29 754 Terrorismebestrijding

Nr. 311 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2015

Tijdens het VAO over personeel van 28 april jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 81, item 27) heb ik in het kader van de aangehouden motie-De Roon (Kamerstuk 34 000 X, nr. 83) toegezegd te bezien of het mogelijk is uw Kamer in het openbaar te informeren over het aantal (ex-)militairen dat mogelijk als jihadist naar Syrië of Irak is afgereisd.

In december 2013 heb ik uw Kamer naar aanleiding van schriftelijke vragen geïnformeerd over het destijds bij Defensie bekende aantal ex-militairen dat mogelijk als jihadist meevecht in Syrië of elders. Dat aantal was toen drie (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 767). Deze vragen werden gesteld naar aanleiding van een artikel in De Telegraaf over een bij naam genoemde voormalig militair die als jihadist in Syrië zou verblijven. Verdere vragen van uw Kamer over het aantal (ex-)militairen in november 2014 en april 2015 (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nrs. 559 en 1945) heb ik vervolgens niet met specifieke getallen beantwoord.

Zoals ik ook in het algemeen overleg over personeel op 23 januari 2014 (Kamerstuk 33 763, nr. 38) heb uiteengezet, is het onmogelijk om permanent de gangen van al onze ex-militairen na te gaan. Een periodieke en openbare melding van deze cijfers zou voorts te veel inzicht verschaffen in de werkwijze en het kennisniveau van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, hetgeen in strijd zou zijn met de wet (Wiv 2002). De situatie waarin de inlichtingen- en veiligheidsdiensten informatie verkrijgen afkomstig van een unieke inlichtingenbron of buitenlandse partnerdienst over een toe- of afname (bijvoorbeeld door overlijden) van het aantal ex-militairen dat als jihadist is afgereisd, is niet ondenkbaar. Wanneer deze toe- of afname in het openbaar aan de Tweede Kamer gemeld zou worden, zou dat herleidbaar kunnen zijn naar die bron, en daarmee strijdig met de wettelijk vastgelegde bronbescherming. Daarnaast zou voor de doelgroep die het aangaat, precies zijn na te gaan wat het kennisniveau is van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Onderwerpen die zich niet lenen voor openbare behandeling kunnen, indien gewenst, wel via de daartoe geëigende kanalen geadresseerd worden.

Het spreekt voor zich dat de inlichtingen- en veiligheidsdiensten intensief onderzoek doen naar mogelijke jihadisten die vanuit Nederland naar strijdgebieden afreizen, of zij nu bij Defensie hebben gewerkt of niet.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven