Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 januari 2019
Naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
om een reactie op het bericht «Crisis op de Antillen: bonje tussen opsporingsdiensten»,
bericht ik u, mede namens de Staatssecretaris van BZK, als volgt. In de bijlage bij
deze brief worden de schriftelijke Kamervragen van het lid Van Raak over hetzelfde
onderwerp beantwoord (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1175).
Het Recherche Samenwerkingsteam (RST) is een samenwerkingsverband van de landen in
het Koninkrijk teneinde georganiseerde, zware en grensoverschrijdende criminaliteit
aan te pakken. Het Team Bestrijding Ondermijning (TBO) is een gespecialiseerd team
dat zich primair op de aanpak van ondermijning op Sint Maarten richt. Het RST moet
werken binnen complexe staatkundige verhoudingen. De landen van het Koninkrijk hebben
allen een beleidsmatige verantwoordelijkheid en voor de taakuitvoering vormen de beide
procureurs-generaal van Curaçao, van St Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en
Saba, resp. van Aruba het gezag.
Daarnaast werken het RST en TBO met gedetacheerd politiepersoneel vanuit verschillende
organisaties. Als gevolg daarvan werken er functionarissen met verschillende rechtspositieregels.
Deze context vraagt veel van een teamchef en van de medewerkers van het RST.
Het RST en het TBO zijn er binnen deze context in geslaagd de afgelopen jaren succesvolle
resultaten te boeken, onder andere blijkend uit de zaken Wiels en Schotte. Daarvoor
is een goede samenwerking met alle partners essentieel. Zowel met de politiekorpsen
in de landen, als met buitenlandse diensten, bestaan goede samenwerkingsrelaties,
ook onder de vorige teamchef van het RST. Ik verwijs verder naar mijn beantwoording
van de vragen (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1175).
Ondanks de goede resultaten van het RST is het van belang de opsporing van georganiseerde,
zware en grensoverschrijdende criminaliteit in de landen verder te brengen. Daartoe
hebben de Ministers van Justitie van de vier landen de opdracht gegeven om een nieuwe
visie op de recherchesamenwerking in het gebied te ontwikkelen en te komen tot een
modernisering van het protocol. Hierdoor zullen ook de beheersmatige randvoorwaarden
worden verduidelijkt, wat zal bijdragen aan duidelijkheid voor teamchef en medewerkers.
Dit gebeurt uiteraard in samenspraak met de landen, met het Openbaar Ministerie, met
de korpschefs van de afzonderlijke politiekorpsen en met het RST.
Voorzien is dat hierover tijdens het komende Justitieel Vierpartijenoverleg eind januari
2019 nadere afspraken worden gemaakt. Ik zal uw Kamer daarover na besluitvorming informeren.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F.B.J. Grapperhaus