29 279 Rechtsstaat en Rechtsorde

Nr. 540 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 oktober 2019

Op 18 december 2018 werd het Designcollege in Rotterdam opgeschrikt door een aantal schoten. Hierdoor kwam op gewelddadige wijze een einde aan het leven van de zestienjarige Hümeyra Ergincanli. Dit was een grote klap voor haar familie, vrienden, klasgenoten en naasten. Het is moeilijk het verdriet en gemis te bevatten dat zij voelen sinds de fatale gebeurtenis op 18 december 2018. Naar hen gaat mijn medeleven uit.

De voor het toezicht op deze organisaties verantwoordelijke Inspectie van Justitie en Veiligheid (hierna: de Inspectie) heeft op 21 december 2018 aangekondigd onderzoek te doen naar het handelen van de politie en Reclassering Nederland (hierna: Reclassering).1 De Inspectie heeft ook gekeken naar de rol van Slachtofferhulp Nederland (SHN) en het Openbaar Ministerie (OM). Omdat ook Veilig Thuis (VT) betrokken was, heeft de Inspectie samengewerkt met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Bij haar onderzoek heeft de Inspectie ook de conclusies en aanbevelingen uit eerdere onderzoeken betrokken, zoals het onderzoek «TweeSteden» uit 2016.2 Mede namens de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bied ik hiermee uw Kamer het rapport van de Inspectie aan3.

De conclusies van de Inspectie zijn pijnlijk en helder: de aanpak van de stalking van Hümeyra is ernstig tekortgeschoten. De politie, het OM, VT en het betrokken Zorg- en Veiligheidshuis (ZVH) hebben onvoldoende aandacht gehad voor de bescherming van Hümeyra. De (strafrechtelijke) aanpak door de politie en het OM en het toezicht van de Reclassering zijn onvoldoende gericht geweest op het stoppen van de stalking door Bekir E. (hierna: E.).

De ketenpartners hebben – naast de eigen taken en verantwoordelijkheden – een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de veiligheid van slachtoffers. In deze zaak is de ketensamenwerking niet goed verlopen.

Voor de nabestaanden zal dit een indringende conclusie zijn. Alle betrokken partijen moeten van deze gebeurtenis leren. Dat zijn wij aan Hümeyra, haar nabestaanden en de samenleving verplicht. De conclusies en aanbevelingen die de Inspectie doet, onderschrijf ik. Alle betrokken partijen hebben aangegeven op korte termijn aan de slag te gaan met de aanbevelingen danwel hiermee reeds gestart te zijn.

In deze brief benoem ik de aanbevelingen en ga ik in op de maatregelen die zijn en worden getroffen en de monitoring hiervan. Voor een weergave van de feiten verwijs ik u naar het rapport.

Aanbevelingen

De Inspectie heeft de gebeurtenissen in samenhang geanalyseerd en heeft op basis daarvan conclusies getrokken en – verkort weergegeven – de volgende aanbevelingen gedaan:

Voor politie, OM, Reclassering en VT:

  • Zorg dat de ketensamenwerking ook in de uitvoering een gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt.

  • Zorg dat er in alle gevallen van ex-partnerstalking toereikende aandacht is voor de bescherming van het slachtoffer en voor het stoppen van de stalking.

  • Geef bij de aanpak van ex-partnerstalking expliciet aandacht aan:

    • herkenning van mogelijke stalking;

    • risico-inschatting en slachtofferveiligheid;

    • zaaksverantwoordelijkheid en regie;

    • samenwerking en communicatie.

Voor de politie:

  • Zorg dat de implementatie van de nieuwe werkinstructie stalking van de politie uiterlijk einde van dit jaar is afgerond. Besteed hierbij expliciet aandacht aan het gebruik van de vragenlijst stalking en het SASH-instrument.

Maatregelen

De Inspectie constateert dat de afgelopen jaren door partijen in verschillende programma’s gewerkt is aan het intensiveren van de samenwerking bij de aanpak van huiselijk geweld, waaronder ook ex-partnerstalking wordt verstaan. Het gaat onder meer om het programma «Geweld hoort nergens thuis» en de ontwikkelagenda «Veiligheid Voorop!». De Inspectie constateert ook dat in die programma’s de veiligheid van het slachtoffer centraal staat, maar dat er ruimte is voor verbetering. De aanbevelingen die de Inspectie hiervoor doet, zie ik als een bevestiging van de opdracht waar de betrokken organisaties zich in deze programma’s aan verbonden hebben.

De bevindingen van de Inspectie bevestigen dat een consequente en slagvaardige toepassing van het strafrecht, in goede samenhang met de inzet van hulpverlening, een belangrijk onderdeel is van de aanpak van stalking. Gedrag als dat van E. vraagt dat politie, de Reclassering en het OM een duidelijke norm stellen als er strafbare feiten worden gepleegd. Ook moeten snel consequenties worden verbonden aan het overtreden van opgelegde voorwaarden. Weliswaar met oog voor de rechten van de verdachte, maar met de bescherming van slachtoffer en samenleving voorop. De tekortgeschoten aanpak van de stalking van Hümeyra laat zien dat dit beter moet.

Hierna ga ik eerst in op de al lopende verbetermaatregelen en vervolgens op de aanvullende maatregelen die worden getroffen.

Lopende verbetermaatregelen

Het onderzoek van de Inspectie bevestigt de noodzaak om bestaande verbeterplannen, zowel binnen de strafrechtketen alsook in de hulpverlening, met de grootst mogelijke spoed en urgentie te implementeren in de dagelijkse praktijk. Dit is nodig om het risico op herhaling van een dergelijk tragisch incident te minimaliseren. Ik heb samen met de Minister voor Rechtsbescherming op landelijk niveau de betreffende partijen bij elkaar gebracht om te bespreken wat binnen de afzonderlijke organisaties beter moet en hoe zij daarmee kunnen bijdragen aan de versterking van de keten als geheel.

De politie en het OM hebben de afgelopen periode stappen gezet in de aanpak van ex-partnerstalking. Zo is er bijvoorbeeld door de politie een nieuwe werkinstructie stalking opgesteld naar aanleiding van de aanbevelingen uit het onderzoek «TweeSteden».4 De implementatie hiervan zal uiterlijk 31 december 2019 in alle politie-eenheden zijn afgerond.

Ook bij andere betrokken organisaties zijn de fundamenten gelegd voor een vernieuwde aanpak van onder meer stalking. Dit is met name gebeurd in het kader van de ontwikkelagenda «Veiligheid Voorop!» van politie, OM, Raad voor de Kinderbescherming, Reclassering en VT, die in nauwe afstemming met het actieprogramma «Geweld hoort nergens thuis» is vormgegeven. De kern van deze aanpak is dat vanuit verschillende domeinen samen en in samenhang wordt gedaan wat nodig is om de veiligheid van slachtoffers zeker te stellen, de noodzakelijke zorg in te zetten om de stalking en/of het geweld duurzaam te laten stoppen, daders op te sporen en te vervolgen en recidive te voorkomen. Hier wordt dagelijks door vele toegewijde professionals in allerlei domeinen hard aan gewerkt. Deze werkwijze vormt ook het antwoord op de aanbevelingen van de Inspectie: zorg voor herkenning, overzicht, communicatie en oog voor het slachtoffer. De aanpak van de stalking van Hümeyra onderstreept nogmaals de noodzaak voor alle betrokken partijen om deze fundamenten snel uit te bouwen.

Ook in de betreffende regio Rotterdam-Rijnmond is inmiddels gestart met de implementatie van verbeteringen die tot doel hebben om het risico op herhaling te minimaliseren op basis van de lessen uit deze gebeurtenis. Hierbij moet de opening medio april 2020 in Rotterdam van het Centrum Huiselijk Geweld en Kindermishandeling helpen.5 Het centrum is er voor slachtoffers en plegers van huiselijk geweld en kindermishandeling, waarbij de benodigde expertise fysiek onder één dak aanwezig is. Dit moet ertoe leiden dat acuut geweld eerder wordt gestopt, de veiligheid van slachtoffers wordt vergroot, er een passende aanpak voor plegers volgt en dat de betrokken organisaties beter met elkaar samenwerken.

Voor alle 26 VT-organisaties geldt dat zij sinds begin 2019 een nieuwe werkwijze hebben, gebaseerd op een aangepast Handelingsprotocol. Deze nieuwe werkwijze is ingericht conform de visie op ketenzorg bij huiselijk geweld en kindermishandeling. Veiligheid is de rode draad bij de samenwerking met en tussen (justitiële) ketenpartners en de lokale wijkteams. Die samenwerking is dan ook verstevigd sinds de invoering van dit nieuwe Handelingsprotocol.

De maatregelen zijn nadrukkelijk bedoeld om betere uitvoering van bestaande afspraken te realiseren en knelpunten weg te nemen. Deze maatregelen dragen niet alleen bij aan een effectievere aanpak van ex-partnerstalking, maar ook van andere vormen van (huiselijk) geweld.

Aanvullende verbetermaatregelen

1. Betere herkenning en inschatting risico’s

De aanpak van ex-partnerstalking start met het herkennen ervan, ook als er nog geen strafbare feiten zijn gepleegd. Doordat ex-partnerstalking zich kenmerkt door een opeenstapeling van verschillende incidenten, die op zichzelf niet altijd strafbare feiten zijn, is dit niet eenvoudig. Naast het herkennen is vervolgens nodig dat de mate van onveiligheid goed wordt ingeschat en er daarna wordt gehandeld om het slachtoffer te beschermen en de dader aan te pakken. Daarom hebben de betrokken partijen mij toegezegd het volgende te doen:

  • Snelle en goede veiligheidsbeoordeling: de politie vult bij een melding of aangifte van ex-partnerstalking altijd de SASH (Screening Assessment for Stalking and Harassment) in. Indien hieruit blijkt dat er sprake is van een situatie met een hoog risico, neemt de politie direct contact op met het OM (bij vermoedens van strafbare feiten) en VT om veiligheidsmaatregelen te treffen voor het slachtoffer.

  • Bij situaties met een laag- of middenrisico stuurt de politie de uitkomst van SASH mee in de melding aan VT. VT voert een veiligheidsbeoordeling uit en maakt indien nodig veiligheidsafspraken, die worden opgenomen in een veiligheidsplan. Deze veiligheidsmaatregelen kunnen ook uitgevoerd worden door een andere partij dan VT. Bij een verdenking van een strafbaar feit en als daarbij (strafrechtelijke) veiligheidsmaatregelen nodig zijn, wordt alsnog afgestemd met politie en OM.

  • Training politie: alle medewerkers die de SASH invullen, zijn of worden hier uiterlijk in 2019 op getraind. In 2020 start een traject om medewerkers te trainen in onder meer het herkennen van ex-partnerstalking.

  • Automatische zoekmachine: voor het geval dat een melding of aangifte niet als stalking wordt geregistreerd, is een automatische zoekmachine ontwikkeld (een query). De query is een lijst met potentiële ex-partnerstalkingzaken en bedoeld als vangnet daar waar de stalking niet meteen is herkend. De query kan de dag nadat een nieuwe melding of aangifte is geregistreerd, worden uitgelezen. Ex-partnerstalkingzaken die niet als zodanig waren geregistreerd, worden dan alsnog opgepakt.

  • Tools/app: de politie heeft een app huiselijk geweld ontwikkeld die per juli 2019 in gebruik is, waardoor iedere agent laagdrempelig toegang heeft tot informatie over ex-partnerstalking.

  • Gezamenlijke training: medewerkers van politie, OM, Reclassering en SHN worden op de ZSM-locaties gezamenlijk getraind op het herkennen van stalking, het inschatten van de mate van onveiligheid en hoe vervolgens te handelen. Waar VT al betrokken is bij ZSM, zal VT hieraan deelnemen. Waar dit nog niet het geval is, zal per regio gekeken worden hoe het gezamenlijk trainen het beste vormgegeven kan worden. Met deze training wordt, naast de leerlijn bij de Politieacademie, ook uitvoering gegeven aan de motie van de leden Den Boer en Bergkamp.6

  • Versterking expertise ZVH en VT-organisaties: het ZVH Rotterdam Rijnmond en VT Rotterdam ontwikkelen een aanpak stalking. Zij stellen deze aanpak in 2020 beschikbaar aan de overige ZVH-en en VT-organisaties, voor zover die nog geen werkwijze hebben ontwikkeld.

2. Zaaksverantwoordelijkheid en regie

Na de herkenning en veiligheidsbeoordeling is het van belang om het slachtoffer en de verdachte/dader in het oog te houden en snel te reageren op nieuwe informatie. Om dit goed vorm te geven, moeten de betrokken organisaties actief nieuwe informatie uitwisselen en nauw samenwerken bij het bepalen van de beste opvolging. Zoals uit het rapport blijkt, moet dit beter.

Een belangrijke randvoorwaarde is dat alle partijen binnen de eigen organisatie de regie ten aanzien van stalkingzaken op orde hebben. Dat wil zeggen dat één functionaris verantwoordelijk is voor overzicht en regie op een casus en waar nodig opschaalt binnen de organisatie of naar partners.

Het inrichten van casusregie binnen de politie voor stalkingzaken was al onderdeel van de verbetermaatregelen naar aanleiding van het onderzoek «TweeSteden». De politie gaat op basis van de lessen uit deze gebeurtenis de casusregie binnen de eigen organisatie versterken. Concreet betekent dit dat binnen het politiebasisteam van het gebied waar het slachtoffer woont, er een casusregisseur is die het overzicht en de regie heeft in de zaak. De casusregisseur is aanspreekpunt voor collega’s en ketenpartners, maakt (in samenspraak met VT en het OM) een plan van aanpak, volgt de zaak en past het plan van aanpak zo nodig aan, zorgt voor goede informatievoorziening en overdracht zowel in- als extern, houdt contact met verschillende politieonderdelen en partners en stuurt bij/schaalt op waar nodig.

Binnen de eigen organisaties moet de regie op orde zijn. Daarbij moet geborgd worden dat partijen op basis van een gedeeld informatiebeeld, ieder vanuit de eigen verantwoordelijkheid, gezamenlijk en snel kunnen bepalen of er wijzigingen in de situatie zijn die actie vragen, welke actie dat moet zijn en welke partij daarvoor verantwoordelijk is. De ZSM-tafel is hiervoor bij uitstek de plek. Aan de ZSM-tafels zitten politie, Reclassering, SHN en OM zeven dagen in de week samen. In sommige regio’s is ook VT vertegenwoordigd. Aan die tafel kan snel alle relevante informatie bij elkaar worden gebracht. Op basis hiervan bepalen partijen samen wie wat gaat doen. De ZSM-tafel wordt daarmee de vaste plek waar de organisatie-overstijgende regie op een stalkingszaak vorm wordt gegeven. De ketenpartners bewaken aan die tafel de naleving van de gemaakte afspraken.

Tot slot krijgt SHN een escalatiemogelijkheid, hetgeen inhoudt dat er bij politie, Reclassering en OM contactpersonen worden aangewezen waar SHN terecht kan bij ernstige zorgen over de veiligheid van slachtoffers. Dit moet ertoe leiden dat als SHN signaleert dat er onvoldoende wordt gehandeld op een zaak, dit beter gehoor vindt.

3. Verscherpte strafrechtelijke aanpak

Het strafrecht biedt een ruim instrumentarium om richting verdachte of dader snel en accuraat op te treden zodat het slachtoffer van stalking beter wordt beschermd. Dit vereist een consistente en slagvaardige toepassing door de betrokken strafrechtketenpartners vanuit een eenduidig handelingskader. De ambitie is om sneller een zaak te beoordelen op ernst van de misdrijfverdenking en te bepalen of de strafrechter moet worden ingeschakeld.

Daarbij is het goed om te realiseren dat het hier om een complex delict gaat met vaak ingewikkelde relaties tussen slachtoffers en daders wat de bewijsbaarheid van het misdrijf van belaging7 niet eenvoudig maakt.

De inzet van het strafrecht wint aan kracht door dit te koppelen aan de inspanningen van andere partijen, waaronder hulpverleners, die betrokken zijn bij een zaak. Met een op elkaar afgestemde aanpak kan betere bescherming voor het slachtoffer en (indien aanwezig) de kinderen worden georganiseerd. Belangrijk is dat hierdoor ook sneller een passende aanpak en bestraffing van de dader kan plaatsvinden die daadwerkelijk leidt tot gedragsverandering.

Om hier in de praktijk beter uitvoering aan te geven hebben de betrokken partijen mij toegezegd het volgende doen:

  • Herbeoordeling aanwijzingen OM: het OM zal zijn aanwijzingen gaan herbeoordelen en waar nodig binnen enkele maanden aanpassen, mede ten aanzien van de afgrenzing tussen voorwaardelijk sepot, strafbeschikking en het (sneller) voorgeleiden en dagvaarden van verdachten.

  • Sneller optreden: het aanpakken van een dader is het meest effectief als de straf snel op het incident volgt. Daarom zijn het OM en de drie reclasseringsorganisaties samen met VT in 2018 op twee plekken gestart met het spreekuur huiselijk geweld voor daders/verdachten. Door het spreekuur kan sneller bepaald worden welke strafrechtelijke (veiligheids)maatregel aansluit op de veiligheidsvoorwaarden die onder regie van VT ten behoeve van het veiligheidsplan worden opgesteld. Begeleiding of toezicht door de Reclassering kunnen hierdoor snel starten. De eerste evaluatie lijkt positief. Daarom wordt in 2020 deze werkwijze uitgebreid en vervolgens opnieuw geëvalueerd. Daarbij is het uiteraard aan het OM om te kiezen voor een buitengerechtelijke afdoening of, gelet op de ernst van de zaak of de gevaarzetting vanuit de verdachte, te kiezen om de zaak bij de strafrechter aan te brengen en in het voortraject reeds toezicht door de Reclassering in te zetten.

  • Overtreding van voorwaarden worden sneller gesanctioneerd: het is voor de veiligheid van het slachtoffer belangrijk dat bij overtreding van contact-, locatie- en gebiedsverboden snel en normerend richting verdachte of dader wordt opgetreden. Plegers moeten zo spoedig mogelijk de consequentie van een overtreding ondervinden. Bij overtreding van gedragsvoorwaarden, bij een sepot, strafbeschikking, schorsing van de voorlopige hechtenis, voorwaardelijke veroordeling of voorwaardelijke invrijheidsstelling moet de politie snel acteren en goed onderzoek doen om de overtreding te stoppen. Als de Reclassering constateert dat dergelijke verboden worden overtreden, zal zij, als daar voldoende reden voor is, het OM zo snel mogelijk vragen om de zaak bij de strafrechter aan te brengen. De rechtspraak en het OM zullen overeenkomstig het strafprocesreglement8 afspraken over termijnen waarbinnen zogeheten tenuitvoerleggingszittingen plaatsvinden in een convenant opnemen.

  • Aanpassing afwegingskader Reclassering: de Reclassering heeft haar handelingskader voor gegevensverstrekking verder verruimd. Slachtofferbewust werken is onderdeel van de taken van de Reclassering. Zo worden onder andere bij het advies aan het OM en de Dienst Justitiële Inrichtingen de belangen van slachtoffers en nabestaanden meegewogen. Als uit relevante signalen (van ketenpartners) blijkt dat de veiligheid van het slachtoffer in het geding is, meldt de Reclassering de overtreding aan het OM en/of de politie.

Van belang is nog dat naar verwachting per 1 januari 2020 de Wet Uitvoering strafrechtelijke beslissingen (USB) in werking zal treden. Dit brengt een andere verhouding tussen betrokken organisaties met zich mee. Het OM is dan niet langer eindverantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. De politie, Reclassering en het CJIB worden in een meer zelfstandige rol geplaatst onder de verantwoordelijkheid van de Minister voor Rechtsbescherming. Binnen het kader van de Wet USB zijn beleidsregels ontwikkeld die invulling geven aan deze nieuwe verantwoordelijkheidsverdeling. In het komende tijdvak worden deze beproefd en met de betrokken organisaties verder doorontwikkeld, onder meer ten aanzien van de rol van de Reclassering en de politie.

4. Versterken slachtofferveiligheid

Om meer inzicht te krijgen in de werking van strafrechtelijke gedragsinterventies in de praktijk, waaronder de zogeheten beschermingsbevelen, heeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid het WODC gevraagd onderzoek te verrichten naar de handhaving en veiligheid bij strafrechtelijke contact-, locatie- en gebiedsverboden die zijn ingezet bij de schorsing van de voorlopige hechtenis, de gedragsaanwijzing van de officier van justitie, de vrijheidsbeperkende maatregel, en de voorwaardelijke veroordeling. Op 18 juni jl. heb ik uw Kamer het onderzoek aangeboden en hierbij toegezegd een aanvullende reactie te sturen met een toelichting op de maatregelen die worden genomen naar aanleiding van de inzichten van het onderzoek. 9 Hierbij wordt deze toezegging gestand gedaan.

Het onderzoek biedt belangrijke inzichten in de succesfactoren die kunnen bijdragen aan het verhogen van de effectiviteit van een beschermingsbevel. Het onderzoek laat ook zien dat er nog ruimte is voor verbetering van de uitvoering in de praktijk. Zo is het slachtoffers niet altijd duidelijk waar zij terecht kunnen om een schending te melden of welke handhavingsreactie volgt. Handhavingsinstanties reageren volgens slachtoffers daarbij niet altijd met voldoende urgentie als door hen een schending van een verbod wordt geconstateerd. Dat blijkt ook uit de aanpak van de stalking van Hümeyra. SHN heeft als enige partij nadrukkelijk oog gehad voor de aanhoudende inbreuk door E. op de persoonlijke levenssfeer van Hümeyra.

Partijen hebben mij toegezegd om het volgende te doen om de veiligheid van het slachtoffer te versterken:

  • Vaker inzet enkelband overwegen: de Reclassering zal bij situaties met een hoog risico van ex-partnerstalking altijd de inzet van een enkelband overwegen en motiveert de keuze voor het al dan niet toepassen van elektronische controlemiddelen in haar advisering. Uiteraard kan stalking zelf niet met een enkelband worden voorkomen. Veel stalking – zo ook door E. – heeft vaak een digitaal karakter (telefonie, WhatsApp, etc.). Een elektronisch gecontroleerd locatieverbod kan echter wel een extra controle op de pleger vormen en daarmee ook een preventieve werking hebben.

  • Duidelijke communicatie met slachtoffers: voor signalering van schendingen – zeker als het gaat om een contactverbod – is de keten in grote mate afhankelijk van het slachtoffer. Daarom is het van belang dat slachtoffers 1) als een beschermingsbevel wordt opgelegd goed uitgelegd krijgen wat een beschermingsbevel betekent; 2) duidelijke en eenduidige informatie van de politie krijgen over waar een schending moet worden gemeld; 3) door de politie worden begeleid in de wijze waarop schendingen moeten worden gemeld (bewijsmateriaal) en wat zij na hun melding kunnen verwachten en 4) na hun melding te horen krijgen wat er met hun melding is gebeurd. In de eerste helft van 2020 leveren ketenpartners een voorstel op over hoe de communicatie met slachtoffers op de bovengenoemde momenten wordt verbeterd.

  • De politieagenten die moeten handelen zijn snel op de hoogte van beschermingsbevelen: het is voor de politie niet altijd duidelijk voor wie er beschermingsbevelen gelden. De politie zal er daarom voor zorgdragen dat alle correct en volledig door het CJIB aangeleverde beschermingsbevelen zorgvuldig, tijdig en eenduidig in de politiesystemen verwerkt worden. Dit betekent dat de bevelen zichtbaar zijn voor de meldkamers bij een acute melding, zodat dit mee wordt gegeven aan de collega’s op straat. Daarnaast start ik samen met politie, het CJIB, Reclassering en het OM een traject om het proces rondom de (handhaving van) beschermings-bevelen verder te verbeteren.

Monitoring

De Inspectie heeft in haar aanbevelingen opgenomen dat partijen de opvolging van de aanbevelingen medio 2020 aan de Inspectie moeten melden. Gezien de urgentie van de problematiek hecht ik er aan de voortgang van de genomen maatregelen nauw te volgen. In dat kader wordt uw Kamer tweemaal per jaar geïnformeerd over de stand van zaken van de in deze brief genoemde maatregelen door middel van de voortgangsrapportages van het programma «Geweld hoort nergens thuis». Daarnaast voert de politie zelf een periodieke audit uit op het (verbeterde) werkproces stalking bij de politie. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Van Dam c.s.10

Tot slot

Wat er is gebeurd op 18 december 2018 kan op geen enkele manier ongedaan worden gemaakt. Helaas kunnen we nooit garanderen dat in de toekomst stalkers geen nieuwe slachtoffers zullen maken. Ik wil met de in deze brief uitgewerkte maatregelen slachtoffers van stalking de bescherming bieden die zij mogen verwachten. Dat doe ik samen met de vele duizenden professionals die met een groot gevoel van verantwoordelijkheid werken binnen de strafrechtketen, Veilig Thuis, Slachtofferhulp Nederland en de Zorg- en Veiligheidshuizen. Het is nu zaak om te laten zien dat we van deze afschuwelijke gebeurtenis hebben geleerd en dit aangrijpen om het beter te doen.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus


X Noot
2

Kamerstuk 29 628, nr. 644.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Zie hiervoor ook Kamerstuk 29 628, nr. 644.

X Noot
5

Dit is een pilot van het programma «Geweld hoort nergens thuis».

X Noot
6

Kamerstuk 29 911, nr. 234.

X Noot
7

De juridische term voor stalking is belaging, art. 284 Wetboek van Strafrecht.

X Noot
8

Artikel 14.2 Landelijk Strafprocesreglement.

X Noot
9

Kamerstuk 33 552, nr. 54.

X Noot
10

Kamerstuk 29 911, nr. 233.

Naar boven