Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 juni 2020
Verhuurders mogen jaarlijks bij de Belastingdienst huishoudverklaringen opvragen1 om te bepalen aan wie van hun huurders zij een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging
mogen voorstellen. In 2020 komen huishoudens met een gezamenlijk inkomen boven € 43.5742 in aanmerking voor een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging.
Sinds 2017 zijn huishoudens met een of meer AOW-gerechtigden en huishoudens van vier
of meer personen uitgezonderd van de inkomensafhankelijke hogere huurverhoging. De
Belastingdienst vermeldt in deze voorkomende gevallen dat het betreffende huishouden
tot de uitzonderingsgroep behoort. De verhuurder weet dan dat hij aan dat huishouden
geen inkomensafhankelijke hogere huurverhoging mag voorstellen. De Belastingdienst
zoekt voor huishoudens in de uitzonderingsgroep niet naar inkomensgegevens, omdat
het inkomen niet relevant is voor de huurverhoging.
Foutieve AOW-leeftijd
Mede namens de Staatssecretaris van Financiën informeer ik u dat de Belastingdienst
in de uitvoering van 2020 in eerste instantie abusievelijk een AOW-leeftijd van 66
jaar en 8 maanden heeft gehanteerd. Die leeftijd was geprogrammeerd in het systeem
dat gebruikt wordt voor het verstrekken van huishoudverklaringen voor de huurverhoging.
In het pensioenakkoord van 2019 is echter het tempo van de stijging van de AOW-leeftijd
vertraagd, waardoor de AOW-leeftijd in 2020 op 66 jaar en 4 maanden is gesteld.
Gevolg: foutieve huishoudverklaringen
Deze te hoge AOW-leeftijd heeft tot gevolg gehad dat de Belastingdienst (op aanvraag)
aan 139 verhuurders voor 932 huishoudens ten onrechte een huishoudverklaring heeft
afgegeven waarin staat dat het huishouden vanwege het inkomen in aanmerking komt voor
een inkomensafhankelijke hogere huurverhoging. Het gaat hierbij om huishoudens waarvan
een of meer personen al op grond van de in het pensioenakkoord bijgestelde leeftijd
voor 2020 AOW-gerechtigd zijn en daarmee zijn uitgezonderd van de inkomensafhankelijke
hogere huurverhoging. De Belastingdienst heeft de programmatuurfout op 20 mei 2020
hersteld. Ook is een voorziening getroffen waardoor een dergelijke fout in de toekomst
wordt voorkomen.
Betreffende verhuurders en huurders worden geïnformeerd
De Belastingdienst stuurt deze week een excuusbrief naar de betrokken 139 verhuurders
en 932 huishoudens en informeert hen in die brief over de foutieve huishoudverklaringen.
Aan de verhuurders wordt gevraagd om voor de huishoudens aan wie zij een inkomensafhankelijke
hogere huurverhoging van meer dan 5,1% (maar maximaal 6,6%) hebben voorgesteld, dat
huurverhogingsvoorstel naar beneden bij te stellen (tot maximaal 5,1%).
Aan de betrokken huurders meldt de Belastingdienst dat hij aan de verhuurder heeft
gevraagd het huurverhogingsvoorstel van meer dan 5,1% naar beneden bij te stellen.
En dat, mocht de verhuurder dat niet doen, de huurder tot 1 juli een bezwaarschrift3 bij de verhuurder kan indienen tegen het te hoge huurverhogingsvoorstel. De verhuurder
moet dan dat bezwaar accepteren en het huurverhogingsvoorstel naar beneden bijstellen.
Of, als hij dat niet wil, een uitspraak van de Huurcommissie vragen. De Huurcommissie
zal haar uitspraak op de juiste AOW-leeftijd van 2020 baseren.
Melding bij Autoriteit Persoonsgegevens
Omdat van deze 932 huishoudens ten onrechte de inkomenscategorie van het huishoudinkomen
(hoger dan € 43.574) is verstrekt, is er sprake van een datalek. De Belastingdienst
heeft hiervan melding gemaakt bij de Autoriteit persoonsgegevens.
Mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren