Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 oktober 2014
Op 11 september 2014 heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mij door
middel van een brief verzocht om een reactie op de problematiek zoals beschreven in
het bericht «Recherche op zwart zaad»1.
Bij deze doe ik u mijn reactie toekomen. Ik verwijs u tevens naar de beantwoording
van de vragen over het beleid omtrent overuren van de leden Van Klaveren en Bontes
(Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 2979), het lid Kooiman (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 228) en het lid Segers (Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 229).
De politie is een organisatie die 24/7 moet kunnen inspelen op zich voordoende situaties.
Dit vraagt om het tijdig afstemmen van de inzet van personeel op de vraag naar politiediensten
en om de nodige flexibiliteit. Overuren maken daar onderdeel vanuit. Overuren zijn
echter niet bedoeld om structureel extra capaciteit voor de organisatie te realiseren.
Met het oog op gezondheid, veiligheid en welzijn van de medewerkers en hetgeen hierover
is geregeld in de Arbeidstijdenwet, dienen overuren tot het noodzakelijke te worden
beperkt. Waar de prioritering en de operatie dat noodzakelijk maken, kunnen uiteraard
overuren worden gemaakt.
Uitgangspunt van de werkgever is dat overuren, binnen de daarvoor geldende rechtspositionele
regels en zo veel mogelijk rekening houdend met de wensen van de medewerker, primair
binnen het rooster worden gecompenseerd door vrije tijd (tijd voor tijd). Ook wordt
voor ieder uur overwerk een toeslag van € 6 betaald. Compenseren in vrije tijd is
niet altijd mogelijk. In dat geval worden de overuren in geld gecompenseerd. Hiervoor
is er per politie-eenheid budget beschikbaar.
In Amsterdam zijn dit jaar veel opsporingsonderzoeken gestart naar aanleiding van
onder andere liquidaties en was inzet nodig voor diverse grootschalige optredens.
Op grond daarvan heeft politiechef Aalbersberg in reactie op het genoemde krantenartikel
aangegeven dat een groot deel van het overurenbudget 2014 in Amsterdam al is aangesproken,
waardoor nog zorgvuldiger moet worden omgegaan met het resterende budget.
Voorts is er voldoende capaciteit bij de nationale politie beschikbaar. De recherchecapaciteit
is gestegen van 8.500 fte in 2002 naar 14.000 fte op dit moment. Ook is er de afgelopen
jaren fors geïnvesteerd in de kwaliteit van de opsporing. De vraag naar politiecapaciteit
en -expertise is echter divers en groot. Daarom moeten zaken aan de hand van de beschikbare
capaciteit en expertise door het bevoegde gezag worden geprioriteerd. Waar nodig kan
steun vanuit anderen eenheden worden verleend.
De Minister van Veiligheid en Justitie
I.W. Opstelten