30 196 Duurzame ontwikkeling en beleid

Nr. 196 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 mei 2013

Met deze brief informeer ik u over de verslaglegging van de vrijwillige keuring van verwarmingssystemen aan de Europese Commissie (bijlage: «Gelijkwaardigheid van alternatieve oplossing art. 14 REPG»1).

De Europese richtlijn EPBD verplicht de lidstaten om een regelmatige keuring van verwarmingssystemen in te stellen. Deze keuring kan worden verplicht in nationale wet- en regelgeving, of er kan worden gekozen voor een vrijwillig systeem voor advisering over vervanging of verbetering van cv-ketels en verwarmingssystemen. Deze vrijwillige aanpak moet dan wel eenzelfde resultaat opleveren voor energiebesparing en CO2-reductie als een verplicht systeem.

In 2006 heeft de Tweede Kamer gekozen voor een vrijwillig systeem. In dat geval moet om de drie jaar een verslag worden uitgebracht aan de Europese Commissie over de gelijkwaardigheid van het vrijwillige systeem.

Door jarenlange beleidsinzet voor betere verwarmingsketels en -systemen heeft Nederland al een buitengewoon efficiënte voorraad verwarmingssystemen. In Nederland zijn al jaren zeer efficiënte gasgestookte, modulerende en condenserende verwarmingsketel gemeengoed. Voor 90 procent van de ketels in Nederland zijn ook servicecontracten afgesloten. Het Rijk maakt met de marktpartijen momenteel afspraken om deze onderhoudsbeurten om de zoveel jaar uit te breiden tot keuringen die voldoen aan de eisen van de EPBD.

Het rapport onderbouwt dat deze gekozen alternatieve invulling van Nederland meer impact heeft op energiebesparing en CO2-reductie dan een verplicht systeem. Gelet op deze analyse voldoet de Nederlandse aanpak naar verwachting aan de eisen van artikel 14 van de herziene EPBD.

De minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven