Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 februari 2014
Bij brief van 6 februari jl. deelt de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
mij mee dat zij de beleidsdoorlichting van het pensioenbeleid, die ik u 20 december
jl. aanbood (Kamerstuk 30 982, nr. 16), onvolledig acht. Zij verzoekt mij dit aan te vullen met de andere onderwerpen die
eveneens deel uitmaken van het begrotingsartikel Oudedagsvoorziening, zodat deze in
samenhang kunnen worden bezien. Daarbij noemt de commissie specifiek de AOW, de AOV,
de MKOB, de OBR en de tegemoetkoming wijziging inkomensbegrip AOW/Anw. Tevens verzoekt
de commissie de beleidsdoorlichting aan te vullen met de in dit artikel genoemde uitgaven,
opdat daarbij een relatie kan worden gelegd tussen deze uitgaven en het gevoerde beleid.
De vaste commissie wijst terecht op de samenhang van de verschillende in het betreffende
artikel 8 opgenomen beleidsterreinen. Daarbij gaat het in het bijzonder om de functie
van de AOW in relatie tot de aanvullende pensioenen. In de beleidsdoorlichting wordt
daarop ook uitdrukkelijk gewezen. Daarbij wordt toegelicht om welke reden de beleidsdoorlichting
zich desondanks beperkt tot het terrein van de aanvullende pensioenen, namelijk dat
de AOW al onderwerp uitmaakte van het interdepartementaal beleidsonderzoek Inkomen
en vermogen van ouderen (IBO)1, waarnaar de vaste commissie eveneens verwijst. Hierbij speelde mede een rol dat
de beleidsdoorlichting onderdeel vormde van een meerjarige planning die werd opgesteld
toen het pensioenbeleid nog onderwerp was van een zelfstandig begrotingsartikel, namelijk
artikel 45. Van die planning is overigens in de begroting 2013 melding gemaakt in
het overzicht van evaluatie- en overig onderzoek (bijlage 4.8).
Het IBO geeft een analyse van de betekenis van de AOW, de MKOB, en de aanvullende
pensioenen, en van de effectiviteit van deze regelingen. Daarmee schetst het IBO naar
mijn oordeel al de door de vaste commissie gevraagde samenhang. Dat gebeurt eveneens
in de beleidsdoorlichting, die uitdrukkelijk ingaat op de functie van de AOW als fundament
van de oudedagsvoorziening en de betekenis van het aanvullende pensioen met het oog
op het voorkomen van een te forse inkomensdaling ten opzichte van de actieve periode.
Een verbreding zoals door de vaste commissie gevraagd zou dat verder kunnen uitwerken
en verdiepen, maar zou daaraan geen nieuwe gezichtspunten toevoegen.
Dat geldt naar mijn oordeel ook voor uitbreiding van de beleidsdoorlichting met de
door de vaste commissie genoemde andere beleidsinstrumenten. De OBR en de tegemoetkoming
wijziging inkomensbegrip AOW/Anw zijn instrumenten die zeer recent zijn geïntroduceerd
na uitvoerige gedachtenwisseling met het parlement. Zij hebben bovendien geen zelfstandige
betekenis, maar slechts in relatie tot de kern van artikel 8: de AOW en de aanvullende
pensioenen.
Vanuit de meer algemene invalshoek van de functie van beleidsdoorlichtingen voor uw
Kamer is van belang dat de Regeling Periodiek evaluatieonderzoek er niet toe verplicht
alle elementen van een beleidsartikel bij een beleidsdoorlichting te betrekken. Al
naar gelang de aard van het terrein kan een evaluatieonderzoek worden beperkt tot
een substantieel en samenhangend deel van een beleidsartikel.
De beperkte toegevoegde waarde van een verdere aanvulling geldt ook voor uw verzoek
aandacht te besteden aan de relatie tussen de begrotingsuitgaven op dit terrein en
het gevoerde beleid. De uitgaven aan onderzoek en andere opdrachten in de begroting
van het ministerie ten behoeve van de AOW en de aanvullende pensioenen zijn beperkt
tot een post van € 300.000. Naar karakter en omvang zijn deze uitgaven van zodanig
geringe betekenis voor de hoofdzaken op dit terrein dat deze buiten beschouwing kunnen
blijven.
Gegeven de bijzondere omstandigheden van een gewijzigde begrotingsindeling en een
tegelijkertijd op hetzelfde terrein uitgevoerd interdepartementaal beleidsonderzoek,
heeft de beleidsdoorlichting pensioenbeleid de huidige vorm gekregen. In combinatie
met het interdepartementaal beleidsonderzoek Inkomen en vermogen van ouderen geeft
de beleidsdoorlichting zoals ik die uw Kamer heb aangeboden, naar mijn oordeel het
door de vaste commissie verlangde samenhangende beeld van het gevoerde beleid op het
vlak van de oudedagsvoorziening en de beleidsvragen die daarbij aan de orde zijn.
Dit is van belang als basis van de toekomstdiscussie over pensioenen waarover ik met
u kom te spreken.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma