Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 29628 nr. 348 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | 29628 nr. 348 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 december 2012
Met de komst op 1 januari 2013 van de nationale politie en de herziening van de gerechtelijke kaart wordt een mijlpaal in twee operaties bereikt met ingrijpende gevolgen voor Veiligheid en Justitie. Deze stelt de politie, de rechtspraak en het openbaar ministerie (OM) in staat aan te sluiten bij de eisen die de moderne samenleving aan hen stelt: deskundig, effectief en efficiënt handelen, nu en in de toekomst. Het functioneren van de rechtsstaat staat daarbij centraal.
Deze stelselwijzigingen hebben gevolgen voor de vestiging en geografische spreiding van de nationale politie, de meldkamers, de rechtspraak en het openbaar ministerie. Gefaseerd over een aantal jaren zullen locatiewijzigingen worden gerealiseerd. Deze wijzigingen dragen bij aan de ambitie om de kwaliteit en effectiviteit van de betrokken organisaties te versterken.
Tijdens de afgelopen begrotingsbehandeling heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie u het masterplan locatiebeleid Dienst Justitiële Inrichtingen toegezegd. Hij verwacht u dit masterplan in april 2013 toe te sturen. Met déze brief – die ik mede namens de staatssecretaris stuur – informeer ik uw Kamer over de verschillende locatiekeuzes met betrekking tot politie, meldkamers, rechtspraak en openbaar ministerie.
Ik heb bij het keuzeproces rekening gehouden met de door uw Kamer aanvaarde moties1. Tevens heb ik daarbij in het bijzonder de gedachtewisseling in de Eerste Kamer rond de (ingetrokken) motie Hoekstra betrokken. Dit betekent dat ik bij de afweging over de positionering van het politiedienstencentrum ook op zorgvuldige wijze de regio Twente, specifiek de situatie in Enschede, heb betrokken.
Bij het nemen van beslissingen over locatiekeuzes ben ik mij er verder terdege van bewust geweest dat deze – hoe noodzakelijk en wenselijk ook in het licht van kostenbewustzijn, effectieve bedrijfsvoering en kwaliteitsverbetering – ook op een zo breed mogelijk bestuurlijk draagvlak moeten steunen. Verhuisbewegingen kunnen immers diep ingrijpen in de lokale gemeenschap en gevolgen hebben voor de sociale en economische structuur van gemeenten en regio’s.
Ten slotte heb ik in dat keuzeproces het rijksbrede kantorenbeleid van mijn ambtgenoot van Wonen en Rijksdienst betrokken.
Ik voeg drie bijlagen toe2:
– Bijlage 1: een overzicht per regio van de gemaakte locatiekeuzes;
– Bijlage 2: een landelijk overzicht van de per regio gemaakte keuzes;
– Bijlage 3: een overzichtskaart van Nederland met de locatiekeuzes.
Met de invoering van één landelijke politie met één landelijke organisatie gaat de politie efficiënter werken en meer als eenheid functioneren. Door de efficiëntievoordelen hebben agenten meer tijd voor straatwerk en recherchewerk. De ICT, huisvesting, inkoop en personeel en organisatie worden centraal geregeld en ingekocht. Deze nieuwe organisatievorm heeft natuurlijk gevolgen voor lokale bestuurders en politiemedewerkers. Bij het bepalen van de voorkeuren voor de hoofdlocaties voor de eenheden en de locaties voor het PDC heb ik groot belang gehecht aan het creëren van draagvlak bij de lokale bestuurders. Daarnaast heb ik rekening gehouden met belangen van alle zittende politiemedewerkers. Hierbij heeft een zorgvuldige afweging plaatsgevonden op vragen als: wat is financieel de beste optie, welke potentie bieden de diverse locaties in de zin van toekomstbestendigheid, bereikbaarheid en arbeidsmarkt, hoe kunnen negatieve gevolgen voor zittende medewerkers worden beperkt en hoe kan de samenhang in huisvesting gezien worden vanuit het werkgelegenheidsperspectief in de regio? De beweging naar 10 nieuwe hoofdlocaties heeft weliswaar een effect op de huidige 26 hoofdlocaties, maar de verwachting is dat slechts 10% van de werkgelegenheid op de nieuwe hoofdlocaties georganiseerd zal worden (staftaken van de regionaal, operationeel ondersteunende diensten). Het overgrote deel van de operationele werkgelegenheid die de politie biedt, zal blijven waar deze momenteel is.
De bedrijfsvoeringsactiviteiten van de politie worden geconcentreerd in één Politiedienstencentrum (PDC), verdeeld over een drietal locaties. Voor het PDC heeft de kwartiermaker nationale politie door KPMG een businesscase laten opstellen. In deze businesscase zijn drie scenario’s onderzocht. Het eerste scenario is een PDC op één locatie, het tweede scenario een PDC op drie locaties en het derde scenario een PDC op drie locatie met drie satellieten. De businesscase heeft uitgewezen dat één PDC-locatie financieel gezien de grootste besparing zou opleveren. Ik heb evenwel gekozen voor drie locaties omdat daarmee optimaal tegemoet gekomen kan worden aan het behoud van bestaande en toekomstige werkgelegenheid. Een maximale reisafstand van 1,5 uur is bij deze keuze leidend, omdat gelet op de politie-CAO die maximale reisafstand nog passend is. Uitsluitend afgaande op het criterium bereisbaarheid lijkt een scenario met drie PDC-locaties met daarnaast een of meer satellieten aantrekkelijk, maar dat heeft dermate negatieve gevolgen voor de efficiëntie van de bedrijfsvoering van de nationale politie dat ik dat scenario daarom afwijs. Met de keuze van een PDC op drie locaties doe ik mijn belofte aan uw Kamer gestand werkgelegenheidsgarantie te bieden. De drie locaties die in geografisch opzicht optimaal aan deze criteria voldoen zijn de regio’s Zwolle, Eindhoven en Rotterdam. De definitieve huisvestingslocatie van de PDC in deze regio’s zal door de toekomstige korpschef nog nader worden onderzocht.
Ik zal uw Kamer over de uitkomsten informeren.
Het vorige regeerakkoord voorzag in één landelijke meldkamerorganisatie met drie meldkamerlocaties onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie. In mijn brief van 20 februari 20123 aan uw Kamer heb ik nader uiteengezet hoe de meldkamerorganisatie van de toekomst eruit komt te zien. Na advies van de Stuurgroep Meldkamer van de toekomst onder regie van het Veiligheidsberaad, is gekozen voor een landelijke meldkamerorganisatie met maximaal 10 meldkamerlocaties.
Volgens de huidige Wet op de veiligheidsregio’s zijn de besturen van de veiligheidsregio’s verantwoordelijk voor de instelling en instandhouding van de meldkamers. Een meerpartijenoverleg meldkamer – onder leiding van de onafhankelijke voorzitter drs. H.B. Eenhoorn – bereidt een transitieakkoord voor. Aan dit overleg nemen vertegenwoordigers van het openbaar bestuur, van de politie, de brandweer, de ambulancezorg en van de ministers van Defensie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport deel.
De heer Eenhoorn heeft per brief van 25 juli 2012 de voorzitters van de veiligheidsregio’s verzocht om voor 1 oktober 2012 met een (bij voorkeur gezamenlijk) voorstel te komen voor de toekomstige meldkamerlocatie in het desbetreffende verzorgingsgebied dat overeenkomt met de nieuw te vormen politie-eenheden. Het uitgangspunt is geweest om de meest kostenefficiënte oplossingen te kiezen waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van bestaande locaties. Voor meldkamerlocaties gelden overigens specifieke functionele eisen. Dit betekent dat niet iedere leegstaande (kantoor)ruimte omgebouwd kan worden tot meldkamer.
De heer Eenhoorn heeft mij vervolgens per brief van 26 november 2012 geadviseerd over de locatiekeuze van de maximaal tien toekomstige meldkamerlocaties. Op basis van zijn advies heb ik het voornemen om in het transitieakkoord de meldkamerlocaties op te nemen, zoals in bijlage 1 per regio opgesomd is.4
Doelstelling van de Wet herziening gerechtelijke kaart is onder meer verbetering van de kwaliteit, slagvaardigheid en dienstverlening van de Rechtspraak. Tijdens de parlementaire behandeling is uitvoerig van gedachten gewisseld over de locatiekeuzes voor de nieuw te vormen gerechten. Uw Kamer heeft mij er, evenals de Eerste Kamer, op gewezen dat deze keuzes gevolgen kunnen hebben voor de maatschappelijke en economische voorzieningen in diverse regio’s. Dat vraagt om een afweging, waarin alle bestuurlijke, financiële en organisatorische overwegingen zorgvuldig betrokken zijn.
De nieuwe bestuurders van de gerechten zijn per 1 januari 2013 benoemd. De nieuwe gerechtsbesturen bepalen waar de bestuurszetel van een gerecht zal worden gevestigd. Op dit moment is het echter al mogelijk om op hoofdlijnen te schetsen hoe de voorgenomen inrichting van de gerechten er per arrondissement en per ressort uit komt te zien. In de schets per regio in bijlage 1 ga ik voor de Rechtspraak uit van die hoofdlijnen.
Bij het in werking treden van de Wet herziening gerechtelijke kaart op 1 januari 2013 kent de Rechtspraak 32 bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zittingsplaatsen (Staatsblad 2012, nr. 601). Beide Kamers zijn door middel van een voorhangprocedure betrokken geweest bij de totstandkoming van deze algemene maatregel van bestuur.
Zoals ik eerder uiteengezet heb in de nota naar aanleiding van het verslag5 hebben aan de keuze van die zittingsplaatsen meerdere criteria ten grondslag gelegen. Allereerst geldt het criterium van de tien grootste gemeenten qua inwoneraantal. De achterliggende gedachte hiervan is dat de rechtspraak aanwezig en zichtbaar moet zijn in de plaatsen waar veel werk voor de rechtspraak is en waar de nabijheid van rechterlijke autoriteiten van bijzondere betekenis is.
Voorts vormt een criterium de provinciehoofdsteden aangezien deze ook een belangrijke politieke, bestuurlijke en regionale functie vervullen. Bovendien zorgt dit voor een evenwichtige spreiding over geheel Nederland.
Vanuit bedrijfseconomisch perspectief is het minder wenselijk om op korte afstand van elkaar meerdere zittingsplaatsen te hebben die dezelfde mate van voorzieningen nodig hebben. Tot slot is gelet op bijzondere behoeften van de nabijheid van de rechtspraak in specifieke regio’s. Het beste voorbeeld daarvan is Haarlemmermeer als zittingsplaats, in verband met de nabijheid van Schiphol.
In een afzonderlijke brief – zoals ook toegezegd in het wetgevingsoverleg over de Wet herziening gerechtelijke kaart op 28 november 2011 – informeer ik uw Kamer over het voornemen tot gefaseerde sluiting van 24 kantonlocaties.
Het OM heeft de ambitie de doorlooptijden aanzienlijk te verkorten en blijvend te investeren in kwaliteit. Het OM realiseert dat door verandering en vernieuwing van zijn werkwijze en organisatie. Daarmee is een voortvarend begin gemaakt, onder meer door de landelijke invoering van ZSM6 per 1 januari 2013. Het OM treedt de veelvoorkomende criminaliteit snel en professioneel tegemoet in nauwe samenwerking met de betrokken ketenpartners. Maar ook door specialisatie en concentratie van werkzaamheden bij de aanpak van complexe zaken.
Meer flexibiliteit in de werkomgeving en huisvesting en digitalisering van de zaaksverwerking maken het mogelijk dat medewerkers – zonder verlies aan productiviteit en kwaliteit – minder gebonden zijn aan vaste locaties en tijden.
Daartoe heeft het OM een huisvestingsplan opgesteld, dat voorziet in de concentratie van kantoorfuncties op tien hoofdlocaties. Het OM wordt daardoor in staat gesteld niet alleen te specialiseren maar ook zoveel mogelijk werkgelegenheid te behouden, de dienstverlening te optimaliseren, en de bedrijfsvoering efficiënter te maken. Bij de keuze voor de tien hoofdlocaties sluit het OM aan bij de door de rechtspraak als bestuurszetel aangewezen zittingsplaatsen.
Het OM is ook buiten de hoofdlocatie robuust, zichtbaar en herkenbaar in het arrondissement aanwezig. Het OM is ook aanwezig in 10 zittingsplaatsen van een rechtbank. Het OM huurt daar werkplekken (maximaal 10) zodat bij alle zittingen ter plaatse voorzien is in de beschikbaarheid van officieren van justitie. Deze plek is voor het publiek herkenbaar als OM-locatie. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om ondersteunend personeel bij de betreffende zittingsplaats te huisvesten om de zaakslogistieke interactie met de rechtspraak te borgen. In lijn met de persoons- en gebiedsgebonden aanpak kiest het OM ook voor fysieke aanwezigheid in de directe omgeving door huisvesting van OM-medewerkers in Veiligheidshuizen7 en ZSM-locaties. ZSM geschiedt op een politiebureau; de OM-medewerkers zijn daar werkzaam. Uiteindelijk zullen alle regioparketten over een ZSM-locatie beschikken, waar medewerkers van het OM zullen werken.
De precieze vormgeving van deze aanwezigheid zal in nauwe samenwerking met het lokaal bestuur worden bepaald, zodat deze optimaal aansluit op de lokale behoeften.
Bij de locatiekeuzes heb ik steeds zorgvuldig rekening gehouden met de in dit kader relevante Kamermoties. Om een zo breed mogelijk beeld te krijgen heb ik mij laten informeren over de stand van zaken van de provinciale masterplannen inzake het Rijkskantorenlocatiebeleid, gericht op deze regio’s. De locatiekeuzes van Veiligheid en Justitie worden in deze rijksbrede masterplannen voor de kantoorhuisvesting verwerkt. Omdat het een kernpunt van het kantorenlocatiebeleid is om in de bestaande eigendomsvoorraad te concentreren, wordt daarmee invulling gegeven aan de motie Koopmans waarin u de Regering oproept om overal waar rijksgelden in het geding zijn nieuwbouw te heroverwegen. De masterplannen zijn naar verwachting in het voorjaar/zomer 2013 gereed.
In de gedachtewisseling met beide Kamers over de nationale politie en de herziening gerechtelijke kaart heb ik toegezegd specifieke aandacht te schenken aan de werkgelegenheidseffecten in de regio Oost-Nederland – waaronder Zutphen – en in de provincies Zeeland en Friesland. Ik heb daarbij aangegeven dat er drie punten zijn die ik kan verbinden vanuit mijn positie, te weten de politie, de zittende magistratuur en het openbaar ministerie. Naar deze drie posities ten aanzien van genoemde regio’s heb ik in de totale afweging goed gekeken.
Een belangrijke afweging bij het positioneren van één van de PDC-locaties in de regio Zwolle is het positieve werkgelegenheidseffect voor de gehele regio Oost-Nederland. Omdat een PDC 750–1000 fte omvat, geeft vestiging van een PDC een belangrijke impuls aan de werkgelegenheid in de regio Oost-Nederland.
Specifiek ten aanzien van de gemeente Zutphen heb ik recent een aantal maatregelen genomen, die ik uw Kamer meegedeeld heb in de brief van de staatssecretaris en mij van 30 november 2012 over de capaciteit van de Justitiële Jeugd Inrichtingen. Vanuit het perspectief van behoud van werkgelegenheid is in Zutphen de vestiging van een contactcenter van het Juridisch Loket voorzien, alsmede de huisvesting van de afdeling Expertise- en Dienstencentrum Digitale Archivering van de Justitiële Informatiedienst.
Het masterplan Rijkskantorenbeleid voor de provincie Zeeland is voorzien in het voorjaar 2013. Bezien vanuit de sector Rijk verwacht ik een substantiële impuls aan de werkgelegenheid in deze regio. Ik verwijs hiervoor graag naar de brief aan uw Kamer van de toenmalige minister van Defensie van 31 augustus 20128 waarin de vestiging van een nieuwe marinierskazerne in Vlissingen wordt aangekondigd.
Ten aanzien van ook in uw Kamer geuite zorgen over de aanwezigheid en zichtbaarheid van het OM in Zeeland, kan ik u tegen de achtergrond van de in paragraaf 2.4 genoemde uitgangspunten, melden dat het OM werkplekken blijft behouden in het gebouw van de zittingsplaats Middelburg van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Ik hecht zeer aan deze herkenbare OM-locatie, evenals aan de onveranderde participatie van het OM in het veiligheidshuis in Vlissingen.
Van belang voor de werkgelegenheidsituatie in Zeeland is verder de positionering van de meldkamer Zeeland-West-Brabant. Er is geen bestaande meldkamer in de regio die geschikt te maken is voor de juiste schaalgrootte. De veiligheidsregio’s Zeeland en Midden-West-Brabant hebben twee opties voorgelegd. Een locatie in Roosendaal en een locatie in Bergen op Zoom. Gegeven de motie Koopmans zijn de opties goed tegen elkaar afgewogen aangezien het in Bergen op Zoom een nieuwbouwlocatie betreft. Qua kosten laat de uitwerking van de twee opties geen grote verschillen zien. Uiteindelijk heeft de bestuurlijke voorkeur van de veiligheidsregio Zeeland voor Bergen op Zoom mede gelet op het werkgelegenheidsaspect voor Zeeland in deze afweging voor mij de doorslag gegeven.
Ik merk nog op dat Middelburg een zittingsplaats wordt van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, zodat er hoger beroepszaken in Middelburg kunnen worden behandeld.
Ten aanzien van de provincie Friesland en in het bijzonder Leeuwarden heb ik bezien of ik binnen het domein van Veiligheid en Justitie zodanig locatieverschuivingen kan bewerkstelligen dat het werkgelegenheidsverlies daar beperkt blijft.
Ik verwacht dat in het rijksbrede masterplan (verwacht in voorjaar 2013) de Friese werkgelegenheid van de rijksoverheid in Leeuwarden zijn zwaartepunt zal hebben, omdat daar de belangrijkste concentratie van eigendomspanden in Friesland is gelegen.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft een van de twee hoofdvestigingen in Leeuwarden, waarmee onderstreept wordt dat de rechtspraak prominent in Leeuwarden aanwezig blijft.
Tijdens de begrotingsbehandeling is mij gevraagd hoe ik in mijn locatiebeleid denk bij te dragen aan het uitvoeren van de motie Heijnen/De Pater-van der Meer. Die motie komt er op neer dat reorganisaties van het Rijk moeten bijdragen aan de economische structuur van krimpgebieden. Deze krimpgebieden zijn Zuid-Limburg, Noord-Oost Groningen en Zeeuws-Vlaanderen.
Ten aanzien van Zeeuws-Vlaanderen en Noord-Oost-Groningen is de belangrijkste constatering dat de genoemde bewegingen van Veiligheid en Justitie die gebieden slechts in beperkte mate raken omdat alleen de kantongerechten in Terneuzen en Winschoten zullen sluiten, waar circa 5 fte werkzaam zijn. Ten aanzien van Zuid-Limburg vindt een versterking van de werkgelegenheid plaats door concentratie van het OM, de vestiging van de hoofdlocatie van de politie-eenheid Limburg en de regionale meldkamer in Maastricht.
In de regio Oost-Nederland heb ik in het bijzonder aandacht besteed aan Twente en dan met name aan Enschede. De burgemeesters van Enschede, Almelo en Hengelo hebben mij gevraagd de mogelijkheid te onderzoeken om ondersteunende HRM-taken van de nationale politie in Twente onder te brengen. Zij wezen daarbij op de mogelijkheid HRM-taken bij Defensie en de nationale politie in het bestaande dienstencentrum van Defensie in Enschede onder te brengen.
Die wens honoreren zou een satelliet van een van de drie PDC-locaties betekenen. Zoals ik hiervoor in paragraaf 2.2 heb uiteengezet, heb ik gekozen voor een scenario met drie PDC-locaties, zonder daarnaast satellieten. Daarom kan ik aan deze wens niet tegemoet komen.
Voor de implementatie van de stelselwijzigingen en de daaraan verbonden huisvestingsconsequenties is uitvoerig overlegd met betrokken organisaties binnen het domein van Veiligheid en Justitie, met de collega’s binnen de sector Rijk en met vele vertegenwoordigers van het lokale openbaar bestuur. Dit constructieve overleg en de zorgvuldige weging van de genoemde criteria hebben geleid tot zoveel mogelijk draagvlak voor de bovengenoemde, samenhangende en regionaal evenwichtige besluiten inzake de huisvestingslocaties voor Veiligheid en Justitie.
De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
Motie Çörüz, Kamerstukken II, 2011–2012, 30 880, nr. 44.
Motie Koopmans en Van der Burg, Kamerstukken II, 2011–2012, 31 066, nr. 123.
Motie Heijnen en de Pater-van der Meer, Kamerstukken II, 2009–2010, 32123-VII, nr. 35.
In een tweetal regio’s (Noord-Holland en Midden-Nederland) is het overleg nog niet geheel afgerond. Naar verwachting zal dat spoedig het geval zijn.
Per 1 januari 2013 verschuift de regie over de Veiligheidshuizen van het openbaar ministerie naar de gemeenten. Vanaf dan zal de justitiebijdrage aan de Veiligheidshuizen gefinancierd worden via een decentralisatie-uitkering in het gemeentefonds.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29628-348.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.