Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2014
Hierbij voldoe ik, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, aan uw verzoek
om te reageren op het nieuwsbericht «klachten over niet opvolgen 144 meldingen door
dierenpolitie». Tevens reageer ik hiermee op de door de Staatssecretaris tijdens het
notaoverleg dierenwelzijn van 2 december jl. gedane toezegging om navraag te doen
over het handhaven van dierenwelzijn door de politie-eenheid Amsterdam.
Opvolging 144-meldingen door de eenheid Amsterdam
In de media zijn in april 2013 berichten verschenen dat de Dierenbescherming Amsterdam
klachten heeft ontvangen over het geen of onvoldoende gevolg geven aan meldingen van
het meldnummer 144 door de politie-eenheid Amsterdam. Dit is aan de orde gesteld in
de commissievergadering Algemene Zaken d.d. 11 april 2013 van de gemeente Amsterdam.
Naar aanleiding van bovenstaande commissievergadering hebben twee overleggen plaatsgevonden
tussen de Dierenbescherming Amsterdam en de eenheid Amsterdam. Daarbij heeft de politie
aangegeven te beschikken over 24-uursbereikbaarheid voor urgente zwaardere meldingen
over dierenmishandeling alsmede over taakaccenthouders dierenwelzijn bij wijkteams
die kunnen handhaven binnen het geheel aan prioriteiten.
De Dierenbescherming heeft aangeboden de eenheid te ondersteunen bij het opvolgen
van 144-meldingen. Tussen de Dierenbescherming en de eenheid Amsterdam zijn vervolgens
concrete afspraken gemaakt over het doorzetten van 144-meldingen van de eenheid naar
de Dierenscherming. Daarbij maakt de eenheid eerst een quick scan van de melding om
te voorkomen dat ernstige meldingen blijven liggen. Het Vertrouwensloket van de Dierenbescherming
beoordeelt vervolgens de doorgezette meldingen en zet de meldingen terug die de eenheid
Amsterdam moet oppakken. De eenheid zet de meldingen vervolgens uit in de wijkteams.
Daarmee zijn goede afspraken gemaakt over het opvolgen van zogenaamde 144-meldingen.
Juridisch kader
In het convenant samenwerking dierenhandhaving hebben de Staatssecretaris van Economische
Zaken, de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Dieren (Dierenbescherming) en
ik onder meer afgesproken dat de politie 144-meldingen in behandeling neemt die een
indicatie bevatten van een overtredingssituatie bij gezelschapsdieren en in het klein
gehouden hobbydieren.
Daarnaast dient de politie vanzelfsprekend noodhulpmeldingen van 144 op te volgen.
Het convenant bepaalt dat bestuursrechtelijke handhaving door de Landelijke Inspectie
Dienst (onderdeel van de Dierenbescherming en grotendeels gefinancierd door het Ministerie
van Economische Zaken) alleen kan worden ingezet indien de politie ter plaatse is
geweest. Daarnaast kan de politie het Vertrouwensloket van de Dierenbescherming inschakelen
indien de politie bij het optreden na een melding van (nood)hulp aan een dier vaststelt
dat er geen verdere strafrechtelijke of bestuursrechtelijke inzet nodig is, maar advisering
of begeleiding inzake het houden van en de omgang met dieren wel in de rede ligt.
Behalve het handhaven van dierenwelzijn, dient de politie ook andere strafbare feiten
op te sporen. De huidige Aanwijzing voor de Opsporing biedt het kader om te bepalen
hoe de beschikbare capaciteit van de politie moet worden ingezet. Twee criteria zijn
daarbij van belang: de ernst van het strafbare feit en de aanwezigheid van opsporingsaanwijzingen
die kunnen leiden tot een strafrechtelijk bewijsbare zaak tegen een bekende verdachte.
Op lokaal niveau mag worden bepaald of bepaalde delicten meer prioriteit krijgen dan
anderen. De kaders van de Aanwijzing mogen daarbij niet terzijde worden gesteld.
Conclusie
Ik zal bij de, reeds aan uw Kamer toegezegde, vervolgmeting in 2015 bezien of de afspraken
in het convenant samenwerking dierenhandhaving er nog steeds voor zorgen dat tegen
dierenleed op een zo effectief mogelijke wijze wordt opgetreden. Een van de te beantwoorden
vragen is, mede gelet op de ervaringen in Amsterdam, of sommige niet-urgente 144-meldingen
effectiever door het Vertrouwensloket van de Dierenbescherming kunnen worden opgepakt
dan door de politie. Het voorgaande sluit aan bij de wens van de Dierenbescherming
om de positie van het Vertrouwensloket te versterken bij het opvolgen van 144-meldingen
en strafbare feiten te voorkomen door voorlichting en begeleiding met vrijwilligers.
De ervaringen met de samenwerking tussen de eenheid Amsterdam en de Dierenbescherming
zal ik dan ook betrekken in de vervolgmeting. Tot slot zal ik het aantal strafzaken
en bestuursrechtelijke maatregelen op het gebied van dierenwelzijn per eenheid in
beeld laten brengen.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten