29 628 Politie

Nr. 1030 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2021

In deze brief doe ik u mijn toezeggingen uit het Commissiedebat politie van 10 juni 2021 en het WGO jaarverslag en slotwet 2020 gestand. Ook bericht ik u over de cao politie. Tenslotte ga ik in op een aantal andere zaken, namelijk het takenpakket van de wijkagent, de politiebegroting, het zojuist verschenen rapport van de Inspectie van Justitie en Veiligheid over de hackbevoegdheid van de politie, de ontslagcijfers van de politie als aanvulling op de jaarverantwoording, de businesscase naar overdracht van taken bij de Wpbr (Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus) en de recente analyse naar geweld door politieambtenaren.

Cao politie 2021

Ik wil uw Kamer op de hoogte stellen van het akkoord arbeidsvoorwaarden sector politie 2021 (verder: cao politie). Op maandag 28 juni hebben de voorzitters van de politievakorganisaties, de korpschef en ik de cao politie 2021 (zie bijlagen1 bij deze Kamerbrief) ondertekend. Hiermee is een afronding gekomen aan een lange periode met onderhandelingen en acties. De afgelopen maanden heb ik op verschillende momenten uitgebreid gesproken met agenten. Gedurende de coronaperiode is er een groot beroep gedaan op de politie. Dit onderstreept hoe essentieel het politiewerk is voor de samenleving. Daarom verdienen politiemedewerkers waardering en erkenning. De coronacrisis stelt de politie al vanaf het begin voor een forse uitdaging: het politiewerk levert voor executieve medewerkers een extra besmettingsrisico op. Politiemensen worden geacht om de gedragsregels van het coronatijdperk te handhaven en zijn ingezet bij demonstraties en ernstige rellen tegen de coronamaatregelen. Veel collega’s hebben daarbij te maken gehad met agressie en geweld. Daarom zijn er afspraken gemaakt om agenten en hun thuisfront beter te beschermen. Om agressie en geweld tegen hulpverleners aan te pakken is dit jaar de Taskforce «Onze hulpverleners veilig» van start gegaan. Het wetsvoorstel strafrechtelijke aanpak ondermijning maakt bovendien dat beledigen en bedreiging, ook van politiemedewerkers, zwaarder kan worden bestraft. Tevens breng ik op korte termijn het wetsvoorstel strafbaarstelling doxing in consultatie. Gelet op het beslag wat in de afgelopen tijd is gelegd op de politie en ook in de aankomende tijd gelegd zal worden, zijn ook afspraken gemaakt over de heropening van de samenleving en de inzet van de politie daarbij. Met het oog op de economische situatie, de demissionaire status van het kabinet en de formatie kent de cao een looptijd van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021. Het resultaat bevat een algemene salarisverhoging van 1,3 procent plus een eenmalige uitkering van 700 euro bruto en 50 euro netto. Er zijn afspraken gemaakt over loopbaanontwikkeling en onderwijs die in het verlengde liggen van de vorige arbeidsvoorwaardenakkoorden. Politiemedewerkers die dat willen en kunnen, moeten reële kansen krijgen om door te stromen binnen de organisatie. Dit kan door interne vacatures via heldere en eenvoudige procedures in te vullen. In 2021 wordt de wijze waarop de vacaturevervulling is ingericht en welke instrumenten daarvoor worden gehanteerd onderzocht. Afhankelijk van de resultaten worden verbeteringen doorgevoerd.

Wijkagenten en groei wijkagenten ten opzichte van bevolkingsgroei

In het Commissiedebat politie van 10 juni 2021 heb ik u toegezegd nader in te gaan op de wijkagent. De Nederlandse politie staat internationaal bekend om haar stevige maatschappelijke verankering. Deze verankering kent een lange historie en wordt geborgd binnen de 167 basisteams. Deze basisteams zijn het fundament van de politie. Daarbinnen zijn alle basispolitieprocessen verenigd: noodhulp2, intake en service, handhaving en opsporing. Het hele basisteam spant zich om in de wijken binnen het eigen werkgebied de best mogelijke basispolitiezorg te leveren, daarin gesteund door de gezagen (burgemeester en officier van justitie). Ik hecht eraan te benadrukken dat de lokale nabijheid van de politie dus niet uitsluitend een aangelegenheid van de wijkagent is, hoewel deze wel een sleutelrol vervult.

De wijkagent heeft een centrale regierol en is voor de inwoners van wijken het lokale gezicht van de politie. Hij of zij levert een belangrijke bijdrage aan de handhaving van de openbare orde, veiligheid en leefbaarheid in de wijk. Bovendien vervult de wijkagent een sleutelfunctie doordat hij of zij onderdeel uitmaakt van het lokale netwerk van scholen, buurtbewoners, veiligheidspartners en andere hulpverleners in de wijk. Daarmee borgt de wijkagent in belangrijke mate de lokale basisbeschikbaarheid en aanspreekbaarheid van de politie.

De lokale verankering van de politie staat op dit moment onder druk als gevolg van een onderbezetting in de gebiedsgebonden politiezorg. In mijn brief van 4 november 2020 informeerde ik uw Kamer over de precieze situatie3. We zien dat wijkagenten door genoemde onderbezetting moeten inspringen in de incidentafhandeling, waardoor zij op plekken onvoldoende toekomen aan het wijkwerk. De politie neemt maatregelen om de druk op de basisteams, waaronder de wijkagent, op korte termijn te verlichten en wordt daarin gesteund door de bonden, gezagen en mijzelf. In het laatste halfjaarbericht over de politie informeerde ik uw Kamer nader over de voortgang4.

Kaders

Om voor een goede lokale inbedding van de politie te zorgen is er ten aanzien van de wijkagent een aantal kaders gesteld. Het voornaamste kader betreft de wettelijke norm dat er ten minste één wijkagent per 5.000 inwoners is (hierna: 1:5.000).5 Dit betreft een landelijke norm die geldt als gemiddelde op eenheidsniveau.

Tabel 1 geeft weer hoe het aantal wijkagenten zich in de afgelopen kabinetsperiode heeft ontwikkeld ten opzichte van de bevolking. Tussen eind 2017 en eind 2020 steeg de Nederlandse bevolking van 17.181.084 naar 17.475.415 personen, een groei van 1,7%. De bezetting van het aantal wijkagenten in de periode eind 2017 tot eind 2020 groeide van 3.445 fte naar 3.562 fte, een stijging van 3%. Het aantal wijkagenten groeide derhalve sterker dan de bevolking. Op dit moment is de formatie voor wijkagenten hoger dan de 1:5.000 norm en is deze formatie (licht) overbezet.

Tabel 1: Wijkagenten in fte ten opzichte van bevolkingsaantal

Jaar

Bevolking

Wijkagenten o.b.v. 1:5.000 norm

Formatie

Bezetting einde jaar

2017

17.181.084

3.436

3.415

3.445

2018

17.282.163

3.455

3.415

3.450

2019

17.407.585

3.468

3.552

3.547

2020

17.475.415

3.495

3.560

3.592

Bron bevolkingscijfers: CBS, peildatum 1 januari van het opvolgende jaar. De peildatum van het bevolkingscijfers verschilt derhalve 1 dag met het bezettingscijfer wijkagenten.

Het Besluit wijkagenten bepaalt dat een wijkagent in elk geval de werkzaamheden verricht die op grond van artikel 6, tweede lid, van het Besluit bezoldiging politie in het LFNP aan het werkterrein «wijkagent» zijn verbonden.6 Het LFNP noemt in dit verband het opbouwen en onderhouden van contacten met burgers, bedrijven en instellingen en het participeren in netwerken ten behoeve van de aanpak van veiligheidsproblematiek, alsmede het signaleren van criminaliteit binnen de wijk als werkzaamheden die door de wijkagent worden verricht. Wijkagenten kunnen naast voornoemde taken ook andere werkzaamheden verrichten in en voor de wijk. Bovendien kan het ook een lokale afweging zijn om wijkagenten (tijdelijk) in te zetten voor andere taken dan het wijkgericht werken. Dit past in het lokale maatwerk.

Beleidsambities ten opzichte van onderbezettting

Tijdens het debat over de Slotwet en het Jaarverslag 2020 heb ik uw Kamer toegezegd om in te gaan op de relatie tussen onderbezetting bij de politie en het realiseren van beleidsdoelstellingen zoals die in de Veiligheidsagenda. Zoals bekend uit meerdere brieven aan uw Kamer zal de politieorganisatie nog een aantal jaren met onderbezetting te maken hebben. De mate waarin dat het geval is kan per eenheid, en per onderdeel binnen een eenheid, verschillen. Ik verwacht dat formatie en bezetting vanaf 2024 in evenwicht zullen zijn. De afspraken in de Veiligheidsagenda zijn door mij vastgesteld. Ze hebben het karakter van landelijke doelstellingen en de realisatie ervan is een optelsom van de opbrengst van politie-inzet in de eenheden. Keuzes voor de inzet van politie worden lokaal gemaakt, met name in de driehoek, door de gezagen (officier van justitie en burgemeester) in afstemming met de politie. Op dat niveau wordt overwogen wat, in schaarste, de beste keuzes zijn gezien de landelijke en lokale veiligheidsproblematiek die zich aandient. Vanwege de bezettingsproblematiek in combinatie met de coronacrisis heb ik, gehoord de gezagen, twee jaren op rij besloten om de doelstellingen uit de Veiligheidsagenda te handhaven op het niveau van 2019. De doelstelling voor mensenhandel voor 2021 heb ik gesteld op 205 verdachten ingestroomd bij het OM. Dat is de hoogte van de oorspronkelijke doelstelling voor 2020. Eind dit jaar bezie ik de doelstellingen voor 2022. Hierover informeerde ik u reeds in het halfjaarbericht dat ik op 4 juni jl. aan uw Kamer stuurde.

Overzicht onderzoeken Landelijke Eenheid (LE)

Op dit moment doen meerdere partijen, waaronder de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: Inspectie) onderzoeken bij de LE. De tabel hieronder geeft een overzicht van de lopende en recent voltooide onderzoeken bij de LE.

Tabel 2: lopende en recent voltooide onderzoeken bij de LE

Onderwerp

Onderzoekende partij

Voltooiing

Cultuuronderzoek Dienst Landelijke Informatieorganisatie1

KPMG

Juli 2020

Eerste deelonderzoek LE: Dienst Landelijke Informatieorganisatie2

Inspectie JenV

Januari 2021

Tweede deelonderzoek LE: Dienst Specialistische Operaties

Inspectie JenV

Najaar 2021

Informatieknooppunt CTER van de LE

Inspectie JenV

Najaar 2021

Beschouwende rapportage over meer algemene organisatorische aspecten

Inspectie JenV

Nog nader te bepalen

Feiten en omstandigheden overlijden medewerker afdeling Afgeschermde Operaties van de Landelijke Eenheid

Commissie onder voorzitterschap van dhr. Oebele Brouwer

Na de zomer

Feitenonderzoek naar twee casussen rondom de omgang met informatie bij het Team Criminele Inlichtingen van de Landelijke Eenheid

Politie en OM

Nog nader te bepalen

X Noot
1

Kamerstuk 29 628, nr. 972.

X Noot
2

Kamerstuk 29 628, nr. 997.

Naar aanleiding van verontrustende signalen bij de LE heb ik de Inspectie in 2019 verzocht onderzoek te doen naar de kwaliteit van de taakuitvoering bij enkele onderdelen van de LE. De Inspectie heeft besloten haar onderzoek op te splitsen in drie delen, te weten een deelonderzoek naar twee onderdelen van de Dienst Landelijke Informatieorganisatie (DLIO), een deelonderzoek naar een onderdeel van de Dienst Specialistische Operaties (DSO) en een beschouwende rapportage over meer algemene organisatorische aspecten. Zoals ik uw Kamer eerder informeerde, is de Inspectie daarnaast een oriënterend onderzoek gestart naar de werkwijze en onderlinge verhoudingen bij het informatieknooppunt van het cluster Contraterrorisme, Extremisme en Radicalisering (CTER).9 De Inspectie heeft recent geconstateerd dat het oriënterend onderzoek aanleiding geeft tot nader onderzoek bij het informatieknooppunt van het cluster CTER. Tot slot heb ik uw Kamer in mijn brief van 26 april jl. geïnformeerd over de overige lopende onderzoeken bij de LE10.

Zoals de tabel laat zien, zijn het cultuuronderzoek van KPMG bij de DLIO en het eerste deelonderzoek van de Inspectie naar twee onderdelen van de DLIO al voltooid. Deze onderzoeken bevestigen een deel van de zorgwekkende signalen die aanleiding gaven tot het instellen van onderzoek. In mijn beleidsreactie op het eerste deelonderzoek heb ik gemeld dat er nadere maatregelen zullen worden getroffen om de (organisatorische) basis op orde te krijgen, leiderschap en cultuur te verbeteren en de interne en externe sturing en monitoring te versterken11. De samenhang en realisatie van deze maatregelen wordt geborgd in een zogenoemde programmatische aanpak, waartoe de korpschef inmiddels opdracht heeft gegeven. Daarnaast zal een externe adviescommissie onder voorzitterschap van dhr. Bernt Schneiders adviseren over de vormgeving van de programmatische aanpak, alsook de (wijze van) uitrol. Tevens zal de externe adviescommissie een advies uitbrengen of de een heroriëntatie op de positie van de LE in het huidige politiebestel, nodig is, en zo ja, welke modaliteiten daartoe bestaan. De externe adviescommissie zal haar activiteiten naar verwachting uiterlijk in het voorjaar van 2022 voltooien.

Politiebegroting 2021

Op basis van de huidige prognoses over het lopende begrotingsjaar 2021, meldt de politie in 2021 meer kosten dan passen binnen de politiebegroting. De politie verwacht een deel van deze overschrijding in het lopende jaar te kunnen opvangen. Ook verwacht de politie dat een deel van deze geprognosticeerde kosten zich uiteindelijk niet of in mindere mate zal voordoen. Voor het resterende deel is bijsturing nodig. Daarom heeft de politie besloten tot de oprichting van een taskforce. Deze taskforce heeft tot doel om in kaart te brengen waar reductie van kosten mogelijk is. Essentiële taakuitvoering, zoals de 24/7-diensten, de cao-afspraken en de ICT-security worden ontzien. In het jaarverslag 2021 van de politie zal over de resultaten gerapporteerd worden.

Aspiranten en formatie

Ook is toegezegd tijdens het WGO jaarverslag en slotwet Justitie en Veiligheid van 21 juni jl. in te gaan op de opname van aspiranten in de operationele formatie.

Relatie tussen aspiranten en opgeleide operationele medewerkers

Aspiranten maken sinds 2009 volledig deel uit van de operationele formatie en de operationele bezetting.12 Destijds is besloten om aspiranten volledig mee te tellen om een betere koppeling te maken tussen fte’s en het budget. Hoewel aspiranten om begrotingstechnische reden in de operationele formatie en bezetting worden meegeteld, mag duidelijk zijn dat zij gedurende hun opleiding nog niet volledig zijn toegerust om alle politietaken te vervullen. De operationele inzetbaarheid van aspiranten kan dan ook niet gelijk worden gesteld aan het volledig opgeleide operationele personeel. Het gaandeweg ontstane beeld dat aspiranten volledig meetellen als inzetbare operationele capaciteit strookt dus niet met de realiteit. Ook uw Kamer heeft daar meermaals op gewezen. Zoals ik eerder aan uw Kamer heb toegelicht13, zijn aspiranten gedurende hun gehele opleiding gemiddeld ongeveer 17%14 inzetbaar in de praktijk. De gemiddelde inzetbaarheid van een opgeleide medewerker ligt op ongeveer 70%. Aspiranten en opgeleide operationele medewerkers zijn dus wezenlijk andere groepen medewerkers. Derhalve worden aspiranten en opgeleide operationele medewerkers in de begrotingen en jaarverslagen van de politie als aparte categorieën binnen de operationele formatie en bezetting weergegeven.

Aspiranten zijn nodig om in de vervangings- en uitbreidingsbehoefte van de politie te voorzien. Het aantal aspiranten staat dus ten dienste van het structureel benodigde aantal operationele medewerkers: de politie moet te allen tijde over voldoende aspiranten kunnen beschikken om het aantal opgeleide operationele medewerkers op peil te houden. De werkelijk inzetbare politiecapaciteit is immers in sterke mate afhankelijk van het aantal volledig opgeleide medewerkers.

Het benodigde aantal aspiranten verschilt van moment tot moment en van eenheid tot eenheid. Op dit moment zijn er relatief veel aspiranten, omdat de politie veel operationele medewerkers moet vervangen en een uitbreiding moet realiseren. De politie kan deze aspiranten op dit moment allemaal betalen. Gegarandeerd moet worden dat de politie ook in de toekomst altijd over genoeg aspiranten kan beschikken om te voorzien in de steeds fluctuerende vervangings- en uitbreidingsvraag. Dit vraagt om stabiele financiering en meer flexibiliteit in de begroting. Ik zal het komende jaar verkennen welke wijzigingen daartoe nodig en mogelijk zijn in de systematiek van de politiebegroting; hierbij zal ik ook de bekostiging van de Politieacademie betrekken. Het voorgaande raakt ook aan het Besluit verdeling sterkte en middelen politie. Bij de conceptbegroting voor 2023 zal ik uw Kamer nader informeren over de uitkomsten van deze verkenning.

Formatieve verplaatsing van aspiranten uit de eenheden naar het Politiedienstencentrum

Het is al enige tijd duidelijk dat een vast aantal formatieplaatsen per eenheid de politie onvoldoende flexibiliteit biedt om in te springen op de steeds fluctuerende vervangings- en uitbreidingsbehoefte. Dit kabinet heeft al stappen gezet om meer flexibiliteit te creëren. Zoals toegelicht in mijn brief van 15 juni 2018 heeft het kabinet besloten een deel van de aspiranten uit de formatie van de eenheden te halen15. Met een groot deel van de uitbreidingen uit het Regeerakkoord zijn formatieplekken voor aspiranten in de eenheden ingewisseld voor formatieplekken voor opgeleide medewerkers en zijn gelijktijdig de formatieplekken voor de aspiranten formatief verplaatst naar het Politiedienstencentrum (PDC).

Op dit moment zijn er ongeveer 850 fte aspiranten formatief ondergebracht bij het PDC. Dit aantal loopt op tot een kleine 1.100 fte vanaf 2022. Zij worden flexibel bij de eenheden ingezet op basis van de vervangings- en uitbreidingsbehoefte. De overige ongeveer 3.600 fte formatieplaatsen voor aspiranten blijven vooralsnog ondergebracht bij de eenheden. In het position paper politie is de gezamenlijke de ambitie uitgesproken om bij toekomstige uitbreidingen van de operationele formatie ook (een deel van) wederom formatieplaatsen uit de eenheden in te wisselen voor formatieplaatsen voor opgeleide medewerkers en gelijktijdig de formatieplaatsen voor aspiranten formatie te verplaatsen naar het PDC. Omdat voor deze exercitie voor elke over te plaatsen aspirantenplaats per saldo ook een nieuwe formatieplek voor een opgeleide medewerker nodig is, kan dit alleen gebeuren bij eventuele toekomstige uitbreidingen van de operationele formatie.

Reactie Inspectierapport hackbevoegdheid politie

Het werkterrein waarin de politie gebruik maakt van de bevoegdheid tot het heimelijk en op afstand binnendringen in een geautomatiseerd werk is complex van aard, waarvoor een samenstel van technische en juridische waarborgen geldt om risico’s zoveel mogelijk te beperken. De Inspectie stelt dat in 2020 verbeteringen in de uitvoering van de bevoegdheid zijn uitgebleven. In 2020 zijn diverse verbeteringen doorgevoerd, maar hebben deze op punten helaas nog niet het beoogde resultaat behaald. Bijgaand wordt uw Kamer het verslag van de Inspectie Justitie en Veiligheid aangeboden over de hackbevoegdheid van de politie. Hieronder volgt een korte reactie op de aandachtspunten van de Inspectie. De inzet van de bevoegdheid door de politie heeft in 14 strafrechtelijke onderzoeken een belangrijke bijdrage geleverd. Een mooi voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld het verstoren van het Emotet botnet, waarbij als onderdeel van een internationale operatie door de politie op criminele digitale infrastructuur in Nederland is binnengedrongen.

Leverancier commerciële software en toegang tot vastgelegde gegevens

De Inspectie concludeert dat de commerciële software die de politie gebruikt voor het binnendringen en het doen van onderzoek, gebruik maakt van servers die worden beheerd door de leverancier. De Inspectie stelt dat de leverancier altijd toegang heeft tot de software, inclusief de zich hierin bevindende gegevens en dat de politie geen zicht heeft op de technische werking van deze software om de toegang door de leverancier technisch te beperken en controleren. Ik wil benadrukken dat de software en servers in eigendom en beheer zijn van de politie en dat toegang door de leverancier hiertoe specifiek en uitsluitend wordt verleend voor technisch beheer door de leverancier. Hierover zijn dwingende juridische afspraken gemaakt.

Voor wat betreft de servers waarop onderzoeksgegevens worden vastgelegd wil ik benadrukken dat deze tevens in eigendom en beheer zijn van de politie, niet van commerciële leveranciers. Hier heeft alleen het technisch team van de politie toegang toe.

De Inspectie maakt melding van mogelijke risico’s voor de toelaatbaarheid van vergaarde gegevens als bewijs in het geval de leverancier zich onbevoegd toegang kan verschaffen tot deze gegevens. Een oordeel over de toelaatbaarheid en betrouwbaarheid van verzameld bewijs is binnen het strafvorderlijk stelsel voorbehouden aan de rechter. Indien de officier gebruik maakt van de bevoegdheid om te oordelen dat een technisch hulpmiddel naar zijn aard niet te keuren is en de officier besluit om de gegevens toch te gebruiken als bewijs in een strafzaak, dient hij maatregelen te treffen om rechterlijke controle op de rechtmatigheid van de inzet en de betrouwbaarheid, integriteit en herleidbaarheid van de vastgelegde gegevens mogelijk te maken.16Het is uiteindelijk aan de zittingsrechter te bepalen in hoeverre de gegevens voldoende betrouwbaar, integer en herleidbaar zijn voor het gebruik in een strafzaak.

Het is gangbaar dat de Nederlandse overheid IT-diensten afneemt van commerciële partijen voor de opslag en beveiliging van gerubriceerde digitale gegevens en informatie. Onmisbare expertise op deze terreinen ligt bij commerciële partijen, waardoor een goede samenwerking met hen noodzakelijk is. Hiertoe worden bindende contractuele afspraken gemaakt als waarborg tegen oneigenlijke toegang en indien dit wél wordt geconstateerd juridische stappen te ondernemen. Voor de betrokken commerciële partijen zijn de belangen om een betrouwbare partner voor de overheid te zijn en zich te houden aan de afspraken evident. Daarbij geldt dat leveranciers van dergelijke software in overeenstemming met het regeerakkoord worden gescreend door de AIVD.

Sinds mijn beleidsreactie op het jaarverslag van de Inspectie over 2019 heeft de CTC extra aandacht besteed aan het treffen van waarborgen die de betrouwbare, integere en herleidbare bewijsvergaring controleerbaar maken, indien een technisch hulpmiddel wordt ingezet zonder voorafgaande keuring.17

Logging en andere verslaglegging

De Inspectie concludeert dat de politie in 2020 de doorlopende en automatische vastlegging van gegevens in logbestanden nog niet volledig op orde heeft. Bij een reconstructie van de inzetten blijkt dat er geen aanwijzingen zijn dat de politie in 2020 de bevoegdheid tot het heimelijk en op afstand binnendringen in een geautomatiseerd werk heeft ingezet buiten de in de bevelen aangegeven periodes en onderzoeksdoelen.

Bij het schrijven van mijn beleidsreactie op het jaarverslag van de Inspectie uit 2019 van 20 augustus 202018 bestond de overtuiging dat de politie zowel procesmatig als technisch invulling heeft gegeven aan de vereisten van de logging zoals bedoeld in het Besluit onderzoek in een geautomatiseerd werk (Bogw).19 Hiervoor was hardware en software geleverd door een ervaren commerciële partij. Helaas is naderhand gebleken dat de commerciële partij onvoldoende kon leveren, omdat de hardware en software in onvoldoende mate voldeden aan de voorgeschreven wijze van een deel van de logging in het Bogw. De genomen maatregelen hebben derhalve niet naar verwachting gewerkt. Om deze tegenslag op te vangen is ervoor gekozen een reservesysteem in gebruik te nemen bij de politie dat naast het geleverde systeem functioneert. De ontwikkeling van het reservesysteem vergt veel capaciteit van de specialistische technische politiemedewerkers.

Kwaliteitssysteem

Volgens de Inspectie beschikt de politie voor toepassing van de bevoegdheid tot het heimelijk en op afstand binnendringen in een geautomatiseerd werk onvoldoende over een goed functionerend intern kwaliteitssysteem, waarmee de kwaliteit van de inzet van de bevoegdheid tijdens de uitvoering kan worden geborgd.

Zoals ik in mijn beleidsreactie op het jaarverslag van de Inspectie uit 201920 heb toegelicht, gaat het hierbij om een intern kwaliteitssysteem dat zich richt op de informatiebeveiliging om beveiligingsrisico’s te beheersen. Hier wordt invulling aan gegeven door verschillende interne check and balances. De wijze en reikwijdte van de inzet en het gebruik van aanvullende waarborgen is beschreven, maar het uitputtend beschrijven van de toepasselijke werkprocessen is niet realistisch. Het kwaliteitssysteem is geen intern beveiligingssysteem. Het kwaliteitssysteem heeft als doel aan te tonen dat de veiligheid van de systemen waarmee wordt gewerkt is geborgd.

Het kwaliteitssysteem richt zich op de belangrijkste domeinen op het gebied van informatiebeveiliging. Door de politie worden de mogelijke beveiligingsrisico´s onder meer gemonitord door het gestructureerd uitvoeren van eigen controles op de voorgeschreven beveiligingsmaatregelen.

De politie heeft in nauwe samenwerking met het Openbaar Ministerie goede stappen gezet en de successen die het afgelopen jaar zijn behaald hebben de noodzaak voor deze bevoegdheid onderschreven. Hier heb ik veel waardering voor. Het is technisch en juridisch complexe materie waar steeds meer ervaring mee wordt opgedaan. Dit jaarverslag biedt waardevolle inzichten voor de wetsevaluatie die thans gaande is.

Businesscase Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr)

In 2020 heb ik tweemaal, als antwoord op schriftelijke vragen van uw Kamer over korpscheftaken in den brede, schriftelijk geantwoord dat de Kamer te zijner tijd wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de businesscase Wpbr21. De businesscase is ingestoken met het idee dat de bestuursrechtelijke taken die de politie uitvoert voor de Wpbr mogelijk ook door dienst Justis zouden kunnen worden uitgevoerd, om zo mogelijk capaciteit bij de politie vrij te spelen. De uitkomst ervan is dat er op dit moment geen reëel voordeel te behalen is met de overdracht van bestuursrechtelijke taken van politie naar dienst Justis. Op dit moment wordt verder geïnvesteerd in de samenwerking. Ik heb met de korpschef overlegd dat hij over kan gaan tot het werven van mensen en het besteden van de 5,1 miljoen structurele middelen die vorig jaar zijn toebedeeld aan korpscheftaken.

Ontslagcijfers

Per abuis zijn de ontslagcijfers van de politie niet meegenomen in de jaarverantwoording van de politie. Deze cijfers worden gerapporteerd op totaalniveau en op eenheidsniveau. Bij deze rapporteer ik uw Kamer deze cijfers.

Strafontslag cijfers 2020

RTD

LEE

PDC

ZWB

OOB

LIB

AMS

NOH

NON

OON

DHG

MDN

Totaal

Onvoorwaardelijk

5

4

14

3

1

9

10

4

5

6

5

6

72

Voorwaardelijk

6

2

7

5

5

2

6

3

3

7

8

8

62

Op verzoek

Totaal

11

6

21

8

6

11

16

7

8

13

13

14

134

Strafontslag cijfers 2020

Totaal

Onvoorwaardelijk

72

Voorwaardelijk

62

Op verzoek

0

Totaal

134

Geweld door politieambtenaren

Op 15 april jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over het CBS-gedeelte van een analyse naar geweld door politieambtenaren (GDPA)22. Conform mijn toezegging zal ik in deze brief nader ingaan op een aantal bevindingen uit de gehele analyse en lessen die daaruit kunnen worden getrokken.

Zoals ik in mijn brief over de motie Dittrich c.s.23 reeds heb benadrukt is de afgelopen jaren gewerkt aan een stelselherziening geweldsaanwending. Dit is een herziening van relevante wet- en regelgeving én interne procedures die volgen op geweldgebruik door opsporingsambtenaren.24 Onderdeel daarvan is een nieuwe manier van registeren en beoordelen van geweldsaanwending, die het mogelijk maakt cijfers betekenisvol met elkaar te vergelijken.

De analyse naar GDPA zal door de politie worden gebruikt voor de verdere doorontwikkeling van het stelsel geweldsaanwending. Uitgangspunten hierbij zijn eenduidige registratie, transparante verantwoording over geweldsaanwending en meer ruimte voor reflectie inclusief leren. Ik heb de korpschef gevraagd om in het jaarverslag over 2021 nader in te gaan op de vervolgstappen die naar aanleiding van de analyse zijn gezet en welke inzichten dit heeft opgeleverd.

Analyse geweldsgebruik

De analyse naar GDPA is uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de achtergronden van geweldsaanwending. De hoofdvraag is: Welk beeld zien we rondom de geweldsaanwendingen door politieambtenaren (GDPA) sinds invoering van de nieuwe registratiewijze (v.a. 15 januari 201925), onder welke omstandigheden vinden deze aanwendingen plaats en hoe ontwikkelde de maatschappelijke context zich?

Bij de cijfers dien ik twee zaken te benadrukken:

  • 1. De cijfers zien op de onderzoeksperiode 15 januari 2019 – 30 september 2020. Hierdoor wijken de cijfers af van de cijfers zoals opgenomen in het jaarverslag.26

  • 2. Om een accuraat beeld te kunnen schetsen van het aantal politieambtenaren dat geweld heeft toegepast zijn cijfers over groepsinzet (zoals inzet van de ME) niet meegenomen.27

Kerncijfers

Allereerst benadruk ik graag nogmaals dat het uitgangspunt van ieder politieoptreden de-escalatie is. Het gebruik van geweld is een ultimum remedium. Dit neemt niet weg dat zich situaties voordoen waarin de politie genoodzaakt is geweld toe te passen. Ten overvloede wil ik vermelden dat de politie pas overgaat tot het gebruik van geweld nadat hiervoor, indien mogelijk, is gewaarschuwd. Onder geweld wordt in deze analyse verstaan: elke dwangmatige kracht van meer dan geringe betekenis uitgeoefend op personen of zaken.28

In de analyseperiode hebben 12.496 politieambtenaren (34% van de geweldsbevoegden) minimaal één maal geweld gebruikt bij ongeveer 0,51% van het totaal aantal incidenten. Het gaat daarbij om incidenten waar de politie fysiek ter plaatse komt. Er waren 43.477 geweldsaanwendingen29 waarbij in totaal 50.268 geweldsmiddelen (inclusief fysiek geweld30) zijn ingezet.31 De meest toegepaste vorm van geweld is fysiek geweld (58,8%) dat onder meer bestaat uit het toepassen van controletechnieken en duwen en trekken. Als met fysiek geweld het beoogde doel niet kan worden bereikt kunnen er ook geweldsmiddelen worden ingezet, waaronder het vuurwapen32(8,5%) en pepperspray (5,5%). Onder de categorie overig (2%) vallen verschillende geweldsmiddelen, waaronder het stroomstootwapen, het schild indien als geweldsmiddel gebruikt en het dienstvoertuig. In de onderzoeksperiode (jan 2019 – sept 2020) zat het gebruik van het stroomstootwapen nog in een proefperiode. Het stroomstootwapen is in die periode 249 keer als geweldsmiddel geregistreerd.

Context en omstandigheden

Zoals gezegd is in ongeveer 0,51% van de incidenten de politie genoodzaakt om geweld aan te wenden. Van de geweldsaanwendingen vindt in 57% van de gevallen bij een misdrijf plaats. Hierbij vormen mishandeling, belediging en bedreiging de meest voorkomende incidentsoorten. Bij 1 op de 116 incidenten met een verward persoon past de politie geweld toe, bij mishandeling is dat 1 op de 34 en bij belediging 1 op 11.

GDPA staat nooit op zichzelf, maar is sterk afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval. De indruk kan ontstaan dat belediging op zichzelf de aanleiding is tot het toepassen van geweld door de politie. Echter, hier gaat vaak een incident zoals conflictbemiddeling, bekeuringssituatie of een overlastsituatie aan vooraf. Belediging/bedreiging is dan weliswaar hetgeen dat wordt opgenomen in de registratie, maar het is veelal de context die leidt tot de geweldsaanwending. Deze cijfers vergen dan ook nadere duiding. Daar kom ik hieronder op terug.

Kenmerken

Zoals ik in mijn brief van 15 april 2021 reeds uiteen heb gezet blijken persoonskenmerken (o.a. geslacht, leeftijd, opleidingsniveau en migratieachtergrond) van betrokken burgers een zeer kleine verklarende werking te hebben voor de kans op GDPA.33 Dat bracht mij tot de conclusie dat de politie voor wat geweld betreft in zijn algemeenheid handelt zonder aanziens des persoons. Dat betekent echter niet dat er in individuele gevallen geen fouten gemaakt kunnen worden en dat er geen situaties zijn waarbij de politie te snel of te veel geweld gebruikt. Of een geweldsaanwending rechtmatig is, zal moeten blijken uit de beoordeling van het geweld. Iedere geweldsaanwending moet daarvoor worden gemeld bij de hulpofficier van justitie.

Vervolgstappen

De analyse biedt waardevolle inzichten waar de politie lering uit kan én moet trekken. Dat hoort immers bij het op professionele wijze omgaan met het bij wet toegekende geweldsmonopolie. Naar aanleiding van de analyse is de politie gestart met thematische gesprekken binnen de eenheden. Het is daarbij belangrijk te vermelden dat de cijfers uit de analyse op zichzelf te weinig zeggen en dat duiding van de cijfers nog nadere bespreking binnen de eenheden vergt. Zo zijn er bijvoorbeeld voor wat betreft belediging als aanleidingsincident, het aantal inzetten van de politiehond en het aantal klachten in de diepere analyse verschillen zichtbaar tussen de eenheden. Een nader gesprek is hierbij nodig om hier mogelijke verklaringen voor te vinden. Niet alleen binnen de eenheden, maar ook op het niveau van het bevoegd gezag.

Naast de thematische analyses is de politie reeds gestart met een onderzoek naar de inzet van de politiehonden. Hierbij zal onder meer worden gekeken naar de wijze van inzet van de hond, opleiding en training en de mate van de-escalerende werking. Waar nodig zal op basis van dit onderzoek een verbeterslag worden gemaakt. Die verbeterslag is door de politie begin 2020 al ingezet in het landelijk programma «Koers politiehonden».

De politie zal daarnaast de geweldsmiddelen «onder» het niveau van het vuurwapen – na de invoering van het stroomstootwapen – evalueren. Daarbij kijkt zij ook naar de samenhang tussen het stroomstootwapen en de andere geweldsmiddelen. Ik heb toegezegd dat deze evaluatie uiterlijk in 2025 zal plaatsvinden.34

Tenslotte is het de bedoeling dat de verantwoording over GDPA in het jaarverslag van de politie de komende jaren zal worden geoptimaliseerd en verder zal worden uitgebreid. De nieuwe wijze van registeren maakt het daarbij mogelijk om ontwikkelingen en trends te signaleren en daarop te handelen. Zoals eerder benoemd heb ik de korpschef gevraagd om in het jaarverslag over 2021 een terugkoppeling te geven over de uitkomsten van de thematische gesprekken en de vervolgstappen die naar aanleiding daarvan worden genomen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

De politie hanteert tegenwoordig de termen gebiedsgebonden politiewerk en incidentafhandeling, om te benadrukken dat men beschikbaar is voor incidentafhandeling, maar ook voor andere taken en niet enkel een noodhulpdienst draait.

X Noot
3

Kamerstuk 29 628, nr. 985.

X Noot
4

Kamerstuk 29 628, nr. 1015.

X Noot
5

Conform artikel 38a Politiewet 2012.

X Noot
6

Zie artikel 1 Besluit wijkagenten.

X Noot
9

Kamerstuk 29 628, nr. 1004 en Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 2065

X Noot
10

Kamerstuk 29 628, nr. 1013.

X Noot
11

Kamerstuk 29 628, nr. 997.

X Noot
12

Kamerstuk 29 628, nr. 160.

X Noot
13

Kamerstuk 29 628, nr. 904.

X Noot
14

Dit was de gemiddelde inzetbaarheid in de oude basispolitieopleiding van drie jaar. De gemiddelde inzetbaarheid van aspiranten in de nieuwe basispolitieopleiding van twee jaar wordt momenteel nog onderzocht.

X Noot
15

Kamerstuk 29 628, nr. 784.

X Noot
16

Kamerstuk 34 372, G, p. 15.

X Noot
17

Kamerstuk 29 628, nr. 970.

X Noot
18

Kamerstuk 29 628, nr. 970.

X Noot
19

Inzetlogging, bewijslogging, systeemlogging en authenticatie- en authorisatielogging.

X Noot
20

Kamerstuk 29 628, nr. 970.

X Noot
21

Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 469; Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3050, p.3

X Noot
22

Kamerstuk 29 628, nr. 1012.

X Noot
23

Kamerstukken 29 628 en 28 844, nr. 1017.

X Noot
24

Op 11 mei jl. is het wetsvoorstel geweldsaanwending opsporingsambtenaar door de Eerste Kamer aangenomen; Handelingen II 2020/21, nr. 36, item 8

X Noot
25

De politie is vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Ambtsinstructie eerste tranche (1 juli 2020) al gestart met de nieuwe registratiewijze.

X Noot
26

De cijfers uit het jaarverslag zien op een geheel jaar.

X Noot
27

Bij groepsinzet/geweldsaanwending onder leiding van een meerdere is de meerdere de persoon die de melding doet van het aangewende geweld. Hierdoor is minder goed herleidbaar om hoeveel politieambtenaren het ging.

X Noot
28

Artikel 1, vierde lid, onder b, Ambtsinstructie voor de politie de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren.

X Noot
29

Het aanwenden van geweld: het gebruiken van geweld, waaronder mede wordt verstaan het gebruik van een geweldmiddel. In verband met de melding op grond van artikel 17 valt het ter hand nemen van het vuurwapen eveneens onder het aanwenden van geweld tenzij het vuurwapen standaard in de hand of over de schouder wordt gedragen (art. 1, vierde lid, onder c Ambtsinstructie)

X Noot
30

Hoewel fysiek geweld geen geweldsmiddel is, is dat in deze analyse wel onder geweldsmiddel opgenomen.

X Noot
31

Bij één geweldsaanwending kunnen meerdere geweldsmiddelen worden ingezet en geregistreerd.

X Noot
32

Hieronder valt ook het ter hand nemen van het vuurwapen.

X Noot
33

Kamerstuk 29 628, nr. 1012.

X Noot
34

Kamerstuk 29 628, nr. 916.

Naar boven