Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 december 2015
In het algemeen overleg over arbeidsmigratie van 23 september jongstleden (Kamerstuk
29 861, nr. 41) heb ik u toegezegd cijfers te verstrekken rondom de «harde kern» van de arbeidsvoorwaarden,
zoals genoemd in de detacheringsrichtlijn (96/71/EG), versus de totale loonsom.
De detacheringsrichtlijn bepaalt dat de zogenoemde «harde kern» van de arbeidswetgeving
van de ontvangende staat op de gedetacheerde van toepassing is. Tot deze «harde kern»
behoort in elk geval het wettelijke minimumloon of indien er sprake is van een algemeen
verbindend verklaarde cao, de toepasselijke loonschaal van die cao. Als er geen algemeen
verbindende cao van toepassing is, hoeft aan de gedetacheerde werknemer dus slechts
het wettelijk minimumloon te worden uitbetaald.
Daarnaast kan een verschil in loonkosten ontstaan tussen de werknemer van de grensoverschrijdende
dienstverrichter en zijn Nederlandse collega, omdat niet alle loonelementen tot de
«harde kern» behoren.
Het verschil in loonkosten kan voorts vergroot worden doordat de gedetacheerde werknemer
op grond van de Coördinatieverordening sociale zekerheid (Vo (EG) Nr. 883/2004) premieplichtig
blijft in de uitzendende staat, en bovendien de aanvullende pensioenen niet onder
de werkingssfeer van de detacheringsrichtlijn vallen. Het loonkostenverschil is dus
ook afhankelijk van de hoogte van de premies van de sociale zekerheid en pensioenen
in de uitzendende lidstaat.
Over het verschil in loonkosten voor Nederlandse werkgevers en buitenlandse dienstverrichters
kunnen daarom moeilijk algemene uitspraken worden gedaan. SEO raamt in zijn onderzoek
«Grensoverschrijdend aanbod van personeel» dit verschil in bepaalde sectoren op 20–30
procent (bijlage bij mijn brief van 20 november 2014, Kamerstuk 29 544 nr. 578, p. 24). Dit zou neerkomen op een paar honderd euro per maand.
Het aantal gedetacheerde werknemers in Nederland is evenmin precies aan te geven.
Er zijn weliswaar gegevens beschikbaar over het aantal A1-verklaringen1 dat door andere lidstaten is afgegeven aan in Nederland gedetacheerden, maar deze
gegevens zijn geen goede indicator voor het werkelijke aantal detacheringen. De A1-verklaring
is namelijk geen vereiste voor detachering. Er kan ook sprake zijn van detachering
zonder deze verklaring, de feitelijke situatie is doorslaggevend. In de praktijk komt
het geregeld voor dat de Inspectie SZW gedetacheerde werknemers aantreft waarvoor
geen A1-verklaring is afgegeven.
Ook is de gegevensuitwisseling vanuit de betrokken lidstaten niet altijd accuraat.
Het aantal A1-verklaringen dat volgens de cijfers van de Europese Commissie door andere
landen is afgegeven voor in Nederland gedetacheerde werknemers (100.423), verschilt
aanzienlijk van de daadwerkelijk door de SVB ontvangen A1-verklaringen (65.921). Het
door de Europese Commissie genoemde getal van 100.423 is de waarschijnlijke ondergrens
van het daadwerkelijk in Nederland gedetacheerde werknemers.
De implementatie van de handhavingsrichtlijn (2014/67/EU) biedt de mogelijkheid een
meldingsplicht in te voeren. Door invoering van een meldingsplicht voor dienstverrichters
uit andere lidstaten kan een beter inzicht worden verkregen over het aantal gedetacheerde
werknemers in Nederland.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher