30 139 Veteranenzorg

Nr. 134 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 mei 2014

Hierbij bied ik u de veteranennota 2013–2014 aan1. Met de veteranennota wordt de Kamer jaarlijks geïnformeerd over de stand van het veteranenbeleid. In deze brief ga ik kort in op de belangrijkste onderwerpen uit de nota.

Veteranenbesluit

Een belangrijke mijlpaal het afgelopen jaar was de behandeling van het Veteranenbesluit. Het besluit is op 17 maart jl. aangeboden aan de Raad van State voor advies. De Raad van State heeft op 7 mei advies uitgebracht. Na aanpassing van het Besluit aan het advies wordt inwerkingtreden per 1 juli 2014 voorzien. Ik streef ernaar op deze datum ook de volledige schadevergoedingsregeling voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers en de ereschuldregeling voor veteranen in werking te laten treden.

Erkenning en waardering

Met het veteranenbeleid wil ik onder meer zorgdragen dat de veteranen van de overheid en de samenleving de erkenning en waardering krijgen die ze verdienen. Belangrijk hierbij is dat de veteraan zich ook gewaardeerd voelt. Onderzoeksresultaten laten zien dat veteranen zich steeds meer gewaardeerd voelen door de samenleving, Defensie, hun omgeving en de media. De waardering voor veteranen en de bekendheid van militaire missies bij de Nederlandse samenleving nemen daarentegen licht af. Het wegvallen van de publiciteit rondom een grote missie als ISAF kan hiervan een oorzaak zijn. Het niveau van de waardering voor veteranen is echter nog zodanig hoog dat ik geen aanleiding zie het beleid op dit gebied te wijzigen.

Zorg voor, tijdens en na uitzending

Ik heb geen aanwijzingen dat de zorg voor en tijdens de uitzending aanpassing behoeft. De huidige werkwijze volstaat en wijzigingen zijn dan ook niet nodig. Met betrekking tot de zorg na de uitzending wil ik het invullen van de nazorg-vragenlijst minder vrijblijvend maken. Ik denk aan de volgende werkwijze die nog nader zal worden uitgewerkt en naar verwachting eind 2014 gereed is. Militairen die na herhaalde oproep de vragenlijst niet invullen, krijgen een gesprek met hun commandant of een zorgverlener. Op grond van dit gesprek kan de lijst alsnog worden ingevuld of volgt een verwijzing naar de zorgverlening.

Bijzondere zorg

De opening van het Veteranenloket op 11 juni 2014 is een belangrijke stap om eenduidig de toegang tot de zorg en dienstverlening te organiseren. Een onderdeel van de veteranenzorg wordt gevormd door het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen (LZV). Het LZV is in 2013 geëvalueerd waarbij is geconstateerd dat het LZV een vooraanstaande rol speelt bij de opvang van veteranen met psychische klachten. Tegelijkertijd is de ketenzorg nog in ontwikkeling, waardoor een aantal onderdelen, zoals een LZV-breed registratiesysteem, nog niet kon worden geëvalueerd. Deze bouwstenen van het LZV zullen het komende jaar extra aandacht krijgen.

Wetenschappelijk onderzoek

Er wordt veel onderzoek verricht naar veteranen om de kennisontwikkeling over veteranen te vergroten. Ook in de toekomst zal er behoefte aan specifieke kennis blijven. Zo zal ik wetenschappelijk onderzoek laten uitvoeren naar de zorgbehoeften van vrouwelijke veteranen. Hierbij is het belangrijk dat onderzoeken de kennis opleveren waaraan behoefte is. Om die reden ben ik bezig met het opstellen van een appreciatie op RZO-advies nr.18 en de concrete uitwerking van de onderzoeksagenda. Deze uitwerking is naar verwachting eind 2014 gereed.

Toezeggingen

In deze nota doe ik tevens de navolgende toezeggingen gestand;

  • De initiatieven rondom hulphonden voor militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (Veteranennota 2012–2013);

  • De stand van zaken van de Afghaanse tolken (algemeen overleg personeel 23 januari 2014, Kamerstuk 33 763, nr. 38);

  • De stand van zaken van de afhandeling van de individuele bezwaren en de mogelijkheid voor extra capaciteit bij de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers (BNMO) (notaoverleg veteranen 27 januari 2014, Kamerstuk 30 139, nr. 126);

  • De mogelijkheden om een verplichtend karakter te geven aan het invullen van de nazorgvragenlijst (notaoverleg veteranen 27 januari 2014, Kamerstuk 33 763, nr. 38);

  • De stand van zaken van de ISAF-veteranen (notaoverleg veteranen 27 januari 2014, Kamerstuk 30 139, nr. 126);

  • De ontwikkelingen rond de «Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders 5» (DSM-5) en de PTSS-protocollen (notaoverleg veteranen 27 januari 2014, Kamerstuk 30 139, nr. 126);

  • De financiële middelen van het vfonds voor alle activiteiten voor de veteranen (notaoverleg veteranen 27 januari 2014, Kamerstuk 30 139, nr. 126);

  • Het plan van aanpak over de wijze van informeren over de voortgang van het veteranenbeleid (algemeen overleg veteranenbesluit 6 maart 2014, Kamerstuk 30 139, nr. 126);

  • De regeling reüniefaciliteiten (algemeen overleg veteranenbesluit 6 maart 2014, Kamerstuk 30 139, nr. 133).

Ten slotte

Naast alle activiteiten die onder directe verantwoordelijkheid van Defensie plaatsvinden, zijn er ook veel andere activiteiten die bijdragen aan de erkenning, waardering en ondersteuning van veteranen. In een afzonderlijke bijlage bied ik uw Kamer inzicht in de grote hoeveelheid activiteiten die voor en door veteranen worden georganiseerd. Uit al deze activiteiten blijkt de brede betrokkenheid onder veteranen en niet-veteranen. Ik waardeer deze inzet ten zeerste.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven