kinderen die niet fulltime op school onderwijs kunnen volgen (Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 35).

X Noot
9

Kamerstuk 34 300, nr. 17.

Naar boven