Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 april 2015
In uw brief van 31 maart 2015 verzoekt u mij om per brief aan uw Kamer toe te lichten
hoe de huidige inzet van treinen van het type «materieel ’64» zich verhoudt tot de
conclusies van het onderzoek door de toenmalige Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW)
naar een aanrijding in Coevorden op 5 december 20071 (Handelingen II 2014/15, nr. 69, item 14).
Aanleiding
Op 22 maart 2015 is bij Teuge na een aanrijding op een overweg een trein van het type
«materieel ’64» ontspoord. Daarbij is zowel een slachtoffer gevallen als ernstige
schade ontstaan en was er meer dan vier dagen geen treinverkeer mogelijk tussen Apeldoorn
en Deventer.
Naar aanleiding van een aanrijding in Coevorden in 2007, waarbij ook een trein van
het type «materieel ’64» ontspoorde, heeft de toenmalige IVW onderzoek gedaan. IVW
heeft toen naar aanleiding van dit onderzoek aan NS het signaal afgegeven dat dit
materieeltype zonder baanschuiver een relatief grote kans op ontsporing heeft na aanrijding
met een wegvoertuig. Oorzaak hiervan zijn de relatief lichte loopdraaistellen aan
de kop van dit materieeltype in combinatie met het ontbreken van een baanschuiver.
Een signaal moet worden gezien als een belangrijk aandachtspunt dat uit een onderzoek
naar voren komt. Het afgeven van zo’n signaal biedt de betreffende organisatie, in
dit geval NS, een kans voor verbetering, maar leidt niet tot een juridisch afdwingbare
verplichting. Er is immers geen sprake van het overtreden van een norm of wettelijke
verplichting.
Reactie NS
Vanwege de verwachte beperkte restlevensduur van het «materieel ’64», mede in relatie
tot de kosten voor het aanpassen van het materieel, heeft NS destijds in reactie op
bovenstaande signaal besloten geen baanschuivers meer op dit materieeltype aan te
brengen. NS heeft in februari 2009 IVW geïnformeerd dat de laatste inzet van dit materieeltype
naar verwachting eind 2014 zou zijn en dat zij niet voornemens was om dit alsnog met
baanschuivers uit te rusten. Voor IVW was de reactie van NS in 2009 afdoende.
Naar aanleiding van de ontsporing op 22 maart 2015 heeft NS mij geïnformeerd dat de
uitfasering van de laatste treinstellen van dit materieeltype per eind 2014 niet is
gerealiseerd vanwege de huidige krapte in het materieelpark van Sprinter-treinen.
NS geeft aan dat de huidige 43 treinstellen van dit materieeltype die nu nog worden
ingezet eind 2015 buiten dienst gesteld zullen worden. Versnelling van de instroom
van nieuw Sprinter-materieel is niet mogelijk en eerder uit dienst nemen van het «materieel
’64» zou leiden tot meer materieelkrapte en daarmee tot meer te drukke treinen, hetgeen
ook niet in het belang van de veiligheid is.
Beleidsreactie
Het is belangrijk dat treinmaterieel veilig is. Hiervoor is NS primair verantwoordelijk.
De toelating van «materieel ’64», die in het verleden heeft plaatsgevonden, is nog
steeds geldig. Daarmee voldoet dit type treinen aan de gestelde veiligheidsvereisten.
Alleen bij ingrijpende herziening van dit materieeltype zijn er na deze eerdere toelating
nog juridische mogelijkheden voor aanvullende eisen. In zo’n situatie zou een baanschuiver
wel verplicht gesteld kunnen worden. Volgens de huidige technische voorschriften moeten
spoorvoertuigen van een baanschuiver zijn voorzien om de gevolgen van een botsing
met een obstakel op het spoor te beperken.
Het alsnog uitrusten van «materieel ’64» met baanschuivers levert, gelet op de door
NS verzekerde buiten dienststelling van de resterende treinstellen, eind dit jaar
een beperkte veiligheidswinst op. Daar komt bij dat het terugdringen van te drukke
treinen één van de beleidsprioriteiten2 is en hiervoor de beschikbaarheid van dit materieeltype de komende maanden nodig
blijft. NS zal worden gehouden aan de gemaakte afspraken en informeert mij tijdig
over de planning van uitfasering in relatie tot het eventueel materieeltekort.
Tot slot stelt ProRail een eigen onderzoek in naar de precieze oorzaak van de relatief
omvangrijke schade die bij de ontsporing bij Teuge is ontstaan. Verder zal ILT onderzoek
doen naar het ontsporingsrisico van materieeltypes zonder baanschuiver. Over de uitkomsten
hiervan wordt u nader geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld