Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2022
Hierbij informeren wij u, mede namens de Minister van Defensie, dat het kabinet vijf
van terroristische misdrijven verdachte Nederlandse vrouwen (hierna: verdachten) ter
berechting overbrengt naar Nederland. De elf kinderen van deze verdachten worden eveneens
naar Nederland overgebracht.
Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 11 oktober 2021 informeerde
de Minister van Justitie en Veiligheid uw Kamer op 9 november 20211 dat het kabinet met de relevante (internationale) partijen zou verder spreken om
te bezien wat de mogelijkheden zijn om de verdachten ter berechting naar Nederland
over te brengen. Na een zorgvuldig voorbereidingsproces, waarin alle relevante feiten
en complexe omstandigheden in ogenschouw zijn genomen, zag het kabinet een mogelijkheid
tot overbrenging door middel van een speciale operatie.
De verdachten worden bij aankomst in Nederland aangehouden ten behoeve van strafrechtelijke
vervolging. De meereizende kinderen worden overgedragen aan de Raad voor de Kinderbescherming.
Met de overbrenging naar Nederland beoogt het kabinet te voorkomen dat deze vijf verdachten
straffeloos blijven. Hiermee geeft het kabinet tevens uitvoering aan de motie Van
der Werff (D66) en Koekkoek (VOLT) die de regering verzoekt om zich maximaal in te
spannen om ervoor te zorgen dat uitgereisde terrorismeverdachten hun straf niet ontlopen.2 Over de kaders van het uitreizigersbeleid is uw Kamer bij brief van 25 januari 2022
geïnformeerd.3
In het belang van de veiligheid en privacy van betrokkenen en gezien de noodzakelijke
vertrouwelijkheid van dit soort operaties, kunnen wij verder geen mededelingen doen
over deze specifieke casussen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra