Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 juli 2015
Hierbij bied ik u het rapport aan over de lokale inbedding van de politie1. Dit rapport, met als titel «De lokale positie van de nationale politie» is de uitkomst
van een onderzoek dat in opdracht van het Actieprogramma Lokale Besturing Politie
is uitgevoerd.
Voor het onderzoek is een grote hoeveelheid interviews afgenomen onder burgemeesters,
gemeenteambtenaren, medewerkers van het OM en onder politiemensen. Er is veldonderzoek
gedaan in drie eenheden van politie; Rotterdam, Noord-Nederland en Oost-Brabant.
De onderzoekers constateren dat onder de respondenten overwegend tevredenheid heerst
over het lokale politiebestuur en het lokale politiewerk. In de uitgevoerde survey
geven de respondenten de lokale inbedding van de politie een voldoende.
De onderzoekers stellen onder meer vast dat de burgemeesters van kleine en middelgrote
gemeenten tevreden zijn over het bovengemeentelijk overleg en dat het beheersoverleg
van de vroegere regionaal colleges allerminst wordt gemist. Andere bevindingen zijn
dat respondenten vinden dat de landelijke prioriteiten houvast geven in het driehoeksoverleg
en tevens voldoende ruimte laten voor lokaal/regionaal maatwerk. Voorts heerst er
een gunstig beeld over een lokaal alerte politie en over het handelen van de politie.
Burgemeesters geven aan – een aantal uitzonderingen daargelaten – vaak tevreden te
zijn over de uitkomst van het benoemingsproces van de politiechefs. Verder meldt het
onderzoek dat er waardering is voor de trend dat de politie «achter de cijfers kijkt»
door straatinformatie te benutten (de zogenaamde gebiedsscans). Het driehoeksoverleg
en lokale veiligheidsnetwerken krijgen daardoor de kans om maatwerk te realiseren.
Zorgen zijn er vanzelfsprekend ook blijkens het onderzoek. Die zien onder meer op
het tekort aan politiemensen, het wisselende oordeel over de kwaliteit van lokale
politiefunctionarissen en over de ondergrens van de lokale beschikbaarheid van de
politie. De onderzoekers constateren verder vrees dat bij lastige keuzes tussen centraal
of lokaal – tussen politietop en lokaal bestuur – door de politie eerder de centrale
politielijn zal worden gevolgd. Ik voer op dit moment overleg met de regioburgemeesters,
het OM en de politie over de toepassing van lokaal en regionaal maatwerk, met name
daar waar het beheer het gezag raakt. Ik ga ervan uit dat de oplossingsrichtingen
die daaruit voortkomen in belangrijke mate een antwoord zullen bieden op deze vrees.
Het is van belang om op dit punt waakzaam te blijven. Inherent aan dit bestel is nu
eenmaal een zekere spanning tussen lokaal gezag en landelijke organisatie.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur