Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 mei 2012
Met deze brief informeer ik uw Kamer over mijn reactie op het advies (zie bijlage)1 inzake een nieuwe loodsgeldtariefstructuur. De initiatiefnemers en opstellers van
het advies zijn de gebruikers van loodsdiensten in Nederland2 en de Nederlandse zeehavenbeheerders3 (vervolg: sector).
In mijn brief van juni 2011 aan uw Kamer had ik het advies aangekondigd en toegezegd
uw Kamer vóór eind 2011 te informeren4. In december 2011 heb ik uw Kamer op de hoogte gebracht dat de afronding van het
advies meer tijd kostte5. Desgevraagd heb ik uw Kamer in januari 2012 nader geïnformeerd over het verwachte
advies6.
Achtergrond
De loodsgeldtariefstructuur verdeelt de kosten van de loodsdienstverlening over de
beloodste scheepvaart en vertaalt deze in loodsgeldtarieven. De verdeling onder de
huidige loodsgeldtariefstructuur moest worden gewijzigd om marktwerking in de loodsdienstverlening
te kunnen invoeren. De daarvoor ingezette afbouw van de kruisfinanciering stuitte
echter op toenemende weerstand. Met name in de Noordelijke zeehavens gingen de loodsgeldtarieven
fors omhoog. Na het besluit om geen marktwerking in de loodsdienstverlening in te
voeren, heb ik in 2010 met de sector afspraken gemaakt om in 2016 tot een nieuwe verdeling
te komen. Hierover heb ik uw Kamer in juni 2011 geïnformeerd4. De afspraken lieten de huidige loodsgeldtariefstructuur ongemoeid.
Advies
Nadat de hierboven genoemde afspraken met de sector waren gemaakt, heeft de sector
het initiatief genomen om de mogelijkheden te verkennen voor een nieuwe loodsgeldtariefstructuur.
Dit heeft geresulteerd in een advies voor een nieuwe loodsgeldtariefstructuur. Dat
het de sector is gelukt hiervoor maximaal draagvlak te vinden mag een prestatie worden
genoemd. Belangentegenstellingen stonden substantiële wijzigingen in de loodsgeldtariefstructuur
tot dusver in de weg waardoor de huidige tariefstructuur in essentie nog altijd gelijk
is aan die bij de invoering ervan in 1859.
De sector adviseert een nieuwe loodsgeldtariefstructuur op basis van het internationaal
gangbare draagkrachtbeginsel als uitgangspunt voor de verdeling van de kosten van
de loodsdienstverlening. Op basis van dit beginsel betalen grote schepen een hoger
loodsgeldtarief dan kleine schepen. De sector adviseert daarnaast de opname en toepassing
van twee nieuwe parameters in de nieuwe loodsgeldtariefstructuur, zodanig dat een
vooraf berekende en meer acceptabele verdeling van de kosten van de loodsdienstverlening
over de scheepvaart ontstaat.
Reactie
Ik neem het advies van de sector over. Onder de nieuwe loodsgeldtariefstructuur is
kruisfinanciering niet langer omstreden maar het inherente gevolg van de keuze voor
het draagkrachtbeginsel, ook na 2016. Daarnaast is de opbouw van het loodsgeldtarief
onder de nieuwe structuur transparanter en logischer te relateren aan de geleverde
loodsprestatie. De nieuwe parameters waarmee de wijze van beloodsing en de afgelegde
afstand tot uitdrukking worden gebracht geven hier invulling aan. Bovendien worden
de loodsgeldtarieven uniform gemaakt en daarmee onderling vergelijkbaar: één loodstarief
voor vergelijkbare loodsprestaties ongeacht in welke zeehavenregio de dienst wordt
geleverd. Dit laatste leidt, tenslotte, tot enige reductie van de administratieve
lasten bij het loodswezen. In plaats van zes tarieftabellen nu, volstaat onder de
nieuwe loodsgeldtariefstructuur één tarieftabel.
Ik ga de relevante regelgeving wijzigen en streef naar inwerkingtreding van de nieuwe
loodsgeldtariefstructuur per 1 januari 2014, conform het advies.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus