Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 oktober 2020
Bij brief van 8 september jl. verzoekt u mij om een reactie op de brief van de Stichting
Maatschappij en Veiligheid (SMV) waarmee zij een notitie van haar erevoorzitter prof.
mr. Pieter van Vollenhoven aan u aanbiedt. Bij brief van 29 september jl. verzoekt
u mij om een reactie op de brief van de Inspectieraad die ik als bijlage heb gevoegd
bij mijn voortgangsbericht over de evaluatie van de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties
van 2 juli 2020.1 Met deze brief voldoe ik aan uw verzoeken.
Beide brieven gaan over een thema dat breed leeft: de onafhankelijkheid van rijksinspecties.
In de borging van die onafhankelijkheid spelen de Aanwijzingen inzake de rijksinspecties een grote rol. Deze Aanwijzingen laat ik dit jaar evalueren. Hierover heb ik u geïnformeerd
bij mijn brieven van 4 maart, 23 april en 2 juli 2020.2 In laatstgenoemde brief heb ik aangegeven dat de brief van de Inspectieraad bij de
evaluatie van de Aanwijzingen zal worden benut.
In de genoemde brieven heb ik steeds de koppeling gemaakt met de brede evaluatie van
de verschillende bestaande kaders voor rijksorganisaties op afstand. Het kabinet meent
dat het goed is om in de volle breedte te kijken naar het beleid en de praktijk bij
het instellen van organisaties op afstand, het beleggen van taken bij dergelijke organisaties
en de verhouding van zo’n organisatie met het ministerie. Daarbij wil het kabinet
kijken naar het effect op de werking van de ministeriële verantwoordelijkheid. Daarbij
worden de analyse en aanbevelingen uit het op eigen initiatief uitgebrachte advies
van de Afdeling advisering van de Raad van State over ministeriële verantwoordelijkheid
nadrukkelijk betrokken.
Binnen de brede evaluatie bieden interviews en een aantal groepssessies met experts
ruimte aan inbreng door bijvoorbeeld wetenschappers en bestuurders. Ook de heer Joustra,
voorzitter van de Stichting Maatschappij en Veiligheid, is uitgenodigd voor een interview.
Eén van de aandachtspunten in de brede evaluatie is de invloed van gedrag en (organisatie)cultuur.
Hierbij zullen ook de inzichten van prof. dr. Sandra van Thiel worden betrokken. Prof.
Van Thiel vroeg eerder dit jaar in haar essay «Leren loslaten» aandacht voor het fenomeen
dat vaak gekozen wordt voor een structuuroplossing bij een gedrags- of cultuurprobleem
en dat een dergelijke oplossing dan geen soelaas biedt. Ook de Inspectieraad wijst
op het belang van het gedragsaspect. Daaraan wordt dan ook nadrukkelijk aandacht besteed
in de brede evaluatie.
Hoewel ik u dus kan verzekeren dat ik de inbreng van zowel de Inspectieraad als de
Stichting Maatschappij en Veiligheid benut, wil ik ook benadrukken dat ik het niet
opportuun vind om op de bevindingen van de evaluatie van de Aanwijzingen of de brede
evaluatie vooruit te lopen met een inhoudelijke reactie op de brieven van de Inspectieraad
en de Stichting Maatschappij en Veiligheid. Zoals ik u reeds eerder berichtte naar
aanleiding van de motie van het lid Van der Graaf c.s.3 en daarin gesterkt door voornoemd essay, ben ik van mening dat voor goede besluitvorming
over eventuele wijzigingen eerst onderzoek en een goede analyse van de bestaande problemen
nodig is en een onderbouwd inzicht in het effect van mogelijke wijzigingen. Vervolgens
kan worden bepaald welke maatregelen tot de gewenste verbetering leiden.
De planning is erop gericht uw Kamer in december 2020 over de resultaten van het eerste
onderzoek van de «Aanwijzingen inzake de rijksinspecties» te informeren. De bedoelde
analyse vindt echter (ook) plaats in het ruimere perspectief van de brede evaluatie.
De resultaten van deze brede evaluatie worden eind 2021 verwacht. Het is aan een volgend
kabinet om aan de hand van die resultaten een koers te kiezen.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops