Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 30196 nr. 762 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 30196 nr. 762 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2021
Op 23 mei 2017 hebben zes organisaties het «Convenant 10 PJ energiebesparing gebouwde omgeving» ondertekend (Kamerstuk 30 196, nr. 546). Het convenant omvatte een reeks afspraken om energiebesparing bij met name huishoudens te stimuleren met als doel om 10 Petajoule (PJ) extra besparing te realiseren. De betrokken partijen zijn Energie-Nederland, Netbeheer Nederland, Techniek Nederland, de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE) en de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en Economische Zaken en Klimaat (EZK). De afspraken, gevat in vijf bouwstenen, waren gericht op het vergroten van het energieverbruiksinzicht bij huishoudens, het zichtbaarder maken van het lokale aanbod van verduurzamingsmaatregelen, het slimmer benutten van verbruiksdata en toevoegingen op de bestaande subsidieregelingen.
Op 31 december 2020 is een einde gekomen aan de looptijd van het convenant. Als bijlage 1 bij deze brief ontvangt uw Kamer daarom de laatste en afsluitende monitoringsrapportage waarin de gerealiseerde activiteiten, verbeteringen en behaalde energiebesparing worden toelicht1. Terugkijkend concluderen de convenantspartijen dat, hoewel alle afgesproken inspanningen zijn geleverd, de beoogde besparingsdoelstelling niet realistisch is gebleken. Er is meer nodig dan wat binnen het convenant mogelijk was om huishoudens tot significante energiebesparing te bewegen.
De opgedane inzichten en de kennisontwikkeling die sinds de start van het convenant heeft plaatsgevonden geven alle aanleiding voor hernieuwde inzet op energiebesparing. Het samenwerkingsverband van het Klimaatakkoord is het geëigende platform om dat vervolg vorm te geven. Daarom hebben de convenantspartijen hun inzichten en aanbevelingen gebundeld in een overdrachtsnotitie aan de stuurgroep ontzorging van het uitvoeringsoverleg voor de gebouwde omgeving. Deze notitie wordt ter toelichting bij deze rapportage meegezonden2.
Stand van zaken
De convenantspartijen hebben tot aan de beëindiging van het convenant hun activiteiten voortgezet om meer bewustzijn en energiebesparing te bewerkstelligen bij Nederlandse huishoudens. Parallel met de groei in het aantal geïnstalleerde slimme meters (inmiddels ruim 7 miljoen) ontvangt een stijgend aantal huishoudens (84%) inzicht in het eigen energieverbruik middels het verbeterd verbruiks- en kostenoverzicht (VKO), dat zij maandelijks ontvangen van hun leverancier. Ook is het aantal klanten dat een energieverbruiksmanager gebruikt verder gestegen: 3,4 miljoen gebruikers kunnen inmiddels directe feedback over hun energieverbruik krijgen. Als gevolg daarvan zien we een gestage toename in het aantal data-aanvragen van metergegevens via de energieleveranciers en onafhankelijke dienstenaanbieders. Ook weten consumenten het aanbod van besparingsmaatregelen en de daarvoor beschikbare subsidies steeds beter te vinden. Tegelijkertijd moet helaas geconcludeerd worden dat de uit de genomen maatregelen en inzet resulterende energiebesparing aanmerkelijk lager uitvalt dan bij de start van het convenant werd ingeschat. In de afsluitende monitoringsrapportage is de raming van de gerealiseerde energiebesparing verder naar beneden bijgesteld van 4,8 PJ in 2019 naar 2 PJ eind 2020. Dat is ook de eindstand van de gerealiseerde additionele energiebesparing, die tevens zal worden meegenomen in de Klimaat- en Energieverkenning (KEV).
Beter inzicht in besparingseffecten
In de vorige monitoringsrapportage (Kamerstuk 30 196, nr. 730) moesten de besparingsresultaten voor verbeterd VKO (bouwsteen 1) worden bijgesteld. Een nieuwe effectmeting liet zien dat er geen additioneel direct besparingseffect was ten opzichte van het bestaande VKO. Dit voorjaar heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) een studie gepubliceerd waarin het besparingseffect van energieverbruiksmanagers (de directe feedbacksystemen van bouwsteen 2) is onderzocht.
Tot nu toe bestond er weinig (Nederlandse) literatuur over het besparingseffect van afzonderlijke typen energieverbruiksmanagers (EVM’s). Op basis van de destijds beschikbare studies is in 2017 een ex-ante inschatting gemaakt van het besparingseffect van EVM’s. Die kentallen zijn gebruikt om het besparingspotentieel en de doelen van het convenant te bepalen. Om een meer nauwkeurig en representatief beeld te krijgen van het daadwerkelijke besparingseffect van EVM’s heeft het PBL een effectstudie uitgevoerd. Het onderzoek toont aan dat huishoudens het waarderen om feedback te ontvangen over hun energieverbruik en dat die informatie ook tot energiebesparing kan leiden. Van de verschillende typen EVM’s blijken in-home displays verreweg het effectiefst omdat ze gedetailleerde real-time feedback geven, dagelijks worden gezien door hun fysieke aanwezigheid en omdat ze tips kunnen geven voor concrete besparingsacties. Het onderzoek heeft voor de overige EVM’s, webapplicaties en apps, geen direct besparingseffect kunnen aantonen. Het besparingseffect van EVM’s valt daardoor een stuk lager uit dan in 2017 werd aangenomen. Met de nieuwe kennis kan aan het gebruik van EVM’s in Nederland momenteel 0,9 PJ directe energiebesparing toegerekend worden, wat op conto komt van de ruim 300.000 reeds geïnstalleerde in-home displays.
De uitkomsten van de effectstudies naar het verbeterd VKO en energieverbruiksmanagers zijn significant voor de (internationale) kennisontwikkeling over de gedragseffecten van verbruiksinzicht. De nieuwe inzichten zijn relevant voor de toekomstige inzet op energiebesparing. Helaas hebben de uitkomsten er ook toe geleid dat het doelbereik van het convenant naar beneden moest worden bijgesteld.
Vooruitblik op een vervolg
Zoals reeds toegelicht in de brief bij de vorige monitoringsrapportage is het convenant op het voorgenomen moment beëindigd. Door de deelnemende partijen is geconcludeerd dat de besparingsmogelijkheden binnen het convenant zijn uitgeput. Nieuwe maatregelen kunnen effectiever worden ingezet onder de vleugels van het Klimaatakkoord. Het uitvoeringsoverleg voor de gebouwde omgeving omvat meer partijen en middelen en heeft zodoende de vereiste reikwijdte om energiebesparing bij huishoudens naar een volgend niveau te brengen.
Het informeren van huishoudens over hun energieverbruik en hen stimuleren om besparingsmaatregelen te nemen blijft daarbij de rode draad. De basis voor vervolgstappen ligt in de lessen en aandachtspunten die de afgelopen jaren binnen het convenant en in relevante studies zijn opgedaan. Deze zijn vertaald naar concrete adviezen voor nieuwe besparingsmaatregelen en gebundeld in de overdrachtsnotitie aan het uitvoeringsoverleg (bijlage 2). De stuurgroep ontzorging van het uitvoeringsoverleg gaat aan de slag om van daaruit een nieuw afsprakenpakket op te stellen. Daarbij zullen de meest effectieve energieverbruiksmanagers, het landelijk digitaal platform voor woningeigenaren en de koppeling met stimuleringsregelingen zo goed mogelijk benut worden.
De stuurgroep ontzorging streeft ernaar om in de tweede helft van dit jaar een pakket vervolgafspraken te presenteren dat aansluit op de ambities van het volgende kabinet. Daarbij zal zij ook vastleggen hoe de voortgang en bijbehorende kennisontwikkeling geborgd worden binnen de werkwijze van het uitvoeringsoverleg voor de gebouwde omgeving.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30196-762.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.