30 079 VMBO

Nr. 72 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2018

De arbeidsmarkt staat te springen om goed geschoold technisch personeel. Daarom heeft het kabinet in het regeerakkoord structureel € 100 miljoen uitgetrokken voor dekkend en kwalitatief hoogstaand techniekonderwijs op het vmbo. Een sterk vmbo draagt namelijk bij aan de doorstroom via het middelbaar beroepsonderwijs naar de arbeidsmarkt. De afgelopen maanden heb ik met alle betrokken partijen uit onderwijs en bedrijfsleven een aanpak uitgewerkt voor de besteding van het geld. Zoals toegezegd, informeer ik u hierbij over deze uitwerking.1

Regionale samenwerking: hefboom voor transitie

De versterking van het technisch vmbo gebeurt niet van de ene op de andere dag. Daarvoor is een transitie nodig. Het technisch vmbo staat namelijk voor de volgende uitdagingen:

  • 1. De vraag van het bedrijfsleven naar goed opgeleid technisch personeel neemt toe.

  • 2. Dalende leerlingenaantallen en een afname van het aandeel leerlingen dat in het vmbo voor techniek kiest, maken het lastig om in alle regio’s kwalitatief hoogstaand en dekkend techniekonderwijs te blijven bieden.

  • 3. Het bijbenen van de snelle technologische ontwikkelingen vraagt veel van vmbo-scholen. Hoe we nu denken over technische beroepen is over vijf jaar vaak al achterhaald. Dat geldt niet alleen voor de klassieke techniekprofielen, maar ook voor andere profielen waarin techniek en technologie steeds belangrijker worden, zoals de zorg.

  • 4. De kwaliteit van opleidingen staat onder druk door een dreigend docententekort.

Het kabinet is van mening dat een stevige investering nodig is om de middelen waarmee het «harde» techniekonderwijs zijn werk moet doen weer op niveau te krijgen. Om deze transitie te kunnen maken, is het wel van belang dat vmbo-scholen, mbo-instellingen, lokale bedrijven en overheden intensief samenwerken. Daarmee vergroten we het vertrouwen in de gehele beroepskolom. Alleen zo kan het techniekonderwijs zich verder ontwikkelen tot een veerkrachtige sector die zich blijft vernieuwen en zo de technici van de toekomst kan opleiden.

De inzet op regionale samenwerking voor een krachtig en duurzaam techniekonderwijs sluit naadloos aan bij de doelstellingen van dit kabinet met betrekking tot sterk beroepsonderwijs (inclusief doorlopende leerroutes), leerlingendaling en het Techniekpact.2 De aanpak versterkt de stappen die sommige regio’s al hebben gezet, bijvoorbeeld in het kader van het Toptechniek in Bedrijf of het Regionaal Investeringsfonds mbo.

In gesprekken en werkbezoeken heb ik gezien dat vmbo-scholen zeer verheugd zijn over de investeringen van dit kabinet. Ze staan in de startblokken om de benodigde transitie voor elkaar te krijgen. Ook het bedrijfsleven en mbo-instellingen willen hier graag aan bijdragen. Met de investeringen in het technisch vmbo biedt dit kabinet de scholen de kans hier verder mee aan de slag te gaan.

Technisch vmbo in transitie

Ik vraag elke regio plannen te formuleren voor het techniekonderwijs. Daarmee bied ik vmbo-scholen de ruimte voor een gedifferentieerde aanpak. Elke regio in Nederland is immers anders: de arbeidsmarkt is overal anders, en daarmee de vraag naar technische arbeidskrachten. Ook het onderwijsaanbod kan sterk verschillen per regio. Bovendien bevinden scholen zich in verschillende fases van samenwerking en hebben ze een eigen aanpak voor het technisch vmbo. Sommige regio’s kunnen daarbij voortbouwen op eerdere trajecten.

De plannen, die vóór 1 april 2019 moeten worden ingediend, moeten twee hoofddoelen dienen.

  • 1. Er moet in de periode tot 2024 een technisch onderwijsaanbod tot stand komen dat dekkend en toekomstbestendig is. Het dient aan te sluiten bij de vraag van de arbeidsmarkt en het vervolgonderwijs in de regio, maar moet ook duurzaam zijn doordat het inspeelt op de verwachte leerlingenaantallen over de komende tien tot vijftien jaar. Op basis van een analyse bepalen de scholen gezamenlijk hoe het onderwijs het beste vorm kan worden gegeven. De transitie naar een dekkend en duurzaam aanbod vraagt om extra geld, maar het blijvend inspelen op de arbeidsmarkt en de leerlingenaantallen vraagt ook om structurele inzet.

  • 2. De kwaliteit van het techniekonderwijs moet blijvend worden verhoogd. Daarvoor is structureel meer budget nodig: voor meer docenten en hun professionalisering, voor moderne faciliteiten en apparatuur (inclusief afschrijving), voor voortdurende innovatie en voor materialen. Elke regio krijgt daarnaast ruimte om zelf te bepalen hoe zij het geld willen inzetten om de kwaliteit van hun onderwijs te verhogen en om in te kunnen blijven spelen op de snelle veranderingen in techniek en technologie.

Belangrijke voorwaarde voor een positieve beoordeling van de plannen is dat die zijn opgesteld samen met de relevante regionale partijen. Dat wil zeggen: alle vmbo-techniekscholen, de vmbo-scholen die op basis van het plan andere profielen of de theoretische leerweg technologisch vormgeven, de vso-scholen met uitstroomprofiel vervolgonderwijs die techniek aanbieden, het mbo en het bedrijfsleven. De scholen zijn vrij om te bepalen wat de omvang van de regio is. Van het bedrijfsleven wordt bovendien cofinanciering van minimaal 10 procent vereist, in geld of in natura (denk aan het geven van gastlessen of het leveren van apparatuur). Dit maakt het commitment van bedrijfsleven concreet, en bevordert dat de plannen daadwerkelijk relevant zijn voor de arbeidsmarkt. De plannen worden vóór de zomer van 2019 beoordeeld door een nog samen te stellen onafhankelijke commissie. Die commissie bestaat uit leden vanuit onderwijs, bedrijfsleven en overheid, aangevuld met onafhankelijke experts. Vanaf schooljaar 2019–2020 gaan scholen aan de slag met de plannen die zijn goedgekeurd.

De plannen worden beoordeeld op de mate waarin ze bijdragen aan de twee hoofddoelen. Daarnaast zullen de haalbaarheid en de financiële onderbouwing deel uitmaken van de beoordeling. De regio’s die plannen indienen die op deze punten goed in elkaar steken, krijgen de benodigde middelen. Het maken van deze plannen vraagt inzet van alle betrokkenen in de regio. Hoewel sommige scholen al ver zijn in het gezamenlijk nadenken over de toekomst en daarbij ook vervolgonderwijs en bedrijfsleven betrekken, is dat voor andere scholen iets wat ze voor het eerst doen. De Stichting Platforms VMBO (SPV) zal daarom, als centraal ondersteuningspunt en vanuit de gedachte «voor scholen, door scholen», de scholen die daaraan behoefte hebben bijstaan. Dat doen ze samen met de VO-raad, de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) en het Platform Bètatechniek (PBT). De vraag van scholen is daarbij leidend. Kernopgave is dat scholen zélf de kennis opbouwen, zodat ze het techniekonderwijs voortdurend kunnen blijven verbeteren.

Fasering

Omdat planvorming niet van de ene op de andere dag is afgerond, verdeel ik mijn aanpak in drie fases (meer details vindt u in de infographic in bijlage 23). De aanpak begint relatief smal, zodat de «harde» techniek weer op niveau kan komen. Daarna verbreedt de aanpak zich, omdat een toekomstbestendig techniekonderwijs vraagt om een meer integrale aanpak waarbij onder meer ook wordt geïnvesteerd in andere profielen.

  • 1. 2018–2019 – aanloopfase: planvorming en een eerste kwaliteitsimpuls voor de harde techniek.

    Scholen krijgen een klein jaar om samen met elkaar, het mbo en het bedrijfsleven een plan te maken en in te dienen. Alle scholen met beroepsgericht vmbo ontvangen daarvoor een bedrag, want in veel regio’s vraagt de arbeidsmarkt er ook om het technologische gehalte van andere profielen te vergroten. Met dat geld kunnen scholen iemand vrijspelen om de plannen te maken en het benodigde netwerk op te zetten. Het gaat om een bedrag van in totaal circa € 50 per bovenbouwleerling in de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen (alle profielen).4 Voor leerlingen in de gemengde leerweg gaat het om de helft van dit bedrag.

    Tegelijkertijd moeten scholen nu al aan de slag om het niveau van het techniekonderwijs te verhogen. Daarom krijgen scholen in 2018 en 2019 voor elke bovenbouwleerling in de profielen Produceren, installeren en energie (PIE); Bouwen, wonen en interieur (BWI); en Mobiliteit en transport (M&T)5 van de beroepsgerichte leerwegen een bedrag om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Het gaat om circa € 1.500 per leerling in de basis- en kaderberoepsgerichte leerwegen in 2018 en € 3.000 in 2019.6 Voor leerlingen in de gemengde leerweg gaat het om de helft van deze bedragen. De middelen worden door DUO als aanvullende bekostiging beschikbaar gesteld.

    Tot slot komt er in totaal ruim € 9 miljoen beschikbaar voor de verdere professionalisering van beroepsgerichte docenten.7 Dit geld kunnen docenten aanvragen.

  • 2. 2020–2023 – transitiefase, uitvoering van regionale plannen.

    Vanaf schooljaar 2019/2020 gaan scholen in hun regio aan de slag met de gemaakte plannen. In vier jaar tijd zullen ze hun onderwijs zo moeten inrichten, dat er een goede balans wordt gevonden tussen de vraag vanuit de arbeidsmarkt en de onafwendbare daling van de leerlingenaantallen. Daarvoor kan het nodig zijn scherpe en gedurfde keuzes te maken. Ook moeten regio’s verder kijken dan alleen de harde techniek, en gebruik maken van de mogelijkheden om andere profielen technologisch vorm te geven. Zo kan de basis worden gelegd om het techniekonderwijs in de toekomst te blijven vernieuwen.

    De financiering van de uitvoering van de plannen bestaat uit twee delen:

    • a. Een bedrag per regio, bestemd voor de uitvoering van regionale plannen. Dit bedrag is gebaseerd op het aantal leerlingen in de vijf technische profielen (bb/kb/gl)8 en de leerlingen in die profielen in het vso met uitstroomprofiel vervolgonderwijs. Het is aan de regio om de middelen te besteden op een manier die past bij de ontwikkeling die nodig is. Daarin wil ik niet beperkend zijn, anders dan dat het bij moet dragen aan de ontwikkeling en versterking van het techniekonderwijs. Dat kan betekenen dat middelen worden ingezet voor techniek in de onderbouw of in de theoretische leerweg, het praktijkonderwijs of voor techniek in het basisonderwijs. In elk plan moet het regionale bedrijfsleven minimaal 10 procent cofinanciering inbrengen, in geld of in natura.

    • b. Geld dat regio’s kunnen aanvragen die geen of zeer weinig techniekonderwijs hebben, en dus op basis van deel a geen of zeer weinig middelen zouden ontvangen.

  • 3. en verder – structurele fase

    In deze fase wordt – op basis van evaluatie – de omslag naar een dekkend en kwalitatief hoogstaand techniekonderwijs bestendigd. De kern daarvan is dat het techniekonderwijs de middelen krijgt om innovatief te blijven zodat het zich voortdurend blijft aanpassen aan de snelle ontwikkelingen in de techniek en de technologie. Alleen zo kan het onderwijs blijvend inspelen op de eisen van de arbeidsmarkt van de toekomst.

De uitvoering van de plannen wordt nauwgezet gemonitord, zodat we kunnen volgen wat de effecten zijn van de aanpak. Ik ben hierover met het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek in gesprek. In 2021 zullen scholen hun aanpak al tegen het licht houden, en is er ruimte om bij te sturen. Op basis van de monitoring, tussenevaluatie en eindevaluatie van de transitiefase wordt bepaald hoe de inzet in de structurele fase vorm krijgt.

Financieel overzicht

Structureel is € 100 miljoen per jaar extra beschikbaar voor het technisch vmbo. De komende jaren wordt gewerkt met een oploop daarnaartoe:

aanloopfase

transitiefase

structurele fase

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024 en verder

40 mln.

70 mln.

120 mln.

120 mln.

100 mln.

100 mln.

100 mln.

Er is voor gekozen om een deel van de middelen te verschuiven van de aanloopfase, waarin regionale samenwerking nog geen harde voorwaarde is, naar de transitiefase. In de eerste twee jaar van de transitiefase wordt namelijk op basis van regionale plannen een extra impuls gegeven zodat er daadwerkelijk een omslag gerealiseerd kan worden naar een kwalitatief hoogstaand en dekkend aanbod. Hiervoor is massa en extra inzet in 2020 en 2021 nodig. Na de transitie kan het onderwijs structureel onderhouden worden. In bijlage 1 vindt u een overzicht van de verdeling van de middelen over de verschillende onderdelen.

Nu snel van start

Nog deze maand gaat de uitvoering van start. Ten eerste wordt in juni de regeling gepubliceerd die de aanvullende bekostiging voor 2018 en 2019 vaststelt. Scholen kunnen uiterlijk in september 2018 het eerste geld tegemoet zien.

Daarnaast begin ik deze maand al met het informeren van scholen over mijn aanpak. In juni en juli organiseer ik samen met de SPV drie bijeenkomsten in het land waar scholen, mbo-instellingen en bedrijven te horen krijgen wat er van hen wordt verwacht, en waar ze vragen kunnen stellen.

In de zomer maak ik het beoordelingskader voor de regionale plannen bekend. In de zomer stel ik ook de beoordelingscommissie samen, in samenspraak met het veld. Na de zomer publiceer ik vervolgens de regeling waarin de aanpak voor de hele transitiefase wordt vastgelegd. Alle scholen stuur ik een brief waarin ze worden opgeroepen aan de slag te gaan. Vanaf dan zal ook de ondersteuning beschikbaar zijn, en zullen er nog verdere voorlichtingsbijeenkomsten volgen. Vóór 1 november vraag ik scholen om vast aan te melden met welke samenwerkingspartners zij een regio vormen.

Samen aan de slag voor een sterk technisch beroepsonderwijs

De afgelopen tijd heb ik deze plannen besproken met veel partijen uit het onderwijs, het bedrijfsleven en het lokaal bestuur. Zij zijn er allen positief over, en willen enthousiast aan de slag om de transitie in het technisch vmbo tot een succes te maken. Ik verwacht dan ook ambitieuze en uitdagende plannen die tot hoogstaand techniekonderwijs zullen leiden.

Mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

BIJLAGE 1: FINANCIËLE TABEL

Bedragen x € 1 mln.

aanloopfase

transitiefase

structurele fase

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

2025 e.v.

Fase 1

 

34

61

Aanvullende bekostiging scholen met vmbo-techniek

32

57

Aanvullende bekostiging t.b.v. planvorming

2

4

Fase 2

 

115

117

96,5

97

A – uitvoeren van de regionale plannen

90

92

76,5

77

B – uitvoeren plannen regio’s zonder techniek

25

25

20

20

Fase 3

 

97

99

Structurele bekostiging aan vmbo-scholen

97

99

Overig

 

6

9

5

3

3,5

3

3

1

Bijscholing docenten

3,5

4

2

Imago vmbo en vakwedstrijden

1

1

1

1

1

1

1

Ondersteuning en uitvoering

2,5

4

2

2

2,5

2

2

Totaal

 

40

70

120

120

100

100

100

100


X Noot
1

Motie van de leden Bruins en Rog, Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 95 en toezegging bij de plenaire begrotingsbehandeling d.d. 7 december 2017 (Handelingen II 2017/18, nr. 32, items 4 en 10).

X Noot
2

Recent heeft u onze brief over sterk beroepsonderwijs ontvangen (Kamerstuk 31 524, nr. 367). Bijna gelijktijdig met deze brief ontvangt u tevens de nieuwste voortgangsrapportage leerlingendaling, en vóór de zomer ontvangt u een brief over het Techniekpact.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Het bedrag voor 2019 is een indicatie op basis van de telling van 1 oktober 2017; in werkelijkheid zal het bedrag worden gebaseerd op de telling van 1 oktober 2018.

X Noot
5

De profielen Maritiem en techniek (MaT) en Media, vormgeving en ICT (MVI) delen in deze fase nog niet mee in de middelen, omdat deze profielen al hoger bekostigd worden en ook niet zo’n grote inhaalslag te maken hebben.

X Noot
6

Het bedrag voor 2019 is een indicatie op basis van de telling van 1 oktober 2017; in werkelijkheid zal het bedrag worden gebaseerd op de telling van 1 oktober 2018.

X Noot
7

De middelen zijn beschikbaar voor beroepsgerichte docenten in alle profielen. Voor PIE wordt extra ruimte gegeven, omdat de bijscholing voor dat profiel bijzonder omvangrijk is.

X Noot
8

PIE, BWI en M&T, en daarnaast MaT en MVI.

Naar boven