nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2005
Op 7 en 8 september jl. heb ik, samen met staatssecretaris Van Geel
en minister Van Ardenne, met uw Kamer gedebatteerd over duurzaamheid. In dat
debat heb ik toegezegd het thema duurzaamheid beter te verankeren in het kabinetsbeleid
en de Raad voor Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (RROM) om te vormen tot
een raad voor Ruimtelijke Ontwikkeling, Duurzaamheid en Milieu (RRODM). Met
deze brief doe ik die toezegging gestand.
Het kabinet is zich ervan bewust dat aandacht voor duurzaamheid onontkoombaar
is om de leefbaarheid op deze aarde op het huidige peil te houden en zeer
gewenst om de samenhang in het beleid ter bevordering van welvaart hier en
elders te verbeteren. Al in Duurzame Daadkracht, het actieprogramma duurzame
ontwikkeling is verwoord dat het begrip drie dimensies kent, die evenwichtig
en in onderlinge samenhang moeten worden beheerd: de sociaal-culturele, de
ecologische en de economische dimensie vergen voortdurende aandacht en doorlopende
afstemming. Het gaat hierbij zowel om de huidige problemen in ons eigen land
als om mensen in andere delen van de wereld en om toekomstige generaties.
Met deze interpretatie van het begrip duurzame ontwikkeling constateert
het kabinet dat het niet mogelijk is om bij voortduring alle beleid inzake
duurzaamheid in één onderraad te bespreken. Het is veeleer van
belang duurzame ontwikkeling te verankeren in het proces van beleidsformulering.
Daarom is besloten het onderradenstelsel niet wezenlijk te wijzigen, maar
het onderwerp expliciet tijd en aandacht te geven in één van
de onderraden. Het kabinet wil hierbij een tweesporenaanpak hanteren: een
generiek spoor en een specifiek spoor.
In het generieke spoor wordt gewerkt aan de verankering van duurzame ontwikkeling
in het proces van beleidsontwikkeling. Het is voor het kabinet een uitdaging
om een leerproces in te gaan, en daarin de inspanningen en resultaten op het
gebied van duurzame ontwikkeling beter over het voetlicht te brengen.
Een eerste concrete opdracht luidt, zoals ook aan de orde is geweest in het
debat met uw Kamer op 7 en 8 september jl., de mogelijkheden te verkennen
voor een voorafgaande beoordeling op duurzaamheid van belangrijke kabinetsbesluiten.
De RRODM zal worden belast met het bewaken van de voortgang op dit vlak.
Het specifieke spoor bestaat uit 2 onderdelen en zal invulling geven aan
het streven om duurzaamheid op structurele wijze op de kaart te zetten.
Ten eerste zal, om resultaatgericht beleid te kunnen voorbereiden en vaststellen,
in de RRODM enkele keren per jaar, in aanwezigheid van alle betrokken bewindspersonen,
een «duurzaamheidsspecial» worden gehouden voor de duur van de
gehele vergadering. Daarin kan het duurzaamheidsgehalte van het kabinetsbeleid
in den brede worden besproken. Zo kunnen bijvoorbeeld het klimaatbeleid, het
waterbeheer en energiebeleid, maar ook zaken als emissierechten, keurmerken,
landbouw, handel, innovatie en ontwikkelingssamenwerking op die momenten in
onderlinge samenhang worden bezien. Tijdens reguliere RRODM-vergaderingen
zullen de vervolgacties op deze «specials» worden gevolgd.
Ten tweede zullen de uitkomsten van de Duurzaamheidsverkenningen worden
besproken op hun beleidsconsequenties en zal de RRODM de uitwerking en implementatie
van die acties coördineren.
Een werkgroep onder leiding van de secretaris van de RRODM zal met de
uitwerking hiervan op korte termijn aan de slag gaan. Over de uitkomsten wordt
u binnen afzienbare termijn nader geïnformeerd.
De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,
J. P. Balkenende