29 628 Politie

Nr. 351 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2012

Op 13 december jl. heeft u mij verzocht om naar aanleiding van het bericht over het conflict tussen de ondernemingsraad en het college van bestuur van de Politieacademie, u uiterlijk 20 december 2012 te informeren.

De Politieacademie staat zoals ook u bekend voor grote uitdagingen.

Allereerst is uit meerder onderzoeken gebleken dat -hoewel het onderwijs als geheel als voldoende wordt beoordeeld- op diverse punten verbetering nodig is. Ik heb u daarover bericht in mijn beleidsreactie op de «Staat van het Nederlandse Politieonderwijs 2011» en «de Summatieve evaluatie PO2002» van 10 juli jl. (Kamerstuk 29 628 nr. 323). Het College van Bestuur werkt aan deze verbeteringen, die uiterlijk eind 2013 moeten zijn gerealiseerd.

In de tweede plaats moet de Politieacademie, net als andere overheden voldoen aan krappere budgettaire kaders. Ik heb u daarover ondermeer bericht bij brief van 10 oktober 2012 (vergaderjaar 2012–2013, 284 Aanhangsel van de Handelingen). Naar verwachting zal de Politieacademie 2012 afsluiten met een aanzienlijk kleiner tekort dan eerder voorzien.

In de derde plaats speelt de herpositionering van de Politieacademie in het nationale politiebestel. Door het vorige kabinet is aan u aangekondigd dat de Politieacademie, na invoering van de nationale politie, onderdeel wordt van het nationaal politiebestel. Dit alles wordt met een wijziging van de politiewet 2012 geregeld. Doel is om in het voorjaar 2013 in consultatie te gaan en eind 2014 de wetswijziging te bekrachtigen. Op mijn verzoek werkt het College van Bestuur aan een nieuw inrichtings- en realisatieplan voor de Politieacademie. Het College van Bestuur voert over al deze zaken zoals gebruikelijk overleg met de ondernemingsraad. Belangrijkste zorgen van de ondernemingsraad is de richting waarin het College van Bestuur met de Politieacademie wil inslaan en een gebrek aan sturing op een aantal andere dossiers. Dit heeft de relatie tussen het College van Bestuur en de ondernemingsraad van de Politieacademie onder druk gezet.

Ik wil voorop stellen dat ik de ontstane onrust betreur. De grote uitdagingen vergen juist maximale eensgezindheid en koersvastheid. Ik heb inmiddels op 19 december jl. een gesprek gevoerd met de voorzitter van de Raad van Toezicht van de Politieacademie in aanwezigheid van de voorzitter van het College van Bestuur. Zij hebben mij op de hoogte gesteld van de algehele situatie bij de Politieacademie en de specifieke situatie met de ondernemingsraad. Ik heb met hen van gedachten gewisseld over de manieren waarop de uitdagingen kunnen worden gerealiseerd. In het gesprek zijn oplossingsrichtingen aan de orde gekomen. Ook is gesproken over de mogelijkheden om het aangekondigde vertrek van de plv. voorzitter College van Bestuur – in verband met het aanvaarden van een nieuwe functie – op te vangen.

De oplossingsrichtingen zullen de komende weken met de betrokkenen worden uitgewerkt. De voorzitter van de Raad van Toezicht zal de ondernemingsraad hierbij betrekken. In januari informeer ik u over de uitgewerkte oplossingsrichting.

De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven