Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 juli 2014
Op 8 juli 2014 heeft de Vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verzocht
om een toelichting op de uitvoering van de motie van het lid Van Meenen om te komen
tot een verplichting voor scholen om leerlingen met diabetes toe te laten (Kamerstuk
31 497, nr. 133). Omdat VWS en OCW samen verantwoordelijkheid dragen voor de combinatie van onderwijs
en zorg, beantwoord ik uw brief mede namens de Minister van VWS. Hierbij ga ik ook
in op de motie-Siderius/Ypma (Kamerstuk 31 497, nr. 128) om te verkennen in hoeverre onderwijspersoneel betrokken kan worden bij medische
handelingen aan kinderen met diabetes.
Ik deel de mening van de Kamer dat leerlingen met diabetes in principe in het reguliere
onderwijs terecht moeten kunnen. Dit gebeurt meestal ook. Wel kan de zorgbehoefte
als gevolg van diabetes of een andere (chronische) aandoening van kind tot kind verschillen.
Voor kinderen met een zware zorgvraag kan in specifieke situaties een plaats in het
(voortgezet) speciaal onderwijs beter tegemoet komen aan wat de leerling nodig heeft.
Scholen, ouders, zorgverleners, gemeente en samenwerkingsverband maken afspraken over
een goede invulling van onderwijs en zorg.
Problemen met betrekking tot de medische zorg voor kinderen met diabetes doen zich
bijvoorbeeld voor bij jongere kinderen, die nog niet in staat zijn om zelf hun bloedsuikerspiegel
te meten en insuline toe te dienen, of bij kinderen bij wie veel interventies nodig
zijn door bijvoorbeeld een moeilijk instelbare bloedsuikerspiegel. In de praktijk
is het meestal zo dat scholen de toelating formeel niet weigeren, maar van de ouders
vragen om zelf de zorg te organiseren die hun kind nodig heeft. Als ouders daartoe
niet in staat zijn, ontstaat een situatie waarin het volgen van onderwijs op de school
niet mogelijk is.
Indien de motie-Van Meenen beoogt dat scholen de toelating niet alleen formeel, maar
ook de facto mogelijk moeten maken en zij de zorg voor deze leerlingen moeten organiseren,
dan sluit de motie aan op datgene wat in de motie-Siderius/Ypma (Kamerstuk 31 497, nr. 128) wordt beoogd, namelijk dat van scholen gevraagd wordt om de medische zorg voor kinderen
met diabetes zelf te organiseren.
In de motie-Siderius/Ypma wordt verzocht om, in navolging van andere landen, te verkennen
in hoeverre de ondersteuning door onderwijspersoneel aan kinderen met diabetes uitgezonderd
kan worden van de «medische handelingen». Verzoek is tevens om deze verkenning in
samenspraak met scholen, leraren en ouders van kinderen met diabetes te verrichten
en de Kamer voorafgaand aan het nieuwe schooljaar over de verkenning te informeren.
Bij die vraag is de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG)
van toepassing, omdat het meten van de bloedsuikerspiegel en het toedienen van insuline
worden aangemerkt als risicovolle handelingen, die binnen een beroepsmatige context,
namelijk die van de school, worden uitgevoerd.
Naar aanleiding van de beide moties zijn VWS en OCW een verkenning gestart naar enerzijds
de juridische mogelijkheden voor een toelatingsverplichting en anderzijds de invulling
van de zorg aan leerlingen met diabetes op school. Bij de verkenning worden onderwijsorganisaties,
vakbonden, diabetesorganisaties, ouderorganisaties, zorgverleners, zorgverzekeraars
en de VNG betrokken en wordt aandacht besteed aan de afspraken die gemeenten en samenwerkingsverbanden
hebben gemaakt en nog kunnen maken in het op overeenstemming gericht overleg over
het jeugdplan en ondersteuningsplan passend onderwijs. Zoals ik de Tweede Kamer heb
toegezegd, zal ik de Tweede Kamer in oktober nader over de resultaten informeren.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker