29 538 Zorg en maatschappelijke ondersteuning

Nr. 289 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 maart 2019

Hierbij bied ik u de «Extra tussenrapportage Cao-afspraken» aan1.

In 2018 heb ik opdracht gegeven voor een evaluatieonderzoek, waarin over meerdere jaren wordt bezien hoe de AMvB reële prijs Wmo 2015 door gemeenten en aanbieders wordt toegepast. In het onderzoek wordt breed gekeken naar de toepassing van de AMvB voor alle Wmo-voorzieningen. De hoofdvraag van het onderzoek is: «In hoeverre zorgt het Besluit er voor dat gemeenten na toepassing ervan bij het vaststellen van de tarieven voor Wmo dienstverlening rekening houden met de vastgestelde kostprijselementen, zodat de kwaliteit en continuïteit van diensten worden gewaarborgd?»

Na verlening van de opdracht voor het evaluatieonderzoek werd door sociale partners een nieuwe loonschaal voor de functie hulp bij het huishouden («HBH-loonschaal») overeengekomen en algemeen verbindend verklaard. Daarna kwamen partijen bij de cao voor de verpleeg- en verzorgingshuizen, thuiszorg, kraamzorg en jeugdgezondheidszorg (cao VVT) een (generieke) loonsverhoging van 4% per 1 oktober 2018 overeen. Ik heb de onderzoekers gevraagd om een extra tussenrapportage om een eerste beeld te krijgen van de wijze waarop gemeenten met deze cao-wijzigingen omgaan. Tijdens het algemeen overleg op 26 september 2018 (Kamerstuk 29 538, nr. 275) heb ik u deze extra tussenrapportage toegezegd. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.

Voor deze extra tussenrapportage werden vragen over de nieuwe HBH-loonschaal en loonsverhoging van 4% toegevoegd aan de voor het evaluatieonderzoek geplande enquête onder alle gemeenten. Uit de antwoorden van gemeenten op deze vragen (N=208) blijkt dat nagenoeg alle gemeenten goed op de hoogte waren van zowel de nieuwe HBH-loonschaal als de loonsverhoging van 4%. Bij een ruime meerderheid heeft dit in november 2018, de maand waarin de enquête is uitgevoerd, al geleid tot een tariefswijziging of bestaat het voornemen daartoe.

De rapportage gaat ook in op redenen die gemeenten aangeven waarom ze op het moment van uitvraag (nog) geen tariefswijziging hadden doorgevoerd. Genoemde redenen zijn dat men daartoe nog niet verplicht is, de tarieven hoog genoeg zijn of de tarieven op een ander moment worden gewijzigd (namelijk per 1 januari 2019).

Ik concludeer, op basis van deze extra tussenrapportage, dat op dit moment geen extra inzet van mijn kant nodig is om gemeenten te wijzen op de nieuwe HBH-loonschaal en de loonsverhoging van 4%. Gemeenten zijn goed op de hoogte van de cao-wijzigingen en op grote schaal hiermee aan de slag gegaan. Voor dit eerste beeld en het moment van de meting is dat een positief resultaat. Tegelijkertijd wil ik benadrukken dat deze rapportage ook echt alleen bedoeld is om een eerste beeld te krijgen op basis van de enquête onder gemeenten. In het vervolg van het onderzoek zal een meer kwalitatief beeld worden geschetst over de vraag hoe gemeenten dit hebben vertaald in aanpassing van tarieven en de wijze waarop dat proces is verlopen.

Met mijn brief van 29 oktober 20182 heb ik u geïnformeerd over de opzet van het evaluatieonderzoek en de momenten waarop wordt gerapporteerd. De eerste volledige tussenrapportage zal een meerjarig beeld geven van de toepassing van de AMvB reële prijs op alle vormen van Wmo-dienstverlening. Deze tussenrapportage verwacht ik u in april 2019 te kunnen sturen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 29 538, nr. 276

Naar boven