30 573 Migratiebeleid

Nr. 91 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 januari 2012

Inleiding

Hierbij bied ik u aan het onderzoek «De Nederlandse Migratiekaart. Achtergronden en ontwikkelingen van verschillende internationale migratietypen».1 Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van mijn voorganger de Staatssecretaris van Justitie door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Het biedt een uitgebreide analyse van de aard, omvang en richting van internationale migratiestromen. De onderzoekers ben ik dankbaar voor hun diepgravende onderzoek.

In het onderzoek worden verschillende migratietypen onderscheiden.2 In deze brief richt ik mij op de ontwikkelingen rond de drie migratietypen die voor mijn portefeuille het meest relevant zijn, namelijk arbeidsmigratie, gezinsvorming en -hereniging, en asielmigratie.

Arbeidsmigratie

Sinds de openstelling van de Nederlandse arbeidsmarkt voor arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa, in 2007, is volgens de onderzoekers werk weer het belangrijkste motief om te migreren geworden3: van ongeveer 16 000 mensen in 2004 naar bijna 38 000 in 2009, met een piek van 42 000 migranten in 2008. De daling in 2009 wordt in de Migratiekaart verklaard door de verslechterde economische omstandigheden sinds 2008.

In het onderzoek wordt een onderscheid gemaakt tussen laag- en hoogopgeleide migranten. Arbeidsmigratie van laagopgeleiden bestaat vooral uit migranten afkomstig uit EU-lidstaten. Volgens de onderzoekers zal in de toekomst de omvang van de instroom van laagopgeleide migranten naar Nederland niet veranderen. Wel komt de vraag op of Nederland op termijn migranten uit niet EU-landen moet gaan toelaten om toekomstige tekorten op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Een belangrijke vraag, die echter vooralsnog, gelet op het arbeidsaanbod in Nederland, de EU en de Europese Economische Ruimte (EER) niet aan de orde is. Om te voorkomen dat ongewenste migranten naar Nederland komen, wil het kabinet dat werkgevers aantonen dat zij hebben gezocht naar werknemers uit Nederland, de EU of de EER, voordat zij gaan werven in andere landen.

Eén op de zeven arbeidsmigranten is volgens de onderzoekers een hoogopgeleide kennismigrant. Kennismigranten dragen bij aan de Nederlandse (kennis)economie. In het beleid worden kennismigranten ondersteund door middel van de Kennismigrantenregeling. Deze is aangescherpt om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen door werkgevers die vreemdelingen op lager geschoolde functies tegen ongebruikelijk hoge salarissen te werk stelden. Het is echter niet de bedoeling dat maatregelen ter aanscherping van het beleid onze (kennis)economie schaden. Voor de toekomst verwachten de onderzoekers een kleine stijging van het aantal kennismigranten. Dat is een positief gegeven, gelet op het belang van de ontwikkeling van de Nederlandse kenniseconomie.

Gezinsvorming en gezinshereniging

De onderzoekers stellen dat de beleidsmaatregelen uit 2004 betreffende gezinsvorming effect hebben gehad op de instroom. Sinds 2005 daalde het aantal migranten met het motief gezinsvorming dat naar Nederland kwam; van 12 834 in 2005 naar 8136 in 2009. De onderzoekers geven als waarschijnlijke verklaring dat in 2004 strengere eisen werden ingevoerd voor dit type gezinsmigratie, zoals een verhoging van de leeftijdseis voor beide partners van 18 naar 21 jaar en een verhoging van de inkomenseis voor de in Nederland verblijvende partner van 100% naar 120% van het minimumloon. Echter, als gevolg van het Chakroun-arrest van het Hof van Justitie van de EU is de middeleneis voor gezinsvorming weer gelijk getrokken met die voor gezinshereniging op 100% van het wettelijk minimumloon. Het Hof heeft uitgesproken dat er geen onderscheid in voorwaarden mag worden gemaakt tussen gezinsvorming en gezinshereniging.

Ik verwacht dat de invoering van een aantal maatregelen van dit kabinet op het terrein van gezinsmigratie, zoals de verhoging van het niveau voor het inburgeringsexamen buitenland, de beperking van toelating tot het kerngezin, de invoering van een wachttermijn alvorens de referent een aanvraag kan doen en het verlengen van de termijn waarna een zelfstandige verblijfstitel op grond van voortgezet verblijf verleend kan worden, bijdraagt aan ombuiging, beheersing en beperking van de instroom. Bepaalde vrijstellingsgronden van het MVV-vereiste komen te vervallen.

De Migratiekaart laat verder zien dat het aantal migranten met het motief gezinshereniging sinds 2005 redelijk stabiel blijft; van 10 071 in 2005 naar 11 265 in 2009. Gezinsherenigers kwamen vooral uit Turkije, Marokko en Somalië. De geringe stijging over de afgelopen jaren komt vooral door Poolse arbeidsmigranten, die hun familieleden naar Nederland haalden. Omdat in het verleden is gebleken dat de opvolgende overkomst van partners en kinderen uit vooral niet-westerse landen het integratieproces van de al in Nederland aanwezige migranten op achterstand zette, wil ik de instroom van met name de groep kansarme gezinsmigranten zo veel mogelijk inperken. In 2012 treden in dit kader verschillende wijzigingen van het Vreemdelingenbesluit 2000 in werking, welke ik inmiddels met uw Kamer heb gedeeld.

Asiel

Uit de cijfers blijkt dat asielmigratie slechts een klein deel uitmaakt van de totale migratie naar Nederland. In de Migratiekaart wordt aangegeven dat van 2004 tot 2009 het totaal aantal aanvragen voor asiel in Nederland weliswaar steeg van 6359 tot 14 905 per jaar, maar dat dit aantal nog altijd veel minder is dan in het jaar 2000, toen 38 805 eerste asielaanvragen werden ingediend. Belangrijk is verder dat het aandeel van Nederland ten opzichte van andere Europese landen voor wat betreft de opvang van asielzoekers is afgenomen.4 Voor de toekomst schatten de onderzoekers het aantal asielzoekers per jaar voor geheel Noordwest-Europa op ongeveer 200 000. Voor Nederland is de verwachting dat het vanaf 2011 gaat om ongeveer 17 000 eerste en volgende asielverzoeken, volgens de onderzoekers.

Het kabinet kiest voor een streng doch rechtvaardig beleid om het draagvlak voor de asielinstroom te behouden. Ik tref in 2012 op asielgebied de volgende maatregelen: stroomlijning van de asielprocedures en intensivering van de terugkeer. In 2011 al kregen meer asielzoekers sneller duidelijkheid over hun verblijfsperspectief in Nederland. Ook wordt het stapelen van procedures tegengegaan. Zoals aangekondigd wordt de terugkeer van vreemdelingen geïntensiveerd. In de Terugkeerbrief heb ik meerdere maatregelen genoemd, waaronder de maatregel om andere landen vaker mee te laten werken aan de terugkeer van eigen onderdanen.5 Binnen de internationale statengemeenschap zou de terugname van eigen burgers een vanzelfsprekendheid moeten zijn.

Afsluiting

De Migratiekaart levert een waardevolle bijdrage aan het migratiebeleid door een feitelijk beeld te schetsen van de verschillende migratietypen en deze in een langetermijnperspectief te plaatsen. Een update van de Migratiekaart met nieuwe cijfers staat gepland voor 2013. Aangezien het een empirische terugblik betreft, niet gericht op directe beleidsontwikkeling maar op een verdiept inzicht in migratie naar Nederland, zal dit rapport in de toekomst passief openbaar worden gemaakt.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

De onderzoekers gebruiken voor hun analyse verschillende soorten bronnen. Daarom is een kanttekening op zijn plaats. Zo worden bijvoorbeeld in het hoofdstuk Arbeidsmigratie voornamelijk cijfers van het CBS gebruikt, in het hoofdstuk Studiemigratie voornamelijk cijfers van de Nederlandse Organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs (Nuffic) en in het hoofdstuk over Gezinsmigratie voornamelijk cijfers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Het CBS gebruikt cijfers die zijn gebaseerd op registraties in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) van personen die zich in Nederland vestigen, Nuffic registreert aantallen studenten en de IND registreert verblijfsvergunningen. Dit levert verschillende beelden op.

X Noot
3

Dit leidt het CBS af uit registraties in de GBA. Uit de halfjaarlijkse rapportage Vreemdelingenketen, zo ook de beide edities over 2009, blijkt dat gezinsmigratie het grootste «verblijfsdoel» is. Dat komt omdat in deze rapportage wordt gewerkt met IND-gegevens en die hebben betrekking op de verblijfsvergunningen om in Nederland te werken. De arbeidsmigranten die hier werken zonder dat zij een verblijfsvergunning nodig hebben, zijn hier niet in meegeteld.

X Noot
4

Rapportage Vreemdelingenketen, periode januari–juni 2011.

X Noot
5

Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 19 637, nr. 1435.

Naar boven