Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2020
Conform het verzoek van uw Kamer d.d. 24 september 2020 informeer ik u middels deze
brief over de afhandeling van lopende restschadezaken bij de politie. Specifiek verzoekt
de commissie daarbij in ieder geval in te gaan op hoeveel dossiers er zijn geïdentificeerd
en wat de voortgang in deze dossiers is.
In het Algemeen Overleg van 19 december 2019 (Kamerstuk 29 628, nr. 940) heb ik met uw Kamer gesproken over de afhandeling van dossiers van (oud) politiemedewerkers
met de beroepsziekte PTSS (Posttraumatisch Stressstoornis). Geconstateerd is dat er
knelpunten zitten in het huidige stelsel. In mijn brief van 23 april 2020 heb ik uw
Kamer geïnformeerd over de contouren van een nieuw stelsel, waarmee beoogd wordt deze
knelpunten weg te nemen.1 Daarin heb ik ook aangegeven op welke wijze de politie de lopende zaken gaat afwikkelen.
Op dit moment wordt per individuele (ex)medewerker die in een juridische procedure
over aanspraken met de werkgever verwikkeld is, getracht te komen tot een afhandeling
die recht doet aan hun situatie op het gebied van benodigde zorg, aanspraken en re-integratie.
Het is de intentie om de gesprekken een niet-juridisch karakter te geven en op basis
van zorg voor de medewerker, aandacht voor diens behoeften, maatwerk en redelijkheid
en billijkheid, tot herstel van vertrouwen te komen en met elkaar een oplossing te
vinden.
Het vertrekpunt bij de gesprekken is dat zoveel als mogelijk wordt aangesloten bij
de contouren van het nieuwe stelsel. Voor de redelijk te achten schade als gevolg
van een beroepsziekte of een dienstongeval geldt dat deze in het nieuwe stelsel door
de werkgever wordt vergoed. Het bestaande pakket aan financiële aanspraken wordt daartoe
in het nieuwe stelsel uitgebreid met zaken die nu veelal via restschadeprocedures
worden vergoed. Het gaat hierbij om vermogensschade (inkomensschade en carrièreschade),
de vergoeding van kosten in relatie tot herstel en de compensatie in verband met verminderde
zelfwerkzaamheid. De smartengelduitkering wordt in het nieuwe stelsel zuiver gemaakt
en uitgekeerd als compensatie voor onherstelbaar letsel en het gemis aan levensvreugde
als gevolg daarvan. De hoogte van het smartengeld zal aansluiten bij wat maatschappelijk
gebruikelijk is.
Uitgaande van deze contouren en op basis van redelijkheid en billijkheid wordt per
individueel geval gekeken naar het totaalbedrag aan schadevergoeding en smartengeld.
Dit is overigens, juist ook in de hier van belang zijnde «oude» gevallen, een ingewikkeld
vraagstuk, met name als sprake is van een hoge mate van arbeidsongeschiktheid. Omdat
smartengeld vaak al is toegekend en uitgekeerd, is de berekening van de schade en
daaropvolgende verrekening met het reeds uitgekeerde smartengeld, voor de finale afhandeling,
iets wat telkens heel goed dient te worden uitgelegd.
Met betrokkenen, en of zijn gemachtigde, worden individuele gesprekken gevoerd waarbij
de opbouw van het aanbod wordt uitgelegd en getracht wordt op basis van individueel
maatwerk tot een passende oplossing te komen. De medewerker kan ook afzien van het
aanbod van de werkgever en alsnog kiezen voor afwikkeling van schade op basis van
de huidige systematiek.
In totaal zijn er 202 lopende restschadezaken geïdentificeerd. Op dit moment zijn
met 50 medewerkers gesprekken gevoerd. Beoogd wordt om zo spoedig mogelijk met alle
medewerkers tot een oplossing te komen. Om dit te realiseren is er inmiddels meer
capaciteit toegevoegd aan het projectteam.
De korpsleiding en ik vinden het belangrijk dat niet alleen oog is voor de begeleiding
en de ondersteuning van medewerkers in toekomstige zaken, maar ook dat zo spoedig
mogelijk en op zorgvuldige wijze met medewerkers met (lang) lopende (restschade)zaken tot een oplossing op maat wordt gekomen.
Ik heb er vertrouwen in dat de Korpschef hierop toeziet.
In het aankomende Halfjaarbericht politie informeer ik uw Kamer over de stand van
zaken met betrekking tot de uitwerking van de contouren voor het verbeterd stelsel
beroepsziekten, beroepsincidenten en dienstongevallen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus