Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2019
Hierbij informeer ik uw Kamer over mijn voornemen om het woonplaatsvereiste voor politiechefs
te laten vervallen. Ik wens uw Kamer hierover te informeren, omdat deze verplichting
is ingevoerd naar aanleiding van een motie.
Graag licht ik aan uw Kamer mijn voornemen toe door eerst in te gaan op de achtergrond
van dit vereiste. Vervolgens licht ik de beweegredenen achter mijn voornemen toe.
Daarna zal ik ingaan op de gesprekken die ik hierover in de afgelopen periode heb
gevoerd met het lokaal gezag en met de politievakorganisaties.
Het woonplaatsvereiste voor politiechefs
Artikel 66 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) bepaalt dat de politiechef
van een regionale eenheid woonachtig is in het werkgebied van de betreffende regionale
eenheid (het woonplaatsvereiste).
Het woonplaatsvereiste is in 2012 ingevoerd in het Barp naar aanleiding van de motie
van het lid Çörüz.1 De gedachte toentertijd was dat de korpschef geworteld moet zijn in de regio waar
hij werkzaam is en snel beschikbaar en oproepbaar moet zijn. Toen de motie in 2009
werd aangenomen was er nog geen nationale politie.
Ik kan op grond van artikel 66, tweede lid, van het Barp op verzoek van de beoogde
politiechef een ontheffing verlenen van het woonplaatsvereiste. Hierbij betrek ik
in elk geval de vraag of het lokaal gezag hiermee akkoord gaat.
Belemmeringen in de praktijk
In de praktijk is gebleken dat het woonplaatsvereiste de mobiliteit binnen de politietop
kan belemmeren. Politiechefs zullen minder snel rouleren van eenheid. Dit botst met
de wens van het creëren van flexibiliteit.
In de praktijk blijkt bovendien dat het vasthouden aan het woonplaatsvereiste in bepaalde
situaties niet redelijk is. Mijn voorgangers en ik hebben dan ook vaak een ontheffing
verleend. Een voorbeeld van een dergelijke situatie is wanneer een beoogde politiechef
nabij de grens van de eenheid woont. Een ander voorbeeld is de situatie waarin een
beoogde korpschef weliswaar woonachtig is buiten de eenheid, maar waarvan de afstand
tot de plaats van tewerkstelling in de eenheid gering is. Hierdoor komt een eventuele
verplichting van een verhuizing binnen de eenheid in de praktijk neer op het vergroten
van die afstand. Hierbij wijs ik tevens op de verschillen tussen de eenheden in oppervlakte.
Zo beslaat de Eenheid Amsterdam een oppervlakte van 355 km2, terwijl de Eenheid Oost-Nederland een oppervlakte dekt van maar liefst 8.556 km2.
Afschaffen woonplaatsvereiste
Er is aldus gebleken dat de huidige vorm van het woonplaatsvereiste geen recht doet
aan de praktijk. Daarom ben ik voornemens om de verplichting voor politiechefs om
in de eenheid te wonen op de volgende wijze te veranderen: de politiechef is op grond
van het Barp niet langer verplicht om woonachtig te zijn in het werkgebied van de
betreffende regionale eenheid. Bij het vaststellen van het profiel voor de politiechef
kan het lokaal gezag deze eis echter nog steeds stellen. Deze wijziging tast derhalve
de invloed van het lokaal gezag niet aan.
Het lokaal gezag
Ik heb het afschaffen van het woonplaatsvereiste met het lokaal gezag besproken in
het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP) van 24 juni 2019. In dit overleg
is overeenstemming bereikt over het veranderen van het woonplaatsvereiste in de hiervoor
omschreven vorm.
De politievakorganisaties
Ik heb het afschaffen van het woonplaatsvereiste met de vier politievakorganisaties
besproken in het Centraal Georganiseerd Overleg Politie (CGOP) van 4 juli 2019. Ook
met de vakorganisaties is overeenstemming bereikt.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus