Vragen van het lid Van Meenen en Van Weyenberg (beiden D66) aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht dat het aantal laaggeletterden snel stijgt(ingezonden 20 november 2013).

Antwoord van minister Bussemaker (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 20 december 2013)

Vraag 1

Bent u bekend met het bericht «Aantal laaggeletterden stijgt snel»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Is het waar dat de toenemende laaggeletterdheid over vijf jaar tot grote tekorten op de arbeidsmarkt kan leiden? Deelt u de mening dat dit een zorgelijke ontwikkeling is?

Antwoord 2

Ruim de helft van de laaggeletterden heeft op dit moment betaald werk, zo blijkt uit recent onderzoek van de Universiteit Maastricht naar laaggeletterdheid in Nederland.2 In de leeftijdsgroep 45–55 jaar is dit zelfs 70%.3 De tekorten waarover in het door u aangehaalde artikel gesproken wordt, betreffen met name kwalitatieve tekorten in plaats van kwantitatieve tekorten. Gedurende de levensloop van werknemers neemt de beheersing van kernvaardigheden volgens het artikel geleidelijk af. Deze afname zorgt voor een verlies aan arbeidsproductiviteit en een mogelijk minder goede aansluiting tussen de arbeidsvraag en het arbeidsaanbod (kwalitatief tekort).

Op dit moment zijn er echter volop initiatieven gericht op een leven lang leren en kan gebruik worden gemaakt van het aanbod binnen de volwasseneneducatie en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs om deze afname van kernvaardigheden tegen te gaan. Ook de aanpak van laaggeletterdheid, waarbij werkgevers een rol spelen, is erop gericht een dergelijke afname tegen te gaan. Het door u aangehaalde artikel uit De Volkskrant geeft reeds goede voorbeelden van situaties waarin werkgevers hun laaggeletterde werknemers ondersteunen in het verbeteren van hun kernvaardigheden lezen en rekenen. Gelet op deze initiatieven ben ik ervan overtuigd dat een verdere afname van kwalitatieve tekorten in voldoende mate wordt tegengegaan.

Vraag 3

Is in kaart gebracht wat het effect is van laaggeletterdheid op (tekorten op) de arbeidsmarkt in de komende jaren?

Antwoord 3

Uit het PIAAC-onderzoek, dat ook in het Volkskrant-artikel wordt aangehaald, blijkt dat deelname aan het arbeidsproces duidelijk samenhangt met het taalvaardigheidsniveau (p. 119). Laaggeletterden hebben aantoonbaar meer problemen met het vinden en behouden van een baan. Van de 1,3 miljoen Nederlanders met een taalvaardigheidsniveau onder 2F (het ingangsniveau van het beroepsonderwijs) is 30% «inactief», dat wil zeggen zonder betaalde baan, eventueel in deeltijd.4 Een toename van laaggeletterde ouderen kan gaan wringen op de arbeidsmarkt als de «babyboomgeneratie» met pensioen gaat. Ander onderzoek is mij niet bekend.

Vraag 4

In hoeverre is er binnen de huidige aanpak van laaggeletterdheid aandacht voor het arbeidsmarktaspect?

Antwoord 4

Het «Actieplan laaggeletterdheid 2012–2015» benoemt geletterdheid als fundamentele voorwaarde voor duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, voor zelfredzaamheid van burgers en voor sociale cohesie. Het arbeidsmarktaspect staat dus centraal. De aanpak van laaggeletterdheid kent vele vormen waaronder de inzet op werknemers, werkzoekenden en werkgevers. Om die reden heb ik de Stichting Lezen & Schrijven gevraagd om samenwerking te zoeken met werkgevers in branches waarin zich grote groepen laaggeletterden bevinden.

Er is onder andere een taalscan ontwikkeld door VNO-NCW, MKB en FNV om te toetsen of werknemers behoefte hebben aan scholing op het gebied van taalvaardigheid. Daarnaast is er een ambassadeursnetwerk, waarvoor (oud-)medewerkers op het gebied van laaggeletterdheid wordt gevraagd om zich een paar jaar in te zetten in een bepaalde (door hen zelf te kiezen) sector om de aanpak van laaggeletterdheid te stimuleren.

Vraag 5

Hoe kijkt u aan tegen de oververtegenwoordiging van vrouwen in de groep laaggeletterden in het licht van de doelstelling dat vrouwen zelfredzaam moeten zijn?

Antwoord 5

Vrouwen zijn helaas oververtegenwoordigd onder laaggeletterden. Dat is geen toeval maar een erfenis van het oude kostwinnersmodel. Hetzelfde geldt voor vrouwelijke huwelijksmigranten. De basisvaardigheden van personen die niet of weinig werken, gaan sneller achteruit dan die van personen die wel een arbeidsbetrekking hebben. Bovendien speelt de werkgever vaker een belangrijke rol in het stimuleren van werkenden om hun niveau van lezen en schrijven te verbeteren. Daarom ben ik blij met de aanpak van de programma’s «Taal voor het Leven» en «Taal voor Thuis» van de Stichting Lezen & Schrijven, waarbij vrijwilligers laaggeletterde vrouwen opzoeken en in groepsverband lesgeven. Aanvullend hierop onderzoek ik op dit moment ook andere mogelijkheden om de taalvaardigheid van vrouwen op een laagdrempelige manier te verbeteren. Ik denk hierbij aan een specifieke digitale leeromgeving. Dit is een succesvol instrument gebleken in het bereiken van laagopgeleide en laaggeletterde volwassenen door ondersteuning te bieden op een informele, laagdrempelige manier. Deelnemers kunnen op deze wijze bijvoorbeeld thuis hun taalvaardigheden vergroten in plaats van tijdens een cursus buitenshuis. Hiermee vergroten niet-werkende vrouwen hun kansen op economische zelfstandigheid.

Vraag 6

Wat gaat u specifiek doen voor de laaggeletterden in de leeftijdsgroep 45–65 jaar, waar de laaggeletterdheid het snelst toeneemt?

Antwoord 6

Met het lopende Actieplan Laaggeletterdheid (2012–2015) beoogt het kabinet laaggeletterdheid te agenderen en aan te pakken. Daarnaast is jaarlijks € 53 miljoen voor gemeenten beschikbaar om in te zetten op de volwasseneneducatie, specifiek gericht op het verbeteren van de Nederlandse taal- en rekenvaardigheden. Voor de ontwikkeling van innovatieve methoden om laaggeletterdheid aan te pakken en meer laaggeletterden te bereiken, loopt sinds 2012 een serie pilots onder de titel «Taal voor het Leven». Deze pilots, die worden uitgevoerd door de Stichting Lezen & Schrijven, zijn onder meer op de doelgroep van 45–65 jaar gericht en worden doorlopend geëvalueerd. Uw Kamer heeft onlangs een motie aangenomen om ook na afloop van de pilots «Taal voor het Leven» jaarlijks € 5 miljoen beschikbaar te stellen voor de aanpak van laaggeletterdheid. Vanzelfsprekend zal ik deze motie uitvoeren.

Vraag 7

Is het mogelijk een impuls te geven aan de strijd tegen laaggeletterdheid, specifiek voor deze twee groepen, via het stimuleren van volwassenenonderwijs?

Antwoord 7

Ik neem laaggeletterdheid onder alle bevolkingsgroepen zeer serieus. Ook voor de aanpak hiervan verwijs ik u graag naar mijn antwoorden op vraag 5 en 6.

Vraag 8

Hoe gaat u ervoor zorgen dat laaggeletterden worden bijgeschoold, zodat zij volledig kunnen meedoen wanneer er grote vraag is op de arbeidsmarkt?

Antwoord 8

Circa de helft van de laaggeletterden heeft een betaalde baan. In de groep van 45–54 jaar is dit zelfs 70%. Van de niet-laaggeletterden (alle leeftijden) heeft ca. 66% een betaalde baan.5

Binnen het lopende Actieplan Laaggeletterdheid bestaat specifieke aandacht voor de arbeidsmarktcomponent. Zie ook mijn antwoord op vraag 4. Ook via de volwasseneneducatie en de pilots «Taal voor het Leven» worden volwassen laaggeletterden, in sommige gevallen mede door werkgevers, in staat gesteld hun lees- en schrijfvaardigheden te verbeteren. Dat verbetert hun kansen om op de arbeidsmarkt te participeren. Daarnaast wordt binnen alle onderwijssectoren hard gewerkt om met het nieuwe «referentiekader taal & rekenen» deze vaardigheden naar een hoger plan te tillen, wat ertoe zal leiden dat jongeren meteen een goede start maken. Dit zal op de langere termijn eveneens ertoe bijdragen dat er minder laaggeletterden zullen zijn.


X Noot
1

Volkskrant, 13 november 2013

X Noot
2

De Greef, M. et al. (2013) Investeren in geletterdheid. Maastricht University. p.11

X Noot
3

ECBO (2012) Kernvaardigheden in Nederland. p. 85

X Noot
4

Met het niveau 2F wordt bedoeld dat iemand in gesprekken over alledaagse en niet alledaagse onderwerpen uit leefwereld en (beroeps)opleiding uiting kan geven aan persoonlijke meningen, informatie kan uitwisselen en gevoelens onder woorden kan brengen.

X Noot
5

ECBO: Kernvaardigheden in Nederland, 2012, pagina 71 en 85.

Naar boven