Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 juni 2015
Op 16 april 2015 heeft de vaste commissie van Veiligheid en Justitie mij door middel
van een brief verzocht om een reactie op een brief van de gemeente Maastricht inzake
de beschikbare politiecapaciteit in Maastricht.
De gemeenteraad van Maastricht pleit in de genoemde brief voor het vergroten van de
politiecapaciteit voor Maastricht. De gemeenteraad voert als argument daarvoor aan
het unieke profiel van de stad, dat onder andere tot uiting komt in het aantal toeristen,
de bevolkingsdichtheid, het criminaliteitsvolume en de gevolgen van haar positie als
grensstad. Volgens de gemeenteraad heeft het systeem van waaruit de politiesterkte
landelijk over de politieregio’s verdeeld wordt te weinig aandacht voor deze context.
Tijdens mijn recente werkbezoeken aan Limburg ben ik persoonlijk nader geïnformeerd
over de zorgen die er spelen in het algemeen en met betrekking tot criminele motorbendes.
De vraag naar meer politiecapaciteit om diverse redenen op verschillende plekken in
Nederland is begrijpelijk. Politiesterkte is immers een schaars goed. Een belangrijke
kanttekening hierbij is wel dat in de strijd tegen criminaliteit niet alleen de inzet
van politie van belang is, maar ook de bijdragen die anderen, zoals de gemeenten en
de Belastingdienst, hieraan kunnen leveren. Uit de brief blijkt dat de gemeenteraad
zich daar terdege bewust van is. Ik wijs er daarnaast op dat voor de intensivering
van de aanpak van ondermijnende criminaliteit in Zuid-Nederland sinds eind vorig jaar
125 fte toegewezen capaciteit actief is in de ondermijningsteams. Met betrekking tot
de aanpak van criminele motorbendes wordt voorts onder andere ingezet op internationale
samenwerking en op het bekijken van de mogelijkheid van een verbod zoals ik heb toegelicht
in het Vragenuur van 26 mei jl.
De afgesproken te realiseren operationele sterkte van de politie bedraagt, conform
afspraak met uw Kamer en met het gezag, tenminste 49.500 fte. Deze sterkte dient zo
goed mogelijk over het land verdeeld te worden. Dit is gebeurd door middel van het
herijkte Budget Verdeel Systeem, waarover ik uw Kamer eerder heb geïnformeerd (Kamerstuk
29 628, nr. 239). De sterkte is met de komst van de Nationale Politie, op basis van dit systeem en
met instemming van het gezag, over de politie-eenheden verdeeld. Dit is vastgelegd
in het Besluit verdeling sterkte en middelen. Deze verdeling houdt nadrukkelijk rekening
met de werklast van de politie, met omgevingskenmerken als het aantal inwoners en
de oppervlakte en met specifieke kenmerken, zoals in het geval van Limburg de positie
als grensregio.
De verdeling van politiesterkte binnen de regionale eenheid – en daarmee ook de beschikbare
capaciteit voor Maastricht – wordt, conform artikel 39 van de Politiewet 2012 bepaald
door de burgemeesters en de hoofdofficier van justitie binnen de eenheid. Als er incidenteel
behoefte is aan extra politiecapaciteit in een deel van de regionale eenheid zal eerst
worden bezien of verschuiving van capaciteit binnen de regionale eenheid uitkomst
biedt. Als dit niet het geval is, heeft het gezag de mogelijkheid om bijstand aan
te vragen bij de korpschef.
Gelet op hetgeen ik hierboven heb aangegeven, zie ik geen aanleiding om naar aanleiding
van de brief van de gemeente Maastricht tot aanpassingen in (de verdeling van) de
sterkte te komen. Voor de problemen waar Limburg mee te maken heeft, kunnen andere
maatregelen worden genomen en worden deze waar nodig ook genomen. Overigens heb ik
tijdens mijn werkbezoek van 25 mei jl. toegezegd dat ik over zes tot acht weken terugkeer
naar Limburg om verder te praten en de stand van zaken te bekijken.
Overigens loopt de eenheid Limburg als gevolg van de vergrijzing het risico om onder
de afgesproken capaciteit uit te komen. Ik heb tijdens mijn werkbezoek aan Limburg
op 25 mei jl. gezegd dat ik er samen met de korpsleiding alles aan zal doen om ervoor
te zorgen dat dit probleem zich niet zal voordoen en indien nodig maatregelen zal
treffen.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
G.A. van der Steur