29 628 Politie

Nr. 287 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2011

Naar aanleiding van het bericht verschenen in de Volkskrant van 14 december over een tekort van € 700 mln in de ouderenpot van politie heeft Uw Kamer verzocht (Handelingen II, 2011/12, nr. 36, Regeling van werkzaamheden, verzoek lid Kuiken) hierover nader geïnformeerd te worden. Deze brief strekt hiertoe.

Tot 1 januari 2006 konden de meeste politieambtenaren met een executieve status op 60-jarige leeftijd stoppen met werken waar een prepensioenuitkering van ten minste 80 procent tegenover stond. De regeling die dit mogelijk maakte betrof de Aanvullende uittredingsregeling Politie (AFUP). Door de op 1 januari 2006 in werking getreden Wet aanpassing fiscale behandeling VUT- en prepensioenregelingen en introductie levensloopregeling (Wet VPL) kon de AFUP niet meer als zodanig in stand blijven.

In het arbeidsvoorwaardenakkoord 2005–2007 sector Politie is toen binnen de kaders die de wet VPL bood een nieuwe pensioenafspraak gemaakt ter vervanging van de AFUP. Door een combinatie van:

  • pensioenkapitaal bestaande uit ouderdomspensioen, specifiek voor de sector versterkt nabestaandenpensioen,

  • inkoop diensttijd (de overheidsbrede VPL Inkoop en Inkoop dienstijd, specifiek voor de sector ook wel Inkoop Max genoemd), én

  • inzet van levenslooptegoeden waarvoor de politieambtenaren gedurende een zekere periode levenslooptoelagen ontvangen (algemene levenslooptoelage, bezwarende functie en inhaaltoelage bezwarende functie),

kon een ambitie geformuleerd worden waardoor de desbetreffende politieambtenaren afhankelijk van diensttijd en individuele keuzes op 60 jarige leeftijd kunnen stoppen met werken tegen een uitkering van 76% van het middelloon.

Voor het berekenen van de kosten van verschillende scenario’s is in 2005 actuariële ondersteuning verleend door het ABP. De berekening betrof onder andere de kosten die voortvloeien uit de inkoop van diensttijd – de Inkoop Max – nodig om het uitkeringsniveau op 76 procent te kunnen brengen. Voor de kosten van inkoop Max werd toen een bedrag van cumulatief ruim € 200 mln geraamd (periode 2011 tot en met 2022). Eind vorig jaar werd mijn ministerie door het ABP voor het eerst geïnformeerd dat de kosten Inkoop Max voor die periode naar verwachting ca € 860 mln (excl. indexaties) zullen gaan bedragen. Een verschil van € 660 mln. Gemiddeld per jaar zijn de meerkosten van de afspraak dus ruim € 55 mln per jaar.

Ik heb vervolgens in samenspraak met het ministerie van Financiën en het ABP-bestuur onderzoek laten doen naar de oorzaak van dit verschil. Daarbij is vast komen te staan dat de oorzaak voor een belangrijk deel terug is te voeren op onjuiste aannames. Bij de berekening is onder meer een ongecorrigeerde dienstijd gehanteerd en zijn kenmerken van de algemene ABP populatie gebruikt. Een klein deel van het verschil wordt verklaard door een stijging van de premietarieven van het ABP als gevolg van de sinds 2006 gestegen levensverwachting.

Bij brief van 16 mei jl. heb ik aan uw Kamer ter gelegenheid van de invoering van het Herijkt Budget Verdeelsysteem ter kennisneming de zogenoemde maartcirculaire aangeboden (TK 2010–2011, 29 628, nr. 260). In deze circulaire heb ik de korpsen geïnformeerd over voornoemde tegenvaller en hen verzocht een reservering in de begroting 2011 op te nemen ter gedeeltelijke financiering van het gerezen probleem.

Inmiddels heeft zich sinds 2006 nog een andere ontwikkeling voorgedaan, namelijk de evidente noodzaak om ons pensioenstelsel toekomstbestendiger te maken. De versmalling van de premiebasis als gevolg van vergrijzing, het opvangen van financiële schokken, en een stijgende levensverwachting noodzaken tot het maken van aanpassingen in bestaande pensioenafspraken. Ik ben van mening dat ook de sector politie niet aan dergelijke aanpassingen kan ontkomen. Ik heb daarom het herzien van de pensioenafspraak uit 2005 opgenomen in de inzet voor een nieuwe CAO voor de sector Politie. Gesprekken met politievakorganisaties over een nieuwe CAO zijn 15 december jl. gestart. Als partijen onverhoopt niet tot een versobering van de pensioenafspraak uit 2005 kunnen komen, dan is mijn inzet dat de genoemde meerkosten gelijkelijk worden verdeeld over de sociale partners. De 1,2 procent van de loonruimte die in 2010 is afgesproken voor ouderenbeleid vanaf 2012, zou hiervoor kunnen worden ingezet.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven