31 497 Passend onderwijs

Nr. 135 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2014

De Vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij brief van 19 juni 2014 om een reactie verzocht op het bericht «School moet zorgen voor diabeteskind» in de Telegraaf van 11 juni 2014. Tevens verzoekt de commissie om in te gaan op een brief van een vader die aangeeft dat de school van zijn voorkeur zijn kind vanwege diabetes niet wil toelaten. Omdat is gevraagd om een reactie ten behoeve van het Algemeen Overleg passend onderwijs van 3 juli a.s., beantwoord ik uw brief, mede namens de staatssecretaris van VWS.

Ik vind het belangrijk dat alle kinderen de mogelijkheid krijgen om goed onderwijs te volgen. Op grond van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte moet een school onderzoeken of zij een leerling met een beperking of chronische ziekte (dus óók een leerling met diabetes) kan toelaten en of de school de extra ondersteuning, in de vorm van doeltreffende aanpassingen, zelf kan bieden. De school moet een aanpassing treffen tenzij deze voor de school een onevenredige belasting vormt.

Dit betekent dat een school bij een aanmelding van een leerling met een somatische aandoening als diabetes serieus zal moeten nagaan of de school het onderwijs aan de leerling kan bieden. Hierbij kan ook worden afgewogen of het mogelijk is de benodigde zorg voor een leerling te organiseren, in samenwerking met de ouders, het Centrum Indicatiestelling Zorg, gemeente en zorgverleners. Is het ook met aanpassingen en eventuele zorg een onevenredige belasting om de noodzakelijke ondersteuning te bieden, dan kan de school weigeren de leerling toe te laten. De nieuwe zorgplicht in passend onderwijs brengt met zich mee dat, wanneer een kind niet kan worden toegelaten tot de school van aanmelding, een plaats op een andere school dient te worden aangeboden. Bij het passende aanbod voor een leerling worden de ouders betrokken.

Veel kinderen met diabetes type 1 voelen zich niet ziek en doen volop mee. Als er wel zorg nodig is, kunnen ze, zeker als ze wat ouder zijn, zelf al veel doen. Bij (jongere) kinderen met diabetes of met een andere medische aandoening kan een school de vraag krijgen om zelf medische handelingen bij de leerling te verrichten. Dat gebeurt nu al, maar met de invoering van passend onderwijs kunnen meer scholen hiermee te maken krijgen. De sectororganisaties hebben daarom een modelhandreiking voor scholen ontwikkeld over hoe scholen om kunnen gaan met medisch handelen op school: http://www.passendonderwijs.nl/toolkit/handreiking-medisch-handelen/

Ook het Diabetes Fonds en Voluit hebben tips voor scholen en ouders. Zij hebben een online onderzoek gedaan naar ervaringen van ouders met een kind met diabetes op de basisschool. Zij hebben daarbij ook gekeken naar scholen waar het goed gaat. Als stimulerende factoren noemen ze onder andere: goede voorlichting, goede communicatie, goed gebruik van de verbeterde zorg (insulinepomp, E-health) en de bereidheid van de school om zich voor het kind in te zetten. Op www.passendonderwijs.nl en in communicatie met ouders en samenwerkingsverbanden zal aandacht worden besteed aan deze punten.

Als het gaat om de zorg voor een kind met een (chronische) aandoening hebben naast de ouders en de school natuurlijk ook de gemeenten een verantwoordelijkheid. Op 1 januari 2015 wordt de gemeente onder andere verantwoordelijk voor begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen (Jeugdwet). Samenwerkingsverbanden passend onderwijs en gemeenten maken afspraken over de verbinding tussen onderwijs en zorg voor jeugd in het op overeenstemming gericht overleg (oogo) (artikel 2.2 van de Jeugdwet; artikel 18a, lid 9 van de Wet op het primair onderwijs; artikel 17a, lid 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs). De invulling van zorg en onderwijsondersteuning voor leerlingen met somatische aandoeningen of medische hulpvragen kan aan bod komen tijdens het oogo over het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband en over het jeugdplan van de gemeenten. Op deze manier kunnen afspraken worden gemaakt over de ondersteuning en zorg die scholen zelf kunnen organiseren en over de (medische) zorg die vanuit de gemeente op school wordt geboden.

Daarom ben ik er geen voorstander van om scholen extra te verplichten om altijd één medewerker in dienst te hebben die medische handelingen kan verrichten. De bestaande verplichtingen en de nieuwe verantwoordelijkheden die voortvloeien uit de Wet passend onderwijs en Wet op de jeugdzorg zijn hiervoor toereikend. Ook wil ik gemeenten en samenwerkingsverbanden de ruimte geven om zelf zorg te dragen voor een aanpak die aansluit bij de behoeften in de regio of op de school. Als er bij samenwerkingsverbanden of gemeenten onverhoopt toch iets misgaat, dan kan de inspectie hierop toezien.

Naar aanleiding van de commissiebrief is contact gelegd met de vader van de leerling. Uit dat contact is gebleken dat de toelating van zijn zoon tot een school inderdaad moeizaam verloopt. Vanuit het oogpunt van privacy kan ik niet ingaan op deze individuele situatie, wel kan ik u meedelen dat in het gesprek de mogelijkheid aan de orde geweest is om een onderwijsconsulent te betrekken. Het ministerie heeft aangeboden het eerste contact te leggen. De inspanning is erop gericht de jongen zo snel mogelijk te leiden naar een voor hem passende plek.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven