30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 255 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2014

Op 3 juli 2014 ontving u mijn brief Energieakkoord: alternatief voor de afspraak over kolencentrales (Kamerstuk 30 196, nr. 252). Op verzoek van het lid Van Tongeren (Handelingen II 2013/14, nr. 102, item 10), gedaan tijdens het ordedebat van 3 juli 2014, stuur ik u een aanvullende toelichting op de voorgenomen alternatieve maatregel voor kolencentrales en de vrijstelling van de kolenbelasting.

Zoals uiteengezet in mijn brief van 3 juli 2014 zijn de dragende partijen van het Energieakkoord overeengekomen om minimum rendementseisen te stellen aan kolencentrales via het Activiteitenbesluit Milieubeheer. Op basis van de opmerkingen die zijn gemaakt tijdens het ordedebat constateer ik dat er op twee onderdelen een nadere toelichting gewenst wordt: 1) leidt de voorgenomen maatregel nu tot vervroegde sluiting van kolencentrales en 2) wat betekent deze oplossing voor de afspraak over de kolenbelasting.

Allereerst wil ik benadrukken dat de oorspronkelijke afspraak over de vervroegde sluiting van kolencentrales niet één op één kan worden opgenomen in een wettelijke regeling. In dat geval zou via een wettelijke omweg legitimatie worden verschaft aan een afspraak waarvan is geconstateerd dat die niet past binnen het mededingingskader. Om niet opnieuw in de knel te komen met de mededingingsregels is het van belang dat er een nieuwe norm wordt geïntroduceerd, op basis van een eigenstandige afweging.1

Als onderdeel van de met het Energieakkoord beoogde transitie naar een meer duurzame energievoorziening wordt nu de maatregel ingevoerd om de minst duurzame techniek voor kolengestookte elektriciteitsproductie in Nederland uit te faseren. Dit gebeurt in twee stappen, per 1 januari 2016 en per 1 juli 2017. Het doel van de maatregel is een hoger netto elektrisch rendement van kolencentrales. Hierdoor daalt het primaire energieverbruik, wat milieuwinst oplevert: minder uitstoot door kolencentrales in Nederland. Deze maatregel raakt in het bijzonder de minst duurzame centrales uit de jaren tachtig (zie tabel).

Tabel: Overzicht elektrisch rendementen, gemiddelde uitstoot CO2 en andere emissies, per generatie centrale (zonder meestook van biomassa, exclusief correctie warmtelevering). ECN, 2014

Generatie kolencentrale

Elektrisch rendement

Directe emissies per netto geproduceerde elektriciteit

CO2-uitstoot (gram/kWh)

NOx (mg/kWh)

SO2 (mg/kWh)

Stof (PM10, mg/kWh)

’80

37–39%

698–1006

257–1721

194–889

13–33

’90

41–43%

626–932

131–1103

73–737

4–13

Nieuw

46%

750

130–260

30–140

2–14

Ten aanzien van uw tweede punt, de kolenbelasting, was de afspraak in het Energieakkoord dat «indien de jaren 80-kolencentrales gesloten worden op de genoemde tijdstippen, dan vanaf 1 januari 2016 de vrijstelling voor elektriciteitsproductie weer ingevoerd wordt». Nu de afspraak over sluiting er niet meer is, wordt de voorwaarde voor deze herinvoering logischerwijs gekoppeld aan de alternatieve maatregel: het van kracht zijn van de rendementsnorm voor kolencentrales op de genoemde tijdstippen.

In de komende maanden zal de benodigde aanpassing van het Activiteitenbesluit Milieubeheer worden uitgewerkt. Naar verwachting wordt het ontwerpbesluit in het voorjaar van 2015 aan uw Kamer toegezonden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Relevante jurisprudentie: CIF-arrest, Cipolla-arrest.

Naar boven