30 573 Migratiebeleid

Nr. 98 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 13 maart 2012

De algemene commissie voor Immigratie en Asiel1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 15 februari 2012 overleg gevoerd met minister Leers voor Immigratie, Integratie en Asiel over:

  • het EU-voorstel d.d. 16 november 2011 met het groenboek over het recht op gezinshereniging van onderdanen van derde landen die wonen in de EU (COM(2011)735);

  • de brief van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel d.d. 23 december 2011 over de inzage in antecedenten van aspirant-huwelijkspartners (32 175, nr. 20);

  • de brief van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel d.d. 24 januari 2012 bij de aanbieding van het onderzoek «De Nederlandse Migratiekaart. Achtergronden en ontwikkelingen van verschillende internationale migratietypen» (30 573, nr. 91);

  • de brief van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel d.d. 25 januari 2012 met een reactie op het artikel in het AD van 25 januari 2012 over een strenger migratiebeleid (30 573, nr. 92);

  • de brief van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel d.d. 27 januari 2012 over de nareisprocedure: DNA-onderzoek, identificerend onderzoek en driemaandentermijn (19 637, nr. 1487);

  • de brief van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel d.d. 27 januari 2012 over de voortgang van de Nederlandse inzet voor het EU-migratiebeleid met als bijlage de conceptkabinetsreactie op het groenboek gezinshereniging (30 573, nr. 93).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel, Brinkman

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

De griffier van de algemene commissie voor Immigratie en Asiel, Roovers

Voorzitter: Brinkman

Griffier: Hessing-Puts

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Samsom, Schouw, Knops, Brinkman, Fritsma, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Gesthuizen en Voordewind,

en minister Leers voor Immigratie, Integratie en Asiel, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Welkom allemaal. Ik bepaal de spreektijd op vijf minuten per fractie. Het aantal interrupties zou ik willen beperken tot maximaal twee per fractie. De heer Samsom is officieel nog niet benoemd in de algemene commissie voor Immigratie en Asiel. Hij draagt een colbert in plaats van een trui, dus ik stel voor dat wij hem toestaan om hier het woord te voeren.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik worstel met de aanvliegroute voor dit groenboek. Het is hetzelfde gevoel als je hebt bij een slechtnieuwsgesprek. Het beste alternatief is dan vaak om er maar meteen dwars doorheen te snijden en de boodschap te brengen. En die is: hou er maar mee op. De missie was natuurlijk al moeilijk. Wij hebben al veel debatten achter de rug. Ik gunde de minister altijd nog wel enig optimisme. In Malta was er misschien nog wel een minister die enig oor had voor deze kwestie. Minister Leers zou ook nog naar, jawel, Polen gaan. Sinds deze week kunnen wij een heldere conclusie trekken: einde missie. Ik neem aan dat de minister de open brief heeft gelezen van tien ambassadeurs aan de Nederlandse regering rondom de opening van het meldpunt overlast Midden- en Oost-Europeanen. Ik ken de naam niet precies, maar het meldpunt is de afgelopen dagen vele malen besproken. Op welke manier zal de minister dit probleem oplossen? De deur zit natuurlijk gewoon dicht, maar kan nog open. De deur zou in Polen bijvoorbeeld open kunnen als de minister bereid zou zijn om met een heel simpele boodschap naar zijn Poolse collega af te reizen: wij nemen in de krachtigst mogelijke termen afstand van dat meldpunt, wij willen zo'n meldpunt niet, wij staan voor grondrechten, wij staan voor alle Nederlanders. Ik lees dat zo'n bezoek gepland is en ik hoor graag van de minister voor wanneer het gepland is. Ik ben benieuwd of de minister van plan is om zijn Poolse collega die boodschap over te brengen. Zo nee, dan ben ik benieuwd wat hij dan wel van plan is.

De hele discussie over de vraag of andere landen het nu wel of niet leuk vinden wat wij aan het doen zijn, is natuurlijk een afgeleide. De missie is niet alleen kansloos, maar zij is ook heilloos. Gezinsmigratie betreft een zorgvuldige afweging tussen het belang van een persoon om hier een gezin te vestigen en het belang van een maatschappij om een soepele migratie en integratie vorm te geven. Die belangenafweging dient zorgvuldig plaats te vinden en heeft de afgelopen jaren ook zorgvuldig plaatsgevonden, totdat het gedoogakkoord verscheen met daarin een aantal voorstellen waarvan de PvdA krachtig afstand neemt. Daarin slaat de balans namelijk volledig door. Ik had zo graag die discussie in detail met de minister gevoerd. Wat ons betreft is het energie verspillen om niets, omdat wij ons nu moeten richten ...

De heer Fritsma (PVV): Dit is de eerste keer in het overleg over het groenboek dat ik van de PvdA-fractie hoor dat de voorstellen heilloos en ongewenst zijn. Ik kan mij herinneren dat PvdA-minister Van der Laan nog niet zolang geleden zei dat de voortgaande huwelijksmigratie uit landen als Marokko de spankracht van de samenleving te boven gaat. Hij noemde de immigratie een ondraaglijke last voor de samenleving, omdat er steeds nieuwe kansarmen binnenkomen. Ik begrijp dat de PvdA-fractie daar nu afstand van neemt.

De heer Samsom (PvdA): Nee, allerminst. Ik zei dat een zorgvuldige afweging nodig is tussen het belang van iemand om een gezin te vormen en dus bijvoorbeeld een vrouw hierheen te halen, en het belang van de samenleving om de immigratie en de integratie soepel te laten verlopen. Die zorgvuldige afweging zoekt de PvdA al jaren. Zij maakt daar ook voortgang in. Een van degenen die dat namens de PvdA zeer goed hebben gedaan, is de heer Van der Laan. Maar hij stelde geen leeftijdsgrens van 24 jaar en geen minimuminkomenseis van 130% van het minimumloon. Dat type eisen doet de balans doorslaan, en dat bedoel ik met een heilloze discussie. De discussie is heilloos en kansloos. Twee redenen om ermee op te houden en ons te richten op datgene wat wel ...

De heer Fritsma (PVV): Alle voorstellen om wat aan die partner- en gezinsmigratie te doen, worden door de PvdA-fractie verworpen. In feite neemt de PvdA-fractie dus wel degelijk afstand van wat er toen gezegd is, namelijk dat deze vorm van migratie schadelijk is en dat wij er iets aan moeten doen. En nu zegt de heer Samsom gewoon: wij doen er niks aan. Alle voorstellen om de zaak aan te scherpen, noemt hij heilloos. Met andere woorden, de PvdA-fractie staat gewoon voor een ongebreidelde instroom van partner- en gezinsmigranten. In mijn ogen is dat onbegrijpelijk.

De heer Samsom (PvdA): Dat is wel een hoop lariekoek in één vraag. Wij hebben die balans gezocht en ook gevonden met een leeftijdseis, gesteld door een PvdA-minister in een PvdA-kabinet. Er werd ook een inkomenseis gesteld, jazeker, en de eis dat een examen wordt afgelegd. Dat type eisen hebben wij gesteld of gesteund. Het had een zorgvuldig debat kunnen worden als wij onze energie niet hadden gericht op iets wat in Europa een heilloze en kansloze missie is. De heer Fritsma slaat door in het stellen van eisen. Dat is een politieke afweging. Hij mag zijn opvattingen hebben over wat een relevante en redelijke balans is tussen de wens van iemand om een gezin te vormen, en de wens van de samenleving om migratie soepel te laten verlopen. De heer Fritsma wil de migratie gewoon stoppen. Dan snap ik best dat hij veel hogere eisen wil stellen. Dat zinnige politieke debat hadden wij hier kunnen voeren. Wij voeren het niet, maar eigenlijk vinden wij dat ook weer niet zo heel problematisch, omdat wij de balans al hebben gevonden.

Nu de uitvoering nog. Natuurlijk moeten wij meer werk maken van het aanpakken van gedwongen huwelijken en schijnhuwelijken. Natuurlijk moeten wij meer werk maken van de integratie van mensen die hier uiteindelijk komen. Dat is het beleid dat deze minister moet nastreven. Als hij zijn energie om in Europa iets voor elkaar te krijgen wat toch niet gaat lukken, gaat besteden om in Nederland iets voor elkaar te krijgen wat nog moet lukken, dan komen wij nog ergens.

Ik moet het laatste deel van mijn spreektijd besteden aan een ander, maar niet minder belangrijk onderwerp. Ik verzoek de collega's om op te letten, want het wordt wel ingewikkeld. Het gaat namelijk over de overwinning die deze minister heeft geclaimd op een ander deel van zijn bijbel, de position paper, namelijk het aanpassen van de zogenaamde kwalificatierichtijn, waarin eisen worden gesteld aan mensen die hier graag willen komen, bijvoorbeeld asielzoekers. De minister claimt een overwinning, namelijk dat de bewijslast voor de vraag of de asielzoeker zich elders in het land dat hij ontvlucht is veilig kan vestigen, bij de asielzoeker zelf is neergelegd. Ik kan dat in de regeling niet terugvinden. Ik had gevraagd om een specifieke aanwijzing dat dat gebeurd is en hoe dat werkt, maar die heb ik niet gekregen. Ik hoop het alsnog van de minister te horen. Hier begint zich een patroon af te tekenen dat voor de toekomst belangrijk is. Deze minister bereikt in Europa niet wat hij wil bereiken, maar omdat hij het in het binnenland wel moet bereiken omdat het in het gedoogakkoord met de PVV is afgesproken, maakt hij er een verhaal van in de zin van: dat heb ik helemaal binnengesleept. Maar dat is hier absoluut niet het geval, tenzij de minister mij van het tegendeel kan overtuigen. Volgens mijn informatie is artikel 8 van de richtlijn juist veranderd in de richting die de PVV niet zou willen, namelijk in de richting van meer bescherming voor de asielzoeker. Wat ons betreft is die wijziging terecht, maar zij is niet in overeenstemming met het gedoogakkoord. Volgens ons dient de minister daar gewoon eerlijk over te zijn. Dan kunnen wij gewoon eerlijk met elkaar verder.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Wanneer komt aan politieke sprookjes een eind? Ik hoop snel. De mythe dat minister Leers Europa de PVV-migratieregels gaat verkopen, sleept zich voort door de tijd, van maand naar maand. De mythe sleept zich ook door het papier, van roadmap tot position paper, van carnavaleske hoop tot geen enkel ander land dat zich publiekelijk bij Nederland aansluit. Het is een soap waarbij iedereen uitziet naar de laatste aflevering. De regeringen van Polen, Slowakije en Tsjechië zien deze minister aankomen. Mijn buurman zei het al: als tien ambassadeurs in de pen klimmen om de Nederlandse regering te vragen om alstublieft afstand te nemen van een stigmatiserend klachtenmeldpunt Polen van de PVV en de regering dit afdoet als een oprisping uit het buitenland of als een stuk rood vlees waar je je handen beter van af kunt trekken, dan is het politiek kompas de weg kwijt. Mijn voorspelling is dan ook dat Nederland naar het terugharken van het miljard uit Europa kan fluiten. Mijn voorspelling is ook dat Nederland door deze kamikazepolitiek zelf de deur voor wijzigingen van de gezinsrichtlijnen definitief in het slot heeft gegooid.

Dat brengt mij bij een feitje dat vorige week tijdens de hoorzitting naar voren kwam en dat nog eens is uitgezocht. Er blijkt een informele JBZ-Raad geweest te zijn. Er is bekeken wat daar is afgesproken. De Luxemburgse minister, Nicolas Schmit, heeft daarover het volgende gezegd: wij hebben daar informeel met elkaar gesproken over het wijzigen van die gezinsrichtlijnen, en de opvatting van een meerderheid van de aanwezigen was: wij moeten voor een status-quo gaan. Als dat waar is – dat vraag ik de minister – dan heeft deze hele exercitie echt helemaal geen zin meer. Wat heeft deze boulevard of broken dreams ons inmiddels al gekost? Al die verloren reizen naar het buitenland, al die dure diplomatieke uren, al die kostbare ambtelijke tijd, al die noeste arbeid om de roadmap en de position paper uit te dokteren, het is water naar de zee dragen. Ik wil echt graag een overzicht van alle directe en indirecte kosten die de overheid heeft gemaakt om de gezinsherenigingsrichtlijnen te veranderen.

Wij vinden de voorstellen en de reactie van het kabinet op het groenboek disproportioneel en slecht onderbouwd. Er is beperkt nagedacht over het effect op integratie. De voorstellen beperken zelfs de rechten van onze eigen burgers, want minstens de helft van de gezinsmigranten die naar Nederland komen, doet dat voor hereniging met een Nederlander. Kan de minister mij nog eens uitleggen op grond van welke argumenten hij het redelijk en wenselijk vindt dat onze eigen staatsburgers vergaand worden beperkt in het fundamentele recht op gezinsleven?

Het kabinet gebruikt de richtlijn als panacee voor «substantieel minder migranten». Er worden integratievoorwaarden opgeworpen, terwijl de richtlijn en de Europese Commissie spreken van integratiemaatregelen die niet aan hereniging in de weg mogen staan. Dat lijkt een semantische discussie, maar dat is het feitelijk niet. Hoe rijmt de minister het stellen van voorwaarden met het uitgangspunt van de richtlijn om juist gezinshereniging en integratie te bevorderen en het gezinsleven te respecteren? Hoe rijmt de minister zijn voorstellen met de uitkomst van het WODC-onderzoek uit 2009? Het WODC is een onberispelijk wetenschappelijk instituut. Het constateert dat migratiebeperkende maatregelen negatief uitwerken op de integratie van gezinsmigranten.

Mijn fractie heeft ernstige bezwaren bij met name de leeftijdseis, de kostendekkende leges en de gezinsband. Zo wordt een leeftijdseis van 24 jaar gesteld. Als betrouwbare gegevens over de aard en omvang van dwanghuwelijken ontbreken, als het WODC-onderzoek laat zien dat het niet bijdraagt aan integratie, en als volgens het UK Supreme Court een hogere leeftijdseis een schending is van artikel 8 van het EVRM, hoe kan dit kabinet dan verdergaan?

Wij vinden het pad dat dit kabinet is opgeslagen roekeloos, kostbaar en inhoudelijk onwenselijk. Wij hopen dat wij aan het einde van deze vergadering een streep kunnen zetten achter de zinloze missie van het kabinet om het groenboek te veranderen.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Het is een belangrijk debat, omdat het de aanzet is tot een traject waarover wij al afspraken hebben gemaakt en dat onderdeel uitmaakt van de besluitvorming binnen de Europese Unie. Het is belangrijk om daaraan deel te nemen. Gezien de afspraken in het regeer- en gedoogakkoord, steunt mijn fractie de inzet van het kabinet op dit punt van harte. Tegen de heer Schouw zeg ik: je kunt pas een oordeel vellen als het hele proces is afgerond. Tussenstanden zijn interessant, maar het gaat om de eindstand.

De heer Schouw (D66): Je moet altijd goed luisteren naar de heer Knops. Hij zegt in feite dat het CDA goed is voor zijn handtekening onder het regeer- en gedoogakkoord. Mag ik daaruit afleiden dat het wijzigen van die gezinsherenigingsrichtlijnen niet primair de wens van het CDA is, maar dat het meer past binnen de afspraken die in het akkoord zijn gemaakt?

De heer Knops (CDA): Dat laatste is een feit, uw stelling is onjuist. Wij steunen het van harte. Het traject dat doorlopen wordt, moet wat ons betreft zorgvuldig worden voortgezet. De conclusies die u samen met collega Samsom al getrokken heeft, zijn wat ons betreft voorbarig. Wij hebben inderdaad een afspraak gemaakt. Hoe vaker ik mevrouw Malmström hoor spreken, hoe meer ik gemotiveerd ben om onze Nederlandse inzet te verdedigen.

De heer Schouw (D66): In het licht van de komende drie weken, waarin er heronderhandeld moet worden, begrijp ik dat de heer Knops vriendelijk is richting de PVV. Raakt de heer Knops net zo in paniek als de heer Fritsma als het groenboek niet gewijzigd wordt? Gaat de heer Knops, gaat het CDA dan ook pleiten voor een opt-outregeling, zoals de heer Fritsma wil?

De heer Knops (CDA): Dat is een interessante vraag, zij het ietwat ontijdig. Wat ons betreft wordt alles op alles gezet om via het proces van het groenboek, zowel in de Raad als in het overleg met de Commissie, te bekijken hoe ver wij op dit punt kunnen komen. Wij willen het liefst zo ver mogelijk komen in de richting van de inzet van de Nederlandse regering. Je kunt nooit iets uitsluiten. Dat geldt ook voor de opt-out. Ik zeg erbij dat mijn partij vindt – wij hebben daar een rijke traditie in – dat het beter is om je niet buiten de orde van Europa te stellen. Het is vaak effectiever om dit traject voluit te doorlopen. Daarom begrijp ik niet dat de heer Schouw nu al zijn conclusies heeft getrokken. Ik begrijp dat wel vanuit zijn andere politieke positie, maar vanuit democratisch perspectief zou D66 dit traject moeten toejuichen. De vragen naar de kosten zijn volstrekt niet aan de orde.

Onze visie op immigratiebeleid is drieledig. In de eerste plaats willen wij strikt zijn als het gaat om immigratie van mensen voor wie het zicht op succesvolle participatie niet vanzelfsprekend is. Dat is ook de gezinsmigratie waarover wij spreken. In de tweede plaats willen wij open zijn voor echte vluchtelingen en willen wij uitnodigend zijn voor talent, voor studie of werk. Wij onderschrijven de kabinetsreactie op het groenboek gezinshereniging en de visie daarin. Aanpassing van de gezinsherenigingsrichtlijn is nodig om een beter evenwicht te realiseren tussen het algemene belang van de Staat en het individuele belang van de migrant. Deze belangen hoeven niet per se tegenstrijdig te zijn, sterker nog, ze zouden parallel kunnen lopen. Gezinshereniging en gezinsvorming betekenen een grote stap met grote verantwoordelijkheden in economisch en sociaal opzicht, zowel voor de gezinshereniger als voor het overkomende gezinslid. Het CDA als gezinspartij hecht eraan dat gezinsleden die verantwoordelijkheden voor elkaar serieus nemen, waardoor het gezin op volwaardige wijze kan deelnemen aan de samenleving en aldus daadwerkelijk een hoeksteen van die samenleving kan vormen. Dit vragen wij overigens niet alleen van migranten, maar van alle Nederlanders en van alle Europeanen.

Migranten die hun verantwoordelijkheid voor hun participatie serieus nemen, verdienen daarbij steun vanuit de samenleving. Maatschappelijke organisaties, de eigen migrantenachterban kan daarbij een rol spelen, maar ook het onderwijs. Burgerschapsvormen zijn ook van groot belang. Iedere Nederlander, migrant of niet, zal zijn verantwoordelijkheid in de samenleving moeten nemen.

Er moet aandacht en ruimte zijn voor religie en levensbeschouwing, en voor de activerende en bindende kracht die kan uitgaan van migrantenkerken, moskeeën en synagogen. Dit alles vergroot de binding en de ontmoeting met de samenleving. Wij nodigen de minister uit om deze elementen in te brengen in de Europese discussie over gezinshereniging en integratie.

De minister heeft tijdens de informele JBZ-Raad van 26 en 27 januari in Kopenhagen gezegd dat de EU de lidstaten zou moeten faciliteren bij het aanpakken van de problemen met migratie door een verzameling van toelatingscriteria te introduceren, een zogenaamde toolbox. Hoe moeten wij de suggestie van de minister zien dat lidstaten daaruit criteria kunnen selecteren die het beste aansluiten bij de nationale omstandigheden? Welke criteria en welke ruimte is er voor de afzonderlijke lidstaten? Meerdere lidstaten gaven aan problemen te ondervinden bij gezinshereniging. Zij willen de nationale ruimte vergroten om extra maatregelen in te voeren teneinde misbruik te voorkomen en integratie te bevorderen. Daaruit lijkt een wat grotere sense of urgency te spreken dan uit de woorden van Eurocommissaris Malmström. Enkele lidstaten gaven aan voorstander te zijn van herziening van de richtlijn. Op welke onderdelen en op welke manier? Kan de minister uitleggen waarom andere lidstaten zich terughoudend opstelden tegenover een mogelijke wijziging? Gebeurde dat uit angst voor een versoepeling van de richtlijn? Waarop zou die versoepelingsangst gebaseerd zijn?

In hoeverre is en wordt met andere lidstaten specifiek gesproken over de door Nederland gewenste aanpassingen, zoals de leeftijdseis, de inkomenseis, de opleidingseis, de huisvestingseis, enz.?

De heer Samsom (PvdA): Voor de uitgangspunten die de heer Knops formuleert, hoeft de richtlijn niet gewijzigd te worden. Dat kan namelijk ook gerealiseerd worden binnen de richtlijn. Als de heer Knops zo hecht aan het veranderen van de richtlijn, baalt hij er dan niet ontzettend van dat de PVV, die zelf de grootste pleitbezorger is van verandering van de richtlijn, zelf de boel saboteert door alle andere Europese landen, waarvan de heer Knops de steun toch echt nodig heeft, tegen zich in het harnas te jagen? Baalt de heer Knops daar niet ontzettend van? Doet hij de minister niet het verzoek om de deur op de een of andere manier weer te openen? Of laat hij het gewoon weer lopen? Als hij dat doet, snap ik de vraag van de heer Schouw wel een beetje. Wil de heer Knops echt dat die richtlijn gewijzigd wordt of is hij stiekem een beetje blij dat het op deze manier van het podium wordt gehaald?

De heer Knops (CDA): Dank voor de heldere vraag. Ja, ik baal daar ontzettend van. Als je in Europa iets wilt bereiken, lukt je dat nooit alleen. Je zult altijd partners moeten zoeken. De actie van de PVV staat haar natuurlijk vrij, maar ik vind het buitengewoon onverstandig. De steun voor heel andere onderwerpen neemt daarmee namelijk af. Dat laat onverlet dat de intentie van de gemaakte afspraken wat mij betreft staat. Als de heer Samsom mij zou vragen of de kans op steun vergroot is, dan zou het antwoord wel eens nee kunnen zijn. Maar goed, dat kan ik hier niet veranderen. Ik constateer het en vraag de minister in hoeverre hij nog steun ziet. Wat mij betreft zet de Nederlandse regering alles op alles om die steun voor dit goede voorstel te vinden.

De heer Samsom (PvdA): Ik vraag de heer Knops om dat iets specifieker te maken. Hij vraagt de minister welke mogelijkheden hij ziet om de deur meer te openen. Zou het CDA niet aan de minister moeten vragen om te doen wat nodig is om de deur te openen: neem met klem afstand van het meldpunt en zorg dat het gesprek weer op gang komt? Dat is in het belang van het CDA, want de heer Knops wil alsnog de regeling gewijzigd zien, zo zegt hij met overtuigingskracht. Dan moet hij dat politiek omzetten in een handelingsperspectief voor de minister.

De heer Knops (CDA): Anders dan de heer Samsom is mijn oordeel volstrekt helder. De vraag is of de minister dit ook zou moeten willen. De minister gaat namens de Kamer op pad met een bepaalde boodschap. Ik heb mijn oordeel gegeven over het initiatief van de PVV. Het is aan de minister om zo veel mogelijk deuren open te krijgen. Hij hoeft wat mij betreft hier niet te delen hoe hij dat doet, als de deuren maar opengaan. De deuren moeten opengaan op het moment dat besluitvorming plaatsvindt. Ik kan het mij goed voorstellen dat een aantal landen de deur nu niet openzet, maar dat wil nog niet zeggen dat zij het niet eens zijn met de voorstellen. Dat is ook het spel, de heer Samsom kent de dynamiek van onderhandelen. Het is niet altijd goed om dat met open deuren te doen.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik vraag de heer Knops op welke planeet hij leeft. Hij was vorige week niet bij de hoorzitting, maar inmiddels weten wij wel dat niemand zit te wachten op wijziging van de richtlijn, behalve misschien Lega Nord. Ook de christendemocraten in het Europees Parlement zitten niet te wachten op wijziging. Noch de Raad wil het, noch de Europese Commissie – ik noem mevrouw Malmström, de zogenaamde «eurohippie» – noch het Europees Parlement. Zou de heer Knops de minister niet veel beter met een andere opdracht naar Europa kunnen sturen, een opdracht waar wij wél wat aan hebben?

De heer Knops (CDA): Ook de heer Dibi gaat ervan uit dat het tijd is om conclusies te trekken, maar wat mij betreft is het dat nog helemaal niet. Wij moeten onverminderd doorgaan met onze inzet. Ik was niet bij de hoorzitting aanwezig, maar ik heb natuurlijk wel gehoord wat daar gezegd is. Je kunt je afvragen of alles wat er gezegd is, waardevrij is. Immers, er leven heel wat opvattingen. Er zijn inschattingen gegeven. Het zijn niet allemaal feiten. De feiten zijn er pas als de wedstrijd gespeeld is. Ik heb de hoop dat de argumentatie die de Nederlandse regering onder dit voorstel heeft gelegd, bij andere landen waar deze problemen wel degelijk spelen, weerklank vindt. Juist het ontkennen ervan, wat mevrouw Malmström ook doet, maakt mij gemotiveerder om met deze voorstellen door te gaan. Aan het einde van dit proces zal er meer steun zijn dan de heer Dibi nu denkt.

De heer Dibi (GroenLinks): Het is niet wat ík denk, het is wat er al uitgesproken is, onder anderen door de voorzitter van de VVD in het Europarlement. Ook de heer Van de Camp, lid van de partij van de heer Knops, heeft er interessante dingen over gezegd. Ik denk dat de heer Knops niet toe is aan een conclusie. Dat zou namelijk betekenen dat er een kabinetscrisis ontstaat. Het hart van de gedoogconstructie zou dan niet meer kloppen. Als het CDA niet bereid is om te erkennen dat het over is, waarom kunnen wij de minister dan niet met een alternatieve opdracht naar Europa sturen waar misschien wél resultaat mee geboekt wordt? Het CDA heeft zelf verklaard dat wij in de toekomst arbeidsmigranten nodig zullen hebben, dat wij met heel veel Europese landen zullen moeten concurreren. Daar kan de minister wél resultaat op boeken. Waarom vraagt de heer Knops dat niet met mij aan de minister in plaats van hem met een mission impossible op pad te sturen?

De heer Knops (CDA): Ik begrijp helemaal niet waar de heer Dibi naartoe wil. De inzet van de Nederlandse regering, die de CDA-fractie steunt, staat ter discussie. De heer Dibi trekt al conclusies, maar er wordt nog onderhandeld, er worden nog reacties gegeven. Het is pas tijd om conclusies te trekken als dit traject is afgelopen. Natuurlijk, wij bespreken hier de inzet van de minister. Het resultaat zullen wij beoordelen. Een beoordeling van het resultaat kun je pas geven op het moment dat de minister terugkomt. Het is nu niet de tijd om conclusies te trekken.

Voorzitter. Ik heb dus de inschatting dat er meer ruimte is dan nu gedacht wordt. Ik roep de minister op om de inzet onverdroten voort te zetten en met een zo goed mogelijk resultaat terug te komen. Het bespreken van dit soort zaken in Europees verband leidt er zelden toe dat je alles krijgt wat je wilt. Het gaat erom dat wij zo veel mogelijk van onze inzet binnenhalen.

Het doel van de richtlijn is ook het bevorderen van de integratie van onderdanen van derde landen. Zou er gegeven deze doelstelling iets voor te zeggen zijn om een imperatieve bepaling te maken van artikel 7, lid 2? Thans staat daar: «Lidstaten kunnen van onderdanen van derde landen verlangen dat zij ...»

Nederland wijst regelmatig op het belang van inburgering en integratie. Niet alle lidstaten stellen integratievoorwaarden bij gezinshereniging. Wat vindt de minister van eventuele minimumnormen voor integratie, waaronder de verplichting om inburgering te laten beginnen in het land van herkomst?

Wat de definitie van «kerngezin» betreft blijft voor Nederland gelden dat personen die feitelijk tot een gezin behoren, ook voor toelating in aanmerking komen.

Wij zijn voor maatregelen die erop gericht zijn om misbruik en fraude, zoals de Europaroute, tegen te gaan. Ik denk aan het schrappen van artikel 3, lid 3, inbreuk op de openbare orde, huiselijk geweld, gedwongen huwelijken, etc.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Een treffende analyse vandaag in dagblad De Pers, waarin het toneelstuk «Stop de migratie van niet-westerse allochtonen» gewaardeerd werd met vier sterren. Verbluffend acteerwerk, zo oordeelde de recensent. Verder lees ik: «De voor de PVV teleurstellende slotscene is bekend en toch blijven de acteurs in hun rol. Het is oscarwaardig.» Sophokles en Euripides kunnen een puntje zuigen aan deze Griekse tragedie. Minister Leers speelt de hoofdrol. En zoals dat in een Griekse tragedie gaat, vertolkt de hoofdrolspeler de rol van de lijdende mens. Hij lijdt zichtbaar, want hij mag de waarheid niet vertellen. Die zal namelijk leiden tot intriges met zijn geliefde gedoogpartner, een rol die met verve vertolkt wordt door Sietse Fritsma. Nou ja, geliefde, het is meer een gedwongen schijnhuwelijk. Voorafgaand aan het huwelijk moet de hoofdrolspeler zich namelijk bewijzen bij zijn toekomstige schoonvader, collega Geert Wilders. Was hij wel in staat om de familie-eer hoog te houden? Was hij wel in staat om de migratie van niet-westerse migranten met 50% te verminderen? Hij beloofde: die familie-eer ga ik koste wat het kost verdedigen. En zo geschiedde. Tenminste, wij weten inmiddels dat de familie-eer in de prullenbak ligt. De waarheid spreken betekent dat de PVV mogelijk een gevalletje eerwraak pleegt. De waarheid spreken betekent namelijk dat de PVV moet toegeven dat haar belangrijkste belofte niet wordt waargemaakt. De heer Fritsma houdt de moed erin: het kabinet doet echt zijn best. Maar wij weten allemaal dat voor het bestaansrecht van de gedoogconstructie de gezinsherenigingsrichtlijn moet worden aangepast. Wij weten allemaal dat daar binnen de EU niemand op zit te wachten, misschien met uitzondering van een Europarlementariër van Lega Nord. Als ik het fout heb, zou ik graag in dit debat van de minister horen welke andere lidstaten zich inmiddels hebben aangesloten. Volgens mij is het draagvlak dat überhaupt hypothetisch mogelijk was, inmiddels definitief verdwenen na een discriminerend meldpunt.

Minister Leers verkwanselt het open en internationale karakter van Nederland door Nederland in Europa te isoleren als een gekke Henkie met door de PVV ingefluisterde boodschappen over aanpassingen aan de richtlijn. En voor wat? Slechts om enkele migranten de toegang tot Nederland te ontzeggen. Op hoeveel van de 19 000 gezinsmigranten heeft die richtlijn eigenlijk betrekking? Hoeveel van hen wonen niet in de EU, zijn jonger dan 24 jaar, verdienen minder dan 120% van het minimumloon en gaan een schijnhuwelijk aan? Ik weet het antwoord al. Deze minister vindt het belangrijker om een handjevol migranten te weren en daarmee Nederland voor gek te zetten, dan een nuchter migratiebeleid te voeren.

Mijn eerste vraag aan de minister gaat over het herstellen van het open en internationale karakter van Nederland. In het rapport De Nederlandse migratiekaart staat dat Nederland op termijn migranten van buiten de EU nodig heeft om tekorten op de arbeidsmarkt op te vangen. Vorige week hoorden wij Peter Rodrigues zeggen dat er in 2020 behoefte is aan 100 000 extra arbeidskrachten. Regeren is vooruitzien, maar de minister houdt zich van de domme en zegt letterlijk dat «dit nu niet aan de orde is». Wil de minister voor Prinsjesdag met een langetermijnmigratievisie komen die het gedoogakkoord ontstijgt? Wil hij serieus naar alle scenario's kijken en in Europa werk maken van zaken die onze economie en onze positie versterken in plaats van verzwakken en ons isoleren?

Er is een ander punt waarop ik compassie bij de minister hoop te vinden. Van een gezinspartij mag een ruimhartige houding tegenover kinderen verwacht worden die naar hun ouders in Nederland willen reizen. Kinderen die zich met een toegelaten vluchtelingenouder willen herenigen, worden bijna altijd afgewezen. Dat aantal is de laatste jaren flink gestegen, zo blijkt uit een WOB-verzoek van Defence for Children. Ik weet niet of de minister ervan op de hoogte is, maar het zijn schandalige cijfers. Bijna elk nareizend kind ervaart enorme problemen om zich bij het gezin te voegen. Is de minister bereid om hier serieus naar te kijken en de Kamer daarover te informeren?

Ik kom op de positie van vluchtelingen. VluchtelingenWerk heeft daar een belangwekkende brief over geschreven. Als je de richtlijn al wilt wijzigen, hetgeen GroenLinks onwenselijk vindt, dan zou je onderscheid moeten maken tussen vluchtelingen en andere gezinsmigranten, omdat die posities nu eenmaal anders zijn. Wil de minister daarop reageren?

Ik heb getwijfeld of ik in dit debat de coalitiepartijen, de gedoogpartner en de minister moest beschuldigen van liegen. Je kunt het wegzetten als acteren, maar het lijkt steeds meer op verkeerd informeren. De heer Samsom stelde het punt vorige keer aan de orde bij zijn eerste debat in deze commissie. De kwalificatierichtlijn zou gewijzigd zijn. Als je de tekst van de kwalificatierichtlijn bekijkt, zie je dat er helemaal niets is gewijzigd, in ieder geval niet op de manier die het kabinet wil. Het kabinet voert hier gewoon een showtje op. Misschien komt er een moment waarop ik wel zwaardere conclusies trek, maar ik vraag de minister om te stoppen met acteren.

De heer Fritsma (PVV): Een deel van de inzet van het kabinet om de richtlijn te wijzigen, behelst het voorkomen dat criminelen, bijvoorbeeld eerwraakplegers, opnieuw partners naar Nederland halen. Dat is een heel belangrijk punt. Hoe vindt de GroenLinks-fractie het dat iemand die al herhaaldelijk eerwraak heeft gepleegd, die mensen het ziekenhuis in heeft geslagen, op dit moment toch in de gelegenheid wordt gesteld om een nieuwe partner uit het buitenland te laten komen die wellicht eenzelfde lot zal treffen?

De heer Dibi (GroenLinks): Dat vind ik schandalig, maar ik zou graag een voorbeeld horen van een dader van eerwraak die een nieuwe partner naar Nederland wil halen. Dan kunnen wij er serieus naar kijken en kunnen wij de minister dwingen om daar maatregelen op te nemen. Het is totaal niet noodzakelijk om een gezinsherenigingsrichtlijn te wijzigen om die daders van eerwraak te kunnen aanpakken. Dit is wat er altijd gebeurt. Zodra onderbouwing van de noodzaak van maatregelen wordt gevraagd, komt het kabinet in opdracht van de PVV met schijnhuwelijken, met neef-nichthuwelijken, met eerwraak. Dat zijn zaken die wij allang kunnen aanpakken zonder aan de richtlijn te tornen. Mijn wedervraag is: kan de heer Fritsma één voorbeeld noemen van een dader van eerwraak die een nieuwe partner naar Nederland heeft gehaald?

De heer Fritsma (PVV): De heer Dibi ontwijkt de vraag, want natuurlijk gebeurt dit. Het is ook al heel vaak besproken, ook met voormalig staatssecretaris Albayrak. Natuurlijk moet die richtlijn wel worden aangepast om ervoor te zorgen dat eerwrakers niet in herhaling kunnen vervallen met een nieuwe partner. De heer Dibi draait eromheen. Hij zegt dat het al kan, maar het kan helemaal niet. Juist dit is een van de redenen waarom die richtlijn moet worden aangepast. De heer Dibi zegt dat de hele inzet van het Nederlands kabinet de prullenbak in kan. Daarmee zegt hij met zoveel woorden dat eerwrakers in de gelegenheid moeten worden gesteld om toch weer nieuwe partners en gezinsleden naar Nederland te halen, die dan een hoog risico lopen om mishandeld te worden. Hoe kijkt de heer Dibi daartegen aan? Is de heer Dibi het er wel of niet mee eens dat wij dit tegengaan en dat daarvoor die richtlijn gewijzigd moet worden? Anders neemt de heer Dibi – het spijt mij wel – gewoon criminelen in bescherming.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik stel vast dat de heer Fritsma met niet één voorbeeld kan komen van een dader van eerwraak die meerdere partners naar Nederland heeft gehaald. Als die voorbeelden er zijn, sta ik schouder aan schouder met de heer Fritsma om te pleiten voor aanpassingen. Die aanpassingen zijn niet in de gezinsherenigingsrichtlijn te vinden. Daar gaat het om het verhogen van de leeftijd naar 24, 120% van het minimumloon, etc. Dat heeft niks met eerwraak te maken. De heer Fritsma vervuilt dit debat met een gevalletje eerwraak omdat hij niet kan onderbouwen waarom deze maatregelen noodzakelijk zijn. Nogmaals, daders van eerwraak mogen wat mij betreft nooit een tweede partner hier naartoe halen. Ik vraag de heer Fritsma om voorbeelden, maar die krijg ik niet.

De heer Knops (CDA): De heer Dibi doet mij denken aan een zure recensent die in de pauze van het toneelstuk snel een artikeltje met conclusies schrijft en opstuurt naar de krant, zonder de hele voorstelling af te wachten. Waarom ageert de heer Dibi zo tegen deze voorstellen, terwijl die een milde aanscherping van de huidige richtlijn betekenen? Waarom gaat hij niet in op de effecten op de integratie van de huidige richtlijn en hoe je die kunt tegengaan met deze voorstellen? De heer Dibi laadt op zijn minst de verdenking op zich dat hij daarmee de problemen bagatelliseert waar dit land mee kampt als het gaat om integratie.

De heer Dibi (GroenLinks): GroenLinks vindt het recht op gezinsleven enorm belangrijk. Daarom is deze richtlijn ons dierbaar. Dat neemt niet weg dat je kunt kijken naar maatregelen om de integratie van nieuwkomers te bevorderen. Wij hebben de afgelopen tien jaar niets anders gedaan dan de ene na de andere maatregel nemen, waardoor wij inmiddels het op twee na strengste land van Europa zijn. Wij doen dus ontzettend veel om ervoor te zorgen dat de integratie goed verloopt. Ik beoordeel nieuwe voorstellen op hun effectiviteit. Wat ik zie, is dat van de 160 000 migranten die vorig jaar naar Nederland zijn gekomen, een heel kleine groep gezinsmigranten betreft. Die moeten al aan de zeer strenge eisen voldoen van de Wet inburgering, de leeftijdseisen, de inkomenseisen, enz. Zij krijgen niet zomaar bijstand. Het beeld dat iedereen naar Nederland kan komen en alles maar krijgt wat hij wil, is onzin. Ik zou hopen dat het CDA niet meedoet aan het voeden van dat beeld. Ik heb als Kamerlid het recht om voorstellen te beoordelen op hun werking en effectiviteit. Deze voorstellen doen dat wat mij betreft niet en hebben betrekking op zo'n kleine groep, dat ik denk dat het beter is om onze aandacht te verleggen naar echt belangrijke dingen voor Nederland. En dat is onder andere de vraag hoe wij onze economie stevig kunnen houden voor toekomstige generaties. Als je dat wilt, moet het gedoogakkoord onmiddellijk door de papierversnipperaar.

De heer Knops (CDA): Dat laatste is een heel breed politiek oordeel, maar de heer Dibi wandelt wel heel snel door het onderwerp heen. Ook nu trekt hij weer de conclusie dat het niet werkt. Ik zou willen dat wij dat konden zeggen, want dat betekent dat wij het hebben ingevoerd, maar zover is het nog niet. Voordat dit überhaupt in werking treedt, heeft de heer Dibi zijn conclusie al klaar. Hij heeft een dogmatische kijk op deze zaken. Hij heeft zijn conclusie getrokken en staat niet open in dit debat.

De heer Dibi (GroenLinks): Het is toch geen verrassing voor de heer Knops dat de fractie van GroenLinks vanaf het begin tegenstander is geweest van de voorstellen in het gedoogakkoord? Niet omdat wij een dogmatische opstelling hebben, maar omdat ze onzinnig zijn. Ze bevorderen de integratie niet, sterker nog, ze zouden de integratie wel eens kunnen belemmeren. Bovendien zijn ze onhaalbaar. Dat is niet de conclusie die ik trek, dat heeft ook de VVD-fractievoorzitter in het Europees Parlement gedaan, dat heeft Eurocommissaris Malmström gedaan, dat hebben alle belangrijke spelers op dit dossier gedaan, behalve degenen die doorgaan met acteren omdat zij het leven van het kabinet willen rekken. Dat zijn de enige mensen die nog in ontkenning zijn. Daartoe behoren de heer Knops, mevrouw Van Nieuwenhuizen, de heer Fritsma en de heer Leers. Ik doe niet mee aan dat toneelstukje.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb nog even naar de cijfers gekeken rond gezinshereniging. Er komen 160 000 migranten per jaar naar Nederland. Het aantal gezinsherenigers bedroeg in 2010 10 000. In welk rijtje van landen staan wij daarmee? België, Tsjechië, Oostenrijk en Portugal. Ik voel mij daar niet heel vervelend onder. Landen als Griekenland en Zweden nemen nog meer gezinsherenigers op dan Nederland. Voor de ChristenUnie is het belangrijkste uitgangspunt het recht op gezinsleven. Dat is een fundamenteel recht dat elk gezin heeft. Met name bij migrantengezinnen wordt dat verscherpt. De leeftijd wordt naar 24 jaar verhoogd. De exameneisen worden aangescherpt. Er worden wachttijden ingesteld.

Wij hebben al een aantal keren met de minister gesproken over nareizende gezinsleden van vluchtelingen. Kan de minister bevestigen dat de eisen voor gezinshereniging regulier niet van toepassing zijn op gezinshereniging bij vluchtelingen? Deze mensen hebben niet zoals migranten de mogelijkheid om het van tevoren te plannen en zich heel goed voor te bereiden. Ik stel dezelfde vraag voor asielzoekers die een medische status krijgen of de buitenschuldstatus. De minister zegt dat daarvoor wel de reguliere gezinsherenigingseisen gelden. Ik pleit ervoor om voor hen dezelfde eisen te stellen als voor nareizende gezinsleden van asielzoekers.

Ik kom op het vaststellen van het gezinsverband. De minister gaat uit van een gezinslid dat feitelijk deel uitmaakt van een gezin. Daarmee gaat hij om de biologische definitieverwantschap van het gezin heen. Erkent de minister dat dit niet terug te vinden is in de gezinsherenigingsrichtlijn? In dat geval is het toch strijdig met Europese jurisprudentie? Wij hebben eerder vragen gesteld over Somaliërs. Er zijn lange, ingewikkelde vragenlijsten voor heel jonge kinderen. De tolken zijn soms niet beëdigd. Er is geen Nederlandse vertegenwoordiging in Mogadishu. Waarom versoepelt de minister die voorwaarden voor nareizende kinderen uit bijvoorbeeld Somalië niet? Is de minister bereid om voor kinderen de vragenlijsten te vereenvoudigen? Het feit dat een kind niet de precieze geboortedatum van zijn ouder kent, is toch niet een punt waarop de gezinshereniging moet stokken?

De regering stelt dat het beleid gericht moet zijn op het herstel van het gezinsverband dat bestond bij het verlaten van het land van herkomst. Er kunnen ook gevallen zijn waarin een gezinsverband is ontstaan net nadat iemand uit een land is gevlucht en zich bijvoorbeeld bevindt in een vluchtelingenkamp net over de grens. Is de minister bereid om ook naar die situaties te kijken? Anders zouden die mensen bij voorbaat buiten het gezinsherenigingsbeleid van de minister vallen.

De ChristenUnie heeft de nareistermijn eerder aan de orde gesteld, alsmede de gevolgen van het missen van die nareistermijn van drie maanden. Stel dat een formulier een dag te laat binnenkomt. Betekent dat dan dat niet voldaan wordt aan de reguliere gezinsherenigingsvoorwaarden? Waarom hecht de minister zoveel waarde aan die fatale termijn van drie maanden?

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. De partner- en gezinsmigratie is altijd een van de belangrijkste motoren achter de voortgaande massa-immigratie. Tot op de dag van vandaag loopt de instroom van partner- en gezinsmigranten in de vele duizenden per jaar en is deze veel groter dan de groep toegelaten asielzoekers. Niet voor niets is er in het gedoogakkoord dus veel aandacht voor dit type migratie. Verreweg de meeste mensen die in Nederland een verblijfsvergunning krijgen, lopen in het land van herkomst in het geheel geen gevaar. Illustratief is de groei van de Marokkaanse gemeenschap in Nederland. Aan het einde van de gastarbeidregeling waren er ongeveer 24 000 Marokkanen in Nederland. Dit aantal is onder invloed van grootschalige partner- en gezinsmigratie in een paar decennia uitgegroeid tot maar liefst 350 000. De problemen die deze immigratievorm met zich mee heeft gebracht, zijn enorm. Ze variëren van islamisering tot uitkeringsafhankelijkheid en van criminaliteit tot schooluitval. Nieuwe partner- en gezinsmigranten van de eerste generatie komen in toenemende mate uit landen als Irak en Somalië en versterken de problemen.

Het is eigenlijk ongelofelijk als je ziet hoe makkelijk het altijd is geweest om een verblijfsvergunning te krijgen als je hier een partner had of stelde te hebben. Zo was er niet eens een huwelijk voor nodig. Als je relatie na drie jaar op de klippen liep, kon je toch voor altijd in Nederland blijven. Gelukkig komt er een wetswijziging aan waardoor die dingen straks verleden tijd zijn. Voor andere aanscherpingen van het partner- en gezinsmigratiebeleid moet de Europese richtlijn inzake gezinsmigratie worden aangepast. Zo kunnen wij op dit moment geen rem zetten op het aantal partners dat iemand achter elkaar naar Nederland haalt. Als iemand al zes partners uit het land van herkomst heeft gehaald en het tijd vindt voor nummer zeven, dan moeten wij dat van Europa goedvinden. Dat is natuurlijk gekkenwerk en een uitnodiging om misbruik te maken van ons toelatingsbeleid. Ook voor andere maatregelen moet de richtlijn worden aangepast. Denk aan het verhogen van de leeftijdseis, het verhogen van de inkomenseis en het stellen van een opleidingseis. Anders dan de heer Dibi wil, is het wel degelijk onderdeel van de Nederlandse inzet om ook criminelen te weren van het laten overkomen van nieuwe partners.

Voor het wijzigen van de richtlijn moet het kabinet steun verwerven bij de andere EU-landen en bij de Europese Commissie. De vraag van de dag is: hoe staat het hiermee? Het startschot voor de hele discussie was de uitgifte van het groenboek. Zoals de PVV-fractie eerder heeft aangegeven, was het een valse start, want het groenboek is een uiterst eenzijdig politiek correct werkje dat niet eens ruimte geeft om over de maatschappelijke problemen te praten die onmiskenbaar ook het gevolg zijn van partner- en gezinsmigratie. In reactie op het groenboek heeft het kabinet gewezen op alle ter zake doende punten van het gedoogakkoord. Die reactie is goed. Waar zij niet in antwoord op eenzijdige vragen gegeven kon worden, heeft het kabinet dit op eigen initiatief gedaan. De reactie is helder. De PVV-fractie hoopt dat zij wordt onderschreven en dat er ruimte ontstaat om de maatregel in te voeren.

Mocht toch blijken dat de richtlijn niet wordt gewijzigd en dat de maatregelen van het gedoogakkoord door Europa worden geblokkeerd, dan is het tijd voor een opt-out. In dat geval moeten wij ons vrijmaken van knellende Europese regels die tegen het Nederlands belang indruisen. Dan moeten wij ten aanzien van immigratie weer baas in eigen huis worden. Denemarken heeft al zo'n opt-out op het gebied van immigratie. Iedereen die twijfelt aan nut en noodzaak van de maatregelen van het gedoogakkoord zou eens een kijkje in dat land moeten nemen.

Een specifiek punt in het kader van de partner- en gezinsmigratie dat ik graag wil benadrukken, is de Europaroute. Dit is al jaren een grote zorg voor de PVV-fractie. Niet voor niets is in het gedoogakkoord afgesproken om die route te sluiten. Iedereen kan begrijpen dat het absurd is om het vrije verkeer van personen in Europa ook van toepassing te laten zijn op partners en gezinsleden van EU-onderdanen die zelf geen EU-nationaliteit hebben. Alle gangbare toelatingsvoorwaarden voor partner- en gezinsmigranten vervallen hierdoor. Niet-westerse allochtonen hoeven zo bijvoorbeeld niet in te burgeren. Zelfs gepleegde misdrijven staan verblijf vaak niet in de weg. De migratiekaart, die vandaag ook op de agenda staat, neemt de zorg over de Europaroute bepaald niet weg. Er wordt gesignaleerd dat steeds meer niet-westerse allochtonen gebruik zijn gaan maken van de Europaroute. Dit zou een verklaring zijn voor de daling van het aantal Turken en Marokkanen in de gewone cijfers. Immers, mensen die gebruikmaken van de Europaroute worden aangemerkt als EU-onderdanen en staan dus niet in de cijfers van partner- en gezinsmigranten. De vraag is hoe het met de voortgang staat om het lek van die Europaroute te dichten.

De heer Schouw (D66): Ik geef de heer Fritsma een 8,5 voor moed en een 3- voor realiteitszin. Het besluit is gevallen op 26 januari 2012 in de informele JBZ-Raad: het groenboek wordt niet gewijzigd. De Luxemburgse minister heeft dat duidelijk gemaakt. Waarom houdt de heer Fritsma geen rekening met deze realiteit? Waarom voeren wij dit hele toneelstuk keer op keer op, terwijl op 26 januari 2012 een meerderheid het besluit heeft genomen om het huidige groenboek te handhaven?

De heer Fritsma (PVV): Er is nog helemaal geen definitief besluit gevallen. Er moeten nog definitieve conclusies worden getrokken door de Europese Commissie. De kaarten zijn nog niet geschud.

De heer Schouw (D66): Ontbreekt de kennis van de heer Fritsma over het Europese besluitvormingsproces of vergeet hij iets selectief? De heer Fritsma weet net zo goed als ik dat alle landen in Europa één voor één zullen moeten instemmen met een wijziging van het groenboek. Op 26 januari is gebleken dat de meerderheid zegt: handen af van het huidige groenboek. Dat is toch een fact of life? Daar hebben wij toch gewoon mee te leven? Dan moet het schip toch van koers veranderen? Waarom doet de heer Fritsma geweld aan die realiteit?

De heer Fritsma (PVV): Nogmaals, anders dan de heer Schouw loop ik niet vooruit op conclusies die nog getrokken moeten worden.

De heer Samsom (PvdA): De heer Fritsma schermt met een opt-outregeling als de wijzigingen niet via het groenboek kunnen. De minister heeft omstandig uitgelegd hoe kansloos die optie is en hoeveel tijd zij vergt. Eerder gaf de partijleider van de heer Fritsma een heel andere volgtijdelijkheid en voorwaardelijkheid aan. Hij zei: wij gaan als PVV geen extra bezuinigingen slikken als het groenboek van de Zweedse «eurohippie» Malmström slecht blijft en de PVV de immigratiemaatregelen uit het gedoogakkoord niet uitgevoerd zou zien worden. Het kabinet staat inmiddels weer voor omvangrijke bezuinigingsmaatregelen en het groenboek van mevrouw Malmström is nog niet zo slecht als het was toen deze uitspraak werd gedaan. Wat is de conclusie die de PVV daaruit trekt?

De heer Fritsma (PVV): Ik loop het gevaar in herhaling te vervallen. Wij moeten die definitieve conclusies afwachten. Mocht het kansloos zijn om die richtlijn gewijzigd te krijgen, dan willen wij een opt-out. Duidelijker kan ik niet zijn. Wij moeten nu gewoon kijken hoe het afloopt. Wij moeten afwachten waar de Europese Commissie mee gaat komen. Daarop wil ik niet vooruitlopen. Het kabinet heeft een eerlijke kans om de andere landen en de Europese Commissie te overtuigen van het nut van wijziging van die richtlijn. Wij moeten nog maar zien hoe dat afloopt. Ik ben duidelijk geweest over wat er gebeurt als het onverhoopt verkeerd afloopt. Mocht de richtlijn niet gewijzigd worden, dan wil de PVV-fractie een opt-out.

De heer Samsom (PvdA): Dan wil de PVV de bezuinigingsmaatregelen niet slikken, aldus de partijleider van de PVV. U loopt wél vooruit op het groenboek, want u begint binnenkort met een uitgebreide bespreking van nieuwe bezuinigingen. Dat gebeurt zonder dat het groenboek gewijzigd is en zonder dat daar veel perspectief op is. Nu tovert u een opt-outregeling uit de kast, waarvan iedereen weet dat het nog tien jaar duurt voordat wij zover zijn. Was dit allemaal gewoon bluf voor de bühne?

De heer Fritsma (PVV): Het is drie keer dezelfde vraag. Ik verwijs naar mijn eerdere reacties. Wij wachten de resultaten van de inspanningen van het kabinet om de richtlijn gewijzigd te krijgen af. Pas als daar duidelijkheid over is, kijken wij verder.

De heer Dibi (GroenLinks): Naast mij zit volgens mij de grootste expert op het terrein van immigratie, de heer Fritsma. Als er één partij is die weet wat je moet doen om iets te veranderen aan het immigratiebeleid, dan is het de PVV. Wanneer stopt de heer Fritsma met liegen tegen zijn kiezers? Wanneer gaat de heer Fritsma gewoon eerlijk tegen zijn kiezers zeggen: wij hebben het geprobeerd, wij hebben ons best gedaan, wij hebben het kabinet gedoogd, wij slikken bezuinigingen, maar het lukt niet? Wanneer stopt u met liegen, mijnheer Fritsma?

De heer Fritsma (PVV): Het is dezelfde vraag in een andere variant. Wat kennelijk de collega's niet begrijpen, is dat er nog geen definitieve conclusies zijn getrokken over het wel of niet wijzigen van de richtlijn. Het is flauwekul om de vraag in vijf varianten te verwoorden en te zeggen dat het allemaal kansloos is. Dat is niet zo. Het moet nog blijken. De definitieve conclusies moeten nog worden getrokken. Ik ben het ermee eens dat mevrouw Malmström niet bepaald meewerkt. Dat geef ik toe, maar wij kunnen pas zinnig verder praten als er definitieve conclusies liggen. Dan weten wij hoe wij ervoor staan.

De heer Dibi (GroenLinks): Was het maar alleen Malmström die tegenwerkte. Dan zou de heer Fritsma misschien nog ergens een lichtpuntje kunnen zien. Het zijn de ministers, de Eurocommissaris en het Europees Parlement die, zeker na dit rare meldpunt, denken: zoek het maar lekker uit. Er komt een dikke middelvinger vanuit Europa richting Nederland. Ik denk ook even aan de heer Madlener in het Europees Parlement. Hij heeft gezegd: in de prullenbak met dat groenboek. Ik noem de heer Wilders. Hij heeft een interview gegeven aan de Panorama, dat volgens mij niemand heeft gelezen: als jullie willen dat wij in Europa iets doen, dan moeten jullie op de PVV stemmen, want nu zijn wij te klein. Hoe lang gaat de heer Fritsma door met liegen? Wanneer gaat hij gewoon eerlijk tegen zijn kiezers zeggen dat het niet is gelukt? Of denkt hij echt dat dat een stelletje debielen zijn?

De heer Fritsma (PVV): De definitieve conclusies moeten nog komen. Als de heer Dibi gelijk heeft dat het allemaal niks wordt, dan wil de PVV-fractie graag een opt-out. Dan is namelijk duidelijk dat het Nederlands belang niet gebaat is bij te knellende Europese regels.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Voorzitter. Deze minister is niet uitgekozen op zijn sprintcapaciteiten. Wij wisten van tevoren dat het een marathon zou worden. De minister heeft ook veel meer de bouw van een duurloper. Het komt aan op de lange spieren. Het komt aan op volhouden en op doorzettingsvermogen. Ik doe dan ook niet mee aan dit wedstrijdje verplassen qua zwartgalligheid van de heren van de oppositie. Ik blijf optimistisch. Rond Eurocommissaris Malmström is een maalstroom aan geruchten en speculaties ontstaan. Doet zij het wel, doet zij het niet? De minister is de enige die ons daar goed over kan informeren. Welke mogelijkheden hebben wij? In de media is door meerdere mensen, ook door mevrouw Malmström gezegd dat het wel degelijk van belang is om fraude aan te pakken en om goed te kijken naar misbruik van procedures. Het is wel degelijk van belang om een steviger aanpak neer te zetten van schijnhuwelijken en gedwongen huwelijken. De immigratie in allerlei landen wordt wel degelijk als een probleem gezien. Er zijn aangrijpingspunten te over. Er zijn verschillende gradaties. Per maatregel kan worden bekeken wat ervoor nodig is. Wat kan met guidelines opgevangen worden? Wat is er in de status-quo nog voor ruimte voor de verschillende maatregelen? Welke instrumenten heeft de minister behalve het aanpassen van de richtlijn zelf? Nogmaals, er zijn gradaties. Wij willen zo veel mogelijk van de wensen uit het gedoogakkoord op zo kort mogelijke termijn realiseren.

Ik haak aan bij de specifieke positie van pleegkinderen in het kader van gezinshereniging, al dan niet van vluchtelingen. Wij moeten de verzekering krijgen dat dit op een zorgvuldige manier gebeurt. Er mag geen sprake zijn van willekeur. De cijfers zijn drastisch veranderd. Ik hoor daar graag een diepgravende toelichting op. Wij moeten er vertrouwen in kunnen hebben dat het zorgvuldig gebeurt.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ook ik ga niet aan verplassen doen. Mijn excuses voor mijn verlate binnenkomst, die verband hield met een ander zeer belangrijk debat. Hier voeren wij ook een belangrijk debat. Wat mij een beetje frustreert, is dat wij hier een welles-nietesspelletje spelen over wat uiteindelijk van Europa zou mogen. Daar doen wij weinig goed mee, voor onszelf en voor de Nederlandse bevolking, inclusief alle immigranten. Er is nog niets definitief besloten, maar als ik een medestander van de minister zou zijn, zou ik niet erg optimistisch zijn. Dat eerste ben ik niet, maar ik weet niet of ik dan per se pessimistisch ben.

Wat mij opviel tijdens de hoorzitting was dat er toch een beetje smalend werd gereageerd door een van de woordvoerders die vanuit Brussel naar ons was afgereisd op de vragen die ook door mij werden gesteld. In hoeverre is Europa geneigd om rekening te houden met de specifieke situaties in de verschillende lidstaten? Ik noem het verschil in ontwikkeling van de welvaartsstaat. De gevolgen van de regels voor migratie kunnen voor het ene land heel anders uitpakken dan voor het andere. Daar kijken wij helemaal niet naar, aldus de reactie. Er wordt blijkbaar geen rekening gehouden met de problemen die in bepaalde landen ontstaan. Ik vond dat best schokkend. Ik dacht: wacht eens eventjes, de Europese Unie is er toch niet alleen om de regels die in meerderheid worden aanvaard, vervolgens tegen bepaalde landen te gebruiken? Nee, de EU moet ook zelf werken aan draagvlak. Ik vond de reactie smalend overkomen: jullie kunnen hoog of laag springen, maar het kan toch allemaal niet.

Dat gezegd hebbend, deel ik voor een belangrijk gedeelte de probleemanalyse van de minister niet. Dat geldt ook voor de analyse van zijn coalitiepartners en gedoogpartner. Er zijn veel problemen, die voor een heel belangrijk gedeelte niet zijn te wijten aan immigranten van buiten de EU, maar die ook te maken hebben met een achterblijvende integratie van mensen van binnen de EU. De regels die de minister nu opstelt, treffen een heel erg klein aantal mensen. Ik vraag mij af of wij ons niet ontzettend druk maken over symboolpolitiek.

Het recht op respect voor familieleven is een belangrijk grondrecht. Dat is internationaal en ook door Nederland erkend. Zelfs degenen die sceptisch tegenover immigratie staan, moeten toegeven dat samenzijn met een partner belangrijk is. Wij vinden het daarom goed dat de huidige gezinsrichtlijn tegen het licht wordt gehouden. Feit is echter dat de huidige richtlijn op heel veel plekken niet goed is geïmplementeerd en niet goed wordt uitgevoerd. Hoe kijkt de minister daartegen aan? Als wij de richtlijn nu gaan wijzigen, betekent dat toch niet dat zij vervolgens overal wél goed wordt geïmplementeerd en uitgevoerd?

Op een aantal specifieke punten moet de richtlijn verbeterd worden. Ik noem de termijn van drie maanden na aankomst in een lidstaat. De heer Voordewind refereerde er al aan. Hoe rigide moeten wij daarmee omgaan?

Ook maak ik mij zorgen over de vrouwen die vijf jaar lang afhankelijk zijn van het huwelijk als verblijfsreden en daarmee van hun man. Indien zij het slachtoffer worden van huiselijk geweld, kunnen zij nergens heen. Welke maatregel hebben wij nodig om zulke situaties te voorkomen?

De door de regering gestelde eisen aan huwelijks- en gezinsmigratie mogen niet misbruikt worden om de vrije huwelijkskeuze te beperken. Natuurlijk moeten huwelijksdwang en polygamie streng worden aangepakt. Dat geldt ook voor fraude. Of daar sprake van is, moet per geval bekeken worden. Op dit moment zijn er veel belemmeringen, waardoor importbruiden al weinig kans hebben. Denk aan de verplichte inburgering in eigen land en het lange IND-traject. Waarom wil de regering nóg strengere eisen stellen? Welke mogelijkheden mist de regering nog om dwanghuwelijken te herkennen? Is de minister niet bang dat Nederland nog vaker teruggefloten zal worden wegens schending van het recht op familieleven? Ik doel op de tik op de vingers die de minister en zijn voorgangers 10 januari jongstleden van het Hof hebben gekregen vanwege de onredelijk hoge leges.

In de kabinetsreactie op het groenboek staat dat Nederland vindt dat het stellen van strenge integratievoorwaarden het recht op hereniging niet mag uithollen of praktisch onuitvoerbaar mag maken. Mag ik hieruit opmaken dat de minister vindt dat het verblijfsrecht niet mag worden onthouden als iemand alleen niet voldoet aan een inburgeringsexamen? De SP heeft haar hele bestaan gepleit voor goede integratie van immigranten, of zij nu wel of niet EU-burger zijn. Het is goed dat de minister veel waarde aan integratie hecht, maar niet op deze manier.

Ik vraag mij af waarom de minister blijkbaar van mening is dat de inburgeringsmogelijkheden in Nederland op dit moment onvoldoende zijn. Zijn er volgens hem geen verbeteringen mogelijk?

Veel migranten ondervang je niet met deze richtlijn. De Nederlandse migratiekaart laat er geen onduidelijkheid over bestaan. De meeste gezinsmigranten komen naar Nederland door arbeidsmigratie van familieleden. Op dit moment zijn dat vooral Oost-Europeanen. Komt het er uiteindelijk niet gewoon op neer dat deze minister aanscherping van de richtlijn wil om de stroom van derdelanders te beperken?

Minister Leers: Voorzitter. Hartelijk dank aan de leden voor hun inbreng. Ik begin met te zeggen dat ik wel degelijk graag met de leden in gesprek wil. Ik vind het zeer de moeite waard om met elkaar te discussiëren over een probleem dat ons allemaal aangaat. Natuurlijk kunnen de oplossingen verschillen, maar het blijft van belang dat wij eerst naar onze eigen problemen kijken. Daarna moeten wij kijken naar de mogelijkheden die wij zelf hebben om de problemen op te lossen. Uiteindelijk moeten wij bezien voor welke problemen wij bij Europa terechtkunnen. Ik zou het betreuren als wij kiezen voor de lijn die de heer Samsom noemde: wij stoppen er maar mee, wij praten niet meer, het overleg is zinloos. Ik zal zo dadelijk aantonen dat het dat niet is. Er is echt nog geen besluit op dit terrein genomen.

Ik plaats mijn antwoord in een context. Ik heb een dik pak papier gestuurd met een overzicht van mijn inzet in Europa, met als bijlage de beantwoording van de vragen over het groenboek van mevrouw Malmström, die wij naar haar zullen sturen na ommekomst van dit debat. De commissie moet uit mijn bijdrage proeven dat integratie en immigratie in samenhang moeten worden gezien. Het zijn aspecten die voor elkaar van betekenis zijn en die elkaar kunnen versterken. Gaandeweg ben ik er echt van overtuigd geraakt dat voorwaarden in het immigratiebeleid kunnen bijdragen aan de integratie van huwelijks- en gezinsmigranten. Dat is echt mijn oprechte overtuiging. Zowel de migrant als de samenleving kan daar baat bij hebben. Het door de heer Schouw aangehaalde WODC-onderzoek herkent en erkent dat punt. Er heeft ook in het denken van het WODC een wijziging plaatsgevonden.

Ik geef een globaal overzicht van de voortgang van mijn inzet in Europa. Het overtuigen van Europa van het nut van een bepaalde wijziging is niet iets wat van vandaag op morgen kan. Daar moet veel in geïnvesteerd worden. In het afgelopen jaar heb ik dan ook heel wat werkbezoeken afgelegd. Ik heb gesproken met leden van het Europees Parlement en met de Eurocommissaris. Aan de inzet om mij te verdiepen in de problemen elders, maar ook om over te brengen wat er bij ons speelt, heeft het niet ontbroken.

Ik vat samen wat ik in het afgelopen jaar heb meegemaakt: verkenning, herkenning en erkenning. Ik begin met de verkenning. Ik ben bij andere lidstaten te rade gegaan om een idee te krijgen van de problemen waar zij, zowel buurlanden als nieuw toegetreden lidstaten, tegen aanlopen. Je kunt natuurlijk heel veel leren van datgene wat andere lidstaten doen. In België en Frankrijk leven ideeën die misschien ook voor ons interessant zijn. Elk land krijgt andere migranten met andere kwaliteiten, die geplaatst moeten worden in een andere samenleving. Daarom verschillen de voorgestelde oplossingen ook zo veel van elkaar. Ik ben ervan overtuigd dat één generaal pakket vanuit Europa niet voldoet. De verschillen tussen de lidstaten kun je alleen bedienen door verschillende instrumenten te bieden om de problemen aan te pakken.

Dan de herkenning. Wat de lidstaten ook vinden van de oplossingen en instrumenten die wij aandragen, ik heb vastgesteld dat op zijn minst twee belangrijke herkenbare dingen aan de orde zijn. Ten eerste de integratieproblematiek, die in elk land speelt. Ten tweede de aanpak van fraude en misbruik, die ook overal wordt herkend. Met het agenderen van het groenboek heeft Nederland wel degelijk iets losgemaakt wat ik in alle landen heb teruggezien. Bij mijn rondgang heb ik het Nederlands standpunt goed kunnen uitleggen. Het gaat er mij om, nieuwkomers kansen te geven om echt te kunnen meedoen. Dat herkennen andere lidstaten, alleen spreken zij zich niet altijd zo uit. Mijn laatste reis was naar Italië, waar men op dit moment te kampen heeft met een eerste generatie migranten, terwijl wij al met de tweede en derde generatie zitten.

Daarmee kom ik op de erkenning. De problemen die Nederland heeft aangekaart, worden onderkend c.q. erkend. Ik zal dat straks uitwerken als ik spreek over de richtlijn gezinshereniging.

Ik kom op de kwalificatierichtlijn. De heren Samsom en Dibi hebben daar twijfels over. Zijn mijn woorden over de wijziging van die richtlijn wel juist? Het gaat over het verschuiven van de bewijslast bij een veilig vluchtalternatief. Niet wij, maar de vluchteling moet dat bewijzen. Tijdens een eerder debat was er verwarring over de plaats in de nieuwe tekst van de richtlijn waar de Nederlandse inbreng ten aanzien van de bewijslast vorm heeft gekregen. Er is verwezen naar artikel 4, lid 5 van de nieuwe tekst. Het beschermingsalternatief staat echter in artikel 8. Het nieuwe artikel 8 geplaatst naast het oude artikel maakt duidelijk dat de tekst aanzienlijk is gewijzigd. In lid 1 van het artikel is de inzet van de position paper opgenomen. Als de dreiging zich uitsluitend binnen een bepaalde regio van het land van herkomst voordoet, is het in beginsel voldoende om te constateren dat de asielzoeker zich elders in het land van herkomst kan vestigen. Het is aan hem om te bewijzen dat hij dat niet kan. Dit is wel degelijk een wijziging die mede als gevolg van Nederlandse inzet is aangebracht.

De heer Samsom (PvdA): Het is technisch, maar ook onderdeel van acte 1 van het toneelstuk, de eerste Pyrrusoverwinning. In artikel 8 is inderdaad iets gewijzigd. Toegevoegd is dat de lidstaat niet alleen moet aantonen dat elders in hetzelfde land verblijf mogelijk is voor de vluchteling, maar ook dat de vluchteling er legaal en veilig naartoe kan reizen. Dat is dus een verzwaring van de eis aan het land en dus het tegenovergestelde van wat de minister beweert. Er is nog iets toegevoegd, namelijk een expliciete zin over de beoordeling van die veiligheid: «Daartoe zorgen de lidstaten ervoor dat zij beschikken over nauwkeurige actuele informatie uit relevante bronnen, zoals de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen van de VN en het Europese ondersteuningsbureau voor asielzaken.» Het gaat dus om een expliciete eis aan het land om aan te tonen dat er elders in het land een veilige situatie voor de vreemdeling is. Dat zijn twee toevoegingen die contrair zijn aan de overwinning die de minister claimt. Gaat hij mij nu uitleggen dat aan het gedoogakkoord is voldaan? Wie gelooft dat aan deze kant van de tafel, waarbij ik vooral naar de heer Fritsma kijk?

Minister Leers: Wij kunnen hier een heel technisch debat houden, maar ik stel vast dat de oorspronkelijke gedachte was dat het land waar de vluchteling binnenkomt moet bewijzen dat er een vluchtalternatief was. Dat is op inzet van Nederland gewijzigd. De heer Samsom citeert uit artikelen, maar haalt de context niet aan. Ik kan bijvoorbeeld artikel 2 noemen: «Bij de beoordeling of een verzoeker een gegronde vrees heeft voor vervolging of een reëel risico op schade loopt of toegang heeft tot bescherming tegen vervolging, houden lidstaten bij hun beslissing over het verzoek rekening met de algemene omstandigheden in dat deel van het land en met de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker». Ook dat staat erin. Wij houden rekening met de situatie in het land, maar het is aan de vluchteling om te bewijzen dat hij in het land of in een bepaald deel van het land niet terechtkan. Dat is gewijzigd naar aanleiding van de interventie van Nederland.

De heer Samsom (PvdA): Wat u nu citeert, stond al in de oude richtlijn. Als de minister een overwinning claimt omdat hij iets heeft laten staan wat er al stond, be my guest. Maar dat was niet de opdracht in het gedoogakkoord. De opdracht in het gedoogakkoord was om de bewijslast bij de asielzoeker, bij de aanvrager te leggen. Ik geef twee citaten van toevoegingen aan artikel 8 waarin het omgekeerde is gebeurd. Er is bewijslast neergelegd bij het land waar de asielaanvraag gedaan wordt. Dat is een nederlaag voor Nederland, dat is jammer voor Nederland, maar de minister moet daar eerlijk over zijn. Als dit soort praatjes over overwinningen maatgevend is voor de policy paper van de minister en zijn resultaten daarmee, dan weet ik niet of wij eerlijke politiek kunnen bedrijven. De PVV moet echt beter gaan opletten op wat er van het gedoogakkoord terechtkomt.

Minister Leers: Wij kunnen hier nog lang over doordiscussiëren, maar ik vind de opmerkingen van de heer Samsom makkelijk en onterecht. De richtlijn is wel degelijk gewijzigd in de richting die Nederland heeft proberen te bewerkstelligen. Het gaat ons niet om het terechtwijzen van mensen die terecht een beroep doen op bescherming. Het gaat ons erom dat mensen primair in de regio worden opgevangen. Daarom willen wij wijzen op vluchtalternatieven in de eigen regio. Als die aanwezig zijn, kunnen mensen eerst daar terecht. De heer Samsom brengt het in een wedstrijdje scoren of niet scoren. Het gaat mij om het effect voor de desbetreffende migrant en om de vraag of hij beter af is met deze regel. Ik wil niet mensen weren die een beroep doen op onze bescherming. Dat is geen enkele motivatie bij mij. Mij gaat het erom hoe wij mensen in moeilijke omstandigheden het best kunnen helpen, het liefst in de eigen regio.

De heer Dibi (GroenLinks): De minister spreekt van verkenning, herkenning en erkenning, maar ik hoor voornamelijk ontkenning. Het begint een beetje te lijken op verkeerd informeren. De minister claimt dat het kabinetsvoornemen om de kwalificatierichtlijn te verzwaren, is gelukt. De heer Samsom legt feilloos bloot dat dat niet is gelukt. Kan de minister aangeven waar in de kwalificatierichtlijn de verzwaring zit?

Minister Leers: Dat heb ik net gezegd. Vergelijk het oude met het nieuwe artikel 8. Dan ziet men de verschillen. Meer kan ik er niet van maken.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik ben niet van de PVV. Die mensen willen hier misschien in geloven, die willen het toneelstukje misschien wel opvoeren, maar ik wil de minister controleren op wat hij in het gedoogakkoord heeft opgeschreven. In het gedoogakkoord is besloten om de kwalificatierichtlijn strenger te maken. De heer Samsom heeft net aangegeven dat er twee versoepelingen voor de nieuwkomer zijn aangebracht. Als de minister dat bestrijdt, dan hoor ik dat graag, nu of later in een brief. Anders moeten wij het misschien in een VAO gaan oplossen. Het lijkt alsof de minister ons voor de gek houdt.

Minister Leers: Ik vind dit zware woorden en ik neem dit zeer serieus. Er wordt een onjuiste suggestie gewekt. Er is een artikel gewijzigd in de door Nederland voorgestelde richting. In het artikel zijn aspecten meegenomen die in Nederland al gebeuren. Er wordt voor gezorgd dat andere landen zich er niet te gemakkelijk van afmaken, dat zij te makkelijk aannemen dat iemand een vluchtalternatief heeft. Wij deden dat al, dus voor ons is het geen verzwaring. Het is een wijziging van het artikel die recht doet aan de situatie in Nederland. Een vluchteling die een alternatief in het eigen land heeft, moet dat in de eerste plaats onderzoeken. Wij moeten hem niet naar een ander land toe halen. Dat vinden wij ongewenst. Ik heb het artikel aan de commissie voorgehouden. Als er leden zijn die het anders willen lezen, is dat hun goed recht. Het is een wijziging die wij hebben weten te bewerkstelligen.

De onderhandelingen concentreren zich op het opschortingsmechanisme, dat zich in de goede richting beweegt. Het is de inzet om te komen tot een mechanisme van vroegtijdige waarschuwing om te voorkomen dat een lidstaat sluipenderwijs niet langer aan het acquis kan voldoen. Dan zou langzaam maar zeker het hele Europese asielstelsel vastlopen. Hoewel de details van het mechanisme nog moeten worden uitgewerkt en er deels nog over moet worden besloten, hebben de meeste lidstaten al laten weten dat zij positief staan tegenover de aanpassing van de Dublinverordening.

De richtlijn over het vrije verkeer van personen wordt later op de agenda gezet, na afloop van het Stockholmprogramma. Achter de schermen wordt al intensief gewerkt aan onderwerpen als misbruik en fraude en het punt dat de heer Fritsma noemde: de Europaroute. Het is ons een doorn in het oog dat daar nog steeds misbruik van kan worden gemaakt. Wij vinden een toenemend aantal gelijkgestemde landen die vinden dat hieraan een eind moet komen. Er is dus wel degelijk aandacht voor.

Ik kom op de onderhandelingen op het terrein van de richtlijn inzake langdurig verblijvenden. De uitbreiding van het toepassingsbereik tot personen die internationale bescherming behoeven is afgerond. Er zijn geen voorstellen om de richtlijn opnieuw open te breken om het vereiste van de startkwalificatie te introduceren. Het is op dit moment al mogelijk om inkomenseisen te stellen, een ziektekostenverzekering te vragen en integratievoorwaarden te stellen.

Mijn voorganger op het terrein van integratie, de heer Donner, heeft het initiatief genomen om een aantal lidstaten te benaderen om gezamenlijk het probleem van de integratie van de EU-burger te agenderen. Ik vind dat een goede zaak. Een van de problemen is dat EU-burgers in het kader van het vrije verkeer niet behoeven te integreren. Ik stel met genoegen vast dat Nederland op dit punt niet meer geïsoleerd staat. Samen met onder meer Duitsland zullen wij een conferentie organiseren voor vergroting van het draagvlak hiervoor op Europees niveau. Ik praat ook met mijn collega's van het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Oostenrijk om echt stappen te zetten op het terrein van integratie.

Ik kom op het groenboek gezinshereniging. De heer Fritsma zei dat de discussie is begonnen met de komst van het groenboek. Voor mij klonk het startschot op 14 oktober 2010 bij de totstandkoming van het kabinet. Ik heb niet gewacht op verschijning van het groenboek. Ik ben onmiddellijk aan de slag gegaan om te bekijken of wij niet ook zelf maatregelen kunnen nemen om die integratie, het doorbreken van de keten van kansarme migratie, te dienen. Het groenboek is een belangrijk instrument. Wij hebben er lang op moeten wachten. Het is eigenlijk een consultatie, een uitnodiging van de Europese Commissie. Er zijn veertien vragen geformuleerd om te achterhalen of de richtlijn in de praktijk goed werkt. De lidstaten is verzocht aan te geven of de richtlijn in de praktijk voldoet. De vragen van de Commissie betreffen vooral een onderbouwing, het liefst cijfermatig, van problemen rond fraude, schijnhuwelijken etc. Tot 1 maart aanstaande hebben de lidstaten de tijd om te reageren op het groenboek. Wat zou het raar zijn als je een groenboek agendeert en als je lidstaten vraagt om een reactie, terwijl de conclusie al is getrokken dat het allemaal niet hoeft. Wat zouden wij hier dan zitten te doen?

De heer Schouw (D66): De minister nam het woord «raar» in de mond, en dat staat in dit debat ook wel centraal. Op 26 januari 2012 was er een informele JBZ-Raad met deze minister en zijn collega's. Er was een openhaardvuur, er was een tafel, er is gesproken over het groenboek. Zo moet het gegaan zijn. Twee aanwezigen hebben daarvan teruggekoppeld: mevrouw Malmström en de Luxemburgse minister. Beiden hebben in het openbaar gezegd dat een meerderheid van de aanwezigen daar geen reden zag om het groenboek te veranderen. Klopt dat? Zo ja, waarom heeft de minister dat niet ook aan het Nederlandse parlement teruggekoppeld, want dan hadden wij vandaag een vrije middag gehad?

Minister Leers: Misschien ben ik bij een verkeerde bijeenkomst geweest. Bij mijn bijeenkomst was er geen open haard. Van de bijeenkomst heb ik afgelopen vrijdag een verslag naar de Kamer gestuurd. Ik heb daarin aangegeven wat ik daar heb waargenomen. Het was een informele JBZ-Raad, niet gericht op besluitvorming. Niet de lidstaten beslissen in de vorm van meerderheden of wat dan ook of dat groenboek er komt, nee, dat doet de Commissie, dat doet mevrouw Malmström. De Commissie heeft het exclusieve recht van initiatief. Dat is echt bepalend. Er werd vanmiddag een verhaal gehouden in de trant van «alle lidstaten hebben gezegd: van ons hoeft het niet». Op 26 januari zou de beslissing zijn genomen om het groenboek niet te wijzigen. Dat is dus onjuist. De lidstaten gaan er niet over. De Commissie heeft duidelijk aangegeven dat zij pas na 1 maart conclusies wil en kan trekken. Pas dan is de inbreng van de verschillende lidstaten beschikbaar. Ik heb gisteren gebeld met mevrouw Malmström: hebt u iets gezegd over conclusies? Daarop heeft zij gezegd dat zij nog geen standpunt heeft ingenomen over wat de Commissie na 1 maart gaat doen. Zij heeft aangegeven dat de door Nederland op de kaart gezette problemen rond de richtlijn gezinshereniging, met name op het punt van fraude, misbruik en schijnhuwelijken en op het punt van het belang van integratie, door veel lidstaten erkend worden. De zorgen worden breed gedeeld en mevrouw Malmström wil die zorgen serieus nemen. Zij heeft aangegeven dat er lidstaten zijn die niks voelden voor wijziging van de richtlijn, dat er lidstaten zijn die er wel wat voor voelden, maar dat er ook veel lidstaten waren met twijfels over het proces. Men weet wat men nu heeft, maar men weet niet wat men terugkrijgt als men afhankelijk is van besluitvorming door het Europees Parlement. Die onzekerheid heeft mevrouw Malmström naar buiten gebracht. Er is naar buiten gebracht dat niet alle lidstaten voor verandering van de richtlijn zijn. Dat is de situatie. De beslissing zal worden genomen op basis van de inbreng van de landen. Nederland moet zijn inbreng ook leveren. Daartoe strekt onder andere het overleg vandaag.

De heer Schouw (D66): Als je de richtlijnen wilt veranderen, dan moeten alle lidstaten daarmee instemmen. Dat is gewoon een gegeven. Een tweede gegeven is dat op 26 januari 2012 de thermometer in de ministers is gestoken: wie wil de richtlijnen veranderen, wie is het met Nederland eens? Een meerderheid heeft gezegd dat zij de richtlijnen niet wil veranderen. Dat heeft ook de Luxemburgse minister gezegd. Hij heeft daarover een briefje naar het Luxemburgse parlement gestuurd. Ontkent de minister dit feit?

Minister Leers: Ik ken het briefje van de Luxemburgse collega niet. Om daar de conclusie uit te trekken dat niemand de richtlijn wil veranderen, lijkt mij erg gemakkelijk. Het recht van initiatief ligt bij de Commissaris. Zij moet beslissen of zij de richtlijn überhaupt wil veranderen. Vervolgens moet zij aangeven hoe zij de richtlijn wil veranderen. Daarover heeft ook het Europees Parlement nog iets te zeggen. Uiteindelijk moeten de lidstaten daar hun zegen aan geven. Het gaat dus stap voor stap. Eerst moet mevrouw Malmström de vraag beantwoorden of zij de richtlijn wil veranderen, of zij daartoe het initiatief wil nemen. Daarvoor heeft zij een consultatie gedaan. Daarbij is het wachten op de inbreng van de verschillende lidstaten. Meer kan ik er niet over vertellen. Dit is de situatie.

Ik kom op de inhoud, op de vraag wat Nederland ervan vindt.

De heer Samsom (PvdA): Ik heb een specifieke vraag over het traject dat de minister nog wil bewandelen. Ik vraag de minister specifiek naar zijn geplande bezoek aan Polen en zijn geplande woorden tegen zijn Poolse collega, met name inzake het meldpunt dat zoveel ophef veroorzaakt. Wat is de minister daaromtrent specifiek van plan?

Minister Leers: Ik heb steeds aangekondigd dat ik niet ophoud als 1 maart nadert. Ik blijf doorgaan met mijn contacten met andere lidstaten om te overtuigen en om te inventariseren of er voor ons interessante mogelijkheden zijn. Zo ga ik ook naar Polen. Ik ga daar ook praten over migratiebeleid, over de manier waarop wij kunnen samenwerken. Ongetwijfeld zal dan worden gediscussieerd over het meldpunt. Laat ik er helder over zijn. Het meldpunt is een initiatief van de PVV en niet van de regering. Ik zal dat uitleggen en ik zal daarbij zeggen dat het mijn initiatief niet zou zijn. Ik heb steeds duidelijk gemaakt dat het vrije verkeer van werknemers in Europa een groot goed is. Nederland profiteert daarvan, Nederland heeft daar voordeel aan. In Nederland zijn er veel hardwerkende EU-arbeidsmigranten. Dat zal ik benadrukken. Natuurlijk zijn er ook problemen; ook dat moet je erkennen. Naast de positieve kanten, moet je ook de negatieve kanten onder ogen zien. Wij vinden de richtlijn van grote betekenis, maar wij hebben ons onvoldoende gerealiseerd dat er negatieve effecten omheen kunnen ontstaan, bijvoorbeeld op het terrein van integratie. Waar overlast is, moet je die aanpakken. Dat is mijn heilige overtuiging. Natuurlijk heb ik de ophef de afgelopen dagen meegemaakt; die laat mij ook niet onberoerd. Uit de brief van de ambassadeurs en uit andere reacties krijg ik het gevoel dat men zich in de hoek gezet voelt. Naast het feit dat het meldpunt niet het initiatief is van de regering, is het de PVV er ook niet om gegaan om mensen in de hoek te zetten. Nee, de PVV wil een effectieve aanpak van de problemen realiseren. Het is een initiatief van de PVV. Ik heb het zo opgepakt, dat men aandacht wil voor de problemen. Als daarmee een groep wordt weggezet, betreur ik dat zeer. Het is in ieder geval iets wat ik niet zou voorstaan. Dat in onze democratische rechtsstaat iedereen de vrijheid heeft om te signaleren, is duidelijk. Daar doe ik niets aan af, maar ik zou het initiatief zo niet genomen hebben. Dat is wat ik hier zeg en wat ik ook in Polen zal uitleggen.

De heer Samsom (PvdA): Begrijp ik nu goed dat de minister aan zijn Poolse ambtgenoot gaat uitleggen dat de PVV het niet zo bedoeld heeft? Er ligt een diplomatieke uitnodiging van ambassadeurs aan de Nederlandse regering om zich te distantiëren van dit verwerpelijke initiatief, en de minister weet hoe gevoelig diplomatiek verkeer is. De minister hoeft niet uit te leggen dat het initiatief niet van hem komt. Dat weet men wel. Men verwacht, net als de PvdA, dat de regering zich distantieert van dit verwerpelijke initiatief. Gaat de minister dat doen of houdt hij zich bij het praatje dat hij net hield omwille van de lieve vrede in dit gedoogconstruct?

Minister Leers: De heer Samsom verdraait mijn woorden. Ik heb precies aangegeven wat ik ga doen. Ik zal zeggen dat het niet een initiatief van de regering is. Ik zal zeggen dat ik ervan uitga dat het meldpunt bedoeld is om problemen te signaleren. Ik weet niet of men de reactie heeft gezien van de Poolse ambassade op het debat van gisteren. De Poolse ambassadeur heeft naar aanleiding van het debat aangegeven dat hij gezien heeft dat de mening van de PVV verschilt van het standpunt van de regering. De ambassadeur heeft gezegd: Nederland gold als voorbeeld van vrijheid en tolerantie, het Kamerdebat bewijst dat dit nog steeds het geval is. Ik sluit mij aan bij de woorden die gisteren door de minister-president zijn gebruikt. Het is een initiatief van een politieke partij en niet van de regering. Het vrije verkeer van personen in Europa en de bijdrage van de werknemers uit Europa in Nederland zijn van grote betekenis voor onze economie.

De heer Dibi (GroenLinks): Wat is er aan de hand met deze minister? Het is toch heel makkelijk om te zeggen: het is een initiatief van de PVV en wij vinden het te ver gaan? Waarom die terughoudendheid, waarom die angst om een oordeel te vellen? Ik snap wel dat iedereen in de Kamer het recht heeft om zijn eigen dingen te doen, ook heel domme dingen, maar dan kan de minister toch gewoon zeggen dat hij iets dom vindt, dat hij iets te ver vindt gaan? Vindt de minister het meldpunt te ver gaan?

Minister Leers: Ik heb net gezegd wat ik al gezegd heb. Wij kunnen het debat van gisteren overdoen, maar ik ben duidelijk geweest. Ik heb daarnet gezegd dat ik het mij kan voorstellen dat mensen zich in een hoek gezet voelen en dat ik er daarom van uitga dat het de PVV gaat om een effectieve aanpak van de problematiek. Als de PVV het anders bedoeld heeft, dan hoor ik dat wel. Ik ga ervan uit dat de partij de overlast op de een of andere manier wil signaleren. Ik geef aan dat de manier waarop het gebeurt, via het meldpunt, mijn weg niet zou zijn. Wat moet ik dan nog meer zeggen?

De heer Dibi (GroenLinks): Dus het kabinet heeft geen inhoudelijk oordeel over het meldpunt, maar de minister wil wel stad en land afreizen om te vertellen dat de PVV het zo niet bedoeld heeft. Dat is wat ik nu hoor. Ik hoor van de minister dat hij heeft begrepen dat het allemaal niet zo bedoeld is. En dat gaat hij vervolgens in het buitenland zeggen. Vindt de minister het meldpunt te ver gaan? In het verleden heb ik de minister bijna wekelijks horen ageren tegen de PVV. Gaat het te ver of is het oké?

Minister Leers: U legt mij in de mond dat ik ga vertellen dat de PVV het zo niet bedoeld heeft. Nee, ik geef aan dat ik het meldpunt zie als een inventarisatie van problemen. Als het opgezet zou zijn om een groep weg te zetten, te stigmatiseren, dan heb ik er moeite mee.

De heer Dibi (GroenLinks): Als?

Minister Leers: U gaat ervan uit dat het zo is, maar ik ga ervan uit dat het niet zo is. Dat is het verschil.

De heer Schouw (D66): In de NRC van vanavond kan de minister lezen dat de Poolse ambassade heel ontevreden is met het antwoord van de minister-president. Dat is toch even een andere waarheid dan de suggestie die de minister net doet. Ik hoor twee nieuwe dingen ten opzichte van wat de minister-president gisteren zei. De minister zegt dat het zijn initiatief niet zou zijn en dat hij het zich heel goed kan voorstellen dat groepen zich gestigmatiseerd voelen door dit initiatief. Dat vind ik al een hele stap verder in de goede richting. Kan de minister schetsen waar dit initiatief van de PVV hem in de weg zit als het gaat om de vraag hoe hij Europa achter zijn plannen kan krijgen? Waar hindert dit te minister?

Minister Leers: De heer Schouw interpreteert het zoals hij het wil. Ik heb helder aangegeven hoe ik ertegen aankijk. Het meldpunt als zodanig heeft niets te maken met onze inzet. Het zou te gek voor woorden zijn als een initiatief van een partij en de ophef die daarover ontstaat, vervolgens afgerekend wordt op de inzet die een regering in Europa kiest. Dat zou ik niet terecht vinden. Met andere woorden, ik heb uitgelegd dat het niet ons initiatief is en dat in onze democratische rechtsstaat iedereen het recht heeft om te doen wat hij of zij wil en voorstaat. Mij gaat het om de inhoud. Het is mij primair te doen om de inhoud, om het gewijzigde groenboek voor elkaar te krijgen. Daar blijf ik op inzetten.

De heer Schouw (D66): De minister zegt dat de heer Schouw mag interpreteren wat hij wil, maar de minister heeft feitelijk gezegd dat hij het zich goed kan voorstellen dat groepen zich gestigmatiseerd voelen door dit initiatief. Dat is geen interpretatie, maar een feitelijk gegeven. Kan de minister het zich voorstellen dat de Polen denken: minister Leers, ga maar even op het dak zitten? Zolang een gedoogpartner die onderdeel uitmaakt van de regering dit soort initiatieven neemt, zullen zij minister Leers niet helpen aan zijn glorieuze overwinning met het wijzigen van de gezinsherenigingsrichtlijnen.

Minister Leers: Het moge duidelijk zijn dat wij niet over de opvattingen van iedereen gaan. De ophef geeft aan dat een aantal mensen zich in de hoek gezet voelt. Ik ga ervan uit dat het meldpunt bedoeld is om de problemen te signaleren. Ik ga dadelijk naar Polen en andere landen toe. Ik wil de collega's ervan overtuigen dat een wijziging van het groenboek nuttig is om problemen op het terrein van migratie en integratie aan te pakken. Dat is mijn inzet. Daar blijf ik achter staan. Ik laat mij niet van de wijs brengen door wat er gebeurt. Ik probeer ook anderen ervan te overtuigen dat zij zich niet van de wijs moeten laten brengen. Er is wel degelijk grote waardering voor de samenwerking. Ik stel vast dat mensen uit Europa die in Nederland komen werken, een grote bijdrage leveren aan onze economie. Ik doe daar niet aan af. Ik blijf proberen om op het terrein van huwelijks- en gezinsmigratie gezamenlijke voorstellen te presenteren. Dat is mijn inzet.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De minister zegt steeds: stel dat het stigmatiserend werkt. Maar de brief van de tien ambassadeurs ligt er, en het bedrijfsleven begint te klagen over schade die het in Polen begint op te leveren. De Commissie Gelijke Behandeling meldt dat het meldpunt leidt tot discriminatie. Het is dus niet meer «als». Het gebeurt al. Wat is het oordeel van de minister?

Minister Leers: Ik kan er niet meer van maken dan wat ik al gezegd heb. Ik heb vastgesteld dat het meldpunt er is en dat het mijn initiatief niet zou zijn. Het is een initiatief van een politieke partij die daartoe het recht heeft. Ook de SP heeft regelmatig meldpunten. Andere partijen ook. Ik heb het gezien als een instrument om de overlast kenbaar te maken. Als het een andere bedoeling had, zou ik daar moeite mee hebben. Ik blijf ervan uitgaan dat de contacten met de lidstaten op een gewone zakelijke, ordentelijke manier kunnen blijven plaatsvinden. Ik blijf met mijn collega's samenwerken om op het Europese terrein, ook ten aanzien van gezinshereniging en -migratie, goede zaken te doen en dingen voor elkaar te krijgen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Die schade is geen kwestie van «als», die schade is er al. Wij hebben toch al klachten ontvangen? Er zijn antireacties, onder andere van Polen. De minister kan niet langer in hypotheses blijven spreken. De minister moet het verhaal niet in Polen gaan uitleggen, hij moet tegen Polen zeggen: het is niet onze website, wij nemen er afstand van en wij willen graag met u tot zaken komen.

Minister Leers: Er is gisteren een groot debat over gevoerd, naast de debatten in de media. In Polen en alle andere lidstaten is duidelijk dat dit niet het initiatief van de regering is, maar van een politieke partij. Nogmaals, wij leven in een democratische rechtsstaat. Zolang men zich aan de regels houdt, mag iedereen dat doen. Die vaststelling is ook door de Poolse ambassade gedaan. Het kan best zijn dat de heer Schouw gelijk heeft en dat er in de NRC weer een ander bericht staat, maar ik kijk nu even naar het bericht van het ANP, waarin gezegd wordt dat de Poolse ambassade met tevredenheid heeft vastgesteld dat de mening van de regering verschilt met die van de PVV.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Er wordt nu wel heel gemakkelijk gezegd dat de SP ook meldpunten heeft. Dat klopt, maar wij hebben er altijd heel nadrukkelijk voor gekozen om zaken vanuit de inhoud te benaderen. Wij hebben niet op een stigmatiserende manier over bepaalde bevolkingsgroepen, over rassen of over afkomst willen beginnen. En dat is iets wat nadrukkelijk bij dit meldpunt wel het geval is. Net als de heer Fritsma en zijn partij heb ik recht op mijn eigen standpunten. En dit is de manier waarop ik het meldpunt van de PVV kwalificeer. Het is precies de grens die wij nooit over hebben willen gaan. De minister wijst steeds maar op alle voordelen die er zijn door arbeidsmigratie. Deelt hij mijn mening dat er wel degelijk ook grote problemen kleven aan arbeidsmigratie en, zo ja, wat is hij van plan daaraan te doen? Wij kunnen wel zeggen dat de problemen moeten worden opgelost, maar als er al overlast is, als mensen al in de gevangenis terechtkomen, is het natuurlijk wel te laat. Welke dingen wil de minister doen om de problemen vooraf aan te pakken en ervoor te zorgen dat ze niet ontstaan?

De voorzitter: Ik verzoek de leden om hun vragen bondiger te formuleren.

Minister Leers: Ik denk dat het goed is dat wij dit breder bespreken dan alleen aan de hand van dit groenboek gezinshereniging. Het vrije verkeer wordt misschien wel eens te positief, of zonder ook rekening te houden met de nadelen gepresenteerd. Er zijn wel degelijk ook nadelen; dat is zonder meer een feit. Mensen die hier naartoe komen, worden uitgebuit, bijvoorbeeld door huisjesmelkers. Die problemen zien wij allemaal. Het is terecht dat wij daar aandacht aan geven. Het gaat nu om iets anders. Heeft de problematiek die de afgelopen dagen bediscussieerd is, een effect op het voor elkaar krijgen van onze wensen rond het groenboek? Daarop ben ik ingegaan. Anders zou ik dit onderwerp het liefst gemeden hebben, niet omdat ik mij niet wil uitspreken, maar omdat ik vind dat daar op een andere plaats al voldoende over is gesproken. Overlast kun je ook lokaal melden bij gemeente en politie. Daar heb ik geen meldpunt voor nodig. Mede daarom zou het mijn initiatief niet zijn geweest. Ik ga er nog steeds van uit dat de PVV dit bedoeld heeft om de problemen die mensen ervaren, bekend te maken. De problemen krijgen daarmee een gezicht. Dat is het goed recht van een politieke partij. Als er andere bedoelingen waren, bijvoorbeeld om een groep weg te zetten, heb ik er moeite mee, maar ik ga ervan uit dat dat niet aan de orde is geweest.

Mevrouw Gesthuizen (SP): De tijd zal het leren. Wij zullen over een tijdje terugkijken op de gevolgen van dit soort meldpunten.

De heer Knops (CDA): Ik krijg sterk de indruk dat het voor de oppositie een blessing in disguise is: wij hebben eindelijk iets om over te praten in het kader van het groenboek dat volstrekt buiten de orde van dit debat is. Ik verbaas mij zeer over de selectieve verontwaardiging. Als je een kale kop hebt en je stelt het vijf jaar geleden voor, dan is het allemaal normaal – ik heb het niet over de heer Samsom – en als je blond haar hebt, wordt gezegd dat het allemaal niet kan. Ik distantieer mij daarvan. Voor mij is het allebei hetzelfde. Ik had indertijd overigens ook bezwaren tegen het SP-initiatief. Ik heb nog wel een vraag over de onderhandelingspositie van de minister. Wij staan in Nederland heel kritisch tegenover de Grieken. Wat betekent dat voor de Griekse opstelling in dit dossier?

Minister Leers: De heer Knops verbreedt het probleem op een intelligente wijze en doet daarmee recht aan de discussie. Als alle lidstaten elkaar afrekenen op uitspraken links en rechts, kunnen wij wel ophouden met Europa. Als je elkaars vriendje bent, gun je elkaar wat, en anders niet. Daar doe ik niet aan mee. Ik probeer op een zakelijke manier de inhoud voorop te stellen. Ik realiseer mij daarbij wel dat je moet proberen coalities te smeden en mensen achter je standpunt te krijgen. Mij gaat het om die inhoud, om die zakelijke manier van opereren. Dat probeer ik aanstaande 1 maart in Polen onder de aandacht te brengen. Ik ben ervan overtuigd dat het ook in het belang is van veel andere lidstaten dat Nederland op dit punt met ideeën komt. Wij worden met problemen geconfronteerd waar anderen straks hun voordeel mee kunnen doen. Uit onze oplossingen kunnen anderen lering trekken.

Voorzitter. Het groenboek heeft met de wijze van presenteren niet alles gebracht wat wij ervan hoopten, maar het heeft ons wel in staat gesteld om ons verhaal te doen. Wij hebben naar voren gebracht wat ons dwars zit, waar wij behoefte aan hebben. Ik noemde al de wisselwerking tussen immigratie en integratie. Ik heb de Nederlandse visie nog eens kunnen onderbouwen. Ik heb duidelijk kunnen maken dat wij het ontzettend belangrijk vinden dat mensen die binnenkomen, van tevoren aan een aantal kwalificaties voldoen, zodat het integreren achteraf aanzienlijk makkelijker wordt. Er is samenhang. Migratiebeleid en integratiebeleid zijn wat mij betreft onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat besef sijpelt ook in Europa door, zij het dat Europa een grote verscheidenheid kent. De lidstaten verkeren in een andere fase van ontwikkeling, dus je kunt niet volstaan met één instrument voor allen. De algemene belangen in de lidstaten zijn verschillend. Dat is wel iets waarmee wij rekening moeten houden. In sommige lidstaten worden alleenstaande jonge mannelijke werknemers als een probleem gezien zolang er geen vrouw in de buurt is. Deze landen pleiten voor een ruimhartig immigratiebeleid: laten wij er vooral voor zorgen dat die mannen niet alleen blijven. Andere landen, bijvoorbeeld de Baltische staten, hebben juist te kampen met veel Russische omaatjes die hun laatste jaren bij hun kleinkinderen komen inwonen en die daarmee een zware belasting vormen voor het sociale bijstandsstelsel.

Er zijn dus echt grote verschillen. Dat was de gedachte achter de toolbox. De gereedschapskist bevat verschillende instrumenten voor de verschillende lidstaten, afhankelijk van hun situatie. Wij willen daarmee drie dingen voor elkaar krijgen. Wij willen integratie en emancipatie verbeteren, de economische zelfredzaamheid van immigranten verbeteren en niet alleen achteraf met veel pijn en moeite moeten corrigeren.

De heer Knops (CDA): Ik kan mij heel veel voorstellen bij die toolbox, maar wij moeten daar wel een voorwaarde aan verbinden, namelijk dat de gebruikte gereedschappen niet contrair werken. Is de minister bereid om die garantie voor de Nederlandse inzet te geven?

Minister Leers: Ja zeker. Ik benadruk dat je niet kunt volstaan met één instrument in de zin van «one size fits all». Je zult maatwerk mogelijk moeten maken. Nederland heeft een andere migratiegeschiedenis en migratiesituatie dan bijvoorbeeld Italië. Natuurlijk moeten wij voorkomen dat de verschillende instrumenten uit de toolbox elkaar neutraliseren of geen effect hebben. Ik heb dit verhaal ook gehouden tijdens de informele JBZ-vergadering. Ik heb erop gewezen dat wij behoefte hebben aan bepaalde mogelijkheden die voor andere lidstaten misschien niet noodzakelijk zijn. Ik stel vast dat de lidstaten met belangstelling van mijn standpunt hebben kennisgenomen. Zij zien dat Nederland in een andere fase zit. Ik stel ook vast dat sommige lidstaten erg bang zijn om de richtlijn te wijzigen. Zij weten wat zij hebben en niet wat zij dadelijk terugkrijgen. Als gevolg van de codecisieprocedure is onbekend of zij een geschikte toolbox overhouden. Dat veroorzaakt de aarzelingen. Wij zullen straks moeten vaststellen welk commentaar de lidstaten aan mevrouw Malmström hebben gezonden. Zij zal daar op de een of andere manier een conclusie uit moeten trekken. Ziet zij op grond daarvan aanleiding om de richtlijn te wijzigen?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Een van de onderwerpen waarmee mevrouw Malmström zich in toenemende mate bezighoudt, is integratie. Ik herinner de minister eraan dat wij op dit onderwerp de subsidiariteitstoets zo laten uitvallen, dat wij vinden dat dit vooral een eigen Nederlandse bevoegdheid moet blijven. Wat het voortraject om problemen te voorkomen betreft, ben ik er voorstander van om te kijken naar de Europese mogelijkheden, maar wij mogen niet de grens overgaan van het echte integratiebeleid dat wij in Nederland graag willen voeren.

Minister Leers: Dat is een terechte opmerking. Soms moet je maatregelen hebben die convergentie uitdrukken. Ik kan het mij goed voorstellen dat wij meer convergentie moeten hebben op een gemeenschappelijke inzet voor maatregelen ter bestrijding van misbruik. Ik kan het mij voorstellen dat je dat in alle lidstaten op dezelfde manier doet.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): U bedoelt: congruentie.

Minister Leers: Het gaat om een gemeenschappelijkheid. Op andere terreinen – mevrouw Van Nieuwenhuizen noemt integratie – kan ik mij voorstellen dat je juist meer pluriformiteit moet kunnen toepassen. Die discussie is aan de orde geweest. Dat maakt het ook lastig. Zo'n richtlijn moet een bandbreedte bieden met maatregelen en de vrijheid van lidstaten om te kiezen hoever ze gaan. Die vrijheid is nu ook al gegarandeerd, bijvoorbeeld rond de leeftijd. Sommige lidstaten stellen de grens op 18 jaar. Andere gaan tot 21 jaar. Die mogelijkheid moet erin blijven zitten. Iedere lidstaat wordt geconfronteerd met het belang van individuen en het belang van de gemeenschap. Daartussen zit de scharnierfunctie van de internationale wetgeving, het EVRM. Daar moeten wij ons aan houden en daar wil ik mij ook aan houden. De individuele belangen en de gemeenschapsbelangen van de verschillende lidstaten kunnen echter verschillen. Daar moet je ruimte voor bieden in de toolbox en in de bepleite aanpak.

Ik ga maar niet in op het toneelstuk van de heer Dibi. Ik heb hem al toegefluisterd dat hij zijn roeping als regisseur is misgelopen. Ik begrijp overigens dat hij dat nog steeds wil worden.

Op welke wijze en op welke onderdelen heb ik steun en waarom zijn sommige lidstaten terughoudend? Ik heb in reactie op deze vraag van de heer Knops al gewezen op de herkenning bij heel veel lidstaten en bij de Commissaris van de noodzaak om fraude en misbruik beter aan te pakken. Er is ook herkenning op het punt van de behoefte aan integratie. Ik stel ook vast dat in de huidige richtlijn ruimte voor lidstaten aanwezig is. Die moeten wij ook verkennen. Er is mij ook gevraagd of ik niet meer gebruik wil maken van de huidige richtlijn. Mijn antwoord daarop is ja. Wij gaan ook bekijken of wij de handhaving niet kunnen verbeteren. Je kunt prachtige afspraken maken over eisen die je aan iemand stelt, maar als je ze niet handhaaft, schiet je er niets mee op. Ik ben het hartstikke met de heer Samsom eens dat ook daar veel meer ruimte zit. Die ruimte moeten wij inventariseren om te bekijken of wij daarmee meer kunnen doen. De rondgang langs de lidstaten is ook daarvoor interessant geweest.

Waarop is de versoepelingsangst gebaseerd? Nogmaals, veel collega's weten wat zij hebben en niet wat zij krijgen, ook na de discussie in het Europees Parlement. Er wordt gevreesd voor het openen van een doos van Pandora.

Het kerngezin moet voor toelating in aanmerking komen, aldus de heer Knops. Zeker, ik wil aan dat recht ook niet afdoen. Ik vind het belangrijk dat mensen die worden toegelaten, hun weg kunnen vinden in de Nederlandse samenleving. Ook daarom stellen wij de juiste voorwaarden.

Hoe rijmt de minister de integratievoorwaarden met het recht op gezinshereniging? Ik heb dat de heer Schouw al uitgelegd met mijn verwijzing naar de scharnierfunctie van de internationale wetgeving, het EVRM en dergelijke. Wat mij betreft is daar geen discussie over mogelijk. Nederland zal zich houden aan de internationale rechtsregels op dit punt.

Hoeveel mensen vallen er eigenlijk onder de richtlijn? Het klopt dat de richtlijn enkel van toepassing is op gezinsmigranten die zich vestigen in een derde land. De toelatingsvoorwaarden worden echter aan iedereen in Nederland gesteld. Dit kunnen wij niet doen zonder dat de richtlijn wordt aangepast. Het gaat dan om de gelijke normen voor iedereen, ook voor mensen die uit derde landen naar Nederland komen, ook als zij huwelijkspartner of gezinshereniger zijn van een Nederlander. Overigens is er de uitzondering voor EU-burgers.

Bedrijft u geen symboolpolitiek?, vraagt mevrouw Gesthuizen. Nee, ik heb duidelijk gemaakt dat ik er nog steeds van overtuigd ben dat deze maatregelen hout snijden. In mijn conceptbeantwoording over het groenboek staan de cijfers voor Nederland. Naderhand zijn die nog aangevuld en op verzoek van de Commissie uitgewerkt. De toelating van derdelanders onder de richtlijn betreft ongeveer 11 000 personen per jaar. Bovendien passen wij de regels van de richtlijn toe op de gezinsleden van Nederlanders zelf, zoals ik daarnet al zei. De tabel van de Europese Commissie hebben wij aangepast. De heer Schouw vroeg of wij voor onze burgers het fundamentele recht op gezinsleven beperken. Daar is natuurlijk geen sprake van.

De heren Dibi en Voordewind vroegen mij om in het kader van het nareisbeleid onderscheid te maken tussen gezinshereniging regulier en asiel. Ik ben daar voorstander van. In mijn antwoorden op de vragen rond het groenboek is dat terug te zien. Asielvergunninghouders verdienen bijzondere bescherming, ook op dit terrein.

De heer Dibi vroeg de heer Fritsma om één voorbeeld van een voor eerwraak veroordeelde die weer een partner naar Nederland haalt. Eerwraak en huwelijksdwang zijn geen zaken die snel leiden tot aangifte en veroordeling. Elk geval is er een te veel. Om die reden moet worden voorkomen dat iemand die veroordeeld is voor geweld tegen een partner nog een partner hierheen kan halen. Op dat punt willen wij de richtlijn aanpassen, maar daarover verschillen wij niet van mening. Ik kan geen aantallen geven. Aantallen zouden ook niet veel zeggen, omdat er niet snel aangifte wordt gedaan en een veroordeling plaatsvindt. Dat wordt overigens door iedereen onderkend. Lidstaten konden de vragen naar feiten lang niet altijd beantwoorden. Steeds werd aangegeven dat dergelijke feiten niet zijn terug te vinden in de statistieken, omdat heel veel mensen geen aangifte doen. Ik wijs er bovendien op dat de glijdende schaal is aangescherpt. Ook dat is een instrument om effectiever op te treden.

Blijft voortgezet verblijf binnen vijf jaar mogelijk voor slachtoffers van geweld? Ja. Indien de relatie op grond waarvan men is toegelaten wordt verbroken door geweld binnen de relatie of indien het weigeren van het voortgezet verblijf bijzonder schrijnende gevolgen kan hebben, blijft voortzetting van het verblijf binnen vijf jaar mogelijk. Ook dat is een individuele beoordeling.

Er is verwezen naar het WODC-rapport uit 2009 waarin staat dat aanscherping van gezinsmigratie geen effect heeft op die migratie. Ik heb al gezegd dat die publicatie van 2009 achterhaald is. Er is een nieuw inzicht van het WODC. In de nieuwe migratiekaart, die op de agenda van dit overleg staat, staat op pag. 155: «De daling van gezinsmigratie heeft naar alle waarschijnlijkheid te maken met de in november 2004 in werking getreden beleidsmaatregel om gezinsmigratie te beperken.» Op pag. 163 staat: «Per 1 november 2004 werden beleidsmaatregelen voor gezinsvorming aangescherpt: de vereiste leeftijd van 18 naar 21 jaar, het inkomensvereiste van 100% naar 120% van het minimumloon. Deze beleidswijziging heeft effect gehad op de toestroom van gezinsvormers uit derde landen.» Ik was onlangs in Denemarken, waar net een nieuwe coalitie is aangetreden. Ook daar is de leeftijd verhoogd, en wel tot 24 jaar. De nieuwe coalitie, waarin op een andere manier naar de problematiek wordt gekeken, heeft deze regel gehandhaafd. Waarom? Omdat men de regel effectief vindt, omdat de regel wel degelijk een bijdrage levert aan het verminderen van de kansarme gezinsmigratieketen, die ook in Denemarken ontstond. Laten wij niet zoeken naar de zaken die ons scheiden, maar naar onze overeenkomsten. Wij willen allemaal voorkomen dat zich hier mensen melden die straks aan de achterkant en de onderkant van de samenleving zitten. Dat is niet goed voor ons, maar ook niet voor die mensen. Dat appel doe ik op u allen. Ik ben ervan overtuigd dat mijn voorgangers Albayrak, Van der Laan en anderen met dezelfde discussie bezig waren. Daar verschillen wij niet in. Natuurlijk moet je niet overdrijven. Om die overdrijving te voorkomen, blijven wij vasthouden aan de internationale regels, maar ik zoek wel de grenzen op. Dat doe ik in Europa, lerend van de mogelijkheden van andere lidstaten.

De heer Schouw vroeg om een overzicht van directe en indirecte kosten van gezinshereniging. Ik vind dat eerlijk gezegd niet doenlijk. Ik ben de boer opgegaan met een position paper, die breder is dan alleen gezinshereniging. Ik kan dat niet uitdrukken in rechtstreekse baten en lasten. Het zijn voorstellen die breder zijn en op een ruimer terrein zien dan alleen de richtlijn gezinsmigratie. Het is niet mogelijk om de gemaakte kosten precies toe te rekenen om vervolgens een waardeoordeel te kunnen vellen. Ik denk dat dat niet verstandig is.

Het gaat erom om te kijken of wij mogelijkheden en instrumenten hebben om mensen te stimuleren naar Nederland te komen, alleen als zij echt kunnen meedoen in onze samenleving. Dat is de waarde die je nooit kunt kwantificeren. Die waarde vind ik tien keer interessanter dan de waarde die ik besteed aan een ticket om een keer naar Kopenhagen te vliegen of wat dan ook. Dat is de waarde waar wij uiteindelijk naar moeten kijken. Het gaat erom of mensen in onze samenleving gelukkig kunnen zijn en een rol kunnen spelen, of de samenleving kan groeien door de migranten die zich hier aandienen. Dat vergroot het draagvlak, waardoor de migratie eindelijk eens afkomt van het negatieve gevoel dat er vaak over heerst. Als wij meer mensen krijgen die hier mee kunnen doen, die waardevol in de samenleving zijn, zal de appreciatie van Nederlanders van mensen van buiten alleen maar groeien. Daar zet ik op in, en niet of er een ticket te veel of te weinig is geboekt voor datgene wat wij willen bereiken.

De voorzitter: Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. In tweede termijn geldt een spreektijd van twee minuten. Onderlinge interrupties sta ik niet toe.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik constateer eerst tot mijn spijt dat deze minister zich net als de premier op geen enkele manier distantieert van het meldpunt dat juist deze minister zo in de wielen rijdt. Ik wijs erop dat hij citeerde uit een ANP-bericht van gistermiddag. Als hij uit de NRC van vanmiddag citeert, ziet hij dat de Poolse ambassadeur wel degelijk keihard stelt dat «de kwestie» niet van tafel is. De kwestie ligt op tafel zodra minister Leers zich in Polen meldt. Het is doodzonde en contraproductief dat hij geen afstand durft te nemen.

Ik kom op de kwalificatierichtlijn. Wij zijn medewetgever en ik hecht aan precisie. Ik had gehoopt dat deze minister zich beter had voorbereid. De minister wil de bewijslast verschuiven naar de vluchteling. Ik heb hem twee zinnen uit de wijziging voorgelezen waaruit precies het omgekeerde blijkt: de bewijslast is verschoven naar de lidstaat. De minister zegt «u leest het zoals u wilt», maar ik lees gewoon voor. Ik wens hier in dit debat van de minister te horen welke passage dan wel degelijk zijn stelling onderbouwt. Als hij dat niet in dit debat hier en nu kan, wens ik die onderbouwing in een brief te lezen. Als hij dan toch een brief stuurt, zou ik daarbij graag een analyse krijgen van de ACVZ of de commissie-Meijers over de implicaties daarvan. De minister claimt een overwinning, maar het mag geen gebakken lucht zijn. De heer Fritsma moet dat met mij eens zijn, want het is zijn ontbindende voorwaarde.

Er zat één kort moment van eerlijkheid in de beantwoording van de minister, namelijk toen hij opeens in de voltooide tijd sprak over het groenboek. Hij zei: « Het groenboek heeft met de wijze van presenteren niet alles gebracht wat wij ervan hoopten, maar het heeft ons wel in staat gesteld om ons verhaal te doen.» Waarvan akte. Als dat de overwinning is, als de PVV daar genoegen mee neemt, kunnen wij daarna gewoon verder met datgene waar het hier om gaat: een verantwoord immigratie- en integratiebeleid vormgeven zonder poespas en gedoe om een totempaal of een gouden kalf van de PVV.

De heer Schouw (D66): Voorzitter. Ik vind dat een bewindspersoon altijd de waarheid moet spreken en de Kamer juist moet informeren. En ik vind dat deze minister selectief winkelt in zijn eigen werkelijkheden. Het WODC-rapport uit 2009 komt hem niet uit en is volgens hem achterhaald. Alles wat naar buiten is gekomen over de informele JBZ-Raad wordt ontkend en weggelaten uit de brief die de minister aan de Kamer stuurt. D66 doet aan close watching als het gaat om het juist informeren van de Kamer op het punt van de feiten.

Het groenboek was vooral bedoeld om ons verhaal te doen, aldus de minister. Hij voegde er nog aan toe dat andere landen koudwatervrees hebben. De aftocht wordt daarmee chic ingekleed.

Het wijzigen van het groenboek is een zeer dure rechtse hobby. Ik wil gewoon weten wat dat heeft gekost met die position paper en al die reizen, niet alleen van deze minister, maar ook van zijn ambtenaren. Ik vind dat een heel reële vraag. Ik heb nooit begrepen dat dit kabinet een blinde vlek heeft voor de kosten. Het is een heel normale vraag. Als ik er geen antwoord op krijg, zal ik er in een VAO een motie over indienen.

Over de haatwebsite van de PVV zegt de minister dat groepen zich erdoor in de hoek gezet kunnen voelen. Groepen kunnen zich gestigmatiseerd voelen. Is de minister portefeuillehouder van dit dossiertje in het kabinet? Ik verwacht binnenkort een aantal rechtszaken op het punt van discriminatie. En dan moet er iemand zijn die namens het kabinet de stekker er uittrekt.

Kan de minister één land noemen waarmee hij schouder aan schouder vecht voor de wijziging van de gezinsherenigingsrichtlijnen?

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. Het debat over het meldpunt van de PVV is belangrijk, maar ik beperk mij tot de kern van dit debat: het groenboek. Dat is meteen een opmerking over de orde aan het adres van de voorzitter. Iedereen mag hier overal over spreken, maar het lijkt mij goed om bij de kern te blijven. Een aantal leden aan de linkerzijde van het politieke spectrum heeft heel veel woorden nodig voor het meldpunt. Dat sterkt mij in de gedachte dat de voorstellen zo slecht nog niet zijn, want daar hebben de pijlen zich niet op gericht. Het hele proces in Europa is nog aan de gang. Je moet pas een oordeel vellen op het moment dat iedereen zijn kaarten op tafel heeft gelegd. Het is prima dat er vooraf conclusies worden getrokken, maar ze hebben geen enkele waarde. Ik roep de minister op om door te gaan met de stappen die hij heeft gezet. Als er af en toe wat vlekjes komen doordat landen een probleem met Nederland hebben op een of ander dossier, dan is dat niet dienstig ten aanzien van dit dossier. Het lijkt mij goed om daar niet al te veel aandacht op te vestigen en vooral door te gaan met ons inhoudelijker verhaal. De vraag waarom wij dit doen, is in dit debat veel te weinig aan de orde gekomen. Waarom liggen deze voorstellen op tafel? Niet omdat iemand een cadeautje moet krijgen of omdat er wat onderhandeld moet worden, maar omdat er serieuze problemen zijn rondom integratie, rondom het feit dat mensen, autochtoon of allochtoon, geen invulling geven aan actief burgerschap. Dat zou ons in dit debat kunnen binden.

Ik heb de minister gevraagd of het kerngezin nog steeds het centrale punt is. Hij heeft daar ja op gezegd, maar ik specificeer de vraag nog iets. Wat verstaat hij precies onder het woord «kerngezin»? Die definitie moeten wij even heel helder hebben.

De voorzitter: Als individuele leden graag een verbinding leggen tussen de website en het onderwerp van dit algemeen overleg, dan moeten zij dat zelf weten. Dat is niet aan de voorzitter. Ik heb het daarom niet buiten de orde verklaard.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Met tegenzin bedank ik de minister voor zijn antwoorden. Ik was echt verrast door zijn reactie op het meldpunt. Deze minister krijgt vaak het verwijt dat hij een soort loopjongen van de PVV is. Dat kan op een gegeven moment een frame worden. Als er iemand is die zichzelf zo overtuigend weet neer te zetten als iemand die in opdracht van de PVV handelt, dan is het de minister zelf. Hij kon niet alleen geen afstand nemen van het meldpunt, hij wilde ook nog eens de goede intenties van de initiatiefnemers benoemen. Als hij naar Midden- en Oost-Europese landen gaat, zal hij zeggen dat het geen initiatief van het kabinet is, maar dat het vooral bedoeld is als inventarisatie. Ik vind het een beschamende reactie, maar goed, wij hebben het vandaag over het groenboek.

Het groenboek heeft voor mij één belangrijk pijnpunt: de nareizende kinderen die zich bij het vluchtelingengezin willen voegen. Zij ervaren de laatste jaren steeds vaker heel ingewikkelde, nare vragen en worden geweigerd. Ik vraag de minister om daar apart op terug te komen naar aanleiding van het WOB-verzoek van Defense for Children.

Er is vandaag in de Kamer gedebatteerd over de commissie-Deetman. Minister Opstelten wilde in dat debat ook al verkeerd informeren, maar hij werd gelukkig gecorrigeerd door Kamervoorzitter Verbeet. Het punt dat de heer Samsom heeft opgebracht, vind ik heel belangrijk. De minister zegt dat de kwalificatierichtlijn is gewijzigd zoals het bedoeld was in het gedoogakkoord. Vervolgens zien wij daar niets van terug in de richtlijn. Sterker nog, wij zien precies het tegenovergestelde. Daar moet zo snel mogelijk opheldering over komen. De GroenLinks-fractie heeft dringend behoefte aan een VAO.

De heer Fritsma (PVV): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Het kabinet spant zich in om de richtlijn inzake gezinsmigratie gewijzigd te krijgen. Die inzet blijft bestaan. Ook al willen linkse partijen anders doen geloven, we kunnen gewoon nog geen conclusies trekken. Mochten de linkse partijen gelijk hebben dat het allemaal niks wordt, dan is de visie van de PVV ook duidelijk: dan willen wij een opt-out.

Het meest interessante van dit overleg vond ik de houding van de linkse partijen ten opzichte van partner- en gezinsmigratie. Niet alleen willen de linkse partijen helemaal niets veranderen en zien zij niets in de voorstellen van het gedoogakkoord, zij willen zelfs de boel versoepelen. Dat zegt heel veel. Als iemand uit Marokko voor de zevende, achtste of negende keer een partner uit het land van herkomst laat overkomen, dan vinden de linkse partijen dat prima. Ze zeggen à la Van der Laan: echte vluchtelingen moet je een kans geven en met mensen die geen vluchteling zijn moeten wij voorzichtig zijn, want wij zitten met een bepaalde spankracht van de samenleving. Als puntje bij paaltje komt, willen ze echter helemaal niks en zijn ze gewoon voor ongebreidelde immigratie, niet alleen van echte vluchtelingen, maar ook van partner- en gezinsmigranten. Ik kan geen andere conclusie trekken. Ik hoorde een SP'er in het Europees Parlement zeggen dat het helemaal niet om aantallen gaat, dat dat helemaal niet relevant is. Ook al komen er een miljoen partner- en gezinsmigranten per jaar naar Nederland, dan vindt de SP het prima. Eigenlijk vind ik die houding van de linkse partijen het nieuws van de dag. Men is helemaal teruggekeerd naar het pre-Fortuyntijdperk. Er is helemaal niets maar dan ook niets geleerd van alle problemen die onlosmakelijk verbonden zijn met partner- en gezinsmigratie. Daarmee hebben de linkse partijen hun ware aard laten zien. Ik vind dat een zorgpunt.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik voel mij niet zo aangesproken als er wordt gesproken van «de linkse partijen». Een van mijn vragen heeft de minister beantwoord, maar vier andere vragen niet. Ik herhaal ze bij dezen.

Ik blijf hameren op de vragenlijsten voor kinderen, die echt eenvoudiger moeten. Kinderen moeten de vragen echt begrijpen. Het mag niet zo zijn dat hun de deur gewezen wordt bij één klein foutje. Ook moeten de tolken echt beëdigd zijn. Zij moeten de verschillende talen die in één land voorkomen kunnen spreken, met name voor die kinderen.

Ik heb ook een vraag gesteld over vluchtelingen met een buitenschuldvergunning of op medische aanvraag. Vallen zij, als zij uiteindelijk om reguliere gezinshereniging verzoeken, onder dezelfde eisen?

Over het inreizen heb ik gevraagd om enige soepelheid. Als er gezinsverbanden in een vluchtelingenkamp ontstaan, dan zijn dat wel gezinsverbanden. Daar kunnen kinderen uit voortkomen, zeker omdat soms langere tijd in een vluchtelingenkamp verbleven wordt.

Waarom wordt die driemaandsnareistermijn zo hard gesteld? Het gaat erom dat de kinderen uiteindelijk herenigd worden met hun biologische vader en moeder.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording, die helaas niet helemaal compleet was. Ik heb vragen gesteld over de zorgvuldigheid van de toetsing bij de pleegkinderen in relatie tot het tegengaan van fraude. Ik vraag mij af wat de toegevoegde waarde van dit debat is geweest. Wij hebben eigenlijk niets meer gezien dan een herhaling van zetten. Ik hoop dat een volgend debat over deze kwestie constructiever zal zijn. Wij moeten dan constructiever bekijken welke mogelijkheden wij precies hebben.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. Ik vind het wel vermakelijk, die grote woorden van de heer Fritsma. Hij wil verhullen dat zijn partij helemaal niets voor elkaar krijgt. Dat doet bij mij de vraag opborrelen of de PVV eigenlijk wel wil dat de problemen, die er wel degelijk zijn in Nederland, opgelost worden. Misschien is het wel gemakkelijk om ergens tegenaan te blijven schoppen. Alles waar het kabinet mee komt, is een nonoplossing. Het is mij totaal niet duidelijk welke grote problemen wij nu eigenlijk moeten oplossen met datgene wat het kabinet nastreeft. Het heeft er alle schijn van dat de minister de vorm van immigratie waar wij het vandaag over hebben, gewoon wil beperken. Hij wil dat gewoon moeilijker maken, terwijl wij het over beperkte aantallen hebben in relatie tot het totale plaatje. Ik plaats grote vraagtekens bij wat de samenleving daaraan gaat hebben. Wat schieten wij ermee op als wij het de liefde zo moeilijk maken? Er mag veel rotzooi tussen zitten, maar in een flink aantal gevallen is er sprake van dat mensen gewoon verliefd op elkaar zijn geworden, met elkaar willen trouwen en kindertjes willen krijgen. Ik ben absoluut niet overtuigd van de goede intenties van het kabinet op dit terrein. Ik zie vooral de wil om de immigratie te beperken. Dat is heel spijtig.

Ik vind het jammer dat wij niet mochten interrumperen, want anders had ik de heer Fritsma gevraagd of het gerucht waar is dat alle mensen die een positief geluid achterlaten op die vervloekte PVV-site, worden genoteerd als mensen die klagen.

Minister Leers: Voorzitter. Ik zal proberen in tweede termijn een aantal misverstanden uit de wereld te helpen. Ik begin met de kwalificatierichtijn, waarover ik graag een brief toezeg. Het gaat mij niet om het claimen van overwinningen. Ik heb proberen uit te leggen dat wij in Europa een inzet hebben gepleegd om op een zinvolle manier om te gaan met het vluchtalternatief. Het mag niet zo zijn dat de ontvangende lidstaat moet bewijzen dat dat vluchtalternatief er is. Wij moeten op dit punt een scherper en beter asielbeleid voeren, niet alleen voor ons, maar ook voor de desbetreffende persoon. In elke Europese discussie moet je water bij de wijn doen. Ik ga hier niet iets presenteren als een overwinning. Ik zeg alleen: de richtlijn is gewijzigd in die zin dat het niet alleen de verantwoordelijkheid is van de lidstaten, maar ook van de vluchteling om aan te tonen dat hij dat vluchtalternatief niet heeft. Ik ga het op papier zetten en ik hoop dat de heer Samsom dan zal zien dat mijn inschatting eerlijk en reëel is. Ik wil de Kamer niet iets op de mouw spelden dat maar half waar is of wat dan ook.

Wat ik over het groenboek heb gezegd, was volgens de heer Samsom het enige ware woord. Ik spreek inderdaad in voltooid verleden tijd sinds de publicatie van het groenboek. Het is thans in consultatie. Mevrouw Malmström moet op basis van de inbreng van verschillende lidstaten een conclusie trekken.

De heer Schouw doet mij onrecht. Hij heeft onterecht zware woorden gebruikt. Ik zou de laatste zijn om de Kamer verkeerd te informeren. Ik wil dat de Kamer het precies hoort zoals ik het heb ervaren. Ik ben er zelf bij geweest. Ik heb aantekeningen van wat de verschillende mensen hebben gezegd. Ik weet niet wat de Luxemburgse collega naar buiten heeft gebracht, maar ik heb mijn eigen observaties. Er zijn lidstaten die het met ons eens zijn. Daar zijn veel lidstaten bij die al een opt-out hebben. Er zijn ook lidstaten die het niet met ons eens zijn. Breed was de twijfel of er geen doos van Pandora opengaat. Mevrouw Malmström heeft kennelijk de conclusie getrokken dat de meerderheid van de lidstaten twijfelt of de richtlijn wel gewijzigd moet worden. Ik heb haar gisteren gebeld omdat ik wist dat ik vanmiddag dit debat zou hebben. Ik heb haar gevraagd of zij al een conclusie had getrokken. Het antwoord was: nee, ik wil eerst alle inbreng van de lidstaten hebben en pas dan zal ik de conclusie trekken of het aan de orde moet zijn. Dat zal na maart gebeuren. Fraude, misbruik, schijnhuwelijken en integratie vindt zij daarbij belangrijk. Zij zal een analyse maken van de problemen die door de lidstaten en andere betrokken partijen worden aangedragen. Die analyse zal zij uiteindelijk gebruiken om haar afweging rond te maken. Als de heer Schouw mij niet gelooft, moet hij mevrouw Malmström maar bellen. Ik vind het echt onterecht als ik beschuldigd word van het niet goed informeren van de Kamer. Dat doe ik juist wel.

Het WODC-onderzoek is ten opzichte van een eerdere publicatie veranderd. In 2009 trok men nog een andere conclusie. Nu schrijft men dat de daling van de gezinsmigratie te maken heeft met de instrumenten die in gang zijn gezet. Dat is een constatering van het WODC. Met andere woorden, het aanscherpen van de regels helpt. De beleidswijziging heeft effect gehad op de toestroom van gezinsvormers uit derde landen. Dat betekent niet dat ik de Kamer verkeerde informatie geef, dat betekent dat ik aanhaal wat het WODC zelf vaststelt.

De heer Schouw wil meer weten over de kosten. Als hij met een motie wil komen, is dat uiteraard zijn goed recht. Ik zal hem proberen zo veel mogelijk te bedienen. Ik heb al gezegd dat ik de kosten niet een-op-een kan toerekenen aan de discussie rond de gezinsmigratie. Ik wil wel de kosten rond de position paper in kaart brengen. Het lijkt mij uiterst moeilijk om vervolgens te bepalen of die kosten in verhouding staan tot baten.

Iedereen die zich gediscrimineerd voelt, kan een beroep doen op de rechter. Als er een strafrechtelijke aanpak is, dan is dat helder. Als minister verantwoordelijk voor integratie en het tegengaan van discriminatie wil ik voorkomen dat bevolkingsgroepen tegen elkaar worden opgezet of dat er situaties ontstaan waarin groepen worden gediskwalificeerd.

Een kerngezin bestaat uit vader, moeder en kinderen, zo zeg ik tegen de heer Knops.

Het nareisbeleid heeft de laatste tijd veel aandacht gehad, met name naar aanleiding van problemen rond Somaliërs. Wij hadden vastgesteld dat er veel fraude plaatsvond. Heel veel Somaliërs gaven voor het nareizen gezinsleden op van wie wij moesten vaststellen dat zij eerder niet tot het gezin hadden behoord. Daarop zijn scherpe maatregelen genomen. Het heeft ertoe geleid dat het aantal nareizigers scherp is gedaald. Zijn die maatregelen niet te scherp? Het beleid dat in gang is gezet om misbruik te voorkomen is goed. Ik wil nog wel eens goed kijken of het op een juiste manier wordt uitgevoerd. Zijn er beëdigde tolken bij? Hoe gaat het met het gehoor van kinderen? Ik zal daarover rapporteren, maar het beleid als zodanig wil ik niet aanpassen. Als er zorgen zijn over de uitvoering van het beleid, wil ik dat onderzoeken. Het mag niet zo zijn dat het aantal nareizigers helemaal tot nul daalt; dat kan natuurlijk ook niet.

Het punt van de ingewikkelde vragenlijsten neem ik mee.

In het regeerakkoord hebben wij afgesproken dat wij bij immigratie ombuiging, beheersing en vermindering nastreven, in die samenhang en in die volgorde. Wat is de achterliggende gedachte? In de afgelopen jaren heeft Nederland te maken gehad met een keten van kansarme migratie. De heer Fritsma heeft daarnet uitgelegd dat de omvang van die migratie groter is dan de omvang van de asielmigratie. Bij de behandeling van de begroting heb ik de rekensom gemaakt. Ik heb uitgelegd dat wij ongeveer 150 000 mensen op jaarbasis naar Nederland zien komen, waarvan 20 000 à 25 000 gezinsmigranten. Voor die groep stellen wij een aantal eisen. Wij stellen vooraf eisen die achteraf effect moeten hebben. Wij moeten voorkomen dat wij met allerlei integratiemaatregelen de problemen moeten herstellen die wij vooraf hadden kunnen signaleren. Dat is de gedachte. Daarom worden er eisen gesteld aan het inkomensniveau, het opleidingsniveau, de leeftijd, enz. De heer Fritsma heeft gewezen op een aantal aanvullende eisen, bijvoorbeeld aan het aantal partners dat in een bepaald aantal jaren mag overkomen, enz. Die discussie werkt, zoals ook blijkt uit het WODC-onderzoek. Ik heb daarstraks gezegd dat de Denen de leeftijdsgrens handhaven, omdat die maatregel effect heeft, niet alleen op het aantal, maar ook op de kansen voor migranten om mee te doen in de samenleving. Voor die keuze, die in het regeerakkoord is gemaakt, staan wij.

Mevrouw Gesthuizen zegt dat wij de liefde onmogelijk maken. Ik heb die discussie ook in het Europees Parlement meegemaakt. Ik gun iedereen de grootste liefde van zijn leven. Dat individuele recht mag echter niet altijd ten koste van de samenleving worden gebracht. Je mag toch niet zeggen: omdat ik van iemand hou, moet die samenleving daarvan de consequenties maar aanvaarden? Vanuit de samenleving mag je eisen stellen aan de manier waarop dit verloopt. Die discussie loopt, met daartussen het scharnier van de Europese rechtsregels, het EVRM. Het individuele belang moet altijd in balans zijn met het nationale belang en het gemeenschapsbelang. Dat proberen wij te bereiken.

De voorzitter: Ik dank de minister voor de heldere beantwoording. De minister heeft drie toezeggingen gedaan:

  • De minister informeert de Kamer per brief over de wijziging van artikel 8 van de kwalificatierichtlijn.

  • De minister informeert de Kamer over de kosten van de position paper.

  • De minister informeert de Kamer over de uitvoering van het nareisbeleid van kinderen.

Mevrouw Gesthuizen (SP): Voorzitter. U kwalificeerde de beantwoording van de minister in tweede termijn als helder. Dat ben ik niet met u eens.

De heer Samsom (PvdA): Ik zou de brief over de kwalificatierichtlijn graag vóór het VAO ontvangen. Het is juridisch heel ingewikkeld, zo heb ik gehoord.

De voorzitter: Ik heb de minister in het Nederlands duidelijke woorden horen spreken. Hij was goed verstaanbaar. De Kamervoorzitter zal worden verzocht, een VAO op de lijst te zetten met als eerste spreker het lid Dibi. Ik dank de minister, de leden, de medewerkers, de pers en het publiek en sluit dit overleg.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Staaij, C.G. van der (SGP), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Sterk, W.R.C. (CDA), Bochove, B.J. van (CDA), Aptroot, Ch.B. (VVD), Dam, M.H.P. van (PvdA), Knops, R.W. (CDA), Brinkman, H. (PVV), voorzitter, Voordewind, J.S. (CU), Fritsma, S.R. (PVV), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Dibi, T. (GL), Karabulut, S. (SP), Kuiken, A.H. (PvdA), ondervoorzitter, Peters, M. (GL), Berndsen, M.A. (D66), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), Steur, G.A. van der (VVD), Klaveren, J.J. van (PVV) en Taverne, J. (VVD).

Plv. leden: Dijkgraaf, E. (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Liefde, B.C. de (VVD), Çelik, M. (PvdA), Smilde, M.C.A. (CDA), Elissen, A. (PVV), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Bontes, L. (PVV), Kooiman, C.J.E. (SP), Hazekamp, A.A.H. (PvdD), Sap, J.C.M. (GL), Dijk, J.J. van (SP), Jadnanansing, T.M. (PvdA), Voortman, L.G.J. (GL), Hachchi, W. (D66), Azmani, M. (VVD), Pechtold, A. (D66), Venrooy-van Ark, T. (VVD), Kortenoeven, W.R.F. (PVV) en Schaart, A.H.M. (VVD).

X Noot
2

Samenstelling:

Leden: Bommel, H. van (SP), ondervoorzitter, Staaij, C.G. van der (SGP), Albayrak, N. (PvdA), Ormel, H.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Dam, M.H.P. van (PvdA), Knops, R.W. (CDA), voorzitter, Roon, R. de (PVV), Jansen, P.F.C. (SP), Voordewind, J.S. (CU), Broeke, J.H. ten (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Bontes, L. (PVV), Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), El Fassed, A. (GL), Hachchi, W. (D66), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Driessen, J.H.A. (PVV) en Caluwé, I.S.H. de (VVD).

Plv. leden: Irrgang, E. (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Jacobi, L. (PvdA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Samsom, D.M. (PvdA), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Haverkamp, M.C. (CDA), Elissen, A. (PVV), Raak, A.A.G.M. van (SP), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Hazekamp, A.A.H. (PvdD), Hernandez, M.M. (PVV), Dikkers, S.W. (PvdA), Peters, M. (GL), Berckmoes-Duindam, Y. (VVD), Veldhoven, S. van (D66), Tongeren, L. van (GL), Pechtold, A. (D66), Huizing, M.E. (VVD), Kortenoeven, W.R.F. (PVV) en Azmani, M. (VVD).

Naar boven