Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 januari 2014
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
van 19 december 2013 heeft uw commissie mij verzocht om een overzicht te geven van
de stand van zaken betreffende de uitvoering van de motie-Yücel (Kamerstuk 30 420, nr. 181). Dit naar aanleiding van het feit dat ik in mijn brief van 24 oktober 2013 (Kamerstuk
30 420, nr. 202) heb aangekondigd dat het kabinet in overleg gaat met gemeenten met het verzoek hun
educatie- en participatiemiddelen ook specifiek aan te wenden om vrouwen met een grote
afstand tot de arbeidsmarkt zich te laten voorbereiden op maatschappelijke participatie
en economische zelfstandigheid.
Tevens informeert uw commissie of ik voornemens ben nog stukken inzake het beleidsterrein
Emancipatie aan de Kamer te doen toekomen.
Voorbereidende gesprekken met gemeenten hebben reeds plaatsgevonden en nader overleg
over de inzet van educatie- en participatiemiddelen specifiek gericht op vrouwen met
een grote afstand tot de arbeidsmarkt is in voorbereiding. Zoals aan u gemeld in de
brief van de minister van SZW van 12 december jongstleden (Kamerstuk 32 855, nr. 14.) ga ik op zowel lokaal als regionaal niveau in gesprek met onder andere gemeenten
om afspraken te maken over een gezamenlijke inzet op economische zelfstandigheid van
vrouwen. Hierbij wordt voortgebouwd op de afspraken die met 22 gemeenten in 2011 zijn
gemaakt over het project Eigen Kracht en de ervaringen die binnen het project zijn
opgedaan. De meeste van deze 22 gemeenten ronden Eigen Kracht in de loop van 2014
af. In verband met de gemeenteraadsverkiezingen van dit voorjaar is het zinvol om
met nader overleg te wachten tot de nieuwe wethouders geïnstalleerd zijn.
Daarnaast heb ik op 19 december jongsleden in de beantwoording op Kamervragen van
de leden Van Meenen en Van Weyenberg van de D66-fractie (20 november 2013, Aanhangsel
Handelingen II 2013/14, nr. 815) aangegeven dat ik momenteel de mogelijkheid van het ontwikkelen van een specifieke
digitale leeromgeving onderzoek. Een dergelijke leeromgeving kan voor niet-werkende
vrouwen hun kansen op betaalde arbeid vergroten. De basisvaardigheden van vrouwen
die niet of weinig werken, gaan relatief snel achteruit. Bovendien hebben vrouwen
minder vaak dan mannen een werkgever of uitkeringsinstantie die eisen stelt aan hun
niveau van lezen en schrijven. Ik ondersteun al de projecten Eigen Kracht, De Tafel
van Eén en het programma «Taal voor Thuis» van de Stichting Lezen & Schrijven, waarmee
kansarme vrouwen op een laagdrempelige manier eerste stappen kunnen zetten richting
economische zelfstandigheid.
In reactie op uw vraag of ik voornemens ben uw commissie stukken te doen toekomen,
attendeer ik u op de 6e CEDAW rapportage – de Nederlandse rapportage aan de Verenigde Naties over de uitvoering
van het Vrouwenverdrag – die dit voorjaar aan de Tweede Kamer zal worden verzonden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker