Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 29521 nr. 296 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 29521 nr. 296 |
Vastgesteld 6 juli 2015
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken over de brief van 20 mei 2015 inzake de Evaluatie inzet Nederlandse militairen 2014 (Kamerstuk 29 521, nr. 291).
De Ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 30 juni 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Ten Broeke
De griffier van de commissie, Van Leiden
Vraag 1
Hoe verhouden de in de evaluatie beschreven missies zich tot de conclusie van de Algemene Rekenkamer dat Defensie een «niet te houden wissel op zichzelf trekt»? Welke conclusies en lessen kunnen daaruit worden getrokken? Graag bij ieder antwoord de financiële consequenties vermelden.
Antwoord vraag 1
De zware wissel op Defensie is het gevolg van de combinatie van een aantal factoren: de bezuinigingen, de ingrijpende veranderingen in bedrijfsvoering en reorganisaties. Bovendien stelt de Navo in het licht van de veranderde veiligheidssituatie hogere eisen aan de gereedheid van de Nederlandse krijgsmacht. Ook de nationale inzet is toegenomen. Defensie voldoet grotendeels aan de eigen inzetbaarheidsdoelstellingen, maar er bestaan wezenlijke beperkingen. Wat betreft de doelstellingen kan Defensie zeker niet meer alles, en zeker niet alles tegelijk. De beperkingen zijn uitvoerig beschreven in Kamerstuk 32 733, nr. 116, Kamerstuk 33 763, nr. 57 en Kamerstuk 33 763, nr.74. Met deze beperkingen wordt ook bij de gedachtenvorming en besluitvorming ten aanzien van eventuele deelname aan nieuwe missies en verlenging van missies terdege rekening gehouden. Een goed voorbeeld hiervan is de Patriot-missie die niet verder kon worden verlengd.
Zoals in de brief van 19 juni over de Motie-Van der Staaij c.s. over het ambitieniveau van de krijgsmacht in de komende jaren staat (Kamerstuk 33 763, nr. 81) worden de financiële consequenties die het kabinet voor de begroting aan de versterking van de basisgereedheid zal verbinden, op Prinsjesdag bekendgemaakt.
Vraag 2
Welke groeperingen maken momenteel deel uit van de gematigde oppositie in Syrië die gesteund wordt door Nederland?
Vraag 3
Kunt u iets vertellen over de organisatie waarmee Nederland samenwerkt om de steun aan deze groeperingen te sturen, zonder de anonimiteit van die organisatie in gevaar te brengen? Hoe is tot de keuze voor deze organisatie gekomen? Worden de werkzaamheden van deze organisatie geëvalueerd? Zijn er andere EU-lidstaten die met dezelfde organisatie samenwerken? En zijn er NGO’s die met dezelfde organisatie samenwerken?
Antwoord vragen 2 en 3
Wat betreft steun voor de gematigde politieke oppositie geeft Nederland zoals bekend politieke steun aan de National Coalition for Syrian Revolutionary and Opposition Forces (SOC) die zich in Istanbul bevindt. De Nederlandse Gezant voor Syrië is veelvuldig in contact met de SOC, onder andere om deze aan te sporen zich te verbreden (met andere gematigde oppositiegroeperingen) en binnen de brede oppositie consensus te vormen over een politiek transitieproces voor Syrië. De Gezant heeft binnen de SOC ook contact met gematigde Koerdische partijen. Daarnaast staat hij in contact met interne oppositiepartijen zoals de NCC, Building the Syrian State en Syria the Mother.
Naast de formele politieke oppositie, zijn er ook tal van andere gematigde civiele actoren, zoals religieuze autoriteiten, tribale leiders en vrouwenorganisaties, die onderdeel zijn van de maatschappelijke beweging voor democratisering. Nederland werkt ook met dergelijke maatschappelijke actoren samen. Zij vormen een essentieel onderdeel van de Syrische maatschappij en kunnen ook een stempel drukken op politieke ontwikkelingen. Deze groepen staan zwaar onder druk van het regime-Assad enerzijds en terroristische groeperingen anderzijds.
Nederland onderhoudt politieke contacten met de Free Syrian Army. Wat betreft steun voor de gematigde strijdende oppositie wordt voorzien in een steunpakket van 3 mln. euro, gefinancierd uit het Stabiliteitsfonds. Of een strijdende groep gematigd is, wordt onder andere bepaald aan de hand van een toets aan de voor het kabinet doorslaggevende criteria voor steunverlening. Voor een omschrijving van de criteria wordt verwezen naar de voortgangsrapportage d.d. 7 april 2015 (Kamerstuk 27 925, nr. 534).
Het kabinet kan in het belang van de veiligheid van de bij de Nederlandse steun betrokken partijen geen nadere uitspraken doen over de partners met wie wordt samengewerkt, over de groepen waaraan steun wordt overwogen, over gehanteerde werkwijzen en over het exacte verloop van de verstrekking van de Nederlandse steun, anders dan de informatie die uw Kamer hierover reeds toeging. Het kabinet benadrukt echter nogmaals dat de hulp zorgvuldig en doorlopend zal worden geëvalueerd, hetgeen onder andere inzicht in de effectiviteit ervan moet geven.
Vraag 4
Op welke manier heeft de inzet van de Nederlandse PATRIOT-eenheid bijgedragen aan de de-escalatie van de zuidoostelijke grens van Turkije?
Antwoord vraag 4
De inzet van de Patriot-systemen in Turkije had als doel de bevolking en het grondgebied van NAVO-bondgenoot Turkije te beschermen en bij te dragen aan de-escalatie van de crisis langs de zuidoostelijke grenzen van het bondgenootschap, zoals beschreven in Kamerstuk 32 623, nr. 76. Door de inzet van Patriot-systemen aan de grens tussen Turkije en Syrië is de kans aanzienlijk verkleind dat ballistische raketten vanuit Syrië op Turks grondgebied terecht konden komen. Hiervan ging een de-escalerende werking uit, mede door de zekerheid die dit NAVO-bondgenoot Turkije bood.
Vraag 5
Wat zijn de achterliggende redenen voor het niet boeken van resultaat van lokale wapenstilstanden in Syrië?
Antwoord vraag 5
Het plan van Speciaal VN-Gezant De Mistura om humanitaire freeze zones in te stellen, te beginnen in en rondom Aleppo, is uiteindelijk (nog) niet geslaagd door een gebrek aan overeenstemming over de voorwaarden tussen de strijdende partijen op de grond. Debet hieraan zijn het Assad-regime, dat tijdens de onderhandelingen steeds met aanvullende eisen zou zijn gekomen, en de oppositie, die het plan verwierp. Daar komt bij dat de aanwezigheid van ISIS, en andere terroristische groeperingen met weinig belang bij onderhandelingen, de mogelijkheden voor lokale wapenstilstanden verder bemoeilijkt.
Vraag 6
Hoe is de verslechtering van de humanitaire situatie in Syrië te verenigen met de eerder geconstateerde de-escalatie aan de Turkse grens?
Antwoord vraag 6
De ontwikkeling van de humanitaire situatie is niet primair afhankelijk van een eventuele de-escalatie aan de Turkse grens, maar wordt vooral gedreven door ontwikkelingen binnen Syrië.
Vraag 7
Welke soennitische groeperingen worden door welke Golfstaten gesteund? Graag een overzicht van alle bekende, afzonderlijke relaties.
Antwoord vraag 7
Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie inzake afzonderlijke relaties tussen soennitische groeperingen en Golfstaten.
Vraag 8
Hoe is de 114,25 miljoen euro die is uitgegeven aan het bijdragen aan het verlichten van de noden van ontheemden binnen Syrië concreet uitgegeven?
Antwoord vraag 8
Op dit moment is er ruim 147 mln. euro gecommitteerd voor het verlichten van de noden van ontheemden in Syrië en vluchtelingen in de buurlanden. Nederland draagt hier sinds 2012 aan bij. Het is gecommitteerd aan de volgende organisaties (alle bedragen zijn in euro’s):
2015 (33 mln.) |
|
WFP |
10 mln. |
UNHCR |
8 mln. |
UNRWA |
2 mln. |
Joint appeal NGO’s |
12 mln. |
NRK (Nederlandse Rode Kruis) |
1 mln. |
2014 (53,2 mln.) |
|
UNICEF |
7 mln. |
WFP |
12 mln. |
UNHCR |
14 mln. |
Div. NGO’s |
14 mln. |
NRK |
4,5 mln. |
Europese Commissie/Denemarken |
0,5 mln. |
War Child |
0,2 mln. |
VNG/gemeente A’dam |
1 mln. |
2013 (37,25 mln.) |
|
UNHCR |
24 mln. |
NRK |
3,75 mln. |
Stichting Vluchteling |
1 mln. |
UNICEF |
3 mln. |
UNRWA |
2,5 mln. |
WFP |
2 mln. |
Save the Children |
1 mln. |
2012 (23,8 mln.) |
|
WFP |
2 mln. |
UNHCR |
17 mln. |
NRK |
3,3 mln. |
Stichting Vluchteling |
1 mln. |
UNICEF |
0,5 mln. |
Vraag 9
Hoe waarschijnlijk is de komst van het genoemde transitieproces? Op welke termijn kan een dergelijk transitieproces worden verwacht?
Antwoord vraag 9
Een politiek transitieproces is de enige duurzame oplossing voor het Syrische conflict. De start van een dergelijk proces mag niet op korte termijn verwacht worden: conflictpartijen en betrokken regionale spelers staan nog ver uiteen. Het politieke spoor verdient dan ook extra inspanning. Nederland steunt VN-Gezant De Mistura in het politieke consultatieproces dat begin mei in Genève is gestart. Het doel hiervan is elementen van het Genève communiqué (2012) uit te werken en te bezien of, en hoe, stappen richting een politiek transitieproces kunnen worden gezet. In dat kader heeft de VN-Gezant het regime, de oppositie, maatschappelijke organisaties en regionale en internationale spelers voor separate gesprekken in Genève uitgenodigd. Voor de Nederlandse steun die betrekking heeft op track II initiatieven wordt verwezen naar de Voortgangsrapportage Nederlandse bijdrage aan de strijd tegen ISIS d.d. 7 april 2015 (Kamerstuk 27 925, nr. 534).
Vraag 10
Wanneer verwacht u dat de drie PATRIOT-eenheden weer volledig operationeel inzetbaar zijn?
Antwoord vraag 10
Het Defensie Grondgebonden Luchtverdediging Commando (DGLC) werkt hard aan het herstel van het materieel en de gereedstelling van het personeel. De benodigde modificaties en het onderhoud aan het Patriot-wapensysteem hebben de eerste prioriteit. Hierdoor kan er voorlopig beperkt worden geoefend. Naar verwachting is het PATRIOT-wapensysteem vanaf eind november 2015 weer deels inzetbaar. In het najaar van 2016 geldt voor een groot deel van het personeel geen uitzendbescherming meer. Medio 2017 zijn de drie PATRIOT-eenheden naar verwachting weer volledig operationeel inzetbaar.
Vraag 11
Hoe wordt de genoemde «bondgenootschappelijke solidariteit» gewogen in het kader van het niet verlengen van de Nederlandse inzet bij de PATRIOT-missie?
Antwoord vraag 11
Met het oog op de bondgenootschappelijke solidariteit heeft Nederland, met aanzienlijke personele en materiële gevolgen, de inzet van de Patriotssystemen aanzienlijk langer voortgezet dan voorzien. Toen voortzetting van de inzet niet langer mogelijk was, heeft een andere bondgenoot, Spanje, de plaats van Nederland ingenomen.
Vraag 12
In hoeverre wordt de Nederlandse inzet gemist, gezien het feit dat naast Nederland alleen de Verenigde Staten en Duitsland beschikken over PATRIOT-PAC3 systemen?
Antwoord vraag 12
De taken van de Nederlandse eenheid zijn op goede wijze overgenomen door Navo partner Spanje. Zie ook het antwoord op vraag 16.
Vraag 13
Wat heeft de PATRIOT-missie in Turkije de Nederlandse belastingbetaler in totaal gekost?
Antwoord vraag 13
De realisatie van de Patriot-missie in Turkije bedroeg in 2013 € 18,6 miljoen en in 2014 € 18,2 miljoen. Voor 2015 en 2016 is voor onder andere de redeployment en het herstel van het materieel respectievelijk € 16 miljoen en € 5 miljoen aan additionele uitgaven geraamd.
Vraag 14
Waaruit bestond de extra zware belasting voor personeel, materieel en het gereedstellingsproces precies?
Antwoord vraag 14
Hierover is uw Kamer onder andere geïnformeerd in de brief «Inzet Patriot-systemen in Turkije» (Kamerstuk 32 623, nr. 136), in de reactie van het kabinet op de inbreng voor een schriftelijk overleg over de beëindiging van de Nederlandse inzet van Patriot-systemen in Turkije (Kamerstuk 32 623, nr. 138) en de brief «Uitzendbescherming Patriot-missie Turkije» van 30 oktober 2014 (Kamerstuk 32 623, nr. 141).
Vraag 15
Welke aanvullende personeelsmaatregelen zijn er precies getroffen?
Antwoord vraag 15
Dit betreft de maatregelen die zijn aangekondigd in de kamerbrief «Uitzendbescherming Patriot-missie Turkije» van 30 oktober 2014 (Kamerstuk 32 623, nr. 141).
Vraag 16
Welke verschillen zijn er tussen het Spaanse PATRIOT-PAC2 systeem en het Nederlandse PATRIOT-PAC3 systeem? Hoe zullen deze verschillen een rol spelen bij het doel om de zuidoostelijke grens van Turkije te beschermen?
Antwoord vraag 16
De PAC3 systemen zijn een doorontwikkeling van de PAC2. De technische specificaties van de PAC2 en PAC3 systemen zijn niet openbaar.
Vraag 17
Is er, ondanks de personele en materiële belasting, overwogen om de Nederlandse inzet te verlengen? Zo ja, welke redenen zijn daarvoor aangevoerd?
Antwoord vraag 17
In het proces dat leidde tot het besluit de inzet van Nederlandse Patriots aan de grens tussen Turkije en Syrië te beëindigen zijn alle relevante factoren en opties meegenomen en zorgvuldig gewogen. Daarbij is vanzelfsprekend ook gekeken of het mogelijk was de inzet voort te zetten. Het uiteindelijke besluit de inzet te stoppen en de overwegingen die daartoe hebben geleid zijn aan uw Kamer gemeld bij brief d.d. 25 augustus 2014 met Kamerstuk 32 623, nr. 136.
Vraag 18
Hoe houdt het bereiken van het doel van de Nederlandse inzet van de PATRIOT-eenheid verband met hernieuwde escalatie aan de zuidoostelijke grens van Turkije?
Antwoord vraag 18
Er is geen verband tussen het besluit de inzet van de Nederlandse Patrioteenheid te beëindigen en de recente ontwikkelingen aan de Syrische zijde van de grens met Turkije.
Vraag 19
Welke stappen heeft de regering van premier al-Abadi tot nu toe gezet, naast de vorming van een kabinet, richting een meer inclusief beleid?
Antwoord vraag 19
Op politiek vlak slaagt al-Abadi er nog steeds in om binnen het complexe binnenlandse – en internationale – speelveld te balanceren tussen alle verschillende belangen en zijn beleid uit te voeren. Als onderdeel van de verzoeningsagenda slaagde al-Abadi er in om de slechte relaties met de (overwegend soennitische) buurlanden, waaronder Saudi-Arabië en Turkije, te verbeteren. Daarnaast initieerde hij de hervorming van wetgeving, zoals de debaathificatiewet en de wet op de Nationale Garde. Ook wist hij de relatie met de Koerdische Autonome Regio – hoe broos ook – te verbeteren. Na een jaar in functie kunnen dit binnen de Iraakse context significante stappen worden genoemd richting een meer inclusief beleid. Het is vervolgens van groot belang dat deze beleidsstappen in daden worden omgezet.
Vraag 20
Welke rol speelt voormalig premier al-Maliki in de huidige regering van premier al-Abadi? Vormt zijn aanwezigheid een obstakel voor de vorming van een meer inclusief beleid?
Antwoord vraag 20
Al-Maliki bekleedt de functie van vicepresident en is secretaris-generaal van de Da’wa-partij waar al-Abadi ook toe behoort. Zijn aanwezigheid en concurrentie met al-Abadi blokkeert de vorming van beleid niet, maar bemoeilijkt het optreden van al-Abadi wel.
Vraag 21
Hoe verhouden de «positieve, politieke ontwikkelingen» zich tot de recentelijk moeizame strijd tegen ISIS in West- en Noord-Irak?
Antwoord vraag 21
De positieve politieke ontwikkelingen hebben betrekking op de stappen die al Abadi gezet heeft in de richting van een stabiel, veilig en inclusief Irak (zie ook antwoord op vraag 19). Deze politieke inspanningen, ook door Nederland ondersteund, zijn ook van groot belang voor de strijd tegen ISIS. Het politieke spoor moet voorwaarden scheppen voor de langere termijn, richting een stabiel, veilig en inclusief Irak. Voortgang op het politieke spoor draagt daarnaast bij aan een gesloten front (met Koerden en soennieten) tegen ISIS.
Vraag 22
Op welke wijze ondersteunt het kabinet de Iraakse regering wat betreft de vermindering van ontevredenheid onder de Iraakse bevolking?
Vraag 23
Op welke wijze ondersteunt het kabinet de Iraakse regering wat betreft de het wegnemen van de voedingsbodem voor extremisme en steun aan ISIS?
Antwoorden op vraag 22 en 23
Om het proces van verzoening in Irak te ondersteunen, financiert Nederland vanaf begin dit jaar samen met Duitsland een project van de United Nations Mission for Iraq (UNAMI) en United Nations Office for Project Services (UNOPS) dat zich richt op het ondersteunen van de Iraakse overheid bij het aanpassen van voor verzoening relevante wetgeving. Ook steunt het kabinet Irak via internationale hulporganisaties bij het opvangen van de duizenden ontheemden, waarmee de druk op gastgemeenschappen wordt verminderd. Het kabinet ondersteunt Irak tevens door middel van de werkzaamheden van de niet-militaire sporen van de anti-ISIS coalitie. In de daaruit voortgekomen coalitiewerkgroepen speelt Nederland een actieve rol, onder meer bij de discussies binnen de Counter Messaging coalitiewerkgroep, die zich onder andere richt op het ontwikkelen van een inclusieve boodschap die de gewelddadige propaganda van ISIS beoogt te ondermijnen en de hier aan blootgestelde Iraakse bevolking van een alternatief geluid zal voorzien. Hiernaast richt Nederland zich als co-voorzitter, samen met Turkije, van de Foreign Terrorist Fighters coalitiewerkgroep op het ontwikkelen en in de praktijk brengen van een inclusief tegengeluid dat (potentiele) Foreign Terrorist Fighters enerzijds weet te overtuigen van de realiteit van het leven onder ISIS bewind en anderzijds – met behulp van familie, vrienden en (religieuze) leiders – een alternatief biedt ten opzichte van deelname aan de terroristische organisatie ISIS.
Vraag 24
Welke wettelijke hervormingen, die ten grondslag liggen aan politieke oplossingen, en reconciliatie zijn tot nu toe doorgevoerd door de regering van premier al-Abadi?
Antwoord vraag 24
Er zijn sinds het aantreden van de regering al-Abadi een jaar geleden nog geen wetswijzigingen op het vlak van verzoening doorgevoerd. Enkele wetswijzigingen die van belang zijn voor verzoening liggen nu voor bij het parlement. Wel slaagde al-Abadi er in om ondanks veel politieke weerstand voldoende steun voor de begrotingswet voor 2015 te krijgen. Het vaststellen van deze wet was een eerste toets voor het vertrouwen in de regering al-Abadi.Zie ook antwoord op vraag 19.
Vraag 25
Welke acties worden ondernomen om ISIS te delegitimeren? Hoe wordt de effectiviteit van die acties gemeten?
Antwoord vraag 25
Er is een scala aan bestaande programma’s en nieuwe activiteiten die kunnen bijdragen aan het delegitimeren van ISIS, het verhogen van weerstand tegen een dergelijke extremistische boodschap en het versterken van het vertrouwen in een positief alternatief. Dit kan variëren van het steunen van activisten in Syrië die via social media het ware gezicht van ISIS laten zien en het helpen bij het wegnemen van spanningen tussen vluchtelingen- en gastgemeenschappen. Afhankelijk van het specifieke programma of activiteit zal ook de wijze van het meten van de effectiviteit verschillen. Zie ook antwoord op vraag 22 en 23.
Vraag 26
Zijn voor de inzet in de strijd tegen ISIS de financiële mogelijkheden voldoende? Zo nee, hoe hoog zijn de tekorten? Heeft de inzet een negatieve invloed op de gereedstelling en geoefendheid van eenheden? Graag een toelichting.
Antwoord vraag 26
Het budget in 2014 voor de strijd tegen ISIS was voldoende. Voor de missie ter bestrijding van ISIS is initieel € 30 miljoen geraamd in 2014, waarvan € 18,5 miljoen voor de Air Task Force Middle East (ATF-ME) en € 11,5 miljoen voor de trainingseenheden van de Capacity Building Mission Iraq (CBMI). De realisatie in 2014 bedroeg € 16 miljoen vanwege het opstarten van de trainingsmissie. De inzet in de strijd tegen ISIS heeft invloed op de geoefendheid van de F-16 vliegers. Er zijn niet voldoende resturen in Nederland om alle piloten geoefend te houden voor de hoogste dreigingsscenario’s. De geoefendheid is voldoende om de geplande missies uit te kunnen voeren. Bij de verlenging van de missie tegen ISIS vanaf 1 oktober 2015 is rekening gehouden met ophoging van het vliegurenplafond t.b.v. de geoefendheid van de F-16 vliegers.
Vraag 27
Wat is het effect van het niet uitvoeren van luchtaanvallen tegen doelen in Syrië door Nederlandse F-16’s? Zou de Nederlandse inzet effectiever zijn wanneer F-16’s ook boven Syrië zouden mogen opereren, bijvoorbeeld omdat inzet tegen Syrische doelen op bepaalde momenten meer effect zou sorteren dan geen inzet of dan inzet tegen Iraakse doelen?
Vraag 42
Zou een Nederlandse inzet van F-16’s in Syrië kunnen bijdragen aan het stoppen van de opmars van ISIS?
Antwoord op vraag 27 en 42
Indien ISIS alleen in Irak wordt bestreden, houdt ISIS een uitvalsbasis in Syrië. ISIS-strijders uit Irak zullen zich terugtrekken naar Syrië, wanneer ze in Irak militair worden teruggedrongen, om op een geschikt moment weer aan te vallen vanuit Syrië. Daarom zet de coalitie ook daar het luchtwapen in. Nederland heeft in september 2014 besloten tot militaire steun aan Irak, naar aanleiding van een verzoek tot steun van de Iraakse autoriteiten. In de artikel 100-brief van september 2014 staat ook beschreven waarom het kabinet toen besloot niet militair actief te worden in Syrië. In de artikel-100 brief van 19 juni jl. bent u geïnformeerd over de Nederlandse inzet sindsdien en de afwegingen die aangaande Syrië van belang zijn. Indien het kabinet besluit tot militaire inzet in Syrië, wordt uw Kamer hierover tijdig geïnformeerd.
Vraag 28
Welke rol is er precies weggelegd voor de Europese Unie in Irak?
Antwoord vraag 28
Voor de EU-inzet in Irak zijn de in februari aangenomen strategie voor Syrië en Irak en het Partnership and Cooperation Agreement tussen de EU en Irak de richtinggevende beleidsdocumenten.
De «Joint communication on Syrië, Irak and ISIS» zet een geïntegreerde EU strategie uiteen. Lopende en geplande initiatieven gericht op het lenigen van de eerste noden, op stabilisatie en op ontwikkeling in Irak en Syrie maar ook de bredere regio alsmede politieke initiatieven, activiteiten gericht op het tegengaan van terrorisme en bijbehorende financiële stromen en buitenlandse strijders en verbeterde grenscontroles komen er in samen. Aan de strategie is door de EU een financiële enveloppe van 1 miljard EURO voor een periode van twee jaar aan verbonden.
De EU-delegatie in Irak is een zeer actieve speler in het aangaan van de dialoog met de Iraakse regering en andere stakeholders over belangrijke thema’s als verzoening en mensenrechten. De EU is daarnaast een van de grootste handelspartners van Irak.
Vraag 29
Welke gevolgen heeft het volgen van het militaire spoor door de coalitielanden met de voortzetting van de luchtcampagne boven Irak voor de Nederlandse inzet?
Antwoord vraag 29
Zoals op 19 juni jl. aan uw Kamer gemeld, zet Nederland de militaire bijdrage aan de strijd tegen ISIS voor een periode van een jaar voort. Vanaf oktober 2015 stelt Nederland vier operationele F-16’s met ongeveer 200 militairen beschikbaar. In het kader van de luchtcampagne hebben België en Nederland het voornemen te gaan samenwerken. Aan de huidige Belgische F-16 inzet komt eind juni 2015 een einde. Onder voorbehoud van politieke besluitvorming zal België de Nederlandse inzet vanaf juli 2016 overnemen voor de duur van een jaar. Afhankelijk van de behoefte en na politieke besluitvorming zou Nederland het in juli 2017 vervolgens weer van België kunnen overnemen.
Vraag 30
Op welke wijze kan de militaire actie beter worden ingebed in een politieke strategie?
Vraag 31
Welke bredere inbedding van militaire actie in een politieke strategie ziet u voor zich?
Vraag 32
Welke inspanning levert u om betere coördinatie tussen militaire en niet-militaire sporen te bewerkstelligen?
Antwoord op vraag 30, 31 en 32
Nederland heeft vanaf de start van de anti-ISIS coalitie benadrukt dat een geïntegreerde benadering, evenals de noodzaak tot goede politiek-militaire coördinatie binnen de coalitie van groot belang is. Dit betekent dat militaire actie moet zijn ingebed in een bredere strategie, aangezien ISIS niet alleen militair bestreden moet worden. Daarom zijn de niet-militaire werkgroepen van de coalitie opgezet, die zich richten op de aanpak van Foreign Terrorist Fighters, counter-financing, counter-messaging en stabilisatie. Nederland heeft voor verbeterde samenwerking tussen deze niet-militaire sporen en het militaire spoor van de coalitie gepleit. In de coalitie wordt gewerkt aan het verbeteren van structurele informatie-uitwisseling tussen de verschillende werkgroepen en het militaire spoor, om de inzet op elkaar af te stemmen.
Alle coalitiepartners zien de noodzaak van verbeterde politiek-militaire coördinatie. Ook tijdens de ministeriële bijeenkomst van de small group van de coalitie op 2 juni in Parijs heeft Nederland gepleit voor het verdiepen van deze coördinatie. Een goede ontwikkeling is dat de opzet van de militaire werkgroep wordt aangepast. De groep zal een platform worden voor bespreking van specifieke vraagstukken op het militair-politieke snijvlak. Dit Political Military Coordination (PMC) mechanisme zal in breed coalitieverband bij elkaar komen, maar zal zich ook toespitsen op coördinatie tussen coalitiepartners die actief zijn op de verschillende Building Partner Capacity (BPC) sites in Irak.
Vraag 33
Welke trajecten bestaan er voor de aanvulling van de Nederlandse munitievoorraden?
Antwoord vraag 33
De munitievoorraden worden aangevuld door munitie aan te kopen bij de fabrikant. In die gevallen dat aankopen niet tot tijdige aanvulling van de voorraden leidt, wordt de munitie betrokken bij Navo partners.
Vraag 34
Wat is de effectiviteit van luchtaanvallen door Nederlandse F-16’s tegen doelen in Irak? Hoeveel procent van de afgeworpen bommen treft tot nu toe het beoogde doel?
Antwoord vraag 34
Tot op heden heeft meer dan 99 procent van de afgeworpen Nederlandse wapens hun beoogde doel getroffen. Dit is mede dankzij de grote professionaliteit van de Nederlandse jachtvliegers, het gebruik van precisiewapens en een zorgvuldig en precies targeting proces.
Vraag 35
Welke afspraken zijn concreet gemaakt over Amerikaanse Combat Search and Rescue?
Antwoord vraag 35
Om veiligheidsredenen worden de afspraken omtrent Combat Search and Rescue niet openbaar gemaakt.
Vraag 36
Welke gevolgen heeft de Nederlandse steun aan de Peshmerga gehad voor de Turks-Nederlandse betrekkingen?
Antwoord vraag 36
De Nederlandse steun aan de Peshmerga heeft geen invloed op de Turks-Nederlandse betrekkingen.
Vraag 37
Zijn de genoemde trainingen in Erbil en Bagdad daadwerkelijk begonnen in 2015?
Antwoord vraag 37
Ja
Vraag 38
Hoe groot zijn de risico’s van luchtdoelsystemen in handen van ISIS tot op heden gebleken bij de Nederlandse inzet van F-16’s?
Antwoord vraag 38
ISIS-strijders beschikken over verschillende varianten luchtdoelraketten die vanaf de schouder kunnen worden gevuurd (Man Portable Air Defence System, MANPADS). Deze systemen kunnen tot de operatiehoogtes van coalitietoestellen reiken en dus ook van de Nederlandse F-16’s. De coalitie houdt rekening met de aanwezigheid van MANPADS en past haar wijze van optreden hierop aan. Over de wijze waarop dit gebeurt worden in het openbaar geen uitspraken gedaan.
Vraag 39
Hoe beoordeelt u de voortgang van inclusiviteit binnen de Iraakse overheid?
Antwoord vraag 39
Zie antwoord vraag 19.
Vraag 40
Welke politieke aanpak ziet voor zich wat betreft de bestrijding van ISIS?
Antwoord vraag 40
Nederland ondersteunt de aanpak van de internationale coalitie tegen ISIS, die vijf sporen kent: 1) militaire spoor: de luchtcampagne tegen ISIS en het trainen van Iraakse strijdkrachten en Koerdische Peshmerga; 2) het tegengaan van Foreign Terrorist Fighters; 3) het bestrijden van financieringsstromen van en naar ISIS; 4) het delegitimeren van ISIS en 5) activiteiten op het gebeid van bevorderen van stabiliteit. Zie ook de artikel 100 brief van 24 september 2014 (Kamerstuk 27 925, nr. 506) en de voortgangsrapportages van december 2014 en april 2015 (Kamerstuk 27 925, nrs. 526 en 534)
Vraag 41
In welke gevallen en gebieden heeft luchtsteun niet geleid tot het stoppen van de opmars in Irak?
Antwoord vraag 41
De luchtaanvallen, trainingen en materiële steun van de internationale coalitie hebben, in combinatie met het grondoptreden van Iraakse en Koerdische strijdkrachten, ISIS grote verliezen toegebracht. Met name in Noord- en Centraal Irak hebben de Koerdische en Iraakse strijdkrachten ten opzichte van de zomer van 2014 terreinwinst geboekt. Hierbij heeft de inzet van het luchtwapen een belangrijke rol gespeeld. In sommige gebieden, zoals in de provincie Anbar, beschikt ISIS echter nog steeds over aanzienlijke bewegingsvrijheid en is het in staat om plaatselijk succes te boeken, zoals in Ramadi.»
Vraag 43
Kunt u aangeven waarom Somalië er in 2014 niet in is geslaagd piraterij strafbaar te stellen?
Antwoord vraag 43
De federale regering van Somalië heeft in 2014 onvoldoende prioriteit toegekend aan de totstandkoming van wetgeving om piraterij strafbaar te stellen. Daarbij heeft de politieke crisis in het najaar van 2014, waarbij de regering van premier Abdiweli viel en het enkele maanden duurde voordat de nieuwe regering onder leiding van premier Sharmarke gevormd was, sterk vertragend gewerkt voor alle politieke besluitvorming.
Vraag 44
Op welke termijn en onder welke omstandigheden wordt Somalië in staat geacht zelf de piraterij aan te kunnen pakken?
Antwoord vraag 44
Hoe lang het duurt totdat Somalië in staat is zelf piraterij aan te pakken valt niet met zekerheid te zeggen. Er moet gedacht worden aan enkele jaren; er moet nog veel gebeuren. Momenteel ontbreekt het Somalië aan voldoende materiele en financiële middelen, evenals voldoende getraind personeel om dit te doen. De komende jaren is het van belang dat in internationaal verband de onderliggende oorzaken van piraterij worden aangepakt en dat gewerkt wordt aan de (maritieme) capaciteitsopbouw in Somalië. Het is hierbij van groot belang dat de Somalische federale regering zelf ook de nodige prioriteit toekent aan de aanpak van piraterij. Momenteel ligt de prioriteit van de Somalische regering voornamelijk bij de strijd tegen al-Shabaab en de implementatie van «Vision 2016» (totstandkoming nieuwe Grondwet, federaal staatsbestel en verkiezingen 2016).
Vraag 45
Welke maatregelen zijn er getroffen om de beschikbaarheid van voldoende reserveonderdelen te waarborgen?
Antwoord vraag 45
Zoals aan gemeld in de 14e jaarrapportage van het helikopterproject NH-90 (Kamerstuk 25 928, nr. 68 d.d. 15 oktober 2014) is, als gevolg van het capaciteitstekort (operationele niet-beschikbaarheid) van de NH-90 waaraan het tekort van de vermelde reserveonderdelen deels ten grondslag ligt, door mij overgegaan tot de extra inzet van de Cougar helikopter. Hiermee kan het tekort ten dele worden opgevangen. Daarnaast treedt langzaam verbetering op in de levering van reserveonderdelen voor de NH-90, o.a. door het afsluiten van een nieuw logistiek contract via het NATO Helicopter Management Agency. Sommige reservedelen blijven echter schaars of kennen een relatief lange levertijd.
Vraag 46
Hoe is er voor gezorgd dat er voldoende brandstof voorradig was in de depots op land?
Antwoord vraag 46
Afhankelijk van het type schip en brandstoflaadvermogen is de brandstofbevoorrading voor de helikopter via een Europees depot of via bevoorrading op zee verlopen. Tijdens de inzet van Zr.Ms. Van Speijk is met succes gebruik gemaakt van de chemische toevoegingen om brandstof geschikt te maken voor de helikopter. Daardoor was het schip minder afhankelijkheid van brandstofbevoorrading vanuit depots op land.
Vraag 47
Welke resultaten zijn er precies geboekt ten aanzien van «het verkrijgen van inlichtingen, local capacity building en engagement met lokale bestuurders en scheepsbemanningen»?
Antwoord vraag 47
De verkregen inlichtingen zijn ter beschikking gesteld van het Operational Headquarters (OHQ), dat deze heeft gebruikt om diverse operaties aan te sturen en bij te sturen. Met behulp van local capacity building, engagement met lokale bestuurders en scheepsbemanningen is invulling gegeven aan de door Nederland gepropageerde geïntegreerde benadering in de aanpak van piraterij.
Vraag 48
Is er door de operaties Atalanta en Ocean Shield een waterbedeffect waarneembaar, waarbij piraterij aan de kust van Oost-Afrika afneemt en piraterij aan de kust van West-Afrika juist toeneemt?
Antwoord vraag 48
Er is een toename van het aantal piraterij-incidenten in West-Afrika, maar is er geen sprake van een waterbed-effect. Piraten(leiders) in de Hoorn van Afrika verplaatsen zich niet naar West-Afrika, maar verleggen hun aandacht in eigen regio naar andere (vaak illegale) activiteiten, zoals wapen- en houtskoolsmokkel.
Vraag 49
Welke bewegingsruimte is er door de zes gewond geraakte bemanningsleden in Djibouti-stad genomen?
Antwoord vraag 49
Naar aanleiding van de aanslag in Djibouti in deze haven is de dreigingsappreciatie voor Djibouti bijgesteld en wordt de haven door Nederland alleen nog gebruikt als herbevoorradingshaven. Dit betekent dat de bemanning van het Nederlandse marineschip niet in de gelegenheid wordt gesteld om te passagieren.
Vraag 50
Zijn er kansen dat mensensmokkel en illegale visserij ook in de operaties tegen piraterij worden opgenomen?
Antwoord vraag 50
In het mandaat van EUNAVFOR Atalanta, dat loopt tot eind 2016, zijn secundaire taken opgenomen die onder meer gericht zijn op het monitoren van maritieme criminaliteit, waarbij het vervolgens aan de nationale overheden uit de regio is om hier tegen op te treden. Het aanpakken van maritieme criminaliteit anders dan piraterij vormt evenwel geen onderdeel van het mandaat van Atalanta.
Vraag 51
Wordt de Nederlandse inzet tegen piraterij voortgezet, gezien de «continue noodzaak van maritieme inzet»?
Antwoord vraag 51
De Nederlandse bijdrage aan de antipiraterijoperatie EU-Atalanta loopt tot eind 2015. Uw Kamer zal tijdig geïnformeerd worden over het al dan niet verlengen van deze bijdrage na 2015.
Vraag 52
Beschikt de F-35 straks ook over het Recce Lite systeem, waarmee bermbommen indirect opgespoord kunnen worden?
Antwoord vraag 52
De F-35 beschikt over een uitgebreid, volledig geïntegreerd sensorenpakket. Het Recce Lite systeem maakt daar geen deel van uit.
Vraag 53
Hoe vaak is het voorgekomen dat de Nederlandse F-16’s wapens hebben ingezet bij het te hulp schieten van ISAF-coalitiepartners?
Antwoord vraag 53
Nederlandse F16’s waren tot 30 juni 2014 actief in Afghanistan. In de eerste helft van 2014 hebben Nederlandse F16’s tienmaal hun wapens ingezet.
Vraag 54
Waarom is er voorafgaand aan 2014 niet gekozen voor het plannen van een enkele lange missie per dag?
Antwoord vraag 54
De duur van een missie hangt af van verschillende factoren zoals het soort missie en de afstand waarop de missie moet worden uitgevoerd ten opzichte van de basis. Als gevolg van de beëindiging van de Geïntegreerde Politie Missie was het takenpakket van de Nederlandse F16's gewijzigd. Het accent werd daarbij verschoven van verkenningsmissies voor het opsporen van bermbommen (Recce-lite missie) in de Noordelijke regio naar het ondersteunen van grondtroepen (Close Air Support) buiten de Noordelijke regio. Met het aanbieden van een langere Close Air Support missie kon ISAF op een effectievere en efficiëntere manier worden ondersteund.
Vraag 55
Welke conclusies kunnen er worden verbonden aan de beperkte mogelijkheden voor Nederlandse F-16’s om ISAF-coalitiepartners te hulp te schieten voor 2013? Welke potentiële schade heeft dit de coalitiepartners berokkend?
Antwoord vraag 55
De beperkte mogelijkheden van de Nederlandse F-16’s hadden een nadelig effect op de algehele effectiviteit van de inzet van luchteenheden, die aan ISAF waren aangeboden. Het is niet te bepalen welke potentiële schade dit heeft veroorzaakt in ISAF. Het is wel bekend dat de beperkingen een nadelige invloed hadden op de gemiddelde reactietijd van luchteenheden om gewenste luchtsteun aan troepen in nood te geven.
Vraag 56
Welke gevolgen heeft de aard van de missie gehad voor de gereedstelling van het personeel, nu gesteld wordt dat de uitzendduur niet heeft geleid tot problemen met de gereedstelling onder het uitgezonden personeel?
Antwoord vraag 56
De Nederlandse bijdrage van F-16 jachtvliegtuigen aan de strijd tegen ISIS leidt tot beperkingen in het opleidings- en trainingsprogramma van de F-16 vliegers. De geoefendheid van de vliegers neemt hierdoor af. Om de effecten hiervan op de operationele gereedheid te minimaliseren, wordt een verhoging van het vliegurenplafond van CLSK bekeken. Na het einde van de missie zal een jaar benodigd zijn om de operationele gereedheid te herstellen zodat er voldoende F-16 vliegers Combat Ready en daarmee voor de hoogste dreigingsscenario’s inzetbaar zijn.
Vraag 57
Hoe vaak hebben de Nederlandse F-16’s in Afghanistan in de periode 2002–2014 de wapens ingezet?
Antwoord vraag 57
Gedurende de 12 jaar aanwezigheid van Nederlandse F-16’s boven Afghanistan is er enkele honderden keren sprake geweest van wapeninzet.
Vraag 58
Hoeveel mensen zijn (bij benadering) door de inzet van de F-16’s omgekomen? Hoe is dit onderzocht? Hoeveel van deze slachtoffers waren strijders en hoeveel waren er burgers? Indien dit niet bekend is, waarom niet? Indien deze cijfers niet gedeeld worden, waarom niet?
Vraag 59
Welke procedure is gevolgd, indien burgers slachtoffer werden van aanvallen van F-16’s? Zijn slachtoffers en/of nabestaanden gecompenseerd? Is deze procedure steeds gebruikt of is er ook van afgeweken? Zo ja, waarom?
Antwoord op vraag 58 en 59
Het is, zoals eerder met de Kamer gedeeld, niet mogelijk een volledig en betrouwbaar overzicht op te stellen van het aantal burgerslachtoffers dat in Afghanistan is gevallen door handelingen van de Taliban, Afghaanse veiligheidsorganisaties of de internationale troepenmacht. De reden hiervoor is dat het moeilijk of soms zelfs onmogelijk is om battle damage assessment uit te voeren. De veiligheidssituatie laat dat niet altijd meteen toe, doden worden in de moslimgemeenschap binnen 24 uur begraven en de bevolkingsregistratie laat te wensen over. Bovendien is veelal niet met zekerheid vast te stellen of burgerslachtoffers of nevenschade door het optreden van ISAF zijn veroorzaakt.
Vraag 60
Hoe vaak is het voorgekomen dat een uitzending langer dan zes maanden heeft geduurd? Hoeveel reservisten zijn er ingezet? Waren er ook ingezette reservisten met een uitzendduur langer dan zes maanden? Zo ja, hoeveel?
Antwoord vraag 60
In totaal zijn er 558 militairen langer dan zes maanden uitgezonden in 2014. Dat is inclusief een periode van overgave-overname en (in voorkomend geval) de adaptatie. Een aanzienlijk deel van deze inzetten langer dan in totaal 6 maanden is het gevolg van de verlenging van de Patriotmissie, waarover uw Kamer al bij het besluit daartoe is geïnformeerd. Er zijn in 2014 107 reservisten ingezet, waarvan 68 van het Instituut Defensie Relatieziekenhuizen (IDR). Hiervan hebben zeven reservisten een uitzendduur van langer dan zes maanden gehad.
Vraag 61
Kunt u aangeven in welke mate Rusland het streven naar een stabiele Balkanregio negatief beïnvloedt?
Antwoord vraag 61
Rusland acht de Balkan regio van strategisch belang en benadrukt met regelmaat de culturele, religieuze en historische banden met vooral Servië en de Servische minderheden in de regio.
Vanuit dat perspectief staat Rusland huiverig tegenover het streven van de regio naar integratie in Euro-Atlantische structuren. Verder erkent Rusland de onafhankelijkheid van de Republiek Kosovo niet (overigens doen EU-landen Cyprus, Griekenland, Roemenië, Slowakije en Spanje dat ook niet).
Er zijn al met al forse verschillen van inzicht tussen Rusland enerzijds, en landen zoals de Verenigde Staten en (de meeste) EU-landen, anderzijds, ten aanzien van specifieke kwesties met betrekking tot de regio
Vraag 62
Zijn er inter-etnische spanningen binnen de Bosnische strijdkrachten?
Antwoord vraag 62
In Bosnië-Herzegovina is het Bosnische leger een etnisch geïntegreerde instantie op staatsniveau waarbinnen gemengde eenheden bestaan en daarmee een positief voorbeeld van interetnische samenwerking. Een aantal eenheden is niet etnisch geïntegreerd vanwege de legering in een regio waar een bepaalde etniciteit de meerderheid van de bevolking uitmaakt, zoals bijvoorbeeld in de Republika Srpska. In zulke gebieden is een eenheid alleen door personen met de in deze regio in de meerderheid zijnde entiteit bemand.
Vraag 63
Hoe heeft de missie EUFOR Althea verrast kunnen worden door de onrust en rellen in Bosnië? Had dit niet kunnen worden voorzien?
Antwoord vraag 63
De veiligheidssituatie in Bosnië-Herzegovina werd voorafgaand aan de onrust en rellen omschreven als fragiel maar stabiel. EUFOR Althea hield rekening met eventuele onlusten maar werd, net als de Bosnische autoriteiten, verrast door de intensiteit en de snelheid waarmee deze om zich heen grepen. Dit was met de op dat moment ingezette middelen en capaciteiten niet te voorzien en te voorkomen.
Vraag 64
Met welke argumenten zijn de beschuldigingen van corruptie richting EULEX onderbouwd?
Antwoord vraag 64
Een drietal hoge (voormalige) medewerkers van EULEX Kosovo (rechters/openbaar aanklagers) zouden in 2009 geld hebben aangenomen in ruil voor vrijspraak van een verdachte in een strafzaak. De beschuldigingen van corruptie richting EULEX Kosovo en de onderbouwing hiervan zijn onderwerp van strafrechtelijk onderzoek door de autoriteiten van Kosovo.
Vraag 65
Waarom is er in het verleden voor gekozen om de individuele Nederlandse militairen gespreid in te zetten in de Balkanregio in plaats van geconcentreerd op één missie?
Antwoord vraag 65
De missies op de Balkan hebben elk hun eigen karakter en dienen het bredere Nederlandse belang van stabiliteit aan de flanken van de Europese Unie. Daarbij concentreert de Nederlandse inzet zich momenteel voornamelijk op EULEX Kosovo, waaraan maximaal 30 Nederlandse functionarissen deelnemen, waaronder ten hoogste 10 militairen. Nederland levert daarnaast een bijdrage van drie militairen aan KFOR en drie militairen aan EUFOR Althea. Deze bijdragen worden door bondgenoten gewaardeerd en vormen een voor Nederland belangrijke bron van informatie.
Vraag 66
Zal het kabinet ingaan op het verzoek tot ondersteuning van strafrechtelijke procedures?
Antwoord vraag 66
Nederland is in 2013 door de Special Investigative Taskforce (SITF) van Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) benaderd om als gastland te fungeren voor een strafrechtbank voor Kosovo. Het gaat om berechting van de misdaden uit het Raad van Europa «Marty rapport».
De ministerraad ging d.d. 4 april 2014 in principe akkoord om als gastland te fungeren mits aan 4 voorwaarden werd voldaan (1) deugdelijke juridische basis, 2) hoogste internationale strafprocesrechtelijke standaarden plus conform EVRM, 3) kosten niet lastens Nederland behoudens EU-sleutel en 4) veroordeelden zitten hun straf niet uit in Nederland en (voorlopig) in vrijheid gestelde personen blijven niet in Nederland.
De ministerraad zal op basis van het nog verder uit te onderhandelen totaalpakket voor oprichting van het Tribunaal op basis van genoemde voorwaarden nog een eigen afweging moeten maken alvorens akkoord te gaan met vestiging van het Kosovo Tribunaal in Nederland. De verwachting is dat dit pas in de (na)zomer 2015 zal gebeuren.
Vraag 67
Wordt substantiële Nederlandse inzet met militaire eenheden in de Balkan overwogen?
Antwoord vraag 67
Nee.
Vraag 68
Zijn de extremistische strijdgroepen in Syrië een reëel gevaar voor de Nederlandse waarnemers van de missies UNTSO en UNDOF?
Vraag 70
Zijn de extremistische strijdgroepen in Syrië een reëel gevaar voor de Nederlandse waarnemers van de missies UNTSO en UNDOF?
Antwoord vraag 68 en 70
De algemene veiligheidssituatie in Syrië is slecht en gevechten tussen regeringseenheden en gewapende groeperingen kunnen overal voorkomen. Het kan derhalve voorkomen dat UNDOF-militairen bij verplaatsingen worden beschoten omdat zij op het verkeerde moment op de verkeerde plek zijn. Hoewel de meeste strijdgroepen niet de intentie hebben acties tegen UNDOF-personeel uit te voeren, is het niet uit te sluiten dat in bepaalde omstandigheden posities of materieel van UNDOF wordt aangegrepen. Tevens bestaat in de gehele regio een risico van ontvoering van westerlingen, zowel burgers als militairen.
Vraag 69
Is er kans op terugkeer van de waarnemers naar de observatieposten? Zo ja, op welke termijn?
Antwoord vraag 69
Het is op dit moment niet te voorzien wanneer de waarnemers naar de observatieposten kunnen terugkeren.
Vraag 71
Hoe wordt voorkomen dat terroristische organisaties als Hamas profiteren van investeringen in de Palestijnse veiligheidssector?
Antwoord vraag 71
De politiediensten in Gaza zijn geen partner in het Rule of Law programma van de VN dat door Nederland wordt gesteund. De politiediensten in Gaza zijn evenmin partner van EUPOL COPPS of USSC, die alleen een mandaat voor de Westelijke Jordaanoever hebben.
Op termijn zou de verzoening ertoe moeten leiden dat alle Palestijnse politiediensten gaan integreren en onder effectief gezag komen van de consensusregering. Ter voorbereiding daarop werken onder meer de VN en EUPOL COPPS aan analyses van de verschillen tussen de rechtssystemen in Gaza en de Westelijke Jordaanoever, en aan analyses naar de mate waarin de wet- en regelgeving moet worden aangepast als gevolg van de toetreding tot mensenrechtenverdragen. De verzoening biedt daarmee een kans deze diensten meer te binden aan de internationale normen.
Vraag 72
Beschikt u over aanwijzingen dat Sudan wapens stuurt naar strijdende groeperingen in Zuid-Sudan?
Antwoord vraag 72
Het kabinet heeft kennisgenomen van rapporten over vermeende wapenleveranties door Sudan aan rebellengroepen in Zuid-Sudan, waaronder het recente onderzoeksrapport van Conflict Armament Research (CAR). Het rapport van CAR gaat in op de oorsprong en typering van verschillende soorten munitie en wapens, waarmee de onderzoekers onderbouwen dat Sudanese wapens aanwezig zijn in Zuid-Sudan en door Sudan zijn geleverd aan eenheden van de Sudan People’s Liberation Movement – In Opposition (SPLM/IO). Sudan ontkent dat sprake is van wapenleveranties aan gewapende groeperingen in Zuid-Sudan.
Het is moeilijk met zekerheid vast te stellen of de regering van Sudan betrokken is bij het leveren van wapens aan Zuid-Sudanese rebellengroepen. Het is bekend dat Sudan wapens produceert en daarin handelt. Maar de realiteit is ook dat wapens in Zuid-Sudan regelmatig van handen wisselen, bijvoorbeeld als tijdens gevechten tussen het regeringsleger en gewapende groeperingen van de oppositie wapens van de andere partij worden buitgemaakt.
Vraag 73
Hoe gedraagt de burgerbevolking zich tegenover het VN-personeel in Zuid-Sudan?
Antwoord vraag 73
Het VN-personeel in Zuid-Soedan heeft een neutrale positie in het conflict. Er is over het algemeen geen sprake van een vijandige houding van de burgerbevolking ten opzichte van het VN-personeel.
Vraag 74
Is de VN uitgerust om cijfers over het aantal slachtoffers in Zuid-Soedan bij te houden? Zo ja, waarom gebeurt dit niet tot nauwelijks?
Antwoord vraag 74
Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de Zuid-Sudanese regering om cijfers over het aantal slachtoffers van het conflict bij te houden. De VN monitort voor verschillende doeleinden de situatie van burgers in Zuid-Sudan, inclusief situaties waarbij slachtoffers zijn gevallen. De VN-vredesmissie UNMISS richt zich, in lijn met het mandaat, op de prioritaire taken:
beschermen van de burgerbevolking, monitoren en onderzoeken van mensenrechtenschendingen, het scheppen van voorwaarden voor het verlenen van humanitaire hulp en het ondersteunen van de implementatie van de wapenstilstand. Hiertoe onderzoekt en documenteert de mensenrechtenafdeling van UNMISS schendingen van mensenrechten en internationaal humanitair recht. Als onderdeel van de taak de burgers te beschermen worden eveneens aanvallen op, en dreigingen voor, burgers in kaart gebracht. Ook humanitaire VN organisaties zoals OCHA en UNHCR brengen de situatie van slachtoffers van geweld in kaart.
Vraag 75
Waarom stelt de Intergovernmental Authority on Development (IGAD) geen sancties in, zeker gezien de rol die de IGAD speelt in het vredesproces in Zuid-Soedan?
Antwoord vraag 75
IGAD heeft meermaals met sancties en een verbod op wapenhandel gedreigd, maar de daad nog niet bij het woord gevoegd. De betrokken landen, met name buurlanden Uganda en Sudan, hebben zeer uiteenlopende belangen. Het lukt de regio daarom niet om daadwerkelijk over te gaan tot sancties of een wapenembargo tegen Zuid-Sudan. Nederland heeft de regio meermaals aangesproken op het belang van door de regio geïmplementeerde sancties en/of een wapenembargo, maar uiteindelijk zijn het de landen zelf die gezamenlijk moeten besluiten tot het instellen (en handhaven) van sancties.
Vraag 76
Heeft de VN maatregelen genomen tegen Zuid-Sudan nadat het land VN-vertegenwoordiger Toby Lanzer het land heeft uitgezet?
Antwoord vraag 76
SGVN Ban Ki-moon heeft onmiddellijk nadat de Zuid-Sudanese regering bekendmaakte Toby Lanzer tot persona non grata te hebben bestempeld een verklaring uitgebracht waarin het besluit wordt veroordeeld en de regering wordt opgeroepen om terug te komen op het besluit. Vergelijkbare verklaringen zijn ook uitgebracht door de internationale gemeenschap (o.a. VS, Canada, Duitsland, Nederland, EU Commissaris voor Humanitaire Hulp en Crisis Management Christos Stylianides, als ook de Heads of Mission van de EU, Canada en Zwitserland in Juba), helaas nog zonder succes. Ook tijdens een door OCHA en de Europese Commissie georganiseerde humanitaire conferentie in Genève op 16 juni heeft de internationale gemeenschap kritiek geuit op het besluit van de Zuid-Sudanese regering om Toby Lanzer het land uit te zetten. Toby Lanzer is tot aan zijn opvolging door Eugene Owusu overigens nog in functie als Speciale Vertegenwoordiger van de SGVN en Humanitair Coördinator.
Vraag 77
Welke rangen hebben de Nederlandse UNPOL functionarissen in Zuid-Soedan? Worden functionarissen met een lagere rang gestuurd na de wijzigingen in de taakuitvoering (van trainen naar community policing)? Zo ja, wat is het verschil tussen de rangen in de oude en nieuwe situatie? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 77
Bij elke rotatie van UNPOL worden de functievereisten van de VN zorgvuldig beoordeeld. Op grond van deze eisen wordt Nederlands KMAR- en Nationale Politie-personeel aangeboden aan UNMISS. De veranderingen in het UNMISS-mandaat en de daaruit volgende taakaanpassing van UNPOL hebben niet geleid tot een wijziging in de door de VN gevraagde rangen voor UNPOL. Aanpassing van de rangen is dus niet aan de orde. Wel wordt aandacht besteed aan het aanbieden van personeel met relevante ervaring (o.a. met community policing en vredesoperaties).
De Nederlandse UNPOL-functionarissen variëren in rang van Wachtmeester tot Luitenant. Binnen dit kader verschillen de rangen per rotatie, hoewel vanuit personeelsperspectief een evenwichtige verdeling wordt nagestreefd.
Vraag 78
Welke rangen hadden de in 2014 uitgezonden staffunctionarissen? Welke taken voerden zij precies uit? Zijn dit strategische functies? Zo nee, kan de Nederlandse bijdrage op strategisch betere posities worden ingezet? Wordt daar actief actie op ondernomen?
Antwoord vraag 78
Nederland levert elke rotatie binnen UNMISS staffunctionarissen voor dezelfde posities. Hun taken en daaraan gekoppeld hun rang staan dus van tevoren vast. Het betreft de rangen: luitenant-kolonel/kapitein-luitenant ter zee, majoor/luitenant ter zee der 1e klasse en kapitein/luitenant ter zee der 2e klasse oudste categorie. Nederland levert een militair juridisch adviseur, een stafofficier logistieke planning, een stafofficier luchtoperaties en een stafofficier civiel-militaire samenwerking. Daarnaast levert Nederland twee staffunctionarissen die de informatie- en inlichtingenpositie van het hoofdkwartier van UNMISS ondersteunen. Hoewel deze functies niet als strategisch worden aangemerkt zijn ze wel van belang voor het goed functioneren van de missie. Er is op dit moment geen aanleiding om op andere posities in te zetten.
Vraag 79
De Nederlandse militairen hebben (logischerwijs?) beperkte invloed op het verloop van de trainingsmissie, hebben de Nederlandse militairen wel invloed op het verloop van de trainingen zelf?
Antwoord vraag 79
De Nederlandse bijdrage aan EUTM Mali is één militair binnen de Belgisch-Spaanse beveiligingseenheid. Deze militair heeft geen invloed op het verloop van de trainingen.
Vraag 80
Wat is de reden dat Nederlandse militairen binnen UNMISS in beginsel onbewapend zijn? Welke gevolgen heeft dit voor de veiligheid voor deze militairen, gezien de situatie in Zuid-Soedan? Is er sprake geweest van het daadwerkelijk dragen van wapens door Nederlandse militairen? Zo ja, wat was daarvoor de directe aanleiding? Zijn die wapens in dat geval gebruikt? Graag een toelichting.
Antwoord vraag 80
Nederlandse militairen zijn in beginsel ongewapend omdat de UN Force Commander en de UN Police Commissioner dit voorschrijven in hun procedures. De militairen werken op door de VN beveiligde kampen of bewapende VN-beveiliging (force protection) is tijdens werkzaamheden buiten de kampen in hun onmiddellijke omgeving aanwezig. Daadwerkelijk zijn de aanwezige wapens slechts bij hoge uitzondering gedragen. Dit is gebeurd bij een verhoogde dreiging naar aanleiding van het feit dat het Zuid Soedanese conflict exact één jaar oud was, en eenmaal bij een schotenwisseling in de directe omgeving van de locatie waar de Nederlanders zijn gehuisvest. Er is tot heden geen gebruik gemaakt van de aanwezige wapens.
Vraag 81
Kunt u aangeven hoeveel Somalische militairen inmiddels succesvol zijn getraind door de missie EUTM-Somalië?
Antwoord vraag 81
Tot nu toe heeft EUTM-Somalië bijna 5000 Somalische militairen getraind. De Somali National Army (SNA) neemt in toenemende mate deel aan offensieven tegen al-Shabaab, die worden geleid door de missie van de Afrikaanse Unie (AMISOM). De duurzaamheid van de behaalde resultaten blijft echter een zorgpunt, onder meer vanwege uitstroom van de getrainde militairen. EUTM Somalië ondersteunt daarom bijvoorbeeld bij het opzetten van een personeelsregistratiesysteem, zodat beter gevolgd kan worden waar getrainde militairen terechtkomen.
Vraag 82
Waardoor wordt de beperkte beschikbaarheid van force protection-eenheden veroorzaakt en welke maatregelen worden genomen om de beschikbaarheid weer optimaal te krijgen?
Antwoord vraag 82
De beschikbaarheid van eenheden en de financiering daarvan beperkte in het verleden het aantal force protection eenheden. Sinds begin 2015 heeft Italië een tweede force protection eenheid in de missie ingebracht.
Vraag 83
Gaat het kabinet de duurzaamheid van de behaalde resultaten van de operaties in Mali en Somalië ondanks de op pagina 36 genoemde problemen in de toekomst wel inzichtelijk proberen te maken?
Antwoord vraag 83
Het is aan de EU trainingsmissies, zowel in Mali als in Somalië, zelf om inzichtelijk te maken welke (duurzame) resultaten zijn behaald. Nederland heeft bij de strategic reviews van deze missies gepleit voor missie-rapportages die beter inzicht geven in het effect van de gegeven trainingen.
Vraag 84
Ligt de aanpak van de onderliggende oorzaken van piraterij op schema?
Antwoord vraag 84
De aanpak van onderliggende oorzaken van piraterij is een proces van lange adem, waar geen specifiek tijdsschema voor bestaat.
Piraterij blijft vooralsnog een aantrekkelijk verdienmodel in een land dat wordt gekenmerkt door chronische armoede, werkloosheid en een gebrek aan economische kansen. Daarom is de afgelopen jaren de internationale aandacht voor de aanpak van de onderliggende oorzaken van piraterij op land toegenomen. Dit vraagt om internationale inzet en een geïntegreerde benadering, gericht op de versterking van het staatsgezag, de opbouw van legitieme instituties en een functionerende veiligheidssector. Daarnaast is economische ontwikkeling noodzakelijk om alternatieve bronnen van inkomsten te ontwikkelen, vooral voor jongeren in kustgemeenschappen.
Vraag 85
Om welke concrete «behaalde resultaten» gaat het met betrekking tot Burundi?
Antwoord vraag 85
Het Security Sector Development programma (SSD) ging in 2014 de derde fase in. In deze fase richten de activiteiten zich op duurzame capaciteitsopbouw van Ministerie van Publieke Veiligheid/Politie en Ministerie van Defensie, en op de bevordering van transparantie van budgetten van beide ministeries onder meer via het opleiden en coachen van kaderpersoneel binnen de Burundese overheid. De trainingen in 2014 richtten zich onder meer ook op mensenrechten, gender awareness en militaire ethiek. Tevens werd het logistiek project «Groupement des Materiels Automobile et Engines» voltooid. Dit project verbeterde de doelmatigheid en kwaliteit van het technisch onderhoud aan voertuigen. Daarnaast werd de implementatie van de Defense Review begeleid.
Vraag 86
Welke gevolgen voor de Nederlandse inzet in Burundi zijn er, als Burundees overheidspersoneel betrokken blijkt te zijn bij executies?
Antwoord vraag 86
Al in 2012, stelde Nederland uit onvrede over de ondermaatse follow-up van ernstige schendingen van mensenrechten waarbij leger en politie betrokken waren, een sanctie binnen het SSD programma in: geen deelname aan trainingen in het buitenland voor Burundiers op kosten van het project. Begin 2014 werd, o.b.v. politiek overleg, besloten tot opschorting van de sanctie.
Op dit moment zijn, vanwege de onoverzichtelijke veiligheidssituatie na de mislukte staatsgreep van 13 mei en het gebrek aan politieke ruimte voor de oppositie in de aanloop naar de op 29 juni (o.a. parlement) en 15 juli (president) te houden verkiezingen, de leger- en politie pijler van het SSD programma opgeschort. De opschorting betekent dat alle technische activiteiten binnen leger en politie tijdelijk zijn stil gelegd en dat de Burundese hoofden en leden van de onder het project vallende «Unités de Gestion» (UdG) op non-actief zijn gesteld. De goed bestuur pijler, die zicht richt op parlement en maatschappelijk middenveld, is expliciet niet opgeschort.
In EU verband wordt gewerkt aan een sanctielijst en visa ban voor Burundees overheidspersoneel betrokken bij executies en andere misstanden.
Vraag 87
Wordt het ACOTA-programma, waarbij trainingen worden verzorgd voor Afrikaanse troepen zodat zij voor de eigen veiligheid in de regio kunnen zorgen, in de toekomst weer hervat? Gaat u hier eventueel aan meewerken?
Antwoord vraag 87
Het ACOTA-programma in zijn geheel is niet opgeschort. Op dit moment vindt alleen het programma in Burundi vanwege de recente politieke ontwikkelingen en de daardoor ontstane veiligheidssituatie geen doorgang. Daarbij is ook door de Burundese autoriteiten aangegeven dat zij op dit moment geen mogelijkheden zien troepen voor training ten behoeve van vredesmissies ter beschikking te stellen. Nederland heeft de personele en financiële bijdrage aan het ACOTA programma in Burundi naar aanleiding van de recente gebeurtenissen opgeschort. Dit is in lijn met de opschorting van het Nederlandse SSD-programma in Burundi. Op dit moment is niet bekend wanneer de ACOTA trainingen in Burundi weer hervat zullen worden. Zodra de ACOTA trainingen weer doorgang vinden zal het kabinet een besluit nemen over hervatting van de Nederlandse bijdrage.
Vraag 88
Kan de incidentele inzet van de Nederlandse krijgsmacht bij strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde als klein of groot worden bestempeld?
Antwoord vraag 88
De rapportage over 2014 betreft in totaal 197 inzetten. De 85 inzetten hiervan voor strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde vormen circa 40 procent van het totaal. Dat is een significant deel. Als dit aantal echter vergeleken zou worden met het totaal aantal inzetten door de politie, dan is de kwalificatie terug te brengen tot klein.
Vraag 89
U schrijft in het kader van de Nuclear Security Summit (NSS) in Den Haag dat in de nabije toekomst meerdere grootschalige operaties zullen worden gehouden. Waarop doelt u daarmee specifiek?
Antwoord vraag 89
Na de Nuclear Summer Summit (NSS) in Den Haag is onder meer de Global Conference on Cyber Security georganiseerd en volgend jaar is Nederland voorzitter van de EU. Nederland heeft bewezen een evenement van dergelijke omvang en importantie te kunnen organiseren. Defensie heeft daar een belangrijke bijdrage aan geleverd en kan dat desgevraagd in de toekomst herhalen.
Vraag 90
Wat was de omvang van de Nederlandse marechausseecapaciteit, die is ingezet tijdens verschillende Frontex operaties?
Antwoord vraag 90
Uit de meest recente Frontex-rapportage blijkt dat Nederland in 2014 in totaal 3.605 dagen aan personele inzet heeft gedaan. Daarmee behoorde Nederland tot de vijf grootste leveranciers van personeel aan Frontex-operaties. In totaal zijn 95 Nederlanders ingezet. Dit betrof voornamelijk KMar personeel en in mindere mate medewerkers van de Zeehavenpolitie.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29521-296.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.