31 066 Belastingdienst

Nr. 234 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 24 april 2015

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Financiën over de brief van 26 maart 2015 inzake de 15e halfjaarsrapportage van de Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 233).

De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 23 april 2015. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Duisenberg

De adjunct-griffier van de commissie, Van den Eeden

Inleiding

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de door de vaste Kamercommissie voor Financiën op 9 april jl. aan mij voorgelegde vragen over de 15e halfjaarsrapportage Belastingdienst. Tevens stuur ik een afschrift mee van mijn brief aan de Nationale ombudsman ter reactie op zijn brief over dwangverrekening toeslagen, zoals de vaste Kamercommissie voor Financiën mij in de procedurevergadering van 25 maart jl. heeft verzocht1.

1

Het amendement van het lid Neppérus bij de Wijziging van enkele wetten met het oog op de bestrijding van fraude in de toeslagen en fiscaliteit (Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit), kamerstuknummer Kamerstuk 33 754, nr. 13, is eind 2014 aangenomen. Is dit amendement al omgezet naar wet- en regelgeving en is het effectief gebleken?

Antwoord

Sinds 1 januari 2014 beschikt de Belastingdienst over de mogelijkheid om op basis van genoemd amendement onder andere boetes aan medeplegers op te leggen. Van de mogelijkheid om deze boetes op te leggen, gaat bij systeemfraudes bij de inkomstenheffing op dit moment een preventieve werking uit. In tenminste 15 gevallen heeft de Belastingdienst, in dit geval het CAF, gedreigd om een dergelijke boete op te leggen. Daarna zijn de betreffende facilitators gestopt met hun werkzaamheden. De mogelijkheid om een boete op te leggen kan als succesvol worden bestempeld. Daarnaast zijn er op dit moment enkele zaken waarin de feiten aanleiding geven om de boete aan een medepleger op te leggen.

2

Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van de BPM sinds 1990?

5

Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van de MRB sinds 1990?

Antwoord 2 en 5

Hieronder vindt u een tabel met de opbrengsten van de BPM en MRB van de jaren 1990, 1995, 2000, 2005, 2010 en 2014.

Begrotingsjaar1

Kasopbrengst MRB2

Kasopbrengst BPM

1990

€ 933 miljoen

€ 1.187 miljoen3

1995

€ 1.288 miljoen

€ 1.789 miljoen

2000

€ 2.092 miljoen

€ 2.873 miljoen

2005

€ 2.399 miljoen

€ 3.198 miljoen

2010

€ 3.608 miljoen

€ 2.065 miljoen

2014

€ 3.897 miljoen

€ 1.111 miljoen

X Noot
1

De bedragen voor 1990, 1995 en 2000 zijn omgerekend van guldens naar euro’s.

X Noot
2

Bedrag exclusief provinciale opcenten.

X Noot
3

Het bedrag uit 1990 betreft de BVB (Bijzondere verbruiksbelasting) omdat de BPM toen nog niet was ingevoerd.

3

Hoeveel BPM-fraude heeft er in 2014 plaatsgevonden met betrekking tot de import van tweedehands auto’s?

4

Hoeveel BPM-fraude heeft er in het eerste kwartaal van 2015 plaatsgevonden met betrekking tot de import van tweedehands auto’s?

Antwoord vraag 3 en 4

De BPM biedt ruime mogelijkheden voor arbitrage bij grensoverschrijdend verkeer. Bij import moet de rest-BPM worden berekend. De Europese regels voor het vrije verkeer van goederen dwingen tot het verlenen van de mogelijkheid tot aangifte naar de werkelijke waarde (op basis van een vergelijkbare auto in het binnenlandse verkeer) van de te importeren auto. Die werkelijke waarde kan worden vastgesteld aan de hand van een koerslijsten of een taxatierapport van de te importeren auto. De waarde van een tweedehandsauto wordt door veel factoren beïnvloed. De hoogte van de BPM bij import wordt, anders dan bij nieuwe auto’s, niet naar objectieve maatstaven bepaald. Er is dus sowieso discussie mogelijk over de «werkelijke» waarde. Koerslijst en taxatie bieden naast de mogelijkheden tot arbitrage ook mogelijkheden tot manipulatie, oneigenlijk gebruik en fraude.

Het bestrijden van deze manipulaties kan de Belastingdienst alleen door fysieke controle van iedere auto en boekenonderzoek. Dat wil zeggen het bekijken van de auto, eventueel hertaxeren en vergelijken met de aangifte. Het is voor de Belastingdienst een onevenredig zware belasting jaarlijks zo’n 54.000 aangiften met koerslijst/taxatie fysiek te controleren. Ook hertaxaties leiden niet altijd tot het gewenste resultaat. De rechter is immers geen taxateur en gaat daarom vaak uit van het gemiddelde. De naheffing gaat veelal gepaard met bezwaar- en beroepsprocedures welke – gezien de grote aantallen – een flinke impact hebben op de uitvoering door de Belastingdienst.

Verder is het zo dat er veelal niet om de inhoud of het principe wordt geprocedeerd maar enkel voor de winst en de daaruit veelal voortvloeiende proceskostenvergoeding. Daarmee is de BPM en het verkrijgen van een proceskostenvergoeding een verdienmodel geworden. Het aantal aangiften BPM op basis van een koerslijst of een taxatie neemt ook nog jaarlijks toe (2011:18.500; 2014: 54.000). Het gemiddelde BPM-bedrag opgenomen in de aangiften neemt echter jaarlijks af (2011: € 5.000; 2014: € 1.800). Deze ontwikkelingen leiden tot ongelijkheid in concurrentieverhoudingen en verstoren het level playing field in de autobranche.

Dit betekent overigens niet dat bij import van tweedehands auto’s in al die gevallen van fraude kan worden gesproken. Wel leidt de handhaving hierop in veel gevallen tot een correctie van de grondslag en (mede daardoor) tot relatief veel procedures, die ook nog eens extra tijdrovend zijn. Deze problematiek is eigen aan de systematiek van waardebepaling in de BPM-heffing en valt gezien de geldende (EU) jurisprudentie ook niet te voorkomen. Verder is het zo dat het procederen over de waarde van een te importeren auto – ook al wordt die waarde slechts met € 1 verlaagd – in een aantal gevallen alleen wordt gedaan om de proceskostenvergoeding te verkrijgen.

Er is pas sprake van fraude bij het opzettelijk doen of grove schuld hebben aan het doen van een onjuiste aangifte. Juist omdat geen sprake is van exacte objectieve maatstaven of vaststaande waarden is meer sprake van tijdrovende handhaving en discussies over de waarde dan van het opzettelijk onjuist doen van een aangifte. Bij een niet harde norm is moeilijk aan te tonen dat die norm met opzet is overtreden. Daarom kan ik niet aangegeven hoeveel BPM-fraude er in 2014 en het eerste kwartaal van 2015 is gepleegd. Wel kan ik aangeven dat er in 2014 circa 148.000 BPM aangiften voor parallelimport zijn gedaan waarvan 54.000 gebaseerd op koerslijst/taxatie. Van die 148.000 aangiften zijn bijna 8.000 aangiften geselecteerd voor nadere controle. Begin maart 2015 liepen er ruim 1.800 bezwaarprocedures.

6

Wat is de gemiddelde leeftijd van het personeel binnen de Belastingdienst?

Antwoord

De gemiddelde leeftijd van personeel bedroeg eind 2014 50,2 jaar.

7

Hoeveel mensen gaan er binnen de Belastingdienst naar schatting in 2015 met pensioen?

Antwoord

In 2015 bereiken ongeveer 475 mensen de pensioengerechtigde leeftijd. Of deze mensen daadwerkelijk in 2015 met pensioen gaan is onbekend aangezien het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd niet de verplichting tot pensionering met zich meebrengt. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat er ook medewerkers zullen zijn die vervroegd met pensioen gaan.

8

Hoeveel mensen worden er dit jaar naar schatting aangenomen bij de Belastingdienst?

Antwoord

Het is niet mogelijk om precies aan te geven hoeveel instroom van nieuwe medewerkers in 2015 plaats zal hebben. Dit hangt af van een aantal factoren, zoals uitstroom, doorstroom, taakstellingen en overige, deels nog niet voorziene (beleids)ontwikkelingen. De instroom is in ieder geval beperkt en betrof in de eerste 3 maanden ongeveer 200 mensen.

9

Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van het aantal FTE’s in het APA/ATR team?

Antwoord

De laatste tien jaar is het aantal medewerkers redelijk constant gebleven op ongeveer 70 fte. Tot 2014 is dit aantal gestaag gedaald door natuurlijk verloop en in 2014 weer met 8fte toegenomen. Het betreft hier alle bij het APA/ATR werkzame personen, dus ook de mensen die zich bezig houden toezicht, heffing, controle, management en ondersteuning. Als wordt gekeken naar het aantal fte dat zich bezig houdt met het geven van zekerheid vooraf door middel APA’s en ATR’s, dan komt het volgende beeld naar voren:

2012: 24 fte

2013: 23 fte

2014: 23 fte

2015: 22 fte

10

Kunt u een overzicht geven van de resultaten van het Spoor 3-project?

Antwoord

De realisatie van het spoor 3-project (Intensivering Toezicht en Invordering) bedroeg in 2013 circa € 270 miljoen en in 2014 circa € 413 miljoen. De opbrengsten van het spoor 3 project waren aanvankelijk geraamd op respectievelijk € 263 miljoen en € 533 miljoen. Het verschil tussen raming en realisatie in 2014 wordt met name veroorzaakt door een lager tempo van de kasstroom en vertraagde werving en opleiding. De lagere kasstroom (€ 70 miljoen) betreft voornamelijk aangebrachte correcties in de IH niet-winst, die ná 31 december 2014 zullen worden ontvangen. Het totaal bedrag van € 413 miljoen kan nog oplopen doordat de kasopbrengsten van witwasonderzoeken nog niet bepaald zijn.

11

Is het mogelijk om geen toeslagen op voorschot uit te betalen aan landen waarmee Nederland geen belastingverdrag heeft?

Antwoord

Wanneer een aanvraag als zeer risicovol geclassificeerd is, wordt een voorschot niet uitbetaald. Het is op grond van de Awir niet mogelijk om aan iemand die in een land woont (en aldaar een bankrekening heeft) waarmee Nederland geen belastingverdrag heeft afgesloten, een voorschot op een toeslag enkel om die reden te weigeren.

12

Is het mogelijk geen toeslagen uit te keren als er geen officiële bevestiging is van inschrijving in een buitenlands bevolkingsregister?

Antwoord

Als de Belastingdienst/Toeslagen gerede twijfel heeft over de juistheid van het buitenlandse adres kan op grond van de Awir worden afgezien van het verlenen van een voorschot of kan de uitbetaling van een lopend voorschot worden opgeschort. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als bij de Belastingdienst/Toeslagen een brief naar een buitenlands adres retour komt. De toeslag wordt dan gestopt. Het is vervolgens aan de klant om een juist adres door te geven c.q. te bewijzen dat zijn adres klopt.

13

Wat zijn de risico’s van het niet doorgaan van het verplichte depot voor niet gecertificeerde uitzendbureaus? Zijn er alternatieven om fraude via malafide uitzendbureaus te verhalen?

Antwoord

De in de halfjaarsrapportage beschreven G-rekening 1.5 is een basisvariant van de G-rekening waarbij de hoogstnoodzakelijke functionaliteiten worden gemoderniseerd en geautomatiseerd. Het aantal G-rekeninghouders kan bij deze basisvariant niet op grote schaal worden uitgebreid. Dit betekent dat het onderdeel uit de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit dat voorzag in een verplicht depot – dit moet te zijner tijd gewijzigd worden in een verplichte G-rekening – voor niet-gecertificeerde uitzendbureaus, voorlopig niet in werking kan treden. Dit wetsvoorstel zou namelijk tot gevolg hebben gehad dat het aantal G-rekeningen zou toenemen op een wijze die de beschreven basisvariant niet aan zou kunnen. Het is dus op dit moment nog niet duidelijk of, en zo ja wanneer, dit wetsvoorstel wel in werking kan treden. Begin 2016 zal ik hier in overleg met de banken en de Betaalvereniging een nadere afweging over maken, waarbij voor mij het tegengaan van fraude in de uitzendbranche uiteraard een zwaarwegend belang is. Op de vraag of er alternatieven zijn om fraude via malafide uitzendbureaus te verhalen wijs ik op de bestaande fiscale inlenersaansprakelijkheid. Op grond hiervan kunnen niet betaalde belastingschulden voor de loonheffingen en de omzetbelasting worden verhaald op opdrachtgevers van malafide uitzendbureaus. Ook wordt via het systeem van zelfregulering getracht de bonafide uitzendbureaus scherper te onderscheiden van de malafide uitzendbureaus zodat het toezicht effectiever kan worden ingezet.

14

Hoe groot is de financiële strop van de mislukking van het digitale M-biljet?

Antwoord

Het beeld van mislukking deel ik niet omdat het project rond het digitale M-biljet heeft geleid tot een vereenvoudiging in de hele keten. Drie voorbeelden zijn:

  • De M-aangifte als zodanig is vereenvoudigd;

  • De verwerking van de M-aangiften in de systemen van de Belastingdienst is verbeterd, waardoor minder uitval en uitworp plaatsvindt;

  • Specificaties van een digitale M-aangifte voor fiscaal dienstverleners zijn gerealiseerd. Hierdoor was het mogelijk in een aantal commerciële softwarepakketten de digitale M-aangifte al in te bouwen. Andere pakketten zullen in 2015 volgen. Dit resultaat is belangrijk omdat meer dan 50% van de M-aangiften wordt ingestuurd door fiscaal dienstverleners met behulp van softwarepakketten.

De totale kosten van het project hebben tot nu toe € 2.511.000 bedragen. Naar verwachting komt daar nog een bedrag van maximaal € 50.000 bij als kosten voor afronding van het project.

15

Waar kunnen de leden de informatie vinden die tot en met de dertiende halfjaarsrapportage standaard was opgenomen, over de bestandsomvang, de volumes belangrijkste werkstromen, Compliance indicatoren, Tevredenheid over de dienstverlening, Kwaliteit antwoorden Belastingtelefoon, Terugbelafspraken en aanvragen via de Belastingtelefoon, Klanttevredenheid, dienstverlening Fiscale controles, Belastingen Horizontaal toezicht, Afgehandelde rulingverzoeken, Behandelde rulingverzoeken, Navorderingen, correcties en naheffingen, Controles Douane, Dwanginvordering, Aantal medewerkers per 31 december, Bezetting per bedrijfsonderdeel, Instroom, uitstroom en doorstroom, Internationale gegevensuitwisseling en dergelijke? Kan deze alsnog met de Kamer worden gedeeld?

134

Kunt u de volgende tabellen uit de 13e halfjaarsrapportage met de cijfers voor 2014 aan de Kamer doen toekomen: kengetallen intracommunautaire btw-fraude, stand openstaande voorschotten, compliance indicatoren, tevredenheid over dienstverlening, kwaliteit antwoorden Belastingtelefoon, klanttevredenheid dienstverlening, afgehandelde en behandelde rulingverzoeken, navorderingen correcties en naheffingen, beroepschriften in cassatie bij de Hoge Raad, bestede capaciteit FIOD, afhandeling fraudemeldingen, internationale wederzijdse bijstand, fiscale kwaliteitsindex, verzoeken om inlichtingen aan het buitenland, ontvangen antwoorden van het buitenland en overzicht verzoeken, inlichtingen, spontane uitwisseling, automatische uitwisseling per land in 2013?

150

Kunt u aangeven welke tabellen in de dertiende halfjaarsrapportage stonden en nu zijn weggelaten? Kunt u die naar de Kamer sturen, voor zover ze niet in de in deze halfjaarsrapportage staan?

Antwoord 15, 134 en 150

Zoals aangekondigd in het vorige AO Belastingdienst probeer ik te komen tot een meer overzichtelijke en inzichtelijke halfjaarsrapportage. Deze was in mijn ogen uitgedijd tot een grote, nog steeds aangroeiende stapel met deels weinig bruikbare tabellen. De voorbereiding van die gegevens kost de Belastingdienst veel tijd. Daarom heb ik een selectie gemaakt uit de informatie. Uiteraard kan het zijn dat uw Kamer over aanvullende informatie wenst te beschikken voor zijn controlerende taak. Graag ga ik met uw Kamer het gesprek aan om welke informatie het gaat en voor welk doel, in welke vorm en in welke frequentie die informatie het meest adequaat is. Ik zou liefst niet in één klap teruggaan naar de onoverzichtelijke, zeer bewerkelijke stapel van voorheen.

Vooralsnog heeft uw Kamer gevraagd naar alle ontbrekende tabellen zoals deze in de dertiende halfjaarsrapportage waren opgenomen. Ik stuur u de tabellen toe voor zover zij beschikbaar en getoetst zijn5. Het betreft de tabellen over brieven, behandelde rulingverzoeken, kengetallen intracommunautaire btw-fraude, controles douane, in beslag genomen goederen, bestede capaciteit per toezichthouder, internationale uitwisseling van heffinggegevens en wederzijdse bijstand, aantallen verwerkte aangiften, administratieve processen, aantallen toegekende toeslagen, betalingen en dwanginvordering6.

Van de overige tabellen is er sprake van dubbelingen omdat de cijfers reeds gepubliceerd zijn in de fiscale monitor of de halfjaarsrapportage, of binnenkort gepubliceerd worden in het jaarverslag. Enkele tabellen zend ik nu niet mee omdat ik de juistheid van de cijfers niet heb kunnen vaststellen binnen de voor beantwoording beschikbare tijd.

In het Jaarverslag Begroting IX worden tabellen opgenomen ten aanzien van alle begrotingsindicatoren, de compliance-indicatoren, de invorderingsresultaten, de aantallen correcties en processen-verbaal Douane, volumes belastingplichtigen en toeslaggerechtigden, aantal ingediende aangiften inkomstenbelasting en over de tijdige afhandeling van aangiften.

16

Kunt u de informatie over de stand van zaken van niet geïnde toeslagen in het buitenland zoals uitgelegd in deze halfjaarsrapportage (0,2 miljard, waarvan minder dan 0,1 miljard inbaar) tevens geven voor de IB/LB/premies, VPB en BTW (meer dan 200 miljard per jaar, zijnde het duizendvoudig in belang)?

Antwoord

Het verzamelen van deze gegevens is niet mogelijk binnen de voor de beantwoording van deze vragen gestelde termijn. Of deze cijfers op enig moment beschikbaar zullen zijn kan ik nog niet overzien.

17

Wat zijn de vijf grootste acute knelpunten in de uitvoering bij de Belastingdienst?

Antwoord

Ik noem drie knelpunten die te maken hebben met de beperkingen waarmee de Belastingdienst kampt bij de uitvoering van zijn taken; daarnaast noem ik twee knelpunten in de regelgeving die verantwoordelijk zijn voor een forse uitvoeringslast.

In de uitvoering betreft het:

  • Interactie en communicatie met burgers en bedrijven die niet meer voldoen aan de eisen van de tijd en aan de verwachtingen van de belastingplichtigen (elektronisch ontvangen door de Belastingdienst van berichten maar antwoorden per post, een sterk geformaliseerd proces, grote volumes die vragen om inzet van steeds meer capaciteit);

  • Gegevens die zitten opgesloten in oude automatiseringssystemen waardoor het nu niet mogelijk is om in dienstverlening een compleet beeld aan de belastingplichtige te bieden van zijn actuele fiscale situatie en waardoor de Belastingdienstmedewerker in het toezicht veel systemen moet raadplegen om een integraal beeld van de belastingplichtige te krijgen (legacy);

  • Het aanpakken van de tax gap in een situatie waarbij de aantallen belastingplichtigen nog steeds toenemen en de diversiteit ervan steeds groter wordt; daardoor wordt het bij ongewijzigd beleid steeds moeilijker om te garanderen dat de Belastingdienst voldoende doet aan inning en controle en werkt aan de gevallen waar het meest te halen is.

Als twee knelpunten in de regelgeving noem ik:

  • De regelgeving op het gebied van bezwaren: eenvoudige verzoeken van belastingplichtigen om correctie van gegevens noodzaken tot voor beide partijen onnodig omslachtige, bureaucratische procedures.

  • De regelgeving rond aftrekposten waarvan de gegevens niet kunnen worden vooringevuld, bijvoorbeeld de giftenaftrek, de aftrek van studiekosten en de aftrek van specifieke zorgkosten. Deze posten maken het onmogelijk om de aangiften inkomstenbelasting zonder tussenkomst van de betreffende belastingplichtigen af te doen.

Bovenstaande knelpunten worden aangepakt met de verdere uitwerking van de Brede Agenda.

18

Bij welke belastingen, automatiseringsprojecten of andere zaken zijn er momenteel tegenvallers van meer dan 100 miljoen?

Antwoord

Momenteel zijn er bij automatiseringsprojecten e.d. niet dit soort tegenvallers bekend. De eerstvolgende raming van de belastingontvangsten 2015 volgt bij Voorjaarsnota 2015. Dit betreft een update van de Miljoenennotaraming en wordt voor 1 juni naar de Tweede Kamer gezonden.

19

Kan worden aangegeven wat precies wordt onderzocht ten behoeve van de business case?

20

Wat bedoelt u met «een duidelijke fundering» ten aanzien van de business case, zoals u heeft gezegd tijdens het algemeen overleg Belastingdienst op 8 oktober 2014?

21

Staat vast bij welk onderdeel van de Belastingdienst een eventuele investering moet neerslaan?

100

Welke businesscase wordt uitgewerkt met betrekking tot de tax gap?

Antwoord 19, 20, 21 en 100

In de Proloog bij de halfjaarsrapportage en in het onderdeel moties en toezeggingen, onderdeel tax gap, heb ik aangekondigd dat ik tegen de zomer kom met een verdere uitwerking van mijn Brede Agenda, inclusief een business case. Daaraan wordt op dit moment nog intensief gewerkt. Mijn antwoord beperkt zich dus noodzakelijkerwijze tot de hoofdlijnen. De uitwerking moet antwoord geven op de vraag hoe investeringen in de Belastingdienst kunnen leiden tot een organisatie die beter, goedkoper en meer in control is. In dit kader wordt onderzocht:

  • op welke wijze de kosten van de Belastingdienst omlaag kunnen; het gaat daarbij om een fundamenteel andere aanpak van de interactie tussen burgers en bedrijven en de Belastingdienst;

  • op welke wijze het nalevingstekort (de tax gap) kan worden verminderd door informatiegestuurd toezicht en inning; in de business case zal ik voorbeelden opnemen van hoe inmiddels in pilots is vastgesteld dat door data-analyse het nalevingstekort kan worden teruggedrongen;

  • op welke wijze de sturing en managementinformatie kunnen worden verbeterd.

22

(al. 2):«Opgedane ervaring met pilots «: Kunt u aangeven welke pilots het hier betreft en welke ervaring hier over wordt gesproken?

Antwoord

In de halfjaarsrapportage doelde ik op de volgende pilots:

  • Een pilot met het dynamisch monitoren van vorderingen: de succesrate ten aanzien van loonvorderingen is substantieel toegenomen. Dankzij de verbeterde selectie is het daadwerkelijk mogelijk bij een zeer groot deel van de betrokkenen loonvordering toe te passen. Bij een beperkt aantal van degenen bij wie wordt beoogd de loonvordering in te zetten is uiteindelijk geen loon te vinden waarop iets kan worden ingehouden. Bovendien wordt de behandeltijd per vordering aanzienlijk verkort.

  • Een pilot met informatiegestuurd toezicht had tot doel het verhogen van de hit-rate (het aantal aangiften dat wordt gecorrigeerd) bij het uitvoeren van inspecties/controles. Voor de inkomstenbelasting particulieren is die hit-rate aanzienlijk gestegen. Dit is gevalideerd in een uitgebreide pilot op random casussen. Tevens is er een value prediction model gemaakt dat voorspelt welke omvang de eventuele correctie zal hebben. Ook dit model is gevalideerd.

  • Ten slotte noem ik de pilot OB negatief (teruggave van OB); hierbij is de hit-rate (het aantal teruggaven dat is tegengehouden) eveneens aanmerkelijk omhoog gegaan. Op dit moment wordt er op twee plekken in het land proefgedraaid met toezicht op basis van voorspellingen uit dit risicomodel.

23

(al. 4):»»dat de aanpak radicaler moet»: Wat wordt hier bedoelt met radicaler? Wat betekent dat voor medewerkers, uitvoeringen en beschikbare systemen?

Antwoord

De Brede Agenda beschrijft een aantal acties, onderzoeken, aanpakken. In de uitwerking is gebleken dat om de Belastingdienst beter, goedkoper en meer in control te doen zijn, deze maatregelen krachtig en versneld moeten worden uitgevoerd. Het versnellen ziet bijvoorbeeld op het sneller uitrollen van een volwaardig portaal voor burgers en bedrijven. Met radicaler bedoel ik bijvoorbeeld dat niet langer moet worden nagedacht over de vervanging van het ene grote automatiseringssysteem, bijvoorbeeld het Aanslagbelastingensysteem ABS, door een ander groot systeem, een nieuw ABS, maar dat moet worden gekeken naar andere concepten waarbij een zogeheten datalaag een cruciale rol speelt. Met name die datalaag en het gebruik ervan met behulp van data-analyse biedt mogelijkheden die het afgelopen jaar met de uitwerking van de Brede Agenda beschikbaar zijn gekomen. Inmiddels hebben pilots de werking en het nut ervan aangetoond, zodat deze ontwikkeling nu met volle snelheid kan worden doorgezet.

De «radicalisering» van de aanpak betekent voor medewerkers dat het werk sneller van karakter zal veranderen. Dit heeft tot gevolg dat administratief en handmatig werk in volume zal afnemen. In de processen waarin wordt geïnvesteerd (interactie, toezicht en inning), zullen de ontwikkelingen sneller gaan: enkele quick wins al dit jaar en flinke stappen in 2016 en 2017. Voor andere onderdelen (legacy) zal meer tijd moeten worden genomen.

24

(al. 5): Valt onder spoor A ook het laten vallen van de invordering van de toeslagen (Awir) onder de AWR?

Antwoord

Bij Spoor A gaat het om het verminderen van de complexiteit in wet- en regelgeving. Met de stelselherziening zal dit meer vorm krijgen. Het stroomlijnen van de invorderingsbepalingen voor de inning van rode en blauwe schulden7 zou een vereenvoudiging in de regelgeving kunnen betekenen waar zowel burger als Belastingdienst van profiteren. In die zin kan stroomlijning als een Spoor A-maatregel kwalificeren. Van belang is dat nog onderzocht wordt of, hoe en wanneer een omvangrijke aanpassing in de automatisering van de Belastingdienst die voor stroomlijning nodig is, zou kunnen plaatsvinden.

25

Wat wordt bedoeld met de opmerking dat rechtsbescherming in zijn huidige vorm leidt tot bureaucratie en nodeloze herhaalcontacten?

26

Aan welke wijzigingen denkt u ten aanzien van de rechtsbescherming?

Antwoord 25 en 26

Het is niet mijn bedoeling iets af te doen aan de rechtsbescherming. Wat ik bedoel illustreer ik met een voorbeeld. Een burger dienst zijn aangifte inkomstenbelasting in; die wordt door de Belastingdienst in behandeling genomen en leidt tot een definitieve aanslag. De burger ontdekt iets in zijn aangifte te zijn vergeten. Hij belt naar de Belastingtelefoon om dit recht te zetten. De medewerker legt hem uit dat de beller bezwaar moet maken. De burger stuurt een bezwaarschrift in. Binnen de Belastingdienst gaat dat door een administratieve molen en belandt op een stapel bij een behandelaar. Die heeft meer bezwaren te behandelen en stuurt een verdagingsbericht omdat hij het bezwaar niet binnen de zes wekentermijn van de Algemene Wet Bestuursrecht kan afdoen. Na twee maanden belt de burger eens om te vragen hoe het er mee staat, het is toch een eenvoudige kwestie. Uiteindelijk honoreert de ambtenaar het bezwaar en wordt de vermindering doorgevoerd. Dit voorbeeld doet zich tienduizenden keren per jaar voor, terwijl de Belastingdienst bij deze burger en tienduizenden anderen gezien hun jarenlange fiscale gedrag geen enkele reden heeft te twijfelen aan de juistheid van het gevraagde. Er is dus absoluut geen sprake van een geschil, maar toch komt het formele recht in beeld, met zijn regels en termijnen. Hoeveel eenvoudiger zou het niet zijn als de burger de correctie via zijn portaal zou kunnen aanbrengen en bijvoorbeeld een vermindering, gezien zijn onberispelijke fiscale historie, onmiddellijk wordt verleend? Dat is het doel dat ik nastreef met de radicale wijzigingen in interactie en communicatie en daar wil ik het formele recht op aanpassen: dat komt alleen in beeld als burger en Belastingdienst vaststellen dat ze het ergens over oneens zijn. Dan treedt de rechtsbescherming in werking en gaan alle regels en termijnen gelden die dat geschil tussen burger en overheid reguleren.

27

(al. 3): «succesvolle aanpak LIC». Wat is die succesvolle aanpak van LIC en wat is het succesvolle aan het LIC? Wanneer is met het LIC begonnen? Kunt u dit kwantitatief onderbouwen, met bedragen en aantallen?

Antwoord

Het LIC is gestart in augustus 2013. Vanaf dat moment zijn de 13 Regionale Incassocentra (RIC’s) één voor één overgegaan naar het LIC, bestaande uit 3 vestigingen. Het LIC zorgt voor een centrale regie voor de (dwang)invordering bij particuliere debiteuren en voor een betere beheersing van de werkvoorraad. Onder centrale regie wordt verstaan, het centraal bepalen welke vorm van (dwang)invordering bij welke particuliere debiteur wordt ingezet. Op die manier wordt het werk efficiënter uitgevoerd. Het succes van het LIC blijkt uit de volgende cijfers. In 2014 zijn circa 425.000 overheidsvorderingen uitgevoerd. Dit is een forse stijging ten opzichte van de circa 155.000 uitgevoerde overheidsvorderingen in 2013. Dit heeft tot een opbrengst van € 42 miljoen geleid, hetgeen € 30 miljoen hoger is dan in 2013. Daarnaast zijn in 2014 circa 215.000 loonvorderingen uitgevoerd. Dit is een daling ten opzichte van de circa 255.000 loonvorderingen in 2013. Toch heeft dit tot een opbrengst van circa € 115 miljoen geleid in 2014, hetgeen € 23 miljoen hoger is dan in 2013. Het instrument loonvordering wordt dus efficiënter ingezet waardoor met minder loonvorderingen meer is geïncasseerd.

28

Valt aan te geven welke invloed de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit heeft op goedwillenden?

Antwoord

Om frauduleuze aanvragen te kunnen ontdekken, maakt de Belastingdienst/Toeslagen gebruik van een risicoclassificatie model. Dit model geeft een indicatie van de mate van risico van de aanvraag. Ook aanvragen waarbij een aanvrager een onbewuste fout maakt, kunnen door het model worden aangemerkt als zeer risicovol. Om te voorkomen dat deze burger geen voorschot krijgt, is het proces zo ingeregeld dat burgers van wie de aanvraag onterecht is geclassificeerd als risicovol in de gelegenheid worden gesteld om door middel van het overleggen van bewijsstukken het recht op de aangevraagde toeslag aan te tonen. Als blijkt dat in de aanvraag geen sprake is van fraude, maar dat de burger een fout heeft gemaakt, dan wordt de aanvraag aangepast en krijgt de burger zijn voorschot. Blijkt dat de aanvraag juist is, dan wordt het risicoclassificatiemodel hierop aangepast. Op deze wijze wordt zoveel mogelijk voorkomen dat goedwillende burgers last hebben van deze maatregel. Hetzelfde principe geldt ook voor de overige maatregelen zoals geen voorschot als een burger vertrokken onbekend waarheen is (VOW) of voor de Belastingdienst onbekend. Ook dan kan de burger zich bij een balie melden om een voorschot op een toeslag te ontvangen.

29

(al. 4): Er wordt gesproken over verschillende risico categorieën, onder andere de hoogste risico categorie? Kunt u aangeven wat deze risico categorieën inhouden en hoeveel minder aanvragen (bedragen en cijfers)?

Antwoord

Belastingdienst/Toeslagen maakt gebruik van een risicoclassificatiemodel voor de huurtoeslag en de kinderopvangtoeslag. Dit model heeft als doel om voorafgaand aan het toekennen van een voorschot, inzicht te krijgen in het frauderisico van de betreffende aanvraag. Wanneer een aanvraag/mutatie een hoge risicoclassificatie heeft, wordt deze beoordeeld vóórdat het (eerste/verhoogde) voorschot wordt betaald. Daarbij kan de burger die de aanvraag heeft ingediend uitgenodigd worden om naar een balie te komen, om de aanvraag te staven met bewijzen. Komt de aanvrager niet opdagen, dan geldt het adagium: «no show, no money».

Het afgelopen jaar is waarneembaar dat het aantal aanvragen met een zeer hoog risico (0,9 op een schaal van 0,01 tot 0,99) is gedaald.

30

Wat is de wettelijke grondslag om in het buitenland in te vorderen?

Antwoord

Voor invordering in het buitenland is een bilaterale of multilaterale afspraak nodig waarbij staten zich over en weer verplichten tot het verlenen van bijstand bij de invordering van elkaars (belasting- of premie-) vorderingen. Bedoelde afspraken hebben de vorm van een verdrag, een verordening of een richtlijn.

Ongeveer een derde van de door Nederland gesloten belastingverdragen bevatten afspraken over wederzijdse bijstand bij de invordering van belastingen, maar bevatten (nog) geen juridische basis om een toeslagschuld in te vorderen. Wel geldt in EU-verband Verordening 883/2004/EG die onder meer de bijstand bij de invordering van toeslagschulden in andere lidstaten regelt. Deze verordening geldt echter niet voor de huurtoeslag.

31

Is het niet mogelijk om bij onvoldoende gegevens een individuele toetsing te doen laten plaats vinden via de gemeente? In het verleden werd bij een aanvraag huursubsidie in het lopende jaar een huurtoeslag verstrekt door de gemeente, het was dan ook bij de gemeente waar de verlening van de toeslag plaats vond. Is een individuele toetsing bij instabiele inkomensgegevens niet via de gemeente op te lossen?

Antwoord

Een toeslag wordt gebaseerd op het actuele inkomen van een burger. De burger is de degene die zijn actuele jaarinkomen het beste kan inschatten. Ten opzichte van de Belastingdienst heeft de gemeente geen betere informatie over inkomensgegevens. Het laten toetsen van instabiele inkomensgegevens via de gemeente resulteert dus niet in een verbetering ten opzichte van de huidige situatie omdat de gemeente dit inkomensgegeven eerst op moet vragen bij de betreffende burger.

32

(al.5) «doordat het invorderen van buitenlandse toeslagschulden niet de benodigde prioriteit had, is onduidelijk wat de Belastingdienst daadwerkelijk van de toeslagschuld kan terughalen.» Hoezo had dit geen prioriteit? Is de toeslagenfraude dan al niet vele jaren een issue van betekenis die in alle rapportages van de laatste jaren aan de orde kwam? Wordt de Nederlandse Staat dan niet al jaren door het misbruik van toeslagen opgelicht? En waarom heeft die fraude ondanks vele Kamervragen bij de Belastingdienst klaarblijkelijk niet die prioriteit gekregen?

Antwoord

Toeslagenfraude is zeker een issue van betekenis waar de Belastingdienst de afgelopen jaren en nu nog steeds veel aandacht voor heeft. De Wet aanpak van fraude toeslagen en fiscaliteit is hierbij van groot belang en dan met name de maatregel onbekende aanvrager en verlengen beslistermijn bij verhoogd risico. Zie vraag 29 voor meer informatie hierover.

Het invorderen van buitenlandse toeslagschulden waar in deze halfjaarsrapportage over wordt gesproken, gaat echter nu juist om gevallen waar in principe geen sprake is van fraude.

Ik heb u inmiddels geïnformeerd over mijn plan van aanpak.

33

De aanpak werd door de politiek vervolgens al in 2012 versterkt door het opleggen van hogere boetes. Kennelijk waren de boetes daarvoor te laag om effectiviteit te bereiken. In deze en in vorige rapportages staat niet wat het effect is geweest van de hogere boetes. Hoe vaak worden boetes en voor welke bedragen die voor de verhoging zijn opgelegd en hoe vaak en voor welke bedragen na de verhoging?

Antwoord

Belastingdienst/Toeslagen legt vanaf 2012 boetes op. Belastingdienst/Toeslagen ziet boetes als een van de instrumenten om de compliance van burgers te beïnvloeden en zet dit instrument selectief in. Naast materiële boetes maakt Belastingdienst/Toeslagen gebruik van waarschuwingsbrieven. Deze hebben als doel de burger te attenderen op hun (verzaakte) plicht om Belastingdienst/Toeslagen juist, volledig, en tijdig te informeren, en aan te geven dat bij herhaling een materiële boete zal worden opgelegd. Hoewel de effectiviteit van sancties nog niet is gemeten, heeft Belastingdienst/Toeslagen inmiddels wel geconstateerd dat burgers die een waarschuwingsbrief hebben ontvangen hun gedrag verbeteren. Dit is onder andere terug te zien in het relatief gezien geringe aantal recidivisten bij de «slechte schatters». Bovendien reageren burgers die voor de kinderopvangtoeslag een waarschuwingsbrief ontvangen hebben omdat zij geen informatie hebben aangeleverd, wel op een herhaald verzoek om informatie na ontvangst van de waarschuwingsbrief.

In 2012 zijn 49 boetes opgelegd met een gemiddeld bedrag van circa € 1.000.

Zoals gerapporteerd in de 13e HJR zijn in 2013 1257 boetes opgelegd met een gemiddeld bedrag van circa € 1.300. In dat jaar zijn er ook ruim 22.500 waarschuwingsbrieven verstuurd.

In 2014 varieert het boetebedrag tussen de circa € 350 en circa € 1.500 en zijn er 4.195 boetes opgelegd.

34

Wat is de termijn waarbinnen burgers het verhuizen naar een ander land moeten doorgeven?

Antwoord

Voor alle mutaties geldt dat deze door de burger moeten worden doorgegeven binnen 4 weken nadat de gewijzigde situatie van toepassing is geworden.

35

Wat zijn de gevolgen voor deze burger als niet binnen die termijn een vertrek is doorgegeven?

Antwoord

Wanneer een burger naar het buitenland verhuist, dient hij zich uit te laten schrijven door de gemeente (al dan niet met opgave van het nieuwe buitenlandse adres). In principe moet de burger daarnaast via Mijntoeslagen.nl binnen de termijn van 4 weken het nieuwe adres in het buitenland opgeven.

In het geval dat de burger zich bij de gemeente heeft uitgeschreven zonder opgave van een nieuw adres, krijgt hij de status Vertrokken Onbekend Waarheen (VOW). De lopende toeslagen worden dan stopgezet.

In het geval dat de burger zich bij de gemeente heeft uitgeschreven met opgave van een nieuw adres, loopt de toeslag afhankelijk van het soort toeslag, gewoon door.

36

Kunt u per genoemde concrete actie aangeven: 1. hoeveel middelen de actie kost in geld; 2. hoeveel middelen de actie kost in mankracht; 3. Wat de inschatting is van de Belastingdienst dat de actie succes heeft?

78

Kunt u inzicht geven in alle additionele kosten die de Belastingdienst moet maken om onterecht ontvangen toeslagen in het buitenland terug te vorderen? Hoeveel bedragen deze kosten? En hoeveel is dat als percentage van het terug te vorderen bedrag?

Antwoord 36 en 78

ad 1.

Het is niet bekend wat de actie in termen van middelen heeft gekost. Deze acties bevinden zich nu nog in een pilotfase. In de pilotfase wordt ook inzicht verkregen in de kosten en baten. De kosten- en batenanalyse is één van de factoren op basis waarvan het regieteam uiteindelijk zal besluiten of de acties worden voortgezet.

Voor wat betreft de pilot commerciële incassobureaus in Turkije en Marokko, moet er Europees worden aanbesteed. Omvang en diepgang moeten nog worden vastgesteld. Daarna zal per casus een kosten- en batenanalyse worden gemaakt over de daadwerkelijke invordering.

ad 2.

Bij het Landelijk Incasso Centrum (LIC) zijn 5 FTE’s beschikbaar voor het proces van invordering buitenland. Deze capaciteit wordt ingezet om de verzoeken om inlichtingen en vervolgens de verzoeken om bijstand,te verwerken.

Daarnaast houden 2 FTE bij het LIC zich bezig met de invordering van toeslagschulden in Bulgarije en Roemenië en de verzoeken aan België en Duitsland.

De invordering van de totale lijst zoals in tabel 1 op pagina 10 van de halfjaarsrapportage wordt vooral beperkt door de beschikbare capaciteit van de counterparts in het buitenland. Zie ook hiervoor de opmerking over de invordering van in 2015 ontstane toeslagschulden. De inschatting is dat met de tijdelijke extra inzet van 5 FTE de maximale capaciteitsinzet bij de buitenlandse counterparts is bereikt.

ad 3.

Deze inschatting is niet te maken omdat dit afhankelijk is van verschillende niet goed in te schatten factoren. Het gaat hier onder meer om het aantal verzoeken dat in behandeling kan worden genomen door de buitenlandse counterparts en het aantal openstaande verzoeken voor het betreffende land, de hoogte van de openstaande toeslagschuld per individueel geval en het aantal mensen met onbekend adres waarvan een adres gevonden wordt. Het regieteam, dat bestaat uit specialisten van verschillende ministeries, volgt de genoemde invorderingsacties kritisch en brengt naar verwachting over een jaar een advies uit of deze acties voortgezet of gestopt moeten worden.

37

(al. 1 streepje 4): Momenteel is de capaciteit van het LIC onvoldoende en wordt het dynamisch monitoren op «hold» gezet. Kunt u uitleggen waar de Belastingdienst die extra capaciteit vandaan haalt?

38

(al. 3): «de rest zal als verloren beschouwd moeten worden». Is er hier geen sprake van een hoge mate van rechtsongelijkheid waarbij de goedwillende burger die wel verhaal biedt altijd dit pineut is?

Antwoord 37 en 38

De Belastingdienst maakt een afweging tussen inspanning en resultaat. Hierbij wordt gekeken hoe de aanwezige capaciteit zo goed mogelijk ingezet kan worden. Ook wil de Belastingdienst een duidelijk signaal afgeven naar allen die onterecht een toeslag hebben ontvangen dat zij deze ook terug zullen moeten betalen, juist om tegemoet te komen aan het rechtsgevoel van de burger.

Om een vordering daadwerkelijk te incasseren zet de Belastingdienst verschillende middelen in. De keuze welke middelen worden ingezet is afhankelijk van het belang van de vordering en het risico. Als een vordering uiteindelijk niet kan worden vereffend, wordt de schuld

bewaakt door middel van dynamisch monitoren. Als zich later verhaalsmogelijkheden voordoen wordt alsnog gepoogd om de schuld te incasseren.

39

Is het mogelijk om voorschotverstrekking aan buitenlanders niet af te schaffen onder de vlag van beperkte verhaalmogelijkheden?

Antwoord

De redenen op grond waarvan het uitbetalen van een voorschot door de Belastingdienst/Toeslagen achterwege blijft of kan worden opgeschort, zijn limitatief opgesomd in de wet. Het enkele feit dat de toeslaggerechtigde in het buitenland woonachtig is of een buitenlandse nationaliteit bezit, hoort daar niet bij. Aanpassing van de wet ligt niet voor de hand omdat een dergelijke maatregel (a) geen oplossing biedt in de veelvuldig voorkomende situatie dat de toeslaggerechtigde pas na verstrekking van de toeslag naar het buitenland vertrekt en (b) al snel zal leiden tot ongeoorloofde discriminatie.

40

Ziet u mogelijkheden om wet en regelgeving zodanig aan te passen, dat mensen die naar het buitenland vertrekken zonder de onterecht ontvangen toeslagen terug te betalen, internationaal gesignaleerd, strafrechtelijk opgespoord en vervolgd kunnen worden?

Antwoord

Ten aanzien van de internationale signalering zie ik inderdaad mogelijkheden om de wet zodanig aan te passen dat zogenoemde paspoortsignalering ook voor toeslagen kan worden toegepast. Hiermee wordt het mogelijk om het reisdocument van degene die zijn terugvordering van toeslagen niet voldoet, vervallen te verklaren of afgifte ervan te weigeren. Het kabinet zal een wijziging van de Paspoortwet voorstellen die dit mogelijk maakt8. Ten aanzien van de voorgestelde uitbreiding van de strafrechtelijke mogelijkheden zie ik geen toegevoegde waarde. De bestaande wet- en regelgeving biedt al een adequate basis voor opsporing en vervolging voor toeslagfraude, zowel in het commune strafrecht (bijvoorbeeld valsheid in geschrift en meer specifieke vormen daarvan) als in de Awir (beboeting bij het opzettelijk onjuist doen van een toeslagaanvraag).

41

Hoe vaak (procentueel) krijgt het Central Liaison Office van de Belastingdienst een positieve reactie van haar counterparts in het buitenland als er een verzoek wordt gedaan om bijstand bij de invordering?

42

Wat is de succesgraad, van het Central Liaison Office, dat er uiteindelijk daadwerkelijk een vordering wordt terugbetaald?

49

Bij de aanpak leest men wel over verzoeken die door de Central Liaison Office naar het buitenland zijn verstuurd. Wat echter mist zijn aantallen, aan welke landen die zijn verstuurd en welk resultaat dat heeft opgeleverd. Wat is het resultaat van die verzoeken?

50

Hoeveel antwoorden heeft Nederland gekregen en wat is de inhoud van de reacties?

Antwoord 41, 42, 49 en 50

Er worden twee verschillende soorten verzoeken naar de buitenlandse counterpart gestuurd. Verzoeken om inlichtingen worden verstuurd om te bepalen of het buitenlandse adres correct is en of er verhaalsmogelijkheden zijn. Verzoeken om bijstand worden gedaan met de vraag aan de buitenlandse counterpart om daadwerkelijk in te vorderen.

Van de verzoeken om inlichtingen zijn geen cijfers bekend. Vanaf oktober 2014 is handmatig het aantal verzoeken om bijstand bijgehouden, onderverdeeld per land. Deze zijn weergegeven in onderstaande tabel. Let op: dit is exclusief Bulgarije en Roemenie omdat deze cijfers al zijn opgenomen in de halfjaarsrapportage op pagina 13.

Bijstand bij de invordering Toeslagen

Land

aantal verzoeken

België

26

Denemarken

1

Duitsland

6

Frankrijk

2

Groot Brittannië

9

Hongarije

1

Ierland

1

Luxemburg

1

Noorwegen

1

Portugal

2

Spanje

2

Totaal

52

In onderstaande tabel wordt de stand van zaken weergegeven van bovenstaande verzoeken per 13 april 2015.

Stand van zaken d.d. 13-04-2015

soort

aantal

betalingsregeling1

6

bezwaar

5

onderhanden

35

vow

2

geen verhaal

4

Totaal

52

X Noot
1

Een afgesproken betalingsregeling door de aangezochte autoriteit is vanzelfsprekend afhankelijk van de betalingscapaciteit van de schuldenaar.

43

Wat gebeurt er wanneer uit de reactie op het inlichtingenverzoek blijkt dat er (op dat moment) geen verhaalsmogelijkheden zijn?

Antwoord

Niet inbare schuldvorderingen zullen onder het dynamisch monitoren worden gebracht. Dit betekent dat de schuldvordering periodiek getoetst wordt aan informatie over mogelijke verhaalsmogelijkheden. Om te voorkomen dat deze posten verjaren, wordt tijdig een dwangbevel of stuitingsbrief verstuurd.

44

(al. 2): Is hier geen sprake van een afwijking van het wettelijke traject? Is hier wel sprake van een onderzoek naar aanleiding waarvan bijzondere invorderingsmaatregelen worden gedaan? Worden bedrijven via dit semiautomatische systeem nu niet overmatig belast met loonvorderingen en derdenbeslagen? Wordt ook de wanbetaler niet onnodig hier door op kosten gejaagd, zijn bank brengt hier immers wel kosten voor in rekening? Vallen die toeslagschulden wel onder de belastinginvordering?

Antwoord

Gevraagd wordt naar het gebruik van de loonvordering bij de terugvordering van toeslagen. Bij de terugvordering van toeslagschulden wordt gezocht naar de minst belastende manier, voor burger, bedrijf en Belastingdienst. Er is sprake van een ladder waarbij het invorderingsinstrument hoe hoger op de ladder, hoe meer belastend is. De eerste trede op de ladder is een betalingsregeling van 24 maanden. Deze betalingsregeling wordt standaard aangeboden. Indien de standaardbetalingsregeling leidt tot een termijnbedrag dat te hoog is, dan kan de belanghebbende verzoeken om een betalingsregeling op maat, toegesneden op zijn persoonlijke omstandigheden (betalingscapaciteit).

Indien de belanghebbende de toeslagvordering niet terugbetaalt en er een aanmaning is verzonden, wordt de volgende stap op de ladder gezet. Getracht wordt de toeslagschuld te verrekenen met een toeslagvoorschot. Zijn er geen of onvoldoende verrekeningsmogelijkheden, dan komt de overheidsvordering in beeld bij de volgende trede, na betekening van een dwangbevel.

Pas nadat duidelijk is dat de overheidsvordering ook niet leidt tot inning van de toeslagschuld, wordt de volgende stap gezet in de vorm van de loonvordering. Vooraf wordt bekeken of een loonvordering wel zinvol is: heeft de belanghebbende inkomen en of biedt dit inkomen voldoende beslagruimte? Getracht wordt het voor de burger minst ingrijpende instrument in te zetten en de administratieve lasten voor het bedrijfsleven zo beperkt mogelijk te houden.

Al deze stappen op de ladder zijn conform de geldende wet- en regelgeving. Bij de terugvordering van toeslagen gelden op verschillende punten vergelijkbare bepalingen als bij de invordering van belastingschulden, zodat dezelfde instrumenten worden gebruikt. Denk aan de inzet van de overheidsvordering, de loonvordering en de versnelde invordering bij vrees voor verduistering.

45

Waarom kan bij het ontbreken van een verdrag en verordening geen verzoek om bijstand worden gedaan? Een verzoek kan toch altijd worden gedaan?

Antwoord

De praktijk heeft geleerd dat lidstaten geen bijstandsverzoeken in behandeling nemen indien en voor zover daarvoor geen wettelijke basis bestaat.

De reden daarvan is dat wanneer de gevraagde bijstand – ondanks dat een daartoe strekkende wettelijke regel ontbreekt – toch zou worden verleend, het risico bestaat dat andere lidstaten eveneens een beroep op de »coulance» van de aangezochte Staat zouden kunnen doen (most favorite nation clause). De lidstaat die een dergelijk verzoek van een bepaalde lidstaat toestaat, mag namelijk eenzelfde verzoek van een andere lidstaat niet weigeren.

De diverse verdragen «beschermen» als het ware de lidstaten voor een overkill aan allerhande verzoeken.

Nu een toereikend verdrag ontbreekt zou een andere houding van een lidstaat er overigens niet toe kunnen leiden dat bij de te leveren bijstand gebruik zou kunnen worden gemaakt van expliciete overheidsbevoegdheden.

46

Kunt u aangeven welke factoren een rol spelen bij de hoogte van de «vordering toeslagen» van de landen in tabel 1?

Antwoord

Het toeslagmiddel speelt een belangrijke rol bij de hoogte van de vordering. Waar het bij kinderopvangtoeslag gaat om gemiddelde terugvorderingsbedrag van € 3.000, gaat het bij zorgtoeslag om een gemiddeld bedrag van € 350.

In onze buurlanden lijkt het aandeel van kinderopvangtoeslag schuld in verhouding tot de totale schuld aanzienlijk groter dan bij de arbeidsmigranten uit Oost- Europa. In Oost-Europese landen bestaat de schuld voornamelijk uit terugvorderingen op teveel uitbetaalde zorgtoeslag.

47

In welke van de landen genoemd in tabel 1 is fraude een aanzienlijke factor in de hoogte van de openstaande vordering toeslagen en in welke landen komt de hoge vordering toeslagen vooral door bijvoorbeeld grote bilaterale arbeidsmobiliteit?

Antwoord

Het gegeven in welke landen fraude een aanzienlijke factor is in de hoogte van de vorderingen toeslagen en de reden daarvoor is niet bekend. Overigens zijn vorderingen inherent aan een stelsel als bij toeslagen waarbij gewerkt wordt op basis van schattingen en voorschotten met een afrekening achteraf. Een (openstaande) vordering is als op zichzelf staand gegeven om die reden geen indicatie van fraude.

48

Kunt u voor de bedragen, zoals genoemd in tabel 1, aangeven welk percentage van de bedragen vermoedelijk oninbaar is? Voor welk percentage is reeds een dwangbevel uitgevaardigd?

Antwoord

Het totale bedrag is nog volledig invorderbaar. Voor 64% van de vorderingen is reeds een dwangbevel uitgevaardigd. 14% van de terugvorderingen zit in een betalingsregeling, dit deel zal hoogstwaarschijnlijk nog binnenkomen. 20% van de terugvorderingen is recentelijk ontstaan, hiervoor is nog geen dwanginvordering opgestart. Tegen de overige 2% van de vorderingen is uitstel verleend in verband met een bezwaarschrift.

51

Wat is precies de inhoud van die verzoeken? Welke boetebedragen betreft het hier?

Antwoord

Bij een verzoek om inlichtingen op basis van de Verordening 883/2004/EG moeten de volgende gegevens worden aangeleverd:

  • referentienummer verzoek

  • type vordering; bij Toeslagen derhalve te veel betaalde uitkeringen

  • sectorcode; bij Toeslagen persoon of werkgever

  • verschuldigd bedrag

  • familienaam, voornamen, geboortedatum, geslacht, BSN

  • straat, plaats, postcode en land

Aan de buitenlandse counterpart wordende volgende gegevens gevraagd:

  • identiteit van de betrokken persoon

  • adres

  • inkomen

  • ontvangen uitkeringen

  • activa die eventueel ingevorderd kunnen worden

Bij een verzoek om bijstand bij de invordering op basis van de Verordening 883/2004/EG moeten naast de hiervoor genoemde gegevens nog de volgende gegevens worden aangeleverd:

Een verklaring dat:

  • de schuldvordering of titel wel of niet wordt betwist – de verzoekende lidstaat is uitgeput (invorderingsprocedures die de verzoekende partij al heeft ingeleid, zullen niet leiden tot volledige betaling van de vordering; en de termijn voor verjaring volgens het geldende recht in de lidstaat van de aanvragende partij is nog niet verlopen)

  • de genoemde vijfjaarstermijn in artikel 82 lid 1 b Vo 883/2004 nog niet is verstreken.

En per schuldvordering:

  • tijdvak, begindatum en einddatum

  • bedrag van de schuldvordering in de munteenheid van de verzoekende en aangezochte lidstaat

  • identificatie van de vordering: datum van de beslissing, datum van kennisgeving, datum waarop executie mogelijk wordt, laatste dag voor verjaring, kenmerk van de executoriale titel

Bij het verzoek wordt een afschrift van het dwangbevel gevoegd met indien gewenst een vertaling. Voor bijvoorbeeld verzoeken om bijstand bij de invordering aan Bulgarije wordt een vertaling van het dwangbevel bij het verzoek gevoegd.

De boetebedragen worden niet apart geregistreerd.

52

In vorige rapportages stond informatie over het aantal strafrechtelijke onderzoeken naar Toeslagenfraude door de FIOD. Waarom ontbreekt deze informatie nu hier?

Antwoord

De informatie waarop wordt gedoeld, staat op pagina 14 bovenaan van de 15e halfjaarsrapportage.

53

Schiet de overheid ook op dit punt tekort schiet?

54

Hoeveel onderzoeken in deze periode zijn opgestart cq afgehandeld en welke landen en personen daarbij betrokken zijn in beeld zijn gekomen?

55

Doet de FIOD wel genoeg op dit gebied? Moeten zij niet meer van hun capaciteit aan deze enorme Toeslagenfraude besteden?

56

Heeft de FIOD daar wel voldoende capaciteit voor?

57

Indien de FIOD andere belangrijke opsporingen moeten laten liggen, zou de FIOD dan niet moeten stoppen met niet-opsporingsactiviteiten en die overdragen aan de een andere afdeling?

101

Hoe groot is de geschatte fraude met toeslagen?

Antwoord 53, 54, 55, 56, 57 en 101

Zoals in de rapportage is aangegeven streeft de Belastingdienst ernaar ter voorkoming van fraude zoveel mogelijk tegen te houden «aan de poort». Hierdoor worden zoveel mogelijk onjuiste of onterechte aanvragen tegengehouden. Daarnaast geldt een aantal specifieke maatregelen zoals het niet verstrekken van voorschotten aan onbekende aanvragers. Verder wordt risicogericht toezicht gehouden. Er kan sprake zijn van fouten of fraude. Uiteraard worden de fouten hersteld en daarnaast kunnen zaken bestuurlijk of strafrechtelijk worden afgedaan. Er is dus sprake van een palet aan instrumenten om fraude te voorkomen en waar nodig te bestraffen. Het strafrecht ondersteunt de andere schakels in de (overheids)handhaving en vice versa, waardoor de handhaving als geheel effectiever wordt. De Belastingdienst maakt geen schatting van de totale mogelijke fraude met toeslagen.

De fraudezaken op het gebied van Toeslagen die kwalificeren voor het strafrecht worden besproken in het centrale selectieoverleg tussen Belastingdienst Toeslagen, FIOD en Openbaar Ministerie. De FIOD heeft voldoende opsporingscapaciteit beschikbaar voor de zaken die in dit overleg worden geselecteerd voor strafrechtelijk onderzoek.

In het tweede halfjaar van 2014 zijn 16 fraudezaken op het gebied van Toeslagen in onderzoek genomen waarbij 23 verdachten betrokken waren. Er werden 21 onderzoeken met 32 verdachten afgerond10. De strafbare feiten zijn in Nederland gepleegd; daarbij is niet van belang uit welke landen de betrokken personen afkomstig zijn. Dit wordt dan ook niet in de bestuurlijke informatie vastgelegd.

De inzet van opsporingscapaciteit ten aanzien van fraude met Toeslagen leidt er niet toe dat de FIOD andere onderzoeken moet laten liggen. Overigens wil ik opmerken dat alle activiteiten van de FIOD in verband staan met het verrichten van opsporingsonderzoeken.

58

Op dit moment lopen er fiscale verdragsonderhandelingen met Bulgarije, Polen, Zuid-Afrika en Zambia. Met welke andere landen zullen de aankomende 5 jaar verdragsonderhandelingen worden gestart om bepalingen te implementeren die zien op de terugvordering van alle toeslagen?

Antwoord

De komende vijf jaar wordt met een aantal landen onderhandeld over een nieuw belastingverdrag of over herziening van een bestaand belastingverdrag. Voor een overzicht van de verdragen die in voorbereiding zijn verwijs ik u naar het overzicht dat de Minister van Buitenlandse Zaken periodiek naar Uw Kamer zendt.11 Bij de verdragsonderhandelingen is het de inzet om in het verdrag een bepaling op te nemen die voorziet in informatie-uitwisseling èn bijstand bij invordering voor alle toeslagen.

59

Hoeveel FTE zijn er momenteel werkzaam bij het LIC?

60

Met hoeveel FTE wordt het LIC uitgebreid?

Antwoord 59 en 60

Begin 2015 zijn circa 450 fte werkzaam bij het LIC. In Enschede zal bij het LIC 170 fte geplaatst worden. Dit betreft een verschuiving van bestaande invorderingswerkzaamheden die nu elders binnen de organisatie plaatsvinden. Daarnaast worden in 2015 ongeveer 100 uitzendkrachten ingezet om de concentratiebeweging mogelijk te maken.

61

Hoeveel FTE zijn er momenteel werkzaam bij het LIC?

62

Met hoeveel wordt het budget van het LIC uitgebreid?

Antwoord 61 en 62

De budgetten worden niet intern verdeeld naar de processen. De bezetting van 450 fte vertegenwoordigt een loonsom van circa euro 20,3 miljoen euro. Dit is zonder kostenopslag voor facilitaire kosten, huisvesting en dergelijke. De uitgaven nemen in 2015 toe met circa 5 miljoen Dit is budget voor de uitzendkrachten die worden ingezet voor de concentratie.

63

Hoeveel extra capaciteit wordt vrijgemaakt voor inlichtingenverzoeken en waar komt deze vandaan?

Antwoord

In eerste instantie zal dit om 5 a 10 fte gaan. Deze capaciteit kan vrijgespeeld worden door de efficiency die de concentratiebeweging met zich mee brengt.

64

Als een van de hindernissen voor de aanpak wordt de beperkingen in capaciteiten en budget binnen de Belastingdienst aangevoerd. Klopt het de laatste jaren de Belastingdienst alleen maar extra medewerkers heeft kunnen werven omdat daarmee de opbrengst zou toenemen?

65

Is de Belastingdienst wel in die werving geslaagd?

Antwoord 64 en 65

Dit klopt ten dele. Belastingdienst heeft de afgelopen jaren geworven in het kader van intensivering van toezicht en invordering. Daarnaast kan de Belastingdienst vacatures openzetten bij uitstroom van medewerkers en voor het omzetten van tijdelijke krachten naar vast dienstverband. Alle door de Belastingdienst opengezette vacatures zijn ingevuld. De Belastingdienst is dus in de werving geslaagd en heeft ook medewerkers aangetrokken om andere redenen dan het verhogen van de opbrengst.

66

Is het niet een probleem van de organisatie van de Belastingdienst?

67

Is er niet sprake van dat de cultuur van de Belastingdienst een eilandjescultuur is?

68

Is dit ook niet het geval bij nieuwe aanpak met een regieteam en extra capaciteit voor dat landelijk incassocentrum LIC om informatieverzoeken voor te bereiden en over te dragen aan het CLO?

69

Kennelijk zit bij dat LIC de expertise en kennis van de invordering. Waarom is het niet zo geregeld is dat het LIC zelf niet bevoegdheid krijgt om die informatie in het buitenland op te vragen. Is dit niet veel effectiever en efficiënter dan het via een CLO-postbus te laten verlopen?

Antwoord 66, 67, 68 en 69

Zoals veel organisaties is ook de Belastingdienst ingedeeld in gespecialiseerde teams of afdelingen. Dit heeft veelal te maken met concentratie van schaarse deskundigheden en efficiënte inzet daarvan. Deze teams en afdelingen zijn onderdeel van een groter geheel en werken onderling samen. Voor andere landen en belastingdienstonderdelen maar ook andere partijen zoals gemeenten is het van belang dat er één aanspreekpunt is voor wederzijdse bijstand. De medewerkers van het CLO behandelen verzoeken om bijstand aan of van het buitenland. Zij toetsen de verzoeken om bijstand aan de van belang zijnde verdragen en voorschriften en zenden de verzoeken ter behandeling door naar de bevoegde autoriteit in het buitenland of naar het competente Belastingdienstonderdeel in Nederland. Zij houden toezicht op de juiste en tijdige uitvoering van de wederzijdse bijstand en vormen het centrale aanspreekpunt dat ten behoeve van de Belastingdienst de contacten met andere staten onderhoudt. Het CLO heeft daarmee een specialistische rol op het gebied van internationale contacten en deskundigheid op het gebied van internationale verdragen die niet bij het LIC aanwezig is.

70

Juridisch gezien lijkt er geen belemmering. Zijn de wijzigingen die in EU-richtlijnen en EU-vorderingen op het gebied van de internationale samenwerking zijn toegepast vaak juist niet ingevoerd met de bedoeling om onderdelen van de Belastingdienst dichter bij elkaar te brengen?

71

Dus niet via CLO-postbussen maar direct contact tussen gelijksoortige dienstonderdelen.

72

Toeslagen zou daar een goed voorbeeld voor zijn. Zou de aanpak van deze vorm van fraude niet sterk verbeterd kunnen worden als LIC zelf de bevoegdheid krijgt om gegevens uit te wisselen.

Antwoord 70, 71 en 72

Het LIC en het CLO werken nauw samen op het vlak van de invordering.

Het CLO is de bevoegde autoriteit voor de gegevensuitwisseling tussen de Nederlandse Belastingdienst en buitenlandse bevoegde autoriteiten, alsmede voor de bijstand bij de invordering. Het CLO fungeert vanuit het oogpunt van doelmatigheid, eenduidigheid en transparantie als het koppelvlak voor vragen en verzoeken van en aan buitenlandse autoriteiten. Met deze positionering van het CLO wordt, ongeacht de inrichting van de backoffice, waar het LIC deel van uitmaakt, de continuïteit van de internationale gegevensuitwisseling gewaarborgd.

73

Er wordt nog een opmerkelijke hindernis genoemd, dat de Belastingdienst ten aanzien van het terughalen van toeslagschulden rekening moet houden met de beschikbare capaciteit van de counterparts van de CLO's in de betreffende landen. Kunt u dit nader onderbouwen?

74

Op welke grond moeten wij als Nederland rekening houden met het aantal medewerkers van buitenlandse CLO's. Op welke rechtsbasis? Is dat voorts wederkerig, houden die landen daar ook rekening mee als ze informatieverzoeken naar Nederland sturen?

Antwoord 73 en 74

De inzet van capaciteit voor de CLO’s in andere (EU) landen is een soevereine verantwoordelijkheid van deze landen. Als Nederland om zijn moverende redenen een aantal bijstandsverzoeken wil sturen dat significant afwijkt van wat normaliter het geval is, wordt uiteraard vooraf met het CLO van het betrokken land in overleg getreden. Dat is in het internationale verkeer heel gebruikelijk. Ook Nederland zou dat op prijs stellen als een ander land het voornemen heeft ineens een groot aantal verzoeken te sturen.

75

Kennelijk wordt door staten als Bulgarije en Roemenië, Nederland en/of de Nederlandse CLO niet bepaald hoog gewaardeerd. Zou de Nederlandse Belastingdienst dat niet eens intern moeten onderzoeken?

Antwoord 75

Met Bulgarije en Roemenië wordt uitstekend samengewerkt. Het voor Nederland negatieve resultaat is voornamelijk het gevolg van de beperkte verhaalsmogelijkheden bij de betreffende burgers en staat los van de waardering voor de Belastingdienst / CLO.

76

(al. 5) Kunt u aangeven waarom de invordering van toeslagschulden niet verdragsrechtelijk geregeld is?

Antwoord 76

Binnen de EU/EER en Zwitserland is de invordering van toeslagen – uitgezonderd de huurtoeslag – gebaseerd op de (voorloper van) Verordening (EG) 883/2004. Invorderingsbijstand voor toeslagen vindt in het Caribisch deel van Nederland plaats op basis van de Belastingwet BES. Zoals hiervoor aangegeven is het de inzet om bij onderhandelingen over nieuwe belastingverdragen en bij onderhandelingen over bestaande belastingverdragen een bepaling overeen te komen die bijstand bij invordering voor toeslagen mogelijk maakt. Zie ook het antwoord op vraag 58.

77

(al. 6) Ook ten aanzien van buitenlandse debiteuren wordt dynamisch monitoren toegepast? Kunt u aangeven hoe er in deze gevallen over de juiste informatie wordt beschikt? Kunt u aangeven over de tijd over hoeveel personen er niet over inkomensgegevens wordt beschikt?

Antwoord 77

De huidige populatie buitenlandse debiteuren is als extra controle getoetst met Dynamisch Monitoren. Hiervan zijn in een beperkt aantal gevallen nog binnenlandse verhaalsmogelijkheden naar voren gekomen. Hier zijn op dit moment geen cijfers van bekend.

79

(al. 1) Welke invorderingsmaatregelen kan men treffen bij iemand die een onbekend adres heeft?

Antwoord

Ook bij een schuldenaar met een onbekend adres kan verhaal worden genomen op de van hem bekende vermogensbestanddelen. Voor zover geen verhaalsmogelijkheden van de schuldenaar bekend zijn en ook overigens geen mogelijkheden bestaan de schuldenaar aan te spreken, zal vooralsnog de vordering als verloren worden beschouwd.

80

(al. 5) Worden deze schulden als belastingschulden ingevorderd met behulp van de belastingdeurwaarders of worden deze schulden door middel van een gerechtsdeurwaarder als privaatrechtelijke schulden ingevorderd?

Antwoord

De schulden worden ingevorderd als administratiefrechtelijke (belasting- of premie-) schulden door middel van een dwangbevel. Het antwoord op de vraag wie met de tenuitvoerlegging van het dwangbevel is belast (de gerechtsdeurwaarder of een functionaris vergelijkbaar met de in Nederland opererende belastingdeurwaarder) verschilt van land tot land.

81

Kunt u aangeven welke maatstaven voor effectiviteit u hanteert ten aanzien van het functioneren van (buitenlandse) incassobureaus? Zijn maatstaven per verrichte handeling of per geïncasseerd bedrag?

Antwoord

Gelet op de fase waarin het project met de buitenlandse incassobureaus zich thans bevindt, kan op deze vragen nog geen antwoord worden gegeven.

82

Wat is de wettelijke grondslag om in te vorderen in Marokko en Turkije?

83

De juridische grondslag voor invordering in Marokko en Turkije is het civiele recht. Lachen die incassobureaus zich in Marokko en Turkije zich geen bult, immers er is geen mogelijkheid tot verhaal op vermogen? En zij kunnen wel bedragen voor hun diensten in rekening brengen? Is niet te verwachten dat de opbrengst nihil zal zijn?

Antwoord 82 en 83

Het nemen van verhaal op vermogensbestanddelen van de schuldenaar in Turkije en Marokko is niet uitgesloten. Een verhaalsonderzoek ter plaatse behoort tot de opdrachten van het incassobureau. Van geval tot geval zal vervolgens (aan de hand van de uitkomsten van het verhaalsonderzoek) worden beoordeeld of het kostenefficiënt is het incassobureau te belasten met het voeren van een (gerechtelijke) incassoprocedure.

84

En als die opbrengst niet nihil is hoe kunt u garanderen dat dit geld niet verkregen is via onacceptabele praktijken?

Antwoord

In de te voeren aanbestedingsprocedure wordt met name ook aandacht geschonken aan dit aspect.

85

Is de invordering via de civiele weg, ook in Bulgarije, gewoon niet te duur?

Antwoord

Het invorderen langs civiele weg is niet alleen een relatief kostbare aangelegenheid maar ook een onzekere. Ingeval van een civiele aanpak is het volgende van belang.

Er kan in beginsel een procedure bij de burgerlijke rechter aanhangig worden gemaakt in Nederland of in Bulgarije. Tegen een in Nederland gewezen vonnis inhoudende dat de in Bulgarije verblijvende toeslagschuldenaar tot betaling van zijn toeslagschuld dient over te gaan, heeft de toeslagschuldenaar de mogelijkheid om in beroep te komen bij het gerechtshof en eventueel zelfs in cassatie te gaan bij de Hoge Raad. Ook als de procedure rechtstreeks in Bulgarije aanhangig zou worden gemaakt, zal naar verwachting sprake kunnen zijn van een langdurig traject met een onzekere uitkomst. Een veroordelend vonnis kan in Bulgarije, al dan niet na exequaturverlening, ter tenuitvoerlegging aan een Bulgaarse gerechtsdeurwaarder worden overhandigd. Ook de tenuitvoerlegging (beslagen en uitwinning) is met onzekerheden omgeven omdat er in Bulgarije door de toeslagschuldenaar verzet tegen de tenuitvoerlegging kan worden aangetekend. In de beslag- en executiefase moet vervolgens blijken of de toeslagschuldenaar voldoende verhaal biedt.

Aangezien er geen verdragsrechtelijke bepalingen zijn met Turkije en Marokko met betrekking tot het invorderen van toeslagschulden, is de kans van slagen van invorderen via de civiele weg groter dan in bijvoorbeeld Bulgarije.

86

Wat zijn de kosten van de pilot-projecten met buitenlandse incassobureaus?

Antwoord

In eerste aanleg zijn die kosten gering. Na de fase waarin de schuldenaar door het incassobureau wordt verzocht tot betaling over te gaan of om met hem een betalingsregeling te treffen, volgt eerst een verhaalsonderzoek. Pas als duidelijk is dat er verhaal beschikbaar is in het buitenland wordt van geval tot geval beoordeeld (aan de hand van de uitkomsten van het verhaalsonderzoek) of het kostenefficiënt is om buitenlandse incassobureaus daadwerkelijk een (gerechtelijke) incasso-opdracht te verstrekken.

87

Wat verwacht u van de resultaten van deze pilot-projecten? Wanneer is / zijn de pilots geslaagd en wanneer niet?

Antwoord

Gelet op het feit dat de pilot zich in de opstartfase bevindt is het thans prematuur om daar nu uitspraken over te doen. Een eerste globale indicatie is dat het onder omstandigheden nuttig kan zijn om buitenlandse incassobureaus in te zetten.

88

Wat is, behalve het principe, het voordeel voor de Nederlandse belastingbetaler om de buitenlandse toeslagschuldenaar enkel fysiek te confronteren met zijn schuld?

Antwoord

Het invorderingsproces is niet beperkt tot de uitwinning van het vermogen van de schuldenaar teneinde de openstaande vordering daarop te verhalen. De invorderingspraktijk in Nederland wijst uit dat het nuttig is schuldenaren aan te spreken op hun betalingsverzuim en hen daarbij in de gelegenheid te stellen hun schulden alsnog te voldoen.

89

Zijn er mogelijkheden om de vordering op buitenlandse toeslagontvangers rechtsgeldig te verkopen aan lokale incassobureaus met invorderingsmethoden die zijn aangepast aan de lokale wet en regelgeving?

Antwoord

Nederlandse overheidsvorderingen worden niet verkocht aan derden. De aard van de publiekrechtelijke vordering verzet zich daartegen omdat aan die vordering bepaalde bevoegdheden verbonden zijn die niet voor andere dan publiekrechtelijke schuldeisers zijn bestemd. Daarenboven moet voorkomen worden dat wanneer bepaalde vorderingen doorverkocht zouden worden de incasso op een de overheid onwaardige wijze zou kunnen plaats vinden.

90

al. 1): Wat is de uitkomst van het eerste vonnis in de Bulgaren fraude?

Antwoord

In de zaak van de Bulgaarse boekhouder heeft de rechtbank Den Haag op 31 januari 2014 uitspraak gedaan. Hierbij is de boekhouder die voor de nodige Bulgaarse personen onjuiste aanvragen zorgtoeslag, huurtoeslag en/of kinderopvangtoeslag heeft ingediend, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

91

Is de gehele aanpak van de Bulgaren fraude niet «een schip van bijleggen»? Kost het niet meer dan er binnen komt, of ooit zal binnen komen?

Antwoord

De aanpak van de Bulgarenfraude richt zich ook op toeslagschuldigen die niet van fraude worden verdacht. Voor een antwoord op de vraag over de kosten van het binnenhalen van toeslagschulden in het buitenland, verwijs ik naar het antwoord op vraag 36 en 78. Hierbij is aangegeven dat de kosten- en batenanalyse één van de aspecten is op basis waarvan het regieteam het besluit neemt om wel of niet door te gaan met de pilots. Het is echter voor de verschillende pilots binnen de aanpak nog niet met zekerheid vast te stellen of de baten inderdaad hoger zijn dan de kosten.

92

(al 4 en 5): Hoe verhoudt het getal van 290.000 ongevalideerde bankrekeningen zich met de 433.000 VOW-gevallen en met de 75.000 buitenlandse adressen met een bankrekeningnummer?

Antwoord

Van de 290.000 burgers met een niet gevalideerd nummer hebben ruim 75.000 burgers een buitenlands rekeningnummer of adres. Deze burgers zijn geen VOW-gevallen maar hebben een bekend adres. Bij de in halfjaarrapportage beschreven acties om de groep burgers met een niet gevalideerd nummer om te zetten naar een gevalideerd nummer, wordt bezien of er sprake is van VOW-gevallen. De rekeningnummers van die burgers worden gedeactiveerd in lijn met het staande beleid binnen de Belastingdienst geen betalingen te verrichten aan personen van wie de verblijfplaats bij de dienst niet bekend is.

93

Bij hoeveel belastingplichtigen speelt het probleem dat bewindvoerders vastlopen in het proces naar één bankrekeningnummer?

Antwoord

Op dit moment zijn er ongeveer 30.000 burgers waarvoor reeds een zogeheten derdenafspraak voor bewindvoering geregistreerd is. Deze burgers en bewindvoerders lopen dus niet meer vast in het proces naar één bankrekeningnummer. Zoals in de halfjaarrapportage aangegeven zijn er daarnaast 21.000 burgers die onder de overgangsregeling vallen waarvoor ook een derdenafspraak geldt. Niet iedereen uit deze groep valt onder bewindvoering. Er zijn ook burgers waarvoor andere derdenafspraken gelden (bijvoorbeeld in verband met convenanten met kinderopvanginstellingen). Voor degenen die wel onder bewindvoering vallen, wordt in samenwerking met de koepels gezorgd voor een juiste registratie.

94

(laatste al.): Op basis waarvan vinden steekproefsgewijze adrescontrole plaats en wat is het resultaat van de vervolgacties?

95

U stelt op pagina 17 dat er steekproefsgewijs adresbezoeken zijn afgelegd om onbetaalde MRB van buitenlandse kentekens op te sporen? Hoeveel individuen zijn op deze wijze gecontroleerd? Hoeveel is dat als % van het totale bereik? M.a.w. wat is de pakkans?

Antwoord vraag 94 en 95

Uit de groep personen die uiteindelijk niet heeft gereageerd op de brief (met de vraag of ze een auto hebben meegenomen) is een steekproef getrokken. In 2014 zijn op basis hiervan 800 adresbezoeken afgelegd. Deze zijn aselect gekozen en bedoeld om ervaring op te doen met de effectiviteit hiervan. In veel gevallen werden de betrokkenen niet aangetroffen (aan het werk of metterwoon vertrokken). Bij de ruim 160 personen die wel thuis waren, was bij ruim 30% een auto aanwezig (op Nederlands of buitenlands kenteken). Indien bleek dat hiervoor ten onrechte geen MRB en/of BPM was betaald, is gecorrigeerd. Gezien de resultaten wordt deze aanpak gecontinueerd. In 2015 zullen er meer adresbezoeken plaatsvinden. Deze vinden plaats bij personen die niet reageren op de brief maar ook bij personen die hebben geantwoord dat ze een auto hebben meegenomen maar vervolgens geen actie hebben ondernomen. Ook worden degenen die niet thuis waren nogmaals maar dan op andere tijden bezocht. Gezien de beperkte ervaringen kan ik op dit moment nog geen uitspraken doen over de pakkans.

96

Wat zijn de kosten van het project «buitenlandse kentekens»?

Antwoord

In 2014 bedroegen de kosten van het project ongeveer € 1,5 miljoen.

97

Wat zijn de vervolgstappen bij de aanpak van buitenlandse kentekens? Kan er ook een deel worden geautomatiseerd?

Antwoord

De drie pijlers van het project worden voortgezet in 2015. Dit betekent dat de aanpak om personen voor te lichten, die zich inschrijven in de Basisregistratie Personen (BRP) wordt gecontinueerd waarbij ook de adresbezoeken, zoals hiervoor aangegeven, worden uitgebreid. Ook de pilot met de gemeentes, zoals beschreven in de halfjaarrapportage, wordt verder ingericht. Daarnaast worden personen geïnformeerd die zich al voor 1 januari 2014 in de BRP hebben ingeschreven. Aan de hand van de in 2014 bij de eerste pijler opgedane ervaringen wordt in 2015 ook een deel van deze groep via risicoselectie voorgelicht en benaderd. De aanpak van personen die hier wonen maar zich niet hebben ingeschreven is lastig. Door samenwerking met andere overheidsinstanties worden deze personen getraceerd en worden er specifieke acties gehouden.

In 2015 wordt bezien of het proces van versturen van de voorlichtingsbrieven aan personen die zich in de BRP hebben ingeschreven geautomatiseerd kan worden als onderdeel van het massale proces.

98

(al. 3): Welke specifieke acties en met welk resultaat?

Antwoord

De Belastingdienst doet mee aan gecombineerde acties, bijvoorbeeld met gemeentes in het kader van illegale huisvesting, verkeersacties of andere gemeenschappelijke handhavingacties. Ook zet de Belastingdienst ANPR-auto’s in om buitenlandse kentekens op te sporen.

In de halfjaarrapportage zijn de resultaten van het project opgenomen. Het is niet mogelijk deze resultaten over de verschillende pijlers te verdelen omdat acties van de ene pijler kunnen leiden tot resultaten van de andere pijler. Bij een illegale huisvestingsactie bijvoorbeeld, worden mensen alsnog in de BRP ingeschreven. Door de inschrijving in de BRP komen ze vanzelf in pijler 1 terecht.

Het blijft lastig om de groep die zich niet inschrijft in de BRP te detecteren. De Belastingdienst moet daarvoor een voertuig op de openbare weg aantreffen. Het handhaven van de kentekenplicht is overigens een taak van de Politie. Inschrijving in het kentekenregister gebeurt bij de RDW. Indien inschrijving heeft plaatsgevonden, gaat de Belastingdienst automatisch MRB en/of BPM heffen.

99

U stelt op pagina 18 dat de mensen die hier wonen maar zich niet hier hebben ingeschreven, een lastig traceerbare groep is. Maken deze mensen deel uit van de doelgroep van de steekproefsgewijze aanpak, zoals genoemd in de eerste pijler van het project «buitenlandse kentekens»? Indien nee, waarom niet?

Antwoord

Deze personen maken geen onderdeel uit van de doelgroep van die steekproefsgewijze aanpak. Deze personen hebben zich niet ingeschreven in de BRP en zijn dus niet bekend en kunnen dus ook niet worden voorgelicht en benaderd. Hiervoor is de Belastingdienst, zoals in de halfjaarrapportage beschreven, afhankelijk van samenwerkingsacties met andere overheidsinstanties en specifieke acties.

102

al. 4) Wat is het uiteindelijke resultaat van het strafrechtelijk onderzoek geweest?

Antwoord

Zoals in de halfjaarsrapportage te lezen valt, betrof de omvang van de fraude € 50.000. Het strafrechtelijk onderzoek is in februari van dit jaar afgerond. Er is nog geen rechterlijke uitspraak.

103

(laatste al.): Voor welk bedrag is er beslag gelegd en welk bedrag is uiteindelijk binnen gehaald door betaling en door uitwinning?

Antwoord

Het totale strafrechtelijk nadeel van de in het tweede halfjaar van 2014 afgeronde zaken bedroeg € 3.257.452. Hiervan is voor € 609.515 conservatoir beslag gelegd12 en voor € 38.000 verbeurd verklaard. Van verbeurdverklaring is sprake als de rechter naast een hoofdstraf, het eigendomsrecht over bepaalde zaken die verband houden met een misdrijf aan de veroordeelde ontneemt.

Naast het gelegde beslag loopt het invorderingsproces voor deze posten. Dit proces is nog niet afgerond. Een concreet overzicht c.q. een uitsplitsing van deze zaken is binnen het huidig tijdsbestek niet te geven.

104

Kunt u inzicht geven in de totale kosten van terugvordering van onterecht ontvangen toeslagen die de Belastingdienst heeft moeten maken in Nederland en daarbuiten? En hoeveel is dat als percentage van het terug te vorderen bedrag?

Antwoord

Binnen de voor beantwoording van de vragen beschikbare tijd kan geen inzicht gegeven worden in de totale kosten van het terugvorderen van onterecht ontvangen toeslagen in Nederland. Of dit op een later moment wel mogelijk is wordt uitgezocht. Voor de kosten van het terugvorderen in het buitenland van de onterecht ontvangen toeslagen verwijs ik naar het antwoord op vraag 36 en 78 en het antwoord op vraag 91.

105

Kunt u inzicht geven in de totale apparaatskosten van het toeslagensysteem voor de Belastingdienst?

Antwoord

In 2013 bedroegen de apparaatskosten van de totale toeslagenketen circa € 230 miljoen Dit is het laatste jaar waarover de totaalkosten op dit moment inzichtelijk zijn.

106

Hoe verloopt de samenwerking binnen overheidsdiensten bij de bestrijding van fraude? Welke stappen worden er ondernomen om samenwerking beter te bevorderen?

107

Welke vervolgstappen worden er ondernomen om de samenwerking met externen bij de aanpak van fraude te optimaliseren en uit te breiden?

Antwoord 106 en 107

Eind 2013 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie de Kamer voor het eerst namens het kabinet geïnformeerd over de rijksbrede aanpak van fraude met publieke middelen en meest recentelijk nog eind 2014.13 Jaarlijks wordt aan de Kamer gerapporteerd over het rijksbrede actieplan langs vier hoofdlijnen: fraudebestendige regelgeving, goed functionerende basisregistraties, de bestrijding van faciliterende fraudefenomenen en een gerichte aanpak van fraudeurs, Hierbinnen werken verschillende overheidsorganisaties gericht samen.

Tevens heeft de Minister van Veiligheid en Justitie de Kamer geïnformeerd over de verkenning naar een Kaderwet die de basis kan vormen voor informatie-uitwisseling tussen overheidsorganisaties en private partijen in het kader van fraudebestrijding.14

108

Hoe is het mogelijk dat een belastingadviseur vele jaren achter elkaar 2500 onjuiste aangiften kan doen, hiermee 2,8 miljoen euro steelt zonder dat er ergens een bel gaat rinkelen bij de Belastingdienst. Is dit nog steeds mogelijk? Wat zegt dit over de kwaliteit van de controlesystemen van de Belastingdienst?

Antwoord

Zoals in de 13e halfjaarsrapportage van de Belastingdienst aan de Kamer is geschreven, is er in het kader van de fraudebestrijding door de Belastingdienst een combinatieteam aanpak facilitators (CAF) binnen de Belastingdienst ingericht. Het doel van dit interne samenwerkingsverband is het detecteren en stoppen van frauderende facilitators zoals deze ondertussen veroordeelde belastingadviseur.

Frauduleuze aangiften die door facilitators worden ingediend kenmerken zich door aftrekposten voor – op zichzelf bezien – kleinere bedragen. Door verbetering van de detectiemechanismen de afgelopen jaren, is de Belastingdienst beter in staat om de samenhang te zien tussen op het eerste gezicht individuele aangiften, waarvoor vanuit het perspectief van handhavingsregie niet voor alle gevallen onderliggende bewijsstukken worden opgevraagd. Hierdoor komen malafide faciltators nu duidelijker naar voren.

Het stoppen van deze faciltator door detectie en de uiteindelijke gerechtelijke veroordeling is een voorbeeld van de werkwijze van het CAF.

109

(al. 2): Hoeveel van die € 2,8 miljoen is uiteindelijk weer binnengehaald?

Antwoord

Het invorderingsproces is nog gaande. Hierdoor is nog niet aan te geven hoeveel zal worden teruggevorderd.

110

(laatste alinea.): Bij een derde van de gevallen bleek de woonsituatie niet juist te zijn? Is dit door te rekken in een breder perspectief?

111

Wat zijn de effecten van de bijdragen van externen en van de ANPR-acties?

Antwoord 110 en 111

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Kamer eerder geïnformeerd over het onderzoek door ICTU in opdracht van het Ministerie van BZK naar de kwaliteit van de BRP.15 Voor dit onderzoek hebben verschillende overheidsorganisaties risicoadressen aangeleverd. Dit zijn adressen waarvoor aanwijzingen bestaan dat de gegevens van één of meer bewoners onjuist zijn. Hierbij is gebruik gemaakt van informatie uit de Basisregistratie Personen en de Basisregistratie Adressen en Gebouwen en van gegevens van het CJIB en de Belastingdienst. Gegevens van ANPR-acties zijn in dit kader niet aan de orde geweest.

Zo heeft de Belastingdienst hiervoor zogenoemde verwonderadressen aangeleverd, in casu adressen waarop meer dan één toeslag van dezelfde soort werd uitgekeerd en daarnaast adressen waarvan de post als onbestelbaar retour was gekomen. Op basis van de gezamenlijke input is een risicoanalyse gemaakt van adressen die in aanmerking voor nadere (fysieke) controle kunnen komen.

De bevinding dat «bij ruim een derde deel van de door Toeslagen geleverde adressen de woonsituatie niet juist bleek te zijn», komt voort uit de analyse die na afloop van het project door ICTU is gemaakt. De constatering was dat er in een derde van alle aangeleverde risicoadressen, de woonsituatie in de BRP niet met de werkelijkheid overeen kwam. Voor de verwonderadressen van de Belastingdienst was dit 31,4%.

De risicoanalyse wordt gebruikt om de kans op het aantreffen van een onregelmatigheid zo groot mogelijk te laten zijn. De onderzoeksbevinding dat in een derde van de gevallen de woonsituatie niet juist bleek, is daarom zeker niet door te trekken in een breder perspectief. Dit kan geïllustreerd worden met een meting uit 2014 naar de kwaliteit van de Basisregistratie Personen (BRP) waaruit bleek dat 97,09% van de ingeschrevenen correct geregistreerd staan op een adres.16

112

Wat is de procentuele kans voor een toeslagontvanger, om geconfronteerd te worden met een fysieke BRP-controle?

Antwoord 112

Controle van de BRP-gegevens kan vanuit meerdere gezichtspunten plaatsvinden, en daarbij hoeft het niet uitsluitend om het adresgegeven te gaan. In de eerste plaats kan de gemeente als bijhouder van de basisregistratie personen in het kader van controle van het adresgegeven zelf besluiten tot het uitvoeren van een huisbezoek. Daarvoor zijn verschillende redenen, waaronder het retour ontvangen van stembescheiden, een melding van een burger of een terugmelding van een landelijk overheidsorgaan op een gegeven in de BRP. De intensiteit waarmee deze controles plaatsvinden, wordt door het verantwoordelijke college van B&W zelf bepaald mede aan de hand van de signalen die het college ontvangt. Er is geen landelijk vastgelegde norm van het aantal huisbezoeken dat afgelegd dient te worden.

In de tweede plaats kunnen overheidsorganen het initiatief nemen tot het laten uitvoeren van huisbezoeken wanneer zij daartoe aanleiding hebben. Huisbezoeken kunnen worden afgelegd vanuit het perspectief van bestrijden van criminaliteit, bestrijden van misbruik van overheidsvoorzieningen of vanuit het streven om tot een hogere kwaliteit van de BRP te komen.

Over de gezamenlijke intensiteit van de huisbezoeken zijn geen kwantitatieve gegevens beschikbaar, waardoor niks gezegd kan worden over de kans op een BRP-controle.

113

Wat is de kans, dat een fysieke BRP-controle geen fraude constateert terwijl dit wel het geval is?

Antwoord 113

Er zijn uiteenlopende situaties op basis waarvan een persoon kan proberen te komen tot een onjuiste registratie van zijn woonadres in de BRP. Een voorbeeld vormt de situatie waarin een persoon voorwendt op een ander adres te wonen dan feitelijk het geval is. Daarbij zal in de regel gebruik worden gemaakt van een onjuiste mondelinge uitspraak, en/of een onjuist ingevulde aangifte, en/of een gefingeerd huurcontract. Zodra het vermoeden ontstaat dat van een van deze of andere middelen gebruik is gemaakt, kan een gemeente besluiten tot een adresonderzoek. In zo’n onderzoek gaat het overigens niet alleen om een fysieke controle, ook administratieve controles spelen een relevante rol bij het opsporen en blootleggen van onjuiste woonadressen in de BRP. Bij een zorgvuldig onderzoek moet de kans dat een onjuiste registratie van het woonadres niet wordt geconstateerd, als gering worden ingeschat. Temeer omdat als invulling van het adresonderzoek een gemeente ook informatie kan opvragen bij andere overheidsorganen en derden die gegevens uit de BRP verstrekt krijgen, bij familie, nutsbedrijven, woningeigenaren, uitkeringsinstanties, ziektekostenverzekeraars en dergelijke.

114

Kunt u uiteenzetten hoe een fysieke BRP-controle leidt tot ontdekking van fraude, als fysieke bewijzen ontbreken en de betrokken personen blijven liegen over de situatie?

Antwoord 114

Een fysieke controle waarbij wordt vastgesteld dat een bepaald persoon niet op een bepaald adres woont, kan tot de vaststelling van onjuiste registratie in de BRP leiden door dit gegeven te combineren met administratieve gegevens en bewijsstukken zoals bijvoorbeeld een huurcontract en de (financiële) administratie van de verhuurder. Het college van B&W van de gemeente is op grond van de wet BRP bevoegd om betrokkene te verzoeken om informatie te verschaffen betreffende de gegevens die over betrokkene in de BRP zijn vastgelegd. Wanneer betrokkene niet in voldoende mate inlichtingen verschaft dan kan het college van B&W de gegevens in de BRP ambtshalve corrigeren, en overigens ook de betrokkene een bestuurlijke boete opleggen. Het is dus niet aan de betrokken personen om te bepalen op welke wijze zij geregistreerd staan in de BRP.

115

Kunt u inzicht geven in het effect van het toeslagensysteem op de kwaliteit van de BRP-registratie? Is het toeslagensysteem niet verreweg de belangrijkste reden voor mensen om de BRP-registratie te laten afwijken van de werkelijkheid?

Antwoord 115

Er is geen onderzoek uitgevoerd naar het effect van het toeslagensysteem op de kwaliteit van de BRP-registratie. In beginsel zijn er meerdere overheidsregelingen waarvan de toekenning en hoogte en daarmee een financieel voordeel (mede) afhangt van de registratie van het woonadres in de BRP. Deze voordelen kunnen zich bijvoorbeeld voordoen op terrein van: bijstandsuitkering, AOW-opbouw, parkeervergunning, toeslagen, illegale onderhuur faciliteren, afvalstoffenheffing, waterschapslasten en het creëren van onvindbaarheid voor schuldeisers. Een bevinding zoals het retour krijgen van post bij Toeslagen kan overigens wel aanleiding zijn voor een terugmelding aan de BRP en/of een risicoanalyse zoals in het kader van het project risicoadressen.

116

Hoe hoog waren de kosten van de pilot uitbesteding incasso externe kleine invorderingen?

Antwoord

De kosten van de pilot uitbesteding incasso externe kleine invorderingen bedragen € 628.500 exclusief BTW.

117

(al. 3): Er is voor € 319 miljoen conservatoir beslag gelegd. Is dit de opbrengst of het de verschuldigde belasting?

Antwoord

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is mogelijk op grond van art. 36e, eerste, tweede en/of derde lid van het Wetboek van Strafrecht (Sr). De officier van justitie kan een ontnemingsvordering bij de rechter indienen wanneer hij iemand ervan verdenkt een strafbaar feit te hebben gepleegd waarbij geldelijk gewin is behaald. Via de ontnemingsvordering verzoekt de officier de rechter te bepalen dat de verdachte het financiële voordeel, dat de verdachte volgens de officier van justitie heeft behaald met zijn vermeende criminele activiteiten, terugbetaalt aan de staat. Deze ontneming vindt op vordering van het Openbaar Ministerie plaats bij rechterlijke beslissing. Het «conservatoir beslag» is een beslaglegging op (een deel van) het vermogen van een schuldenaar ter verzekering van de betaling van een onbetaald gebleven vordering nog voordat de rechter uitspraak heeft gedaan over de juistheid van die vordering.

Het in de rapportage genoemde bedrag van € 310,8 miljoen betreft conservatoir beslag op van misdrijf afkomstig vermogen dat tijdens strafrechtelijke onderzoeken naar witwassen door de FIOD geconstateerd is. Er is dus geen sprake van «opbrengst» noch bestaat er een relatie met de verschuldigde belasting. Hoe hoog een eventuele opbrengst zal zijn, is afhankelijk van de uitspraak van de rechter over de juistheid van de vordering.

118

(al. 6): De resultaten van de externe pilot zijn (ongeveer) gelijk aan de resultaten van de interne pilot. Kunt ook een vergelijking van de kosten maken van de externe pilot versus de interne pilot?

121

(al. 1); Kunt u verklaren waarom die resultaten gelijk zijn?

Antwoord 118 en 121

De resultaten zijn ongeveer gelijk omdat voor zowel de in- als externe pilot vergelijkbare vorderingen zijn geselecteerd en een vergelijkbare werkwijze is gehanteerd.

Er is nog geen kostenvergelijking beschikbaar van de externe pilot versus de interne pilot, omdat de Belastingdienst nog bezig is met het in kaart brengen van de kosten van de interne pilot.

119

Hoeveel burgers hebben een beroep gedaan op de regeling dwangsom indien de toeslag niet tijdig wordt vastgesteld?

Antwoord

Als gevolg van het niet tijdig vaststellen van de definitieve toeslag 2013 zijn er tot dusver 127 ingebrekestellingen binnengekomen.

120

Hoe vaak heeft de Belastingdienst een brief gestuurd aan een toeslaggerechtigde om de toeslag later definitief vast te mogen stellen louter en alleen omdat de Belastingdienst/Toeslagen anders over de dwangsomtermijn zou komen?

Antwoord

Vanuit de verwachting dat de toeslag 2013 niet tijdig zal kunnen worden vastgesteld zijn 334.000 verdaagbrieven gestuurd. Hier zitten ook 69.000 brieven tussen die uit hoofde van toezicht voor de definitieve vaststelling kinderopvangtoeslag 2013 zijn verzonden. Een deel van de populatie heeft overigens toch nog tijdig de definitieve beschikking ontvangen.

122

Een ander effect van de versnelling van het definitief toekennen van toeslagen is een relatieve stijging van het bedrag aan terugvorderingen in de tweede helft van 2014. Graag nadere toelichting met cijfers en wat zijn hier de gevolgen van?

126

Tabel: Uit de tabel blijkt dat er weer € 300 miljoen zijn bij gekomen? Wat is de verklaring hier voor?

Antwoord 122 en 126

Het is inherent aan de voorschotsystematiek dat na afloop van een toeslagjaar een deel van de toeslagontvangers een bedrag moet terugbetalen en een ander deel een bedrag nabetaald krijgt.

Jaarlijks ontstaan daardoor nieuwe terugvorderingen. Op pagina 25 van de halfjaarsrapportage is de ontwikkeling van het openstaande bedrag aan terugvorderingen in het tweede halfjaar van 2014 in beeld gebracht. Uit dit overzicht is op te maken dat er € 1.393 miljoen aan nieuwe terugvorderingen is opgelegd in het tweede halfjaar van 2014. Dit hangt samen met de versnelling van het proces van definitief toekennen van de toeslagen. Daardoor krijgen burgers ook sneller duidelijkheid. Deze versnelling uit zich in het tweede halfjaar in meer terugvorderingen en dus een hoger teruggevorderd bedrag.

123

Wat zijn onbekende aanvragers?

Antwoord

In de Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit is het begrip onbekende aanvragers opgenomen. Dit zijn burgers over wie onvoldoende informatie beschikbaar is bij de Belastingdienst/Toeslagen of bij de inspecteur van de Belastingdienst. Naar verwachting zal het in de meeste gevallen gaan om aanvragen afkomstig van buitenlanders die sinds kort in Nederland werken of wonen.17

124

Kunt u inzicht geven in het totaal aantal (arbeids)uren dat belastingplichtigen in totaal kwijt zijn aan het proces van aanvragen, wijziging, terugvordering en sanctionering van toeslagen?

Antwoord

Het bijhouden van deze gegevens voor elk van de toeslagen valt onder de verantwoordelijkheid van het desbetreffende beleidsdepartement. Voor de zorgtoeslag is dit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor de huurtoeslag de Minister voor Wonen en Rijksdienst en voor de kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

125

(al. 3) kunt u cijfermatig aangeven hoe deze opties worden gebruikt? Hoeveel wordt er buiten invordering gesteld over de jaren, absoluut en %?

Antwoord

Van de terugvorderingen die in 2014, bij het vaststellen van de definitieve toeslag 2013, zijn ontstaan, is 55% inmiddels voldaan en is bij 32% geopteerd voor de standaard betalingsregeling van (maximaal) 24 maanden. De overige 13% heeft een andere status. Er is dan bijvoorbeeld sprake van betalingsuitstel vanwege een ingediend bezwaarschrift, van een maatwerk betalingsregeling of van invorderingsmaatregelen (aanmaningen en dwangbevelen) omdat de vordering niet betaald is en de burger ook niet op een andere manier (indienen bezwaar of accepteren betalingsregeling) heeft gereageerd. Hoeveel buiten invordering is gesteld over de diverse toeslagjaren, absoluut en procentueel, is aangegeven in de laatste kolom van de tabel op pagina 26.

127

In het overzicht op pagina 25 zien we dat er voor € 31 miljoen «buiten vordering is gesteld». Kunt u toelichten wat dat precies betekend?

Antwoord

Als een openstaand bedrag buiten (in)vordering is gesteld, dan wordt daarmee bedoeld dat gebleken is dat het niet mogelijk is de openstaande schuld met de aan de Belastingdienst ter beschikking staande invorderingsmaatregelen te innen. In de halfjaarsrapportage is op pagina 26 aangegeven aan welke situaties men dan kan denken. Een buiten invordering gestelde vordering blijft wel opeisbaar en eventuele teruggaven of nieuwe toeslagrechten worden ermee verrekend.

128

Hoe komt het dat over 2013 slechts 65,5% van het teruggevorderde bedrag is terugbetaald? Is dit het effect van de veel langere terugbetaaltermijnen? Brengen deze veel langer termijnen de mensen eigenlijk niet in meer problemen?

Antwoord

Een terugvordering is meestal het gevolg van het vaststellen van de definitieve beschikking. Deze definitieve beschikking kan pas worden afgegeven als alle relevante gegevens zijn vastgesteld, zoals het inkomen. Vervolgens kiest een belangrijk deel van de burgers voor terugbetaling in 24 maanden. Omdat de terugvorderingen over toeslagjaar 2013 merendeels in de tweede helft van 2014 zijn ontstaan omdat op dat moment alle relevante gegevens bij de belastingdienst bekend waren, worden de betalingen voor een belangrijk deel pas in 2015 en 2016 ontvangen.

De mogelijkheid van een betalingsregeling voorziet in de behoefte van veel burgers om de lasten van de terugbetaling te kunnen spreiden en daarmee per tijdvak beperkt te houden.

129

Hoeveel klachten zijn binnengekomen bij de Belastingdienst over kwijtgeraakte poststukken in Heerlen?

Antwoord

Van de circa 6.000 klachten gaan er ongeveer 200 klachten over postbezorging of het zoek raken van post. Om een beeld te geven van de omvang van de poststromen: de Belastingdienst ontvangt jaarlijks ruim 10 miljoen poststukken, waarvan circa 6 miljoen op lokale postkamers en een kleine 4 miljoen centraal in Heerlen. Daarnaast verstuurd de Belastingdienst circa 6 miljoen poststukken vanuit de postkamers en circa 160 miljoen brieven centraal vanuit Apeldoorn. Binnen Belastingen loopt een project dat zich bezighoudt met het scannen van inkomende post van burgers en bedrijven. Op dit moment wordt de binnenkomende post voor 75% gescand en zo digitaal beschikbaar wordt gesteld voor de behandelende ambtenaar. Omdat de post dan digitaal is, wordt de kans op zoek raken sterk gereduceerd.

130

Kunt u het rapport, waaruit de conclusie getrokken is niet langer door te gaan met het depotstelsel, aan de Kamer doen toekomen?

Antwoord

Bijgevoegd treft u het rapport Heroriëntatie Vrijwarende Stortingen van 28 oktober 2014 aan18. Het betreft een gezamenlijk onderzoek van de Belastingdienst en Betaalvereniging Nederland. Relevante onderdelen van het rapport die zien op de risico’s van het depotstelsel zijn: de managementsamenvatting, de hoofdstukken 4.7 risico’s Depotstelsel, 6.2 toetsing Depotservice, 7 Conclusies en aanbevelingen en de bijlagen 4 en 5.

131

Hoeveel kosten zijn er gemaakt voor de invoering van het depotstelsel?

Antwoord

Voor de invoering van het depotstelsel is € 8 miljoen aan kosten gemaakt. Naar verwachting komen hier nog bedragen bij zoals nagekomen facturen en de afwikkeling van contracten, omdat het project financieel nog niet volledig is afgerond.

132

Kan de regering aangeven wanneer er een digitale versie komt van het f-biljet?

Antwoord

Het kabinet streeft ernaar om het berichtenverkeer tussen de overheid en burgers in de toekomst zo veel mogelijk digitaal te laten plaatsvinden. Op dit moment is wetgeving in voorbereiding om het principe «digitaal, tenzij» te formaliseren. Met het oog hierop is de Belastingdienst bezig om zijn digitale dienstverlening te moderniseren en uit te breiden. Als onderdeel hiervan wordt het huidige aangifteprogramma Easytax gefaseerd omgezet naar een nieuwe online aangiftevoorziening op MijnBelastingdienst. Zoals ik in de brief van 14 november 201419 aan uw Kamer heb aangegeven, dienen bij de uitrol van de nieuwe aangiftevoorziening keuzes te worden gemaakt uit oogpunt van plannen en investeringen. In dat licht is ervoor gekozen om te beginnen met formulieren met de grootste impact. Gezien de omvang van de stroom F-biljetten zal dit biljet niet voor 2017 worden gedigitaliseerd. Daarbij speelt ook een rol dat er nog geen voorziening is om de bevoegdheid van degene die namens de nabestaanden van de overledene de belastingaangifte doet, digitaal te controleren. Aan een dergelijke nabestaandenmachtiging wordt in samenspraak met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gewerkt, doch deze zal naar verwachting niet voor 2016 beschikbaar zijn.

Voor partners van een overledene is het overigens wel mogelijk om digitaal aangifte te doen door het invullen van de aangifte inkomstenbelasting op MijnBelastingdienst.

133

Hoe zo gestart met een onderzoek naar fraude bestrijding met andere overheden? Dat liep toch al, waarom nog onderzoek?

Antwoord

Het klopt inderdaad dat de samenwerking met andere overheden op het gebied van fraudebestrijding al enige tijd zijn vruchten afwerpt. Hierover is al meerdere malen in de halfjaarsrapportage gerapporteerd. Wat de bedoelde passage betreft, deze is niet correct in de rapportage terechtgekomen. Er had moeten staan: Ook is een risicomodel ontwikkeld dat een uniek risicoprofiel meegeeft aan elke IH-aangifte, met als doel het correctiepotentieel te vergroten.

135

Hoe ontwikkelt zich de telefonische bereikbaarheid van de Belastingtelefoon? Kunnen pieken in de vragen beter worden opgevangen?

136

Kan de telefonische bereikbaarheid van de Belastingdienst in 2014 per maand worden weergegeven?

Antwoord 135 en 136

De bereikbaarheid heeft zich in 2014 volgens onderstaande tabel ontwikkeld:

2014

Bereikbaarheid per maand in 2014 (%)

Cumulatief

jan

feb

mrt

apr

mei

jun

jul

aug

sept

okt

nov

dec

63%

35%

53%

53%

67%

66%

64%

79%

80%

82%

83%

83%

84%

Door betere afstemming in de keten kunnen in een aantal gevallen pieken worden voorzien en daardoor in de uitvoering opgevangen worden.

137

83% van de terugbelafspraken zijn nagekomen volgens afspraak met burgers en bedrijven. 17% is dus niet conform die afspraak nagekomen. Om hoeveel gevallen gaat het dan?

Antwoord

In totaal zijn er 605.066 terugbelafspraken gemaakt, waarvan er 102.861 (17%) niet binnen de afgesproken termijn zijn nagekomen. Ik verwijs tevens naar het antwoord op vraag 140.

138

Hebben mensen altijd de keuze om te wachten tot zij aan de beurt zijn bij de belastingtelefoon of wordt de verbinding bij overschrijding van een bepaald wachttijd verbroken?

Antwoord

Mensen die in de wachtrij staan blijven in de wachtrij staan. Mensen die bellen op een moment dat de gemiddelde wachttijd gedurende de voorgaande 10 minuten langer is dan 5,5 minuten terwijl er reeds bellers in de wachtrij staan, worden niet in de wachtrij opgenomen. Zij krijgen hierover dan een melding waarna de verbinding wordt verbroken.

139

Hoeveel klachten zijn er binnengekomen die betrekking hebben op de invoering van 1 bankrekeningnummer? Welk percentage van het totaal is dat?

Antwoord

Over 1 bankrekeningnummer heeft de Belastingdienst in 2014 ruim 2.500 klachten ontvangen, circa 15% van het totaal. In de tweede helft van 2014 was het aantal klachten over 1 BRN meer dan gehalveerd ten opzichte van het eerste halfjaar.

140

Uit tabel 1 valt op te maken dat op de meeste punten m.b.t. de dienstverlening slechter wordt gescoord dan in 2013. In hoeverre is dit te wijten aan capaciteitsgebrek?

Antwoord

In het geval van de afgifte Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) is er sprake geweest van verschillende systeemstoringen, waardoor de verwerking niet binnen de termijn van vijf dagen kon plaatsvinden. Voor de overige onderdelen waarop de dienstverlening slechter scoort dan in 2013 is dit te wijten aan capaciteitsgebrek als gevolg van (onvoorziene) volumestijgingen.

Enkel traditionele maatregelen om prestaties te verbeteren, zoals extra capaciteitsinzet, voldoen overigens niet meer. Op dit moment wordt de Brede Agenda uitgewerkt. Tegelijkertijd wordt gewerkt aan een business case, waarbij in beeld wordt gebracht hoe investeringen in de Belastingdienst kunnen leiden tot een organisatie die beter, goedkoper en meer in control is. Het gaat daarbij om een fundamenteel andere aanpak van de processen, vooral wat betreft de interactie met burgers en bedrijven en de inrichting van het toezicht.

141

Welke acties worden ondernomen om in de volgende halfjaarsrapportage betere cijfers te kunnen laten zien?

Antwoord

Zoals in de proloog van de halfjaarsrapportage gemeld, wordt er met de Brede Agenda verder gewerkt aan een organisatie die beter, goedkoper en meer in control is. Met de Brede Agenda heb ik een lange termijn plan gepresenteerd om het functioneren van de Belastingdienst als geheel op lange termijn te verbeteren. Deze aanpak is dus niet gericht op de korte termijn zoals de eerstvolgende halfjaarsrapportage.

142

Voor de afhandeling van bezwaarschriften gelden wettelijke termijnen. Uit deze rapportage blijkt dat bij de afhandeling van de bezwaren 18% niet binnen de wettelijk termijn wordt afgedaan. De doelstelling is dat maximaal 5% van de termijnen overschreden mogen worden. Het is nu al meer dan 5 jaar zo dat de bezwaren bij de Belastingdienst niet binnen de wettelijke termijn worden afgedaan. Welke maatregelen worden genomen om dit tij te keren?

Antwoord

De 15e halfjaarsrapportage laat zien dat de tijdige afdoening van bezwaarschriften met 87% onder de bandbreedte (95–100%) van de Awb-norm ligt. Dat 18% van de bezwaren niet binnen de wettelijke termijn wordt afgedaan, is dus niet juist. De oorzaak van het niet tijdig afdoen van bezwaren ligt met name in de toename van het aanbod complexe bezwaren. Een andere oorzaak voor het niet halen van de doelstelling is de concentratie van dertien naar vier locaties. Deze heeft geleid tot een mismatch tussen de voorraad, het aanbod en de beschikbare personele capaciteit. Naar verwachting is de concentratie eind 2015 gerealiseerd en zijn medewerkers voldoende opgeleid. Gelet op de omvang van het aantal bezwaarschriften, de lopende concentratiebeweging en het gegeven dat steeds vaker massaal bezwaar wordt ingediend, is de norm van 95–100% in 2015 nog niet haalbaar. De Belastingdienst werkt echter continu aan oplossingen. Zo is in 2014 veel extra capaciteit ingezet op het afhandelen van bezwaren, het bellen bij bezwaar en inzet van specialistische behandelteams bij massale bezwaren. Voor de toekomst worden de mogelijkheden vergroot om bezwaar digitaal in te dienen en te verwerken.

143

Wat is de verklaring voor het afgenomen aantal hulp bij aangifte?

Antwoord

Het aantal in tabel 4 «Overige dienstverlening bij hulp bij aangifte» 2014 betreft de hulp bij aangifte (HUBA) gedurende de aangiftecampagne. Het aantal over het jaar 2013 betreft zowel de aangiftecampagne als de hulp bij aangifte gedurende de rest van het jaar (na-HUBA). Het aantal van 163.000 dat nu met betrekking tot 2014 genoemd is, betreft enkel de HUBA uit de aangiftecampagne. Het juiste aantal HUBA over 2014 is 188.000 en is daarmee vrijwel onveranderd ten opzichte van het jaar ervoor.

144

Hoeveel extra aangiften worden er verwacht naar aanleiding van de Loontabel-misslagen in 2014?

Antwoord

Zoals ik heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer20 is het de verwachting dat vanwege het niet tijdig aanpassen van de loonbelastingtabellen er over 2014 ongeveer 0,2 miljoen extra IB-aangiften zullen moeten worden ingediend.

145

Kan worden opgesomd onder welke voorwaarden een vordering als oninbaar kan worden bestempeld?

Antwoord

Het als oninbaar bestempelen, ook wel oninbaar lijden genoemd, is een zuiver interne en administratieve maatregel van de Belastingdienst. De procedure om een openstaande vordering door middel van invorderingsmaatregelen te innen wordt beëindigd wanneer daar redelijkerwijs geen resultaten meer van zijn te verwachten. Dat laatste gebeurt op basis van onderzoek naar de betalings- en verhaalsmogelijkheden van de schuldenaar. Zolang de vordering niet is verjaard, blijft inning mogelijk.

146

Kan worden uitgesplitst op welke belastingmiddelen de oninbare vorderingen betrekking hebben?

147

Voor welk bedrag staat de 0,6% aan oninbare vorderingen?

148

Tabel 12. Zou u hier ook de bedragen kunnen geven en de toelichting daarop?

Antwoord 146, 147 en 148

De oninbare vorderingen worden gemeten voor alle belastingmiddelen. In 2014 waren de oninbare vorderingen € 1,3 miljard en de totale kasontvangsten € 224,6 miljard

De belastingmiddelen waarop de € 1,3 miljard oninbare vorderingen betrekking hebben, zijn: € 0,5 miljard omzetbelasting, € 0,3 miljard loonheffing, € 0,2 miljard inkomensheffing, € 0,2 miljard Vennootschapsbelasting en € 0,1 miljard voor de overige belastingmiddelen.

De betalingsachterstand wordt gemeten voor de belangrijkste belastingen, namelijk de loonheffing, inkomensheffing, vennootschapsbelasting, omzetbelasting en motorrijtuigenbelasting.

Voor deze belastingmiddelen bedroeg de betalingsachterstand eind 2014 € 4,3 miljard en de totale kasontvangsten € 192,5 miljard

149

Uit tabel 13 blijkt dat de Belastingdienst in 2014, 30.015 fte tot zijn beschikking heeft. Hoeveel is dat in 2015? En hoeveel in 2020?

Antwoord

Het aantal van 30.015 is de huidige bezetting. Dit aantal wijzigt door in-, en uitstroom. Eind 2015 zal het aantal op bijna 30.000 liggen. Het aantal voor eind 2020 is nog niet aan te geven.


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
6

Tevens verwijs ik naar de antwoorden op de vragen het lid Bashir over het personeelsbestand van de Belastingdienst, Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1684.

X Noot
7

Voor meer achtergrondinformatie verwijs ik naar mijn eerdere brief, Kamerstuk 31 066, nr. 226.

X Noot
8

Zie de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 19 december 2014, Kamerstuk 17 050, nr. 496.

X Noot
10

Zie voor het totale bedrag van het strafrechtelijk nadeel ook het antwoord op vraag 103.

X Noot
11

Kamerstuk 23 530, nr. 105.

X Noot
12

Zie voor het begrip «conservatoir beslag» ook het antwoord op vraag 117.

X Noot
13

Kamerstuk 17 050, nr. 450 en Kamerstuk 17 050, nr. 496.

X Noot
14

Kamerstuk 32 761, nr. 79.

X Noot
15

Kamerstuk 27 859, nr. 73.

X Noot
16

ICTU, Eindrapport Samen werken aan Adreskwaliteit 2014, november 2014.

X Noot
17

Wet aanpak fraude toeslagen en fiscaliteit, Kamerstuk 33 754.

X Noot
18

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
19

Kamerstuk 31 066, nr. 218, blz. 3.

X Noot
20

Kamerstuk 31 066, nr. 223.

Naar boven